HELDERSCHE COURANT VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wleringen en Anna Paulowna No. 4426 DONDERDAG 11 FEBRUARI 1916 43o JAARGANG Abonnement per 3 mnd. 65 ct., franco per post Zondagsblad 371 Modeblad 65 Voor het Buitenland bij vooruitbetaling 90 ct., Buitenland f 1.90 45 „0.75 75 „1.00 Losse nummers der Courant 2 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50 Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbet.) 30 cent. Elke regel meer 6 ct. Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent. Elke.regel meer 15 cent. Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 2ri°/0 hooger berekend. Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 21 cent. Stelling van DEN HELDER. Ontspannings-avonden. Donderd. 11 i „Casino" Muziek .avond „D.M'.V." VrUdag 12 j Marlne-canUnci Stafmuzlok Zaterdag 18 Kiriftanhav. 87 „Holdor's Gemengd Koor" Voor aanvang en ontróo zlo aan kondiging. Bovendien op 10 Fobr. Erfprins 100,27 L.W.I.100, Kükduln 00; op 11 Febr. Nautilus 00. Torp.- raag. 60 en Landvak 160. 7-8 u. DE WEEK. 9 Februari De „leestafel-strategen", die sinds begin Augustus-1914 reeds zooveel overbodigen angst on óók ongemoti veerde luchthartigheid, door hen beurtelings opgewekt, op hun gewe ten hebben, zij roerden zich in de jongste dagen weer met buitenge wone opgewektheid. De bedreigingen van Duitschland tegen de neutrale koopvaardij gericht; de conferentiën van minister Rambonnet met de directien der groote stoomvaart-maat schappijen; de tijding dat het „con- voieeren" onzer schepen op dezo bijeenkomst was „aangeroerd" dat laatste vooral bood schitterend gele genheid om argeloozen en weinig critisch-aangelegde zielen te doen sidderen. De 18e Februari 1915 zou dan het groote „keerpunt" zijnvan dien datum af wordt 't slechts een kwestie van uren, dat het arme Nederland in den wereldbrand zal worden betrokken En dan citeert men uit vlugschriften, waarin betoogd wordt, dat we tien, twintigmaal meer hadden moeten doen ter bescherming van onze neutraliteitWal dit laatste betreft, slaan de thans zeer zwartkijkerig-gestenide„leestafel-stra- tegen" den plank niet heelemaal mis. De heer Albert Carré, het hoofd der vermaarde ondernem ing; deerfgenaam van de wereldberoemde reputatie op „equestrisch gebied", om in pom- peusen circusstal te blijven - heeft een kranig voorbeeld gegeven door zich aan te melden voor den vrij wil ligen Landstorm. Zeker, onze mobi lisatie is voortreffelijk tot stand ge komen. En ondanks al de klachten en grieven, welke wij weer zullen hooren in het Parlementals het oorlogs-krediet van dertig millioen straks a. s. Dinsdag vangt het brok werkperiode voor de Tweede Kamer aan, dat eerst tegen Paschen zal ein digen aan de orde isOndanks al dat gerechtvaardigd en ook wel ongegrond overdreven pruttelen en mopperen is, over 't algemeen, de „geest" onder de gemobiliseerden goed. Wanneer dit na verloop van ruim zes maanden naar waarheid kan worden getuigd, dan wijst 't op waarachtig-levensbesef, dat er krach tige samenwerking moet zijnvan de „saamhoorigheid", waar minister Treub 't over had Zondag jl., bij zijn bezoek aan de Amsterdamsche ten toonstelling ten bate van onze kun stenaars Maar wat de zoon van wijlen Oscar Carré heeft gedaan, is voor velen in den lande een bescha mend voorbeeld. Aan den vrij willigen, spontanen drang onder hen, die door de wet niet zijn aangewezen om bij Militie, Landweer of Land storm te dienenzich oefenen voor den zwaren dag, die k;\n aanbreken voor PatriaJa, daar ontbreekt in den lande nog heel wat aan. Het getal van jonge, krachtige mannen, in den opgang der jaren of in den vollen bloei des levens, die energie, fut genoeg hebben om zich to ont rukken aan het makkelijke leventje van genieten en voorts passief-toe- schouwer zijn van de schrikkelijke crisis, welke tot vlak-bij onze grenzen wordt afgespeeld; 't is zeer stellig niet groot Van Engelscho zijde is pas erkend, dat Nederland tegenover de vluchte lingen zijn plicht ten volle heeft ver vuld. Er toeven thans op ons gebied - heeft de „Times" pas voorgere kend— 200.000 behoeftige Belgische uitgewekenen, van wie 50 k 60.000 vrouwen en 100.000 kinderen. Deze getallen zijn gauw genoeg neerge