HELDERSCHE COURANT
Tweede Blad.
Raadsoverzicht.
Steuncomité
No. 4430
ZATERDAG 20 FEBRUARI 1916
43e JAARGANG
Als een Zeppelin-ballon boven onze
goede stad was komen aandrijven,
en plotseling eenige bbmmen ge
strooid had, hadden wij niet verbaas
der kunnen z|jn dan toen het bericht
wereldkundig werd, dat de wethouder
de Ven gemeend had zijn ontslag
aanvrage te moeten indienen. Men
verdiepte zich in gissingen; ieder
wist er iets van, maar niemand het
ware en men wachtte af wat een
openbare zitting hieromtrent zou ont
hullen.
Zoo'n openbare raadszitting is een
prachtig instituut. Over dingen, die
anders ln de duisternis der misleiding
zouden blijven gehuld, laat zij het
licht vallen, en de gemeentenaren
hebben toch ook het recht te weten
hoe het bestuur is der gemeente, en
wat er omgaat in den boezem van
het bestuur.
Lezer, sinds Donderdagavond ge-
looven w|j, die tot nog toe ook zóo
geredeneerd hadden, niet meer in de
waarachtigheid van eene openbare
zitting. De „spoedeischende" open
bare vergadering van Donderdag was
een komedie-vertooning, een spectakel-
stuk, niet eens erg boeiend, en vrij
wel geheel mislukt. Eenige dagen
tevoren moet een generale repetitie
gehouden zijn, die beter gelukt is.
Daarbij zijn interessante dialogen ge
zegd en werden kunstzinnige speeches
gehouden. Jammer genoeg meende
de regisseur geheele fragmenten te
moeten schrappen voor de openbare
opvoering. Hij vreesde, dat deze ge-
deelten, van kl te pikanten aard,
ongunstig zouden werken op het
moreel der bevolking. We leven
onder de krijgswet, weet u
Zoo kwam het, dat de voorstelling
yan Donderdagavond een slappe groc
waB van de generale repetitie. De
mise-en-scène was intact gebleven
al wat tot een goede raadszitting
behoort, was gebruikt. Er lag een
berg paperassen op de tusschen
twee haakjestamelijk verschoten
groene tafeler stonden inktkokers
met pennen, ergens verscholen zag
men het onvermijdelijke kistje siga
ren de glazen water ontbraken
niet, noch de acteurs en de toeschou
wers kortom, 't was formeel in
orde.
De acteurs speelden prachtig en
waren goed rolvastblijkbaar hadden
ze Ijverig gestudeerd. Ieder wist
precies wat hij zeggen moest en de
meesten zeiden daarom niemendal.
Spreken is zilver, zwijgen is goud, en
het honorarium voor deze schijnvertoo-
nlng ging door. Hoe meer men zweeg,
hoe beter het was. De wet schrijft
nu eenmaal voor, dat eene zitting
openbaar moet zijnwelnu, laat ze
openbaar zijn. De wet schrijft niet
voor, dat men in eene openbare zit
ting alleB zeggen moet wat men weet.
En zoo was dit eene vergadering,
waarin meer niet gezegd werd dan
wel.
Er waren een drietal raadsleden, die
den schijn trachtten te redden door
te speechen. De heer Adriaanse be
gon zeer ernstig het geval te be
spreken had het over „het volle
licht", dat schijnen moest over do
zaak en vroeg of het College bereid
was de oorzaken te noemen van het
conflict en of het de zekerheid kon
geven, dat b|j eventueele herbenoe
ming van den heer De Ven deze
oorzaken waren weggenomen. De
oolljkerd wist natuurlijk zeer goed,
dat hem noch op de eerste, noch op
de tweede vraag afdoend geantwoord
zou worden, maarde schijn was
gered, het publiek had eene open
bare vergadering gehad.
En do heer Verstegen zette een
breedvoerige boom op over het ge
beurde, waarnaar de Raad qüasi-
aandachtig zat te luisteren met een
gezicht vankerel-schei-nou-uit-we-
hebben-dat-allemaal-al-veel-mooier-en-
uitvoeriger-van-je-gehoord, en betoog
de dat het een kleinzielige manier
van doen was van den gasdirecteur.
Maar wij van onzen kan: moeten
alles doen wat we bij mogelijkheid
kunnen om den lezer in te lichten
en daarom zullen we vertellen wat
we weten van 't geval (en dat is
niet veel).
Zooals uit de motiveoring van
's heeren De Ven's ontslagaanvrage
bleek, (voor een en ander, alsook voor
de gevoerde debatten, verwijzen wij
naar het verslag in dit nummer) had
deze heer verschil van meeningmet
den directeur dor gasfabriek over de
opvatting van een besluit, indertijd
door het College van B. en W. ge
nomen, om van de bedrljfshoofden
te verlangen, dat zij B. en W. raad
plegen in verschillende dingen. Sedert
kort is, in navolging met andere
plaatsen, hier eene verdeeling van
werkzaamheden voor de Wethouders
ingesteld, waardoor de heer De Ven
de afdeeling bedrijven onder zijn be
heer kreeg, i. c. gasfabriek, waterlei
ding, etc. Genoemde heer werd daar
door de onmiddelljke chef van den
directeur der gasfabriek, en toen nu,
op initiatief van den Wethouder De
Geus, het College besloot tot eene
aanschrijving van de bedrijfshoofden
als bovenbedoeld, welke aanschrijving
later in een formeel besluit werd
omgezet, toen meende de heer
Rijkes goed te doen zich stipt aan
dit besluit te houden en in alles den
Wethouder, zijn chef, te raadplegen.
