HELDERSCHE COURANT Tweede Blad. Raadsoverzicht. Steuncomité No. 4430 ZATERDAG 20 FEBRUARI 1916 43e JAARGANG Als een Zeppelin-ballon boven onze goede stad was komen aandrijven, en plotseling eenige bbmmen ge strooid had, hadden wij niet verbaas der kunnen z|jn dan toen het bericht wereldkundig werd, dat de wethouder de Ven gemeend had zijn ontslag aanvrage te moeten indienen. Men verdiepte zich in gissingen; ieder wist er iets van, maar niemand het ware en men wachtte af wat een openbare zitting hieromtrent zou ont hullen. Zoo'n openbare raadszitting is een prachtig instituut. Over dingen, die anders ln de duisternis der misleiding zouden blijven gehuld, laat zij het licht vallen, en de gemeentenaren hebben toch ook het recht te weten hoe het bestuur is der gemeente, en wat er omgaat in den boezem van het bestuur. Lezer, sinds Donderdagavond ge- looven w|j, die tot nog toe ook zóo geredeneerd hadden, niet meer in de waarachtigheid van eene openbare zitting. De „spoedeischende" open bare vergadering van Donderdag was een komedie-vertooning, een spectakel- stuk, niet eens erg boeiend, en vrij wel geheel mislukt. Eenige dagen tevoren moet een generale repetitie gehouden zijn, die beter gelukt is. Daarbij zijn interessante dialogen ge zegd en werden kunstzinnige speeches gehouden. Jammer genoeg meende de regisseur geheele fragmenten te moeten schrappen voor de openbare opvoering. Hij vreesde, dat deze ge- deelten, van kl te pikanten aard, ongunstig zouden werken op het moreel der bevolking. We leven onder de krijgswet, weet u Zoo kwam het, dat de voorstelling yan Donderdagavond een slappe groc waB van de generale repetitie. De mise-en-scène was intact gebleven al wat tot een goede raadszitting behoort, was gebruikt. Er lag een berg paperassen op de tusschen twee haakjestamelijk verschoten groene tafeler stonden inktkokers met pennen, ergens verscholen zag men het onvermijdelijke kistje siga ren de glazen water ontbraken niet, noch de acteurs en de toeschou wers kortom, 't was formeel in orde. De acteurs speelden prachtig en waren goed rolvastblijkbaar hadden ze Ijverig gestudeerd. Ieder wist precies wat hij zeggen moest en de meesten zeiden daarom niemendal. Spreken is zilver, zwijgen is goud, en het honorarium voor deze schijnvertoo- nlng ging door. Hoe meer men zweeg, hoe beter het was. De wet schrijft nu eenmaal voor, dat eene zitting openbaar moet zijnwelnu, laat ze openbaar zijn. De wet schrijft niet voor, dat men in eene openbare zit ting alleB zeggen moet wat men weet. En zoo was dit eene vergadering, waarin meer niet gezegd werd dan wel. Er waren een drietal raadsleden, die den schijn trachtten te redden door te speechen. De heer Adriaanse be gon zeer ernstig het geval te be spreken had het over „het volle licht", dat schijnen moest over do zaak en vroeg of het College bereid was de oorzaken te noemen van het conflict en of het de zekerheid kon geven, dat b|j eventueele herbenoe ming van den heer De Ven deze oorzaken waren weggenomen. De oolljkerd wist natuurlijk zeer goed, dat hem noch op de eerste, noch op de tweede vraag afdoend geantwoord zou worden, maarde schijn was gered, het publiek had eene open bare vergadering gehad. En do heer Verstegen zette een breedvoerige boom op over het ge beurde, waarnaar de Raad qüasi- aandachtig zat te luisteren met een gezicht vankerel-schei-nou-uit-we- hebben-dat-allemaal-al-veel-mooier-en- uitvoeriger-van-je-gehoord, en betoog de dat het een kleinzielige manier van doen was van den gasdirecteur. Maar wij van onzen kan: moeten alles doen wat we bij mogelijkheid kunnen om den lezer in te lichten en daarom zullen we vertellen wat we weten van 't geval (en dat is niet veel). Zooals uit de motiveoring van 's heeren De Ven's ontslagaanvrage bleek, (voor een en ander, alsook voor de gevoerde debatten, verwijzen wij naar het verslag in dit nummer) had deze heer verschil van meeningmet den directeur dor gasfabriek over de opvatting van een besluit, indertijd door het College van B. en W. ge nomen, om van de bedrljfshoofden te verlangen, dat zij B. en W. raad plegen in verschillende dingen. Sedert kort is, in navolging met andere plaatsen, hier eene verdeeling van werkzaamheden voor de Wethouders ingesteld, waardoor de heer De Ven de afdeeling bedrijven onder zijn be heer kreeg, i. c. gasfabriek, waterlei ding, etc. Genoemde heer werd daar door de onmiddelljke chef van den directeur der gasfabriek, en toen nu, op initiatief van den Wethouder De Geus, het College besloot tot eene aanschrijving van de bedrijfshoofden als bovenbedoeld, welke aanschrijving later in een formeel besluit werd omgezet, toen meende de heer Rijkes goed te doen zich stipt aan dit besluit te houden en in alles den Wethouder, zijn chef, te raadplegen. Daar de heer Rijkes dit telkens schrif telijk deed, ontving de heer De Ven Vj papier, totdat hij, in an-en moede, er het bijltje by neerwierp en bedankte. Nu waren er in den Raad twee stroomingen. De eene, die uitmondde in de sluizen der welsprekendheid