schreven, maar gelijk mr. Cort v. d. Linden nog kort geleden in herinnering bracht 't is minder gemakkelijk zich eene juiste voor stelling te vormen van wat 't beduidt in de nooden van al deze duizenden te voorzien, zoodat van ons land gelijk nu door onpartijdige onderzoe kers is gedaan - mag worden ge zegd, dat 't warme hulde verdiend voor de vervulling der reusachtige taak, alleen reeds door dit gevolg van de wereldramp voor ons ont staan. Ik kom nog even terug op de lakschen, die 't niet de moeite waard achtten om te doen wat de kranige Albert Carré aandurfde. Hü, - de leider van een groot bedrijf IHoe- velen zijn er niet, die ook thans nog naar „tijdverdrijf" zoeken aan land- ziekigheid lijdengéén zaken om handen hebben, - en die niet be seffen, hoe thans de zedelijke plicht op hen rust mee te doen aan het zoo weerbaar mogelijk maken van het vaderlandom nog te zwijgen van wat afgescheiden van alle „hoogere" drijfveeren - reeds de eisch van nuchter-berekend eigen belang hen zou dienen voor te schrlj ven Ouderen zullen zich - mot mij nog wel herinneren, hoe (nu al jaren geleden) de toen zoo gevierde couplet zanger Cbrétlenni en wijlen Solser (de oude, de groote, de echte van de „Revue" uit de Vic.) ten tooneele ver schenen als twee Qigerl'n, fatten, modegekken, met van die knuppels rottingen en monocles. En hoe zij op zeker moment zinspeelden op de mogelijkheid dat voor 't vaderland de ure des gevaars kon aanbreken En dan zongen de twee fatjes, plots gemetamorfoseerd in jongens-van stavast. „Dan zijn we niet meer de lui van voorheen. Vóórwaarts allen Vóórwaarts alleen En in de zaal barstte storm van enthusiast gejubel uitEn ook de vinnigste anti-militairist, in wier bovenkamer het gevoel dat eenmaal de heer Schaper, in de Kamer deed zeggen, dat hij „tot de eersten zou behooren, die naar de grens zouden snellen om het land te verdedigen", ook deze anti juichte en jubelde mee Weet ge, 't is, alweer ge makkelijker om in zoo'n „couplet- stemming" te applaudisseren en „bravo"te roepen, dan, om als dan gelijk thans - de „ure des gevaars" zeer dicht-nabij is gekomen. Edoch vermijden we alle hatelijk heid. Daarvoor zijn nu de tijden niet geschikt. Ook in den „Temps" hetFran* sche orgaan, dat gedurende de oor logsperiode meer dan eens min-vrien- delijke, soms bitter-wan trouwende taal richtte aan" Nederland's adres, is nu rondweg erkend, dat wij onze neutraliteit op voortreffelijke, alleszins te eerbiedigen wijze hand-, haven en leiden. De jongste, zoo schoone rede van minister Cort v. d. Linden heeft er zeer veel toe bijgedragen om die overtuiging te vestigen. Toch duiken hetzij in westelijke of oostelijke zijde telkens opnieuw verdachtmakingen tegen ons op. Mag de waakzaamheid onzer Regeering geen uur verzwakken, verflauwen. En wanneer men even denkt aan den schat van koelbloedigheid, zelf bedwang, scherp-critisch schiften, nu van onze staatsbestuurders ge vorderd, dan kan men zich eerst een beeld vormen van de lichtzinnige roekeloosheid, waarmee de straks- genoemde „leestafel-strategen" stem ming van angst en ongerustheid zaaien De vraag betreffende onze rechten in het Rijngebied, in het Engelsche Lagerhuis gedaan, „illu streert wel zeer sprekend en duidelijk het wantrouwen, ook doorontwikkelde mannen van ervaring jegens Neder land gekoesterd. Wat uit het jongste dreigement, ook tot de neutralen gericht, voor ons zal kunnen geboren worden wij hebben 't te verbeiden. Beseffend, dat we zeer zeker voorbereid moeten blijven op de mogelijkheid dat de groote ramp over ons zal komen. Maar verder met die wakkere offer vaardigheid, bereid om „payerde sa personne", gelijk de heer Carré. En niet met de krachten-verspillende on de frïssche strijdvaardigheid ont zenuwende „zwartkljkerij" van som mige gewichtig-doenden, aan lees tafels en elders, die willen aan gezien worden voor vertrouwelingen der heeren Cort v. d. Linden en Loudon Eq tot wie de geheime nissen der ministerieele Kabinetten gestaag zouden doordringen! Op ieder gebied brengt nu elke nieuwe dag verscho zorgen. Een der laatste „nova" van onprettige soort is het gebrek-krijgen aan superphos- phaat door onzen landbouw, waar zwavelzuur door Duitgchland wordt tegengehouden, 