Daar de heer Rijkes dit telkens schrif
telijk deed, ontving de heer De Ven
Vj papier,
totdat hij, in an-en moede, er het bijltje
by neerwierp en bedankte.
Nu waren er in den Raad twee
stroomingen. De eene, die uitmondde
in de sluizen der welsprekendheid
van den heer Adriaanse, betoogde,
dat do ontslag-aanvrage overijld was
geschied, dat van beide zijden geen
overleg gepleegd is, dat men elkander
niet begreep. De andere, uit den
bruisenden waterval van de rhetorica
des heeren Verstegen ontstaan, Bprak
van „kleinzielige tegenwerking" van
de zijde van den bedrijfsdirecteur,
van de volkomen correcte houding
van den wethouder. Dat was alles:
de openbaarheid was gered.
De Voorzitter trachtte, voorzichtig-
H]k, tusschen de beide gevaarlijke
klippen door te zeilen door nu eens
den een, dan weder den ander gelijk
te geven. Ik weet niet, wat ik ervan
denken moet, zuchtte deze heer. Ze
hadden het best kunnen schipperen,
en het ontslag van den heer de Ven
had achterwege kunnen blijven.
De heer Oortgijsen trachtte achter
de ware beteekenis van het begrip
„futiliteit" te komen. Een futiliteit
is niet altijd een futiliteit, was zijn
betoog; in de tegenwoordige omstan
digheden zijn de kleinste futiliteiten
dikwijls belangrijke dingen, zooals
b.v. die teerkwestie. De teerkwestie,
liève lezer, is tegelijk een teere kwes
tie. 't Ging om de teer van de gas
fabriek, die thans niet vervoerd kan
worden en waarvan een enorme hoe
veelheid ter gasfabriek aanwezig is,
En zoo waren er meer kwesties. En
de heer de Geus zette het standpunt
van het college uiteen, óók alweer
opdat het precies zoo in de krant
zou komen.
En nadat de gesprekken verstomd
waren, werd de heer de Ven met
zestien stemmen herkozen. De kome-
was geëindigd, het scherm viel.
Ten zijde gekozene toch bedankt.
Het slotstukje was een klucht in
één bedrijf, getiteld- „Het uitstapje
van de heeren commissieleden", of:
„Zuinigheid met vlijt, bouwt huizen
als kasteelen".
Zooals de getrouwe lezer weet, is,
op initiatief van den heer Biersteker,
eene Commissie benoemd, die tot taak
te onderzoeken de wenschel|jk-
resp. de mogelijkheid van oprichting
eener school voor m. u. 1. o. In die
Commissie werd o. a. de heer Bommel
benoemd, en deze heer kwam nu met
het verzoek een crediet te mogen
ben, ten einde eenige m. u. 1. o.-
scholen in ons land te bezoeken.
Immers, hetzij het advies negatief,
hetz|j het positief was, de Commissie
diende toch iets te weten omtrent
de inrichting van zoo'n school.
Maar dit was gansch niet naar den
u van den heer Adriaanse, noch
van dien des Voorzitters. Eerstge
noemde vond het niet noodig, thans
crediet te geven, omdat deze kwestie
toch dit jaar gereorganiseerd moet
worden. En laatstgenoemde merkte
op, dat de Commissie alleen heeft te
onderzoeken of de oprichting wen-
schel|jk is, en dat het ons voorloopig
nog niets kan schelen hoe zoo'n school
er uitziet. De heer Bommel begon te
vreezen, dat er van de heele zaak niets
komen zou, maar in een royaal oogon-
blik stond de Voorzitter f50.— toe
lo Raad ging b|j acclamatie mee....
f 50. voor eene Commissie, die ver
schillende plaatsen bezoeken moet....
Naar w(j vernemen, zullen de heeren
per boot (2e kajuit) naar Zaandam
gaan, en verder op dag-retours 3e
klasse reizen. Z|j zullen broodjes met
vleesch meenemen voor onderweg....
O jerum, jerum, jerum
O quae mutatio rerum
zongen de studenten in „Oud-Heidel-
Zaterdagavond.
Ons land en de Noordzee.
Gevolg gevende aan zijne toezeg
ging om, wanneer de omstandigheden
dit toelieten, diplomatieke bescheiden
over belangrijke onderwerpen van
buitenlandsche politiek bekend te
maken, heeft de Minister van Buiten
landsche zaken aan de Staten-Gene-
raal overgelegd een tekst Yan de voor
naamste stukken betreffende de vaart
in de Noordzee en het Kanaal in
verband mot den oorlogstoestand.
Ter toelichting wordt een kort
overzicht gegeven van do verschil
lende door de oorlogvoerenden ge
troffen maatregelen en van de houding
te dien opzichte door de Nederlandsche
Regeering aangenomen.
Sedert het begin van den oorlog
heeft de Nederlandsche Regeering
elke maatregel door de oorlogvoeren
den genomen ten aanzien van de
Noordzee en het Kanaal, welke
wateren voor de Nederlandsche scheep
vaart en vischvangst van bijzonder
belang zijn, nauwlettend getoetst aan
het volkenrecht en hare bedenkingen
tor kennis van de betrokken oorlog
voerende regeering gebracht
Uit de gewisselde stukken blijkt,
dat o. a. ouze Regeering geen be
zwaren heeft ingediend by de Duitsche
en bij de Engelsche regeering over
het wederkeerig leggen van m|jnen in
de Noordzee, en over het sluiten van de
respectievelijke havens, aan de Noord-
gelegen, voor de Nederlandsche
visschersvaartuigen, gedurende zeke
ren tijd, welke sluiting verband hield
met de veronderstelling dat deze
vaartuigen vijandelijke mijnen zouden,
leggen. Deze maatregelen waren niet
in strijd met de bestaande bedragen,
overeenkomsten, enz. Aan beide regee
ringen werd echter verzocht opgave
te doen van de gevallen, waarin
misbruik is gemaakt van de Neder
landsche vlag. Dusver werd geen
zoodanig geval ter kennis van den
Minister gebracht.