't, Geldt hier een be lang, waarvan de beteekenis door de zaakkundigen stellig niet zal worden onderschat. En onze diplomatieke dienst staat voor een lastig geval, diep ingrijpend in de gewichtigste oeconomische belangen des volks. Men moet afwachten - nu of onze Tweede Kamer de kunst zal blijken te verstaan om veel af te doen met spaarzaam gebruik van de speech-vrijheid. Werk is er genoeg aan den parlementairen winkel 1 Een zware, dikke stapel ligt voor de heeren gereed. Waar nu nog wéér o.a. is bijgekomen een zéér nuttig product op corrigeerend-wetgevend terrein, nl. eene herziening der on leesbare en grootendeels niet naar eisch toe te passen Drankwet, waar bij vooral de wijze van heffing aan grondige verandering is onderworpen. En de wekelijksche doodengst blijft groot van omvang. De Utrechtsche kunst-goudsmid Brom is na enkele dagen in den dood gevolgd door zijn broeder mgr. dr. G, Brom, den ver maarden en door vriend en anders denkende als „eerlijk geschiedvor- scher" gehuldigde. Voorts heb ik aan te stippen de namen, ter doodenlijst van den oud-Ind. ingenieur J. D. Evers, den gep. luit.-kol. O.-I. leger Phaff, den oud-hoofdingenieur H. E. de Bruyn. Vooral voor hen, die in den avond des levens vertoeven, is de grillige vroeg-lente, volgend op eon zoo ellendigen kwakkelwinter als die nu ten-einde neigt, een booze tijd. Er zijn gelukkig ook krachtige grijsaards, die nog tot in den zeer- ver-voortgespoeden levensavond beeld van werkkracht en -lust zijn. Tot hen behoort onze kranige tooneel- speler Alex. Faassen, wiens gouden jubileum zal toonen, dat Nederland de waarachtig-groote, echt-artistleke figuren, ook in Plankenland, weet te waardeeren en lief te hebben. Dat er - ondanks lil wat nu gevraagd wordt van ieders offervaardigheid en vermogen om bij te dragen, te steu nen, óók voor zulk jubileum de bij dragen toestroomenik durf 't een verkwikkend en bemoedigend ver schijnsel noemen. Dat is vrij wat beter dan het nutteloos en egoïstisch- weeklagen van sommige heeren strategen Mr. Antonio. DE OORLOG. De officleele legerberlchten van 9 Februari. Van het We s t e 1 Ij k front meldt alleen een Duitsch bericht, dat de toestand onveranderd is. Van de andere zijde werden geene mede deelingen ontvangen. Ook van het O o s t e 1 ij k front komen slechts weinig mededeelingen, Het Duitsche bericht vermeldt alleen, dat er eenige plaatselijke successen zijn behaald, terwijl overigens de toestand onveranderd is. Ook het Oostenrijksche leger bericht meldt, dat de toestand in Polen en West Galicie niet veranderd is. Daar entegen wordt in de Karpathen met groote verbittering gestreden. Er wordt van Oostenrijksche zijde medegedeeld, dat het bij een gevecht in het berg woud (Midden-Karpathen) aan Duit- schers en Oostenrijkers gelukte de door de Russen hardnekkig ver dedigde stelling Noordelijk van den top van Volovec te veroveren. Ook in de andere gedeelten van de Kar pathen is hevig gevochten. Op het Westelijk gedeelte zijn verschillende aanvallen der Russen afgeslagen. In de Boekowina wordt de opmarsch der Oostenrijkers voortgezet. Wama zou reeds door hen bezet zijn. De strijd in de Boekowina verdient groote belangstelling, evenals die in de Karpathen. Volgens de Oosten rijksche berichten hebben de Oosten rijkers (hans een strook van ongeveer 30 K.M. van de Hongaarsche grens af, in de Boekowina bezet. Mochten de Oostenrijkers erin sla gen de. geheele Boekowina weder te bezetten, dan zou daardoor voorloopig de inval der Russen in Zevenbergen van de baan zijn. Grooter zou echter het politieke succes zijn, daar de kans op een ingrijpen van Roemenie ten gunste van Rusland en om voor zichzelf een stuk van Zevenbergen te ver overen er door verminderd wordt. Voor de Oostenrijkers is het verder van belang in de Boekowina sneller op te rukken in het Noorden dan in het Zuiden, daar dit hun de kans geeft een gedeelte der Russische strijdkrachten tegen de Roemeensche grens aan te drukken. In dit licht beschouwd is dus de Oostenrijksche mededeeling over het succes aan de Suczawa van meer be lang dan dat by Kimpolung (in het Z. van de Boekowina). Hiertegenover staat dat de Russen, zoo zij gedwon gen zouden worden de Boekowina te