Wat betreft de verklaring tot oor
logsgebied door Engeland van de
Noordzee, wordt medegedeeld, dat
onder dagteekening van 3 November
1914 de Britschen gezant den Minis
ter mededeeling deed van eene be
kendmaking der Britsche Admirali
teit, met betrekking tot de scheep
vaart in de Noordzee. Blijkens die
bekendmaking werd de geheele Noord
zee tot een militair gebied verklaard,
waarmede onzijdige scheepvaart aan
'ernstige gevaron zou zijn blootgesteld,
niet alleen ten gevolge van het leg
gen van m|jnen, doch ook wegens
het optreden der Britsche oorlogs
schepen, belast met het zoeken naar
verdachte schepen.
B|j schrijven d.d. 16 November
deed de Minister den Britschen gezant
onder meer opmerken, dat deze nieuwe
maatregel in 9trljd was met het Vol
kenrecht, hetwelk aan den oorlog
voerende een recht om onzijdige
schepen op een gegeven oogenblik
verwijderd te houden van een bepaald
zeegebied slechts toekent ten aanzien
van het zeegebied, waar op dat
oogenblik daadwerkelijke oorlogshan
delingen gepleegd werden. Daar de
geheele Noordzee ten gevolge van
hare groote uitgestrektheid niet zoo
danig gebied kan vormen, beteekende
de maatregel dus een ernstige in
breuk op het recht der vrije vaart in
de vrije zee.
De pract|jk heeft aangetoond, dat
de.Nederlandsche scheepvaart tot dus
ver vrijelijk een anderen weg kan
volgen dan den door de Britsche
admiraliteit in hare bekendmaking
aangegevene en dat met name de
route van uit de Nederlandsche ha
vens naar het Kanaal en terug ge
nomen kan worden langs de lijn, der
lichtschepen Maas—Schouwen bank
Noordhinder—Golloper. Verder z|jn
ook geen klachten ter kennis van de
Nederlandsche Regeering gekomen,
dat aan Nederlandsche schepen op
het traject van de Nederlandsche
havens naar die van de oostkust van
Engeland eenige moeilijkheid in den
weg is gelegd.
Hierna wordt behandeld het op
treden van de Duitsche zee- en lucht
vaartuigen tegen de Fransche Noord
en "Westkusten.
Het blijkt, dat den 3en Februari
1915 de Duitsche gezant den Minister
mededeeling deed van een bekend
making van denDuitschen Marinestaf,
meldende, dat tegen de transport
schepen, die van uit Engeland troepen
en krijgsvoorraden naar Frankrijk
gingen overbrengen, met alle ten
dienste staande krijgsmiddelen zou
worden opgetreflen, met het oog
waarop aan de vreedzame scheep
vaart dringend werd ontraden de
Fransche Noord- en Westkust te na
deren, aangezien haar, b|j verwisse
ling met schepen welke tot oorlogs
doeleinden dienen, ernstig gevaar
dreigde. Den neutralen handel werd
daarom de weg om Schotland aan
bevolen.
De Minister antwoordde daarop bij
nota van den 5en Februari 1915, dat
volgens het oordeel der Nederlandsche
Regeering, op eene oorlogvoerende
Mogendheid de stellige plicht rust te
vormljden, dat vergissingen van den
in de mededeeling van den Duitschen
Marinestaf bedoelden aard door hare
strijdmachten worden begaan en dat,
ingeval een Nederlandsch schip van
zoodanige vergissing het slachtoffer
mocht worden, dé Nederlandsche Re
geering zich moest voorbehouden al
hare rechten te doen gelden, met
name dat tot het vorderen van eene
volledige schadevergoeding wegens
het mogelijk verlies van menschen-
levens en eigendommen.
Verder wordt in de stukken behan
deld de verklaring tot oorlogsgebied
door Duitschland van de wateren om
Engeland, Schotland en Ierland, het
Kanaal daarb|j inbegrepen.
Na een omschrijving van de be
kende maatregelen wordt verder
medegedeeld, dat ter rechtvaardiging
dier maatregelen door de Duitsche
regeering o.a. opgemerkt werd, dat
de onzijdige mogendheden zich in het
algemeen naar de door de Britsche
regeering genomen maatregelen heb
ben geschikt, dat zij in het bijzonder
niet hebben weten te bereiken, dat
de van hare schepen in strijd met
het volkenrecht afgenomen Duitsche
personen en goederen door de Britsche
regeering werden uitgeleverddat zij
in zekeren zin zich b|j de met de
vrijheid der zee onvereenigbare Brit
sche maatregelen hebben aangesloten,
doordat z|j, klaarblijkelijk onder pres
sie van Engeland, den voor vreed
zame doeleinden bestemden doorvoer
naar Duitschland ook harerzijds door
middel van uitvoer- en doorvoer-
verbodsbepalingen verhinderen.
Ingevolge de opdracht van den
Minister deed de Nederlandsche ge
zant te Berlijn den lSen Februari
1915 aan de Duitsche regeering toe
komen eene Memorie der Nederland
sche regeering dd. 12 Februari 1915.
Hierbij werden in de eerste plaats
de aan de onzijdige mogendheden
gerichte verwijten voor zooveel be
treft Nederland teruggewezen. Verder
bevatte de Memorie een protest tegen
het feit, dat een groot gedeelte der
Noordzee en het Kanaal tot oorlogs
gebied zijn verklaard. Ten slotte werd
de Duitsche regeering er op gewezen,
dat, aangezien het een onafwijsbare
plicht is van den oorlogvoerende een
onderzoek in te stellen naar de natio
naliteit van een handelsschip alvorens
tot buitmaking of vernietiging daar
van over te gaan, de Duitsche regee
ring er voor verantwoordelijk zoude
z|jn indien een Nederlandsch schip
het slachtoffer mocht worden van
een b|j vergissing gepleegden aanslag
der Duitsche strijdmachten.
Op den 12en Februari 1915 ont
ving de Minister ten slotte van don
Duitschen gezant eene „Aufzeich-
nung" z|jnor regeering, waarin wordt
uiteengezet, dat de Duitsche onder
zeebooten om redenen van zelfbehoud
in de door de Duitsche regeering tot
oorlogsgebied verklaarde wateren niet
zullen kunnen overgaan tot een onder
zoek naar de nationaliteit van het
handelsschip dat z|j ontmoeten, zoo
dat onder deze omstandigheden gee
nerlei waarborg meer bestaat voor
de veiligheid van de onzijdige scheep
vaart. Met het oog hierop wordt nog
eens uitdrukkelijk de onzijdige scheep
vaart er tegen gewaarschuwd zich in
die wateren te begeven, doch haar
aanbevolen den door den Duitschen
marinestaf aangegeven weg te volgen.
Ten slotte vindt men in de stukken
behandeld het varen onder neutrale
vlag door Britsche handelsschepen.
In verband met de in de Memorie
der Duitsche Regeering voorkomende
mededeeling, houdende dat aan de
Britsche handelsschepen last zoude
z|jn gegeven om van een neutrale
vlag gebruik te maken, verzocht de
Minister den Britschen gezant om
inlichtingen te dezer zake.
Bij schreven d.d. 7 Februari 1915
deelde Sir Alan Johnstone mede, dat
tot dusver een bekendmaking op dit
stuk niet was uitgevaardigd, doch
dat het voeren van een neutrale
vlag een in de praktijk by w|jze van
krijgslist gevestigd gebruik was,
slechts onderworpen aan zekere be
perkingen. Hij vestigde er de aan
dacht op, dat krachtens de bepalingen
der Engelsche „Merchant Shipping
Act"vau 1894 vreemde handelsschepen
de Britsche vlag mogen h|jschen ten
einde te ontkomen aan prljsmaking,
en dat zijne Regeering van oordeel
was, dat de Britsche handelsschepen
wederkeerig, indien zij in gevaar zijn
van te worden pr|jsgemaakt of ver
nietigd, eene vreemde vlag mogen
hijschen, in het bijzonder in wateren
waar Duitschland voornemens is schip
en lading en non-combattante be
manning tot zinken te brengen. H|j
voegde daaraan toe dat, hoewel geen
orders in dien zin aan Britsche
schepen kunnen worden gegeven,
hun ongetwijfeld zal worden aan
geraden aldus te handelen.
Bij schrijven d.d. 15 Februari 1915
heeft de Minister er de aandacht
van Sir Alan Johnstone op gevestigd,
dat het gebruik maken der vlag van
eene vreemde natie zonder hare toe
stemming in ieder geval een misbruik
is, dat des te ernstiger wordt in
oorlogstijd, omdat daardoor dan de
onder hunne eigene onzijdige vlag
varende schepen in gevaar komen.
De Minister sprak de verwachting uit,
dat de Britsche regeering hare sanctie
niet zal hechten, aan een zoodanig
bovendien met de Nederlandsche wet
geving strijdig, misbruik, dat onze
handelsschepen aan oorlogsgevaar zou
blootstellen.
Het recht der neutralen.
In verband met deze nota's der Ne
derlandsche Regeering aan Duitsch
land en Engeland, waaruit bleek dat
Nederland, behalve de plichten ook
do rechten der Neutralen kende,
schrijft de „N, Rott. Ct." o. m.
Het is goen groot aantal diploma
tieke bescheiden, dat de regeering
in den vorm van een witboek aan
publieke kennisneming heeft over
gegeven; het boek bevat slechts eene
kernverzameling, „de voornaamste
stukken betreffende de vaart in de
Noordzee en het Kanaal", die in ver
band met den oorlogstoestand tus
schen onze regeering en de Engel
sche en de Duitsche autoriteiten ge
wisseld zijn. Zij geven dus nog verre
van een volledig beeld van al het-
i onze regeering in het belang
van het recht der neutralen verricht
heeft, maar z|j laten niettemin een
gunstigen indruk achter van de wijze,
waarop onze regeering haar bij uit
stek mosielljke en delicate taak opvat.
Daaruit komt toch duidelijk aan
den dag, dat bij de regeering eene
fiere bewustheid bestaat, dat neu
traliteit in den oorlog niet slechts
plichten oplegt, doch wel degelijk
ook op rechten aanspraak geeft, die
de oorlogvoerende partijen hebben te
ontzien, en te erkennen.
B|j de beoordeeling van die rech
ten, en- de bepleiting daarvan bij de
oorlogvoerende mogendheden, stelt
de regeering zich steeds op streng
rechtsstandpunt. Gel|jk zij niet be
reid is bij de handhaving van onzo
neutraliteit aan eene der oorlogvoe
rende partijen eenige bijzondere gunst
te verleenen, vradgt zij ook omge
keerd van geene der oorlogvoerenden
onzen behoeve eenige gunst of
bijzondere behandeling, zich wel be
wust, blijkbaar, dat gunst vragen
waarschijnlijk ook eenmaal tot gunst
geven zou kunnen leiden, waardoor
aan de zuiverheid van onze positie
nadeel zou kunnen worden gedaan.