ontruimen, wel met het zuiden zullen beginnen. Van veel grooter belang nog is de strijd in het westelijker gelegen deel der Karpathen. Blagen de Russen er in hier een overwinning te behalen, dan kunnen zij met hunne troepen de Hongaarsche laagvlakte overstroo- men, Hongarije in het hart bedreigen, en daarmede de geheele toestond van de monarchie uiterst kritiek maken. Evenzeer zou een beslissende over winning der Oostenrijkers in de Kar pathen zeer verstrekkende gevolgen kunnen hebben. Niet alleen, dat zij dan de Russen zouden kunnen dwin gen Galicie te ontruimen, maar zoo dit hel geval was, zou tevens hot Rus sische front in Polen aan het wanke len kunnen worden gebracht. Waai de verschillende partijen groote ver sterkingen naar dit gedeelte van het front gevoerd hebben, mag men dus met belangstelling de uitslag dezer gevechten verwachten. Niet onwaar schijnlijk is het echter dat de strijd ook hier overgaat in een positie oorlog, waarbij dan Rusland, door zijn bezetting van Galicie, toch nog steeds in het voordeel blijft. Door het „Agence Mille" wordt medegedeeld dat.de Turksche troepen, versterkt door Arabische krijgers, zich meester hebben gemaakt van de stel ling ten N. van Mohammera, waar zich de Engelsche voorposten bevonden. De Turken en de stammen rukken thans op naar Bsara. Volgens een Turksch bericht heb ben de Turken bij het Suezkanaal een verkenning door den woestijn vol bracht en de Engelsche voorposten teruggedreven. Enkele compagnieën infanterie zouden er zelfs in geslaagd zijn het kanaal ten Z. van Toessoen over te steken. Een Engelsche kruiser welke in samenwerking met gepant serde treinen de verkenning wilde beletten, werd zwaar beschadigd door het Turksche geschutvuur. Uit BelglE. Badseizoen aan de Yser. Uit een soldatenbrief in de „Berl. Zeltung am Mittag" Den Aden Januari werden we op gewekt uit ons bespiegelend leven en naar het overstroomingsgebied van de Yser gezonden. Het was een voort zetting van het badseizoen van Ostende Hier moet echter ieder baden. Men neemt voet- of geheele baden, naar verkiezing. Om op onzen post aan den overkant van de Yser te komen, moesten wij door het water waden. Slechts eenige plaatsen zijn droog en daar is meestal geen weg. Maar op veld wacht moet men toch. De soldaten omwikkelen daarom het boveneinde van de schachten van hun schoenen tot ver over de knie met zakkengoed of met fietsbanden, bij wijze van been-windsels. In de hand draagt ieder een langen stok, om daarmede bij iedoren stap te peilen. In de andere hand heeft hij bf een takkenbosch, om den weg te verbete ren, bf stroo voor zijn legerstede. Tot het kanaal gaat het, maar dan ziet het oog niets dan water, water en duisternis, want slechts in het donker kan de wacht afgelost worden. Plas, plas gaat het door het water. Op den weg naar mijn wachtpost schikt het nog al. Die is goed be straat en zoo vindt men in de zwaarste duisternis toch nog den weg door het water. Gesproken mag er niet worden. Afstand driepas. Een spook achtige stoet wandelt zoo langzaam door het water. Wij komen voorbij granaatkuilen, dierlijken, puinhoopen enz. Ook voorbij aangedreven hout en balken. Daar verrijst rechts uit het donker van den nacht een hooge muur. Daar moeten we heen. Wij wagen ons op smalle planken, die zich tot in het water buigen als men den voet er op zet, en naarmate men men meer in het midden komt, den man bijna dertig centimeter in het water schijneD te trekken. Wie hier zijn evenwicht verliest, krijgt een bad van kop tot teen. En een bad mantel is niet te krijgen. Op de eerste sloot volgt een tweede. Dan struikelt meü over eenige varkens, die door een Fransche granaat zijn gedood. Eindelijk komt men aan de laatste sloot voor de hoeve, waarover een onberispelijke brug gebouwd is door onze pontoniers. Men is er. Halt, niet te vroeg gejuicht. Men staat slechts aan den hoogen muur, die het overblijfsel is van een schuur. Binnen in smeult het nog en men ziet vlammetjes apelen als de wind er door blaast. Een loopplank gaat over een draadversperring. Voorzich tig als een koorddanser gaat men er over. Achter een afgebrokkeiden muur slipt men in do richting van een zwak licht. Vriendelijk opent zich een loopgraaf, die den weg naar het licht vormt.