„Sedert het begin van den oorlog
schrijft de minister van buitenland
sche zaken heeft de Nederland
sche regeering eiken maatregel door
de oorlogvoerenden ten aanzien van
de Noordzee en het Kanaal, welke
wateren voor deNederl. scheepvaart
en vischvangst van bijzonder belang
z|jn, nauwlettend getoest aan het
volkenrecht en hare bedenkingen ter
kennis van de betrokken oorlogvoe
rende regeering gebracht".
Dit is, dunkt ons, het juiste stand
punt. Treffen de oorlogvoerenden
partijen maatregelen, die ja voor onze
belangen wellicht hinderlijk z|jn,
doch waartegen volkenrechtelijk geen
bezwaar kan worden gemaakt, dan
legt onze regeering zich daarbij zonder
vertoog neer. Uit dit oogpunt be
schouwd is er geen aanleiding vóór
onze regeering bedenkingen te maken
tegen de bemijning van Engelsche
havens door Duitschland, beperking
van de scheepvaart op de Engelsche
of Duitsche kust, of bemijning van
een gedeelte van het zuiden der
Noordzee, waarbij voor de scheepvaart
eene voldoende vaargeul overblijft.
Dit alles is niet in strijd met de
algemeen erkende regelen van vol
kenrecht; zelfs is van sommige dier
maatregelen de rechtmatigheid uit
drukkelijk bij een der Haagsche trak
taten van 1907 erkend. Deregeoring
laat dit alles dus voorbijgaan, zonder
protest, vertoog, of zelfs maar eene
poging om voor de Nederlandsche
scheepvaart eenige bizondere verge
makkelijking te verkrijgen in de
moeilijkheden, die ook zij ontegen
zeggelijk van deze maatregelen zal
moeten ondervinden zij het dan
ook, dat zij zich het recht voorbe
houdt, om wanneer het geval er toe
aanleiding mocht geven, schadever
goeding te vorderen.
Maar niet zoodra kan er twijfel
r|jzen, of de oorlogvoerende mog<
heden wel in alle deele de rechten
der neutralen hebben ontzien, of onze
regeering staat gereed, om ophelde
ring te verzoeken, en zoo noodig met
een protest haar vertoog kracht b|j
te zetten.
En uit de overgelegde stukken
bl|jkt, dat de vertoogen der regeering,
sterk, omdat de regeering zoo uit
sluitend rechtsoverwegingen daarover
aanvoert, niet zonder succes zijn
gobleven.
Intusschen heeft zich echter
veel belangrijker dan beschouwingen
op papier de p r a k t ij k geves
tigd van den maatregel van 3 Novem
ber, waarbij, mede door de hulp en
tegemoetkomendheid der Engelsche
marine-autoriteiten, de Nederlandsche
bedenkingen geheel blijken te worden
ondervangen. Uit dit evasief antwoord
van Sir Allan Johnstone én deze
praktijk mag, dunkt ons, afgeleid
worden, dat de Engelsche autoriteiten
voor de rechtsoverwegingen der Ne
derlandsche regeering niet geheel
doof z|jn gebleven, en het is daarom
verklaarbaar, dat onze regeering de
zaak voorshands verder heeft laten
rusten. Met dit voorbeeld voor oogen
mag de hoop worden gekoesterd, dat
ook de Duitsche regeering, die er
steeds naar gestreefd heeft, ook hare
maatregelen eene volkenrechtelijke
basis te geven, evenzeer als de Engel
sche, eene praktijk van hare jongste
verklaring zal weten in het leven te
roepen, die de Engelsche praktijk
evenaart, en waardoor dus feitelijk
de rechton der neutralen zullen wor
den ontzien.
Dit mag te meer gehoopt worden,
daar vast staat, dat, althans wat
Nederland aangaat, de verwijten van
begunstiging van eene der oorlog
voerende partijen, welke in de Duit
sche uiteenzettingen van 4 Februari
den neutralen voor de voeten worden
geworpen, geheel ongegrond mogen
heeten. De Nederlandsche memorie
geeft op dit punt aan de Duitsche
regeering een eenigszins gedetailleerd
bescheid. Daaruit bljjkt, dat de Neder
landsche regeering de verplichtingen,
welke het Rijnvaarttraktaat aan ons
land oplegt, scrupuleus nagekomen
is. Zij heeft de geallieerden op die
verplichtingen gewezen, en heeft ge
weigerd, eenigen waarborg, welken
ook, te geven, dat van overzee hier
ingevoerde goederen niet naar Duitsch
land zouden uitgevoerd worden.
En de Regeering protesteert op de
meest formeele manier tegen de voor
stelling, alsof onze uitvoerverboden
onder de pressie van Engeland zou
den zijn in het levon geroepen. Onze
RegeeriDg is met de Engelsche Re
geering zelfs niet in eenige gedach
ten wisseling over dit onderwerp ge
treden. Ook zet de memorie uiieen,
hoe nog ten aanzien van andere aan-
gelegengeden, tegenover de Engel
sche maatregelen, voor de rechten
der neutrale vaart van de z|jde van
onze Regeering is in de bres geko
men. Zij wijst er de Duitsche Re
geering op, dat dientengevolge de
vrijlating is verkregen ook van Duit
sche goederen, die van boord van-
Nederlandsche schepen waren ge
haald.
Het is dan ook geenszins een groot
woord, wanneer de Regeering aan
het eind van hare memorie consta
teert, dat de Nederlandsche Regce-
ring met de meeste nauwgezetheid
tegenover de oorlogvoerende mogend
heden de plichten, die onze neutra
liteit haar opleggen, is nagekomen
de door haar uitgesproken verwach
ting, dat daartegenover ook de rechten
der neutraliteit zullen worden erkend,
mag dan ook stevig gegrondvest
heeten door de w|jze waarop de plich
ten zijn vervuld. Terecht spreekt
dan ook de Nederlandsche memorie
aan de Duitsche Regeering het „ver
trouwen" uit, dat de Duitsche oorlogs
maatregelen geen grooter afbreuk
zullen doen aan de Nederlandsche
vaart dan de Engelsche, waarop de
Duitsche Regeering zich tegenover
de neutralen beroept, hebben gedaan,
en dat daarom de Duitsche Regeering
aan hare Marine de meest 6trikte
bevelen zal geven, om het neutrale
karakter van de Nederlandsche sche
pen onder alle omstandigheden te
ontzien.
DE OORLOG.
De algemeens toestand.
De Russen hebben gemeld, dat de
troepen, door de Duitschers in Oost-
Pruisen samengetrokken, ten deole
waren onttrokken aan het Westelijke
front. De Duitschers hebben alleen
van nieuwe recruten gesproken. Dat
is natuurlijk geen bewijs, dat er geen
troepen van het Westen bij waren,
want de Duitschers zouden zich er
wel voor hoeden om aan den v|jand
dienomtrent een gewichtige inlichting
te verschaffen of te bevestigen. Een
particulier bericht heeft gemeld dat
er in Belgis troepenverplaatsing naar
het Oosten is waargenomen. Of de
Franschen en Engelschen hieromtrent
vertrouwbare inlichtingen hebben,
valt niet uit te maken, maar zeker
is dat zij in de laatste drie dagen
het offensief hebben hervat, en dat
hun dit op verschillende plaatsen
succes heeft opgeleverd, al is dat
succes dan ook nergens van zoo heel
groot belang.
De Sudelkopf ligt in de Vogezen
vlak ten Noorden van Alt Than en
vlak ten Oosten van Sulz, de Sudel-
hoevo zal wel niet ver daarvandaan
te zoeken zijn.
Norroy, onlangs door de Duitschers
genomen en thans door de Franschen
hernomen, ligt eenige K.M. ten Noor
den van Pont a Mousson. Dit is in
verband met de positie van de Duit
schers b|j St. Mibiel een punt van
strategisch belang.
In de Duitsche mededeeling, dat in
Champagne nog wordt gestreden, ligt
een beperkte erkenning van het feit,
dat de Franschen daar voordeelen
hebben behaald. Wij weten immers
dat zoo'n mededeeling beduidt: de
vijand heeft voordeelen behaald, maar
we hebben onze pogingen ze hem te
ontnemen nog niet opgegeven. Onge
veer op dezelfde wijze geven de Duit
schers nog andere voordeelen van de
Franschen toe, o.a. ten Noorden van
Atrecht, maar hoe verschillend de
kijk op het gebeurde is, blijkt hieruit
dat de Duitschers zeggen „de pogingen
van den v|jand om aan te vallen duren
even vruchteloos voort" en de Fran
schen: „de dag van Donderdag was
al even fortuinlijk voor ons als de
twee vorige". Het is hier weor het
oude geval, een aanval kan men wel
als mislukt beschouwen, ook al levert
h|j eenige voordeelen op. Zoo doen
de Franschen met de aanvallen der
Duitschers en andersom. En inderdaad
alles bijeengenomen is ook nu het
front nog vrijwel ongewijzigd
Volgens de wederztjdsche overeen
stemmende berichten zijn nu dus de
Russen tot over de Pruth terugge
trokken en is Czernowitz, de hoofd
stad van Bukowlna, weer door de
Oostenrijkers bezet. De Russen z|jn
niet naar het Noorden, maar in
richting van Nowo Sielica, dus naar
het Oosten, afgemarcheerd. Rukken
de Oostenrijkers nu nog verder Noord
waarts op dan de Pruth, dan wordt
hun rechterflank niet meer door Roe
menie gedekt. Nu zal dus moeten
blijken of zij hun rechtervleugel nog
verder kunnen vooruit brengen, zoo
dat de Russische troepen in de mid
den- en West-Karpathen in gevaar
komen. By een poging tot omtrek"
king in Westelijke richting zullen zij
stellig rekening hebben te houden
met de mogelijkheid van een aanval
van Russische troepen uit het Oosten.
Trouwens ten Noorden van Nad-
worna en Kolomoa hebben de Rus
sen al versterkingen aangevoerd tegen
de veldwinnende Oostenrijkers, die
daar eerst nog een slag moeten win
nen, voor-zij verder Noordwaarts kun-
ïen trekken.
(N. Rott. Ct.)
Van het Westelijke gevechts
terrein.
Parijs, 18 Februari. De ambtelijke
mededeeling van hedenavond elf
ure luidt:
De Donderdag is voor ons niet
minder gunstig geweest dan de twee
voorafgaande dagen. Tusschen de zee
en do Aisne zijn artillerie-gevechten
geleverd. De Duitschers voerden in
de nabijheid van Roclincourt vijf
tegenaanvallen uit om de loopgraven
te hernemen, die wij Woensdag hadden
veroverd. Al deze tegenaanvallen
z|jn afgeslagen. De v|j3nd liet honder
den dooden op het slagveld liggen.
Daarbij waren verscheiden officieren.