- Tot aan den enkel waadt men door het slijk. Een zwart gat gaapt ons tegen en daarin schijnt opeeni- gen afstand een licht. Vrij entree* Gebogen gaan we door een lage gang. Een tweede gat, een kelder, nu zijn we er. We worden reeds verwacht. Bleek en wild zien de gezichten van de manschappen er uit in h.et gele licht van een vetkaars. Midden in den kelder kan men juist recht op staan. Gewelf links en rechts. Maar geen venster, niets. Het stroo op den grond is voor de eene helft verrot en voor de andere helft nat. Toch moet men nog liggen als men geen droog stroo heeft meegebracht. In hot midden een kleine tafel, daarom heen drie stoelen. De eene heeft nog drie pooten, de andere geen zitting, de derde is nog de beBte. Die heeft zelfs nog een stijl van de leuning. Maar men ver heugt fcich toch. Plaats nemen, pos ten regelen wachten bepalen enz., zijn onderhoudende bezigheden. Ieder uur trekken de posten op. Wee als ze niet scherp uitkijken. Hoe ge makkelijk kan ons de vijand, die op vijf honderd meter afstand eveneens in hoeven ligt overrompelen. Daar om loop ik herhaaldelijk van den een naar den ander, besluip hen, om hun oplettendheid op de proef te stellen. Onlangs heeft een verschrikte schild wacht mij in zijn angst een bajonet voorgehouden. Ik zag de punt ver- radelljk onder mijn neus glinsteren. Hoe gemakkelijk zou zij in mijn oog terecht hebben kunnen komen! Aan de overzijde schiet de vijand met lichtpistolen, om zich zelfs in het dichte duister op zlin gemak te helpen. Griezelig mooi gezicht. Spookachtig bewogen de wilgen zich aan den rand van de sloot als waren het levende gedaanten. Bleek stoken de witte muren van het naburige verbrande huis uit het onschuldig kabbelende water. Scherp getonde op en neer gaande lijnen in de verte zijn de stukgeschoten en afgebrande dorpen. Al het andere is water, water, water.... Uit Antwerpen. Voor een paar dagen zijn hier eenige der vrijgelaten civiel gevangenen te ruggekeerd. Er waren er uit ver schillende kampen, sommigen kwa men zelfs van de omstreken van Kö- nig8bergen. Allen zagen er echter erbarmelijk uit. Sommigen nog bar revoets in hunne klompen, zooals zij waren gevangen genomen op het veld bij het begin van den oorlog. An deren hadden bij wijze van sokken vuile lompen aan de voeten. Eenparig klagen zij over de behan deling, welke zij ginder te verduren hebben gehad. Uitzondering maken degenen, afkomstig uit het kamp in Mecklenburg, waar zij bewaakt wer den door een militair, die vóór den oorlog te Antwerpen een hötel voor landverhuizers hield. Deze toonde zich inschikkelijk. Het is moeilijk om hen aan 't praten te krijgen. Meest allen zyn gewone lui, boeren of werklieden, en het verblijf van vijf maanden in de gevangenkampen heeft hen zoo schuw gemaakt, dat zij ternauwernood dur ven antwoorden, wanneer men hun een vraag stelt. Wat zij meedeelen komt op het volgende neer: Allen zijn het eens om te bevesti gen, dat het voedsel afschuwelijk was. Het gewone maal bestond uit een afkooksel van bieten, kastanjes of aardappels. Wanneer er niet ge noeg was, werd hun soep aangelengd met een emmer koud water. Verder bestond hun rantsoen uit een mais- brood voor vier dagen. Te Konings bergen leden meest allen aan koliek. In een der kampen zijn van de 1800 gevangenen 150 overleden. Toen zij in Duitsche steden aan kwamen, werden zij onder militair geleide door de straten gevoerd, waar de burgers de straatjongens ophitsten om hen met stokken te slaan. Overal hebben zijn slavenarbeid moeten verrichten, graafwerken, be timmeringen, vervoeren van balken, enz. De soldaten dreven de onwilli- gen met kolfslagen voort. Degenen die gestraft werden, moesten gedu rende twee uren met de handen, de voeten en den hals aan een paal ge bonden blijven. Als karakteristiek detail: meest alle Brusselaars onder gingen deze straf. Over 't algemeen werden de En- gelschen nog slechter behandeld. Men weigerde hun soms de hoogst noo- dige geneeskundige hulp. Er waren ook in sommige kampen Russische krijgsgevangenen. De Joden onder hen verklaarden, dat zij zich hadden laten gevangen nemen. Het was hun om 't even, want nooit toch hadden zij voor krljgsmansmoed beloond kunnen