In Champagne voerde de v|jand
twee allerhevigste tegenaanvallen uit
op het geheele front in de streek van
Souain, Perthes en Beau-séjour, de
eerste gedurende den nacht, de tweede
des ochtends, om de loopgraven te
hernemen, die h|j den 16en en den
17den had verloren." Beide aanvallen
werden in een bajonetgevecht afge
slagen. Wij maakten 8 machinegewe
ren buit en verscheldenen honderden
gevangenen vielen ons in handen.
Deze gevangenen vertelden dat som
raige regimenten een vierde van hun
effectief, andere de helft hadden
verloren.
In Lotharingen hebben w|j een
aanval uitgevoerd en het dorp Norroy
genomen (dit dorp was dezer dagen
door de Duitschers veroverd. Red.)
en bezetten de geheele stelling der
Duitschers.
Wat den Elzas betreft, is thaus
uitgemaakt dat Lepiton, ten Zuiden
van de Sudelhoeve, die wij Woonsdag
hebben genomen, een geduchte ver
sterking vormde. Wij namen een
loopgraaf-mortier, v|jf machinege
weren, honderd geweren, schilden,
bommen, telefoongërei, prikkeldraad,
duizend patronen en zakken met zand.
Van het Oostelijke gevechts
terrein.
Berlijn, 19 Februari. Ambtelijke
mededeeling uit het groote hoofd
kwartier:
Tauroggen is gisteren door ons ge
nomen.
De gevechten bij de vervolging van
den vijand ten N.W. van Suchawola
zijn bijna geëindigd.
De strijd ten N.W. van Kolno duurt
nog voort.
Ten Z. van MySzyniec hebben wij
den vijand uit eenige plaatsen gegooid.
In Polen ten N. van Weichsel zijn
aan weerszijden van de Wrka ten
O. van Racionz kleine botsingen ge-
eest.
In Polen ten Z. van den Weichsel
niets nieuws.
St. Petersburg, 18 Febr. Oflïcieele
mededeeling van den grooten gene-
ralen staf:
De gevechten op het front tusschen
Njemen en Weichsel z|jn den 17en
dezer voortgezet Z|j waren het hevigst
in de streek van Augustowo, alsmede
op de wegen van Sierpc naar Plonsk.
Op den linkeroever van de Weichsel
is niet gevochten.
In de Karpathen hebben wij een
reeks hardnekkige aanvallen der Oos
tenrijkers afgeslagen op het front
van Swidnik tot aan de boven-San.
In de streken van Koziuwka, Dukla,
Seneczow en Wyszkow hebben w|j
verscheidene tegenaanvallen, die met
goed gevolg zijn bekroond, onderno
men, terwijl wij tegelijkertijd de
voortdurende aanvallen van de Duit
schers zijn blijven afslaan.
In Boekowina hebben onze afdee-
lingen zich over de Pruth terugge
trokken.
Premiën voor den strijd tegen
de onderzeeërs.
De Britsche admiraliteit heet in
verschillende havens bekendmakingen
doen aanplakken, waarin belooningen
worden toegezegd aan kapiteins en
bemanningen van stoomtrawlers voor
de venietiging van vijandelijke onder-
zeeörs. Er is een belooning uitge
loofd van 1000 p.st. voor den gezag
voerder van een stoomtrawler, die
een vijandelijke onderzeeer in den
grond boort of vermeestert en een
gelijke belooning voor den schipper
die inlichtingen geeft welke leiden
tot het doen zinken of vermeesteren
van een vijandelijk oorlogsschip. Be
dragen van 500 p.st. en lager zijn
uitgeloofd voor trawlers die inlich
tingen geven omtrentde bewegingen
van vijandelijke schepen. De „Syren
and Shipping" heeft 500 p.st. uitge
loofd voor den eersten Britschen
koopvaarder die een Duitschen on
derzeeer in den grond boort, en deze
premie is door bijdragen van ver
schillende recdorsfirma's nu al tot
1160 p.st. verhoogd. Eeu reeder te
Cardiff heeft 500 p.st. uitgeloofd voor
het tweede Britsche handelsschip dat
een v|jandelijken onderzeeer vernielt.
LIJST van ingekomen en vertrokken
personen.
INGEKOMEN.
Naam: Beroep: Woonplaats: Vau: GeL:
M. W. v. Alphen-Mol, z,, Dykstr.81, 's-Hago. R.C
A.Uoomans, smid, Nleuwslraat 14, A'clam. N.H.
A. F.kelraaiis, ab., Stationen-. 13, Gorlnchom.
.T. Wulol, zeeman, Achterstraat 41n, A'dam.
H.C Lungerjjs-Kluit,7.,, Breestr.28a, Scbormer.
H.lHIUel ra, timm., lo Govordw.str. 11, AMam.
P. Eikel, boerenknecht, Koegras. Z(|po.
J. Kuiper, slager, lo Vroonstraat, 85, Volsen,
O. Faber, zonder. Nleuwstraat 42, Botterdam.
M.Vllok, machinist, Hartcsteeg, Velsen. ILC
J. J. do Jong, smid, WUlielm.str. 16, A'dam.
D. Mast, broodbak., Janzond w. 6, ZaandUk. Km.
J. lo Boy, gep„ Wiihclmstr. 60, A'dam.
W.Cas, kantoorb., Wcozonstr. 28, Enkbuizen. Ger.
W.B.Ansum, bootsm., Weerstr. 13, N.-Helr. N.H.
M-C-Metz, wlnkelj., Binnonhaven 3, Alk maar. R.C.
J.doBoer, marinier, loVroonstr. 66, Schlodam.Ger.
M. Boos, stoker, Hoogdw.str. 8. Amsterdam. B.C.
VERTROKKEN.