worden. Op de terugreis hadden de gevan- hen Belgen vier dagen zonder voedsel geleefd. Zy wisten niet dat zij vrij gingen worden gesteld, wisten niet waar zjj heen gebracht werden. Velen weenden van aandoening toen zij te Antwerpen aankwamen. Zij werden gelogeerd in het land verhuizershotel Winnipeg. Toen hun een stevig maal van soep, vleesch, aardappelen en roode kool, met als dessert een boord rjjstpap werd voort gezet, werd de aandoening hun te sterk en zij weenden en lachten tege lijkertijd. Na het eten zouden zjj a wandelen, maar ze durfden nauwelijks alleen de straat opgaan, 's Anderendaags hadden zij zelf met zorg hun bedden gedekt, en hun eerste werk was den meest geletter den onder hen te gelasten met het opstellen van een dankorief aan het gemeentebestuur voor de liefderijke behandeling. Voor hun vertrek naar hunne respectieve dorpen zijn ze in groep gefotografeerd. (Handelsbl.) De Belglsohe troepen. De bijzondere correspondent van de „N. Rott. Ct. schrijft hierover uit Noord-Frankrijk: Terwyl aan het front de Belgische troepen met hun bondgenooten strijden wordt achter het front gevormd het nieuwe Belgisch leger, waarvan ik reeds vroeger gewaagde. Deze nieuwe troepen bestaan uit de nieuwe lichtingen, uit alle onge trouwde mannen tusschen 18 en 30 jaar en uit tallooze vrijwilligers. Voor een goed deel zijn deze mannen met veel moeite en gevaar gekomen uit bet door de Duitschers bezette Belgi sche gebied. Over ons land en Enge land hebben zij de hunnen kunnen bereiken. Bij het leger, dat nu reeds in het vuur staat, zijn een aantal Belgen, die dienden in het Fransche vreemdelingenlegioen. Aan de Fran sche autoriteiten hebben zij verzocht te mogen strijden met hun landge- nooten voor hun vaderland en het is hun toegestaan. Zij hebben de Fran sche uniform verwisseld voor de Bel gische en staan thans in het Belgische gebied, waarboven de Belgische vlag nog waait. De nieuwe Belgische troepen, die worden gevormd, zijn ondergebracht in verschillende Fransche steden en stad jes. Daar wordtdag-in, dag-uitgeoefend en ook 's Zondags wordt niet gerust. Het is een vreemde gewaarwording daar in zoo'n Fransch stadje plotse ling de Belgische hoornsignalen te" vernemen. De uitrusting dier nieuwe troepen is degelijk. De uniformen hebben een wijziging ondergaan. De wat al te kleurige uniform is ver wisseld tegen een meer stemmige, die in het veld groote voordeelen biedt boven de oorspronkelijke kleeding. De alleen Vlaamsch sprekende Bel gische soldaten gevoelen zich in Frankrijk natuurlijk vreemd, ook al heeft het Vlaamsch in Fransche ste den, waar thans veel Belgische troe pen zijn, eenig burgerrecht verkregen. Zoo ziet men soms de voor de sol daten uitgevaardigde verordeningen zoowel in het Vlaamsch als in het Fransch en het Engelsch. De spel ling van het Vlaamsch in wel niet zonder fouten, verre van dat, maar het is te begrijpen, on dat is toch de hoofdzaak. In deze Belgische soldaten in die soms kleine Fransche stadjes is iets heroïsch. Ongekend werken z\j daar dag aan dag om zich voor te bereiden voor de grootsche taak, die hun wacht. Zwijgend doen zij hun plicht, met een vastbeslotenheid, die treft. Er zijn jongens onder, die den oorlog reeds zagen in hun wreedsten vorm, die te Antwerpen waren als burgers, te Leuven, te Dendermonde; jongens, wier broeders vielen in den strijd of Ingezonden Mededeelfng. Ned. Taal en Rekenen. Gij schrijft veel taalfouten en vindt dit terecht onaangenaam. Gij hebt, veel moeite bij liet maken van brieven en opstellen. Uw kennis van maten en gewichten, van lengte- en vlaktematen is gering; do bewerkingen met breuken en tiendeelige getallen zijn u te moeilijk. Gij zljt echter te oud voor de schoolbanken geworden. Toch wilt ge graag dat tekort in uw konnis aanvullen. Wat ligt nu op uw weg? Proefnummers aanvragen van „de Herhalingsschool". Weelchlad voor Taal en Rekenen. Prijs per maand 1*0.30. Proefnummers worden gralis en franco gezonden. A. F. G. LEIDERITZ, D. H. SCHENK, Hoofdonderwijzers, De Clercqstr. 