Naam: Beroep: Van: Naar: Gel.:
A.J.Vorkade, d.b., Statlonsw. 11, Schiedam. Qor.
J. W. Brederode-Langorvold, zonder,
Loodsgracbt, A'dam. N.H.
H.Binknmo, raatr., Kulpordw.Btr.4, Loeuward.
G.Ambuul-Hardebol, z., Koegr.42, A.Paulowna..
u.v,,.i„uui-ii<uubuui, c., zvuBKt.ii, A.i-auiowna-
E.BastlaauBrunlng, z., Willnstr. 19, Utrecht. B.C.
J.Kullman, marinier, woagstr. 6, Gronlngon.
G.Bisaoltng. molenaar, 2o_Vroonatr. 75, liorgh.
SPORT.
Voetbal.
A.s. Zondag een zeer belangrijke
dag voor H.F.C. I. Immers op bezoek
komt Hollandia en door het winnen
dezer Club tegen Alc. Vitrix, wist zij
H.F.C. van haar plaats to dringen.
Om deze plaats weer te horwinnen
dient H.F.C. te winnen, en daar het
voordeel van eigen terrein nu aan
onzen kant is, verwachten w|j bij
flink aanpakken een overwinning
voor H.F.C. Aan de supporters door
talrijke opkomst nu de taak om mede
deze zege te helpen bevechten. Het
volgende elftal komt tusschen de
lijnen
Peraoons
Roelvink Moorburg
Goea Tor Horkei Kikkert
Heytlng 1'aylor Bak Drost Koorn
MARINE EN LEGER.
Do lult. ter zoo dor le kl. H. B. L. Braam, is
ult-de directie der marine to Hellevoetsluis over- -
geplaatst naar 's Rijkswerf to Willemsoord.
De luit. ter zee der 2o kl. Marine-reserve C. E.
Plugge, thans go plaatst by den ondorzoekinga-
dlennt te Wülemsoord, wordt 22 dezer ontheven
van zijne plaatsing ln werkelyken dienst.
Mot don 19en dezer ia do machl n ist der Harine-
reservo J. P. H. Sessolor. van Hr.Ms. „Koningin
Emma", ontheven van zilee plaatsing in worke-
UJken dienst, terwijl de machinist dlor reserve
J. de Gast mot den 22on dezor wordt overgeplaatst
van do Marfne-kazerno to Amstordam naarHr.
Me. „Koningin Emma".
Do kapitein B. A. Jnmoe, vau hot 21o rog. Inf.,
Is overgeplaatst by hot 10c rog. lof.
I beschikking van den M. v. O. Is de naam
don aorgt-majoor-ad mlnistr. D. J. Derksen,
het korps pantserforharh, aangeteekeud in
het register van sollicitanten naar de betrekking
van schrijver b(| É4n der korpsen van hot leger.
MARKTBERICHTEN.
Alkmaar, 19 Febr. 191G.
KAA8, Fabrlekskaan meikaas fJongo kaas
1'—kl. fabrlekskaas f47.00, klolno booronknas
f42.—, comm. fabrlekskaas f41,—, commis
sie boerenkaas f41.—, middelbare fabrlekskaas
f middelbare boorenkaas f 41.—. Aange-
voord 96 stapels, wogonde 564JI K.G.
Handel goed.
Alkmaar, 19 Febr. 1916.
Heden werden ter graanmarkt aangovoerd
«8H1. Tarwe fH.60 a 14.90, roggef-.— a
goratf idehev. f10.76 a f-., haver
fü.00 a f825.
Bruine boonen l 14.60 a f16.—, witte Idem
f21.- a f22.00, rood mosterdzaad f26.76, geel ld.
f—blnuwmaandzaad f—punrdoboonen
f 12.— a fia.60, cltroenboonen f18.- n f19.-,
dulvenboonen f-.-, karwelz. 1'-,- a f-.-.
Erwten: groene f 13.60 a 17.—, grauwe f26,011
00.00, vnle f 00.00 a 00,00.
Hoorn. 18 Fobr. 1916.
Tijdstippen vsn verzending der
Brievenmalen.
Naar Oost-Indiö:
Verzendlngsweg. Datum dor T|Jdst.der
ter post- laat. bns).
bezorging. a/UPostk.
23 Febr. 6.66'8 av.
5 Maait 6X6'sar.
22 Fobr. 6A6'aav.
1 Maart 6X6'sav.
zeepost via Amsterdam
nat via Rotterdam
o 11mali vla Genua
Holl. maU via Napols
")all. brlev„ briefk. en
oangotoek. stukken.
Naar Atjeh en onderhoorigheden
eu de Oostkust van Sumatra
er Engeland olkonDinsd. 12.16 'am.
Naar Guyana (Suriname):
Naar Cura^ao, Bonaire en Aruba:
of queen8town dag en Dond. 12.16 's m.
Naar St. Martin, St. Eustatius en
Naar Kaapland, Natal, Oranje-Rivier
kolonie en Transvaal:
olkon Donderdag, 12.16 's ra.-
HELDER.
In dank ontvangen van 6-13 Febr.
vanMej. H. opbrengst verloting van
een looper f 37.60. Pers. Militair Ver
plegingsinrichting (maand) f 11.70.
Comm. van inzam. f175.-. 4e Cie.
3e Bn. 20e R. Inf. (2 wekeD) f4.60.
Detach. Art. en Torp. Veldstelling
f 11.20. lo Cie. 8e Bn. 20e R. Inf. f 5.60,
Do uitgaven van 6-13 Febr. heb
ben bedragen f 518,10.
De Penningmeester,
W. BIERSTEKER,
Loodsgraoht 21.