34, Amsterdam. wier moeders en zusters bet slacht offer werden van den vijand. En dezen hebben, wat zij zagen, wat zij leden, verteld aan hun kameraden, en dit heeft een vreemden geest ge bracht onder die troepen. Er is geen bruisende geestdrift, die als een feeBt- blljbeid aandoet, maar er is een on verzettelijke wil, een sombere vast beslotenheid. En deze jongens wachten zonder ongeduld, want zij weten het, dat het oogenblik zal komen waarop zij zich zullen scharen aan de zijde van hun makkers in de gevechtslinie. De gebeurtenissen aan het front volgen zij in de bladen met kalmte; de berichten over successen van de hunnen lezen zij met een rustige voldoening, maar het voornaamste in hun leven is het oogenblik, dat komen gaat: het oogenblik, dat zij zullen medestrijden voor de her overing van hun land. Z|j wachten In het voorjaar zal het gebeuren. Op Zee. De duikbootenoorlog en de onzijdige scheepvaart. Kopenhagen, 9 Februari. Politiken schrijft in een hoofdartikelEngeland beweert dat het gebruik van neutrale vlaggen een geoorloofde krijgslist is. Men kan niet ontkennen dat in vroe gere tijden oorlogvoerende staten som tijds dit middel nietalleeD voor koop vaardijdoch ook voor oorlogsschepen hebben toegepast, om daardoor aan vervolging te ontkomen, 'tls echter de vraag of een dergelijke handelwijze niet zoo lang geleden is, dat zij als verouderd moet worden beschouwd. Nu Engeland zich het recht aanmatigt, neutrale vlaggen tot bescherming zijner handelsvloot te bezigen, zal daarvan het gevolg zijn dat er in oorlogstijd geen grenzen meer zijn aan de onveiligheid en het gevaar van vernieling en dat de gevaren voor de onzijdige scheepvaart alle perken te buiten zullen gaan. Immers verwarring wordt daardoor onver mijdelijk. Het bericht, dat de London Shipping Gazette een hooge belooning uitlooft voor hot eerste koopvaardijschip, dat een Duitsche duikboot tot zinken brengt, geeft aan admiraal graaf Brandissin aanleiding tot de volgende opmerkingen in den Lokal Anzeiger „Door een dergelljken maatregel zou elk Engelsch koopvaardijschip een tegenstander worden, en daar de Engelsche Admiraliteit tegelijkertijd alle Engelsche koopvaardijschepen beeft bevolen onzijdige vlaggen te hijscben, zou elk koopvaardijschip een tegenstander worden van het oogenblik af, dat het in zicht kwam. „Geen Duitsch commandant zou het kunnen verantwoorden, om eerst door een aanval op zijn eigen schip of de vornietiging daarvan vast te stellen of hetgeen hij voor zich ziet een tegenstander is of niet. Veeleer ware het zijn plicht alle tot dusver door ons betrachte tegemoetkomingen onderzoek van scheepspapieren, ontscheping van de bemanning, pas sagiers enz. achterwege te laten, een zijnerzijds ieder schip, onverschil lig oiider welke vlag, zonder meer in den grond te boren." De „Telegraaf" de Duitsche be dreiging besprekende, verondersteld, dat Duitschland behalve de schrik van het land, thans ook de schrik der zee wil zijn. Niet een schrik welke boogt op een groote, machtige vloot; geen bezem in de mast als hét symboel van on bedreigde oppermacht, doch schrik veroorzaakt door nieuwe daden van wreedheid. Vanaf den 18en Februari zullen de Duitschers zich minder angst vallig bezighouden met de veiligheid der bemanning der in den grond ge boorde schepen en ook minder moeite doen om te ontdekken of het al dan niet een neutraal 'schip is. De „Telegraaf" haalt, dan een ar tikel uit de Kölnische Zeitung aan, waaruit duidelijk blijkt dat het er niet bij zal blijven. Dit blad zegt o.a. dat de be manning van bewapende Engelsche koopvaardijschepen beschouwd moe ten worden als Franc-tireurs in den zeeoorlog, en als zoodanig behandeld moeten worden. Vooral sedert door particulieren in Engeland een prijs is uitgeloofd voor het eerste koopvaardijschip dat een Duitsche onderzeeër in den grond vaart. Daarbij komt nog dat de En gelsche regeering een geheim besluit uitvaardigd waarin de schepen gelast wordt onder valsc-he vlag te varen. Vervolgens laat de Kölnische Zei tung zich ook minder hartelijk uit tegenover de Neutralen. Hot blad zegt namelijk: In plaats dus van Duitschland te beschuldigen van eene onmenschelijke wijze van oorlog voeren, moesten de menschllevende neutralen, die het koelbloedig aan zien, dat Albion den worgengel „hon gersnood" tegen vrouweu, kinderen en grijsaards van Duitschland en Oostenrijk-Hongarlie uitzendt, doch die het bijna besterven van modelijden, by de gedachte, dat Engelsche zee lieden, in dienst van hun vaderland, den dood zouden vinden, zich tot Churchill wenden, die met het ver anderen van de bemanning van han delsvaartuigen in franctireurs, een tweesnydend wapen schiep. De Vereenigde Staten hebben deze schepen, ondanks hunne bewapening, in hunne havens geduld, alsof het vreedzame handelsvaartuigen waren tegenover Duitschland zeker geen vriendschappelijke daad, Zy hebben nu allerminst reden, zich te beklagen, wanneer hunne menschlievende wapenleveranties, wanneer hunne door den oorlog bloeiende on den oorlog verlengende uitvoerhandel door het optreden van Duitsche onderzeebooten aanmerkelijk zal worden gestoord. De „Telegraaf" maakt naar aan leiding van dit Duitsche artikel de opmerking, dat de Duitsche onder zeeërs van af den 18en Februari dus elk koopvaardyacbip dat hun weg kruist als schyf zullen gebruiken, tenzfl de commandant, de absolute zekerheid heeft een neutraal schip voor zich to hebben. Okmerkóiyk zoo zegt de „Tele graaf" verder is de stekelige toon van de Kölnische Zeitung" tegenover de Neutralen en speciaal tegenover Amerika. De houding van deze laatste vooral moet voor Duitschland eon bittere ontgoocheling geweest zyn. De be schuldiging, dat de Vereenigde Sta ten gewapende koopvaardyschepen in hunne havens hebben geduld, is nieuw en men vraagt zich onwillekeurig af, waarom niet eerder hiertegen door Duitschland krachtig is geprotesteerd. Dat de schepen onder Amerikaansche vlag meer dan andere gevaar loopen, staat wel vast en Duitsch-Ameri-, kaansche verwikkelingen staan, als de teekenen niet bedriegen, voor de deur. De „Panther." Volgens de Daily Chronicle behoort de kanonneerboot „Panther", bekend uit de Agadir^-episode, tot de niet be kendgemaakte Duitsche verliezen. Sedert eenige maanden, zegt het blad, is het schip vormist. Uit Duitschland. De Pruisische begrooting. Berlyn, 9 Febr. By de indiening van de bogrooting in den Pruisischen Landdag wees de minister van finan ciën Leutze er op, dat het economisch jaar 1913 sloot met een overschot van 24.6 millioen, terwijl 91.8 mil lioen werden toegevoegd aan het spoorweg amortisatiefonds en 24.6 millioen voor buitengewone schuld delging werd besteed. Aan dergefljke uitkomsten is voor 1914 natuurlijk niet te denken. De minister weeB er vervolgens op, dat de dreigende economische crisis spoedig overwon nen werd. Het afzien van een mo ratorium, de met behulp van de Rijks bank gestichte geniale credietorgani- saties, de economische maatregelen van den Staat en de algemeene goede wil, maar niet in de laatste plaats de schitterende wapenfeiten van leger en vloot, hebben daartoe veel bijge dragen. De Regeering heeft door groote Stoatsorders op verschillende wyzen werk verschaft en der. handel doen herleven. De oorlog zelf was een bron voor nieuwe arbeidsgele genheid. Overal in het land vermin- dorde de werkloosheid dag na dag. De landbouw zette den oogst tegen goede prijzen af, zoodat onze econo mische toestand zoo is, dat we nog lang kunnen volharden. Al het geld blijft in het land. De vormindoring der inkomsten schynt niet eens zoo groot te worden als na het uitbreken van den oorlog werd verwacht. Het goederenverkeer bedraagt reeds weder 55 procent van dit van verleden jaar. Ook het per sonenverkeer neemt weder toe. De indirecte bolastingen zyri niet onbelangryk achteruit gegaan. "Verder sprak de minister nog over de inbeslagneming van het graan. Dit was een maatregel van zoo grooton omvang als tot dusverre nog nooit was volvoerd. Duitschland heeft thans voorloopig nog genoog koren en levens middelen, en Engeland zal dan ook niet in staat zijn door zijn uithonge- ringstoktiek Duitschland tot een smadeiyken vrede te dwiDgen. De rede van den Minister werd herhaaldelijk toegejuicht. De Soc. Dem. afgevaardigde Hirsch zeide dat zy'ne fractie ook thans nog de houding der regeering afkeurde, en sprak de hoop uit dat de stemmen welke opgaan voor den vrede in de toonaangevende kringen gehoor zouden vinden. De conservatieve afgevaardigde Heydebrand zeide dat het Duitsche volk ook thans nog bereid is elk

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1915 | | pagina 1