van den heer Adriaanse, betoogde, dat do ontslag-aanvrage overijld was geschied, dat van beide zijden geen overleg gepleegd is, dat men elkander niet begreep. De andere, uit den bruisenden waterval van de rhetorica des heeren Verstegen ontstaan, Bprak van „kleinzielige tegenwerking" van de zijde van den bedrijfsdirecteur, van de volkomen correcte houding van den wethouder. Dat was alles: de openbaarheid was gered. De Voorzitter trachtte, voorzichtig- H]k, tusschen de beide gevaarlijke klippen door te zeilen door nu eens den een, dan weder den ander gelijk te geven. Ik weet niet, wat ik ervan denken moet, zuchtte deze heer. Ze hadden het best kunnen schipperen, en het ontslag van den heer de Ven had achterwege kunnen blijven. De heer Oortgijsen trachtte achter de ware beteekenis van het begrip „futiliteit" te komen. Een futiliteit is niet altijd een futiliteit, was zijn betoog; in de tegenwoordige omstan digheden zijn de kleinste futiliteiten dikwijls belangrijke dingen, zooals b.v. die teerkwestie. De teerkwestie, liève lezer, is tegelijk een teere kwes tie. 't Ging om de teer van de gas fabriek, die thans niet vervoerd kan worden en waarvan een enorme hoe veelheid ter gasfabriek aanwezig is, En zoo waren er meer kwesties. En de heer de Geus zette het standpunt van het college uiteen, óók alweer opdat het precies zoo in de krant zou komen. En nadat de gesprekken verstomd waren, werd de heer de Ven met zestien stemmen herkozen. De kome- was geëindigd, het scherm viel. Ten zijde gekozene toch bedankt. Het slotstukje was een klucht in één bedrijf, getiteld- „Het uitstapje van de heeren commissieleden", of: „Zuinigheid met vlijt, bouwt huizen als kasteelen". Zooals de getrouwe lezer weet, is, op initiatief van den heer Biersteker, eene Commissie benoemd, die tot taak te onderzoeken de wenschel|jk- resp. de mogelijkheid van oprichting eener school voor m. u. 1. o. In die Commissie werd o. a. de heer Bommel benoemd, en deze heer kwam nu met het verzoek een crediet te mogen ben, ten einde eenige m. u. 1. o.- scholen in ons land te bezoeken. Immers, hetzij het advies negatief, hetz|j het positief was, de Commissie diende toch iets te weten omtrent de inrichting van zoo'n school. Maar dit was gansch niet naar den u van den heer Adriaanse, noch van dien des Voorzitters. Eerstge noemde vond het niet noodig, thans crediet te geven, omdat deze kwestie toch dit jaar gereorganiseerd moet worden. En laatstgenoemde merkte op, dat de Commissie alleen heeft te onderzoeken of de oprichting wen- schel|jk is, en dat het ons voorloopig nog niets kan schelen hoe zoo'n school er uitziet. De heer Bommel begon te vreezen, dat er van de heele zaak niets komen zou, maar in een royaal oogon- blik stond de Voorzitter f50.— toe lo Raad ging b|j acclamatie mee.... f 50. voor eene Commissie, die ver schillende plaatsen bezoeken moet.... Naar w(j vernemen, zullen de heeren per boot (2e kajuit) naar Zaandam gaan, en verder op dag-retours 3e klasse reizen. Z|j zullen broodjes met vleesch meenemen voor onderweg.... O jerum, jerum, jerum O quae mutatio rerum zongen de studenten in „Oud-Heidel- Zaterdagavond. Ons land en de Noordzee. Gevolg gevende aan zijne toezeg ging om, wanneer de omstandigheden dit toelieten, diplomatieke bescheiden over belangrijke onderwerpen van buitenlandsche politiek bekend te maken, heeft de Minister van Buiten landsche zaken aan de Staten-Gene- raal overgelegd een tekst Yan de voor naamste stukken betreffende de vaart in de Noordzee en het Kanaal in verband mot den oorlogstoestand. Ter toelichting wordt een kort overzicht gegeven van do verschil lende door de oorlogvoerenden ge troffen maatregelen en van de houding te dien opzichte door de Nederlandsche Regeering aangenomen. Sedert het begin van den oorlog heeft de Nederlandsche Regeering elke maatregel door de oorlogvoeren den genomen ten aanzien van de Noordzee en het Kanaal, welke wateren voor de Nederlandsche scheep vaart en vischvangst van bijzonder belang zijn, nauwlettend getoetst aan het volkenrecht en hare bedenkingen tor kennis van de betrokken oorlog voerende regeering gebracht Uit de gewisselde stukken blijkt, dat o. a. ouze Regeering geen be zwaren heeft ingediend by de Duitsche en bij de Engelsche regeering over het wederkeerig leggen van m|jnen in de Noordzee, en over het sluiten van de respectievelijke havens, aan de Noord- gelegen, voor de Nederlandsche visschersvaartuigen, gedurende zeke ren tijd, welke sluiting verband hield met de veronderstelling dat deze vaartuigen vijandelijke mijnen zouden, leggen. Deze maatregelen waren niet in strijd met de bestaande bedragen, overeenkomsten, enz. Aan beide regee ringen werd echter verzocht opgave te doen van de gevallen, waarin misbruik is gemaakt van de Neder landsche vlag. Dusver werd geen zoodanig geval ter kennis van den Minister gebracht. Wat betreft de verklaring tot oor logsgebied door Engeland van de Noordzee, wordt medegedeeld, dat onder dagteekening van 3 November 1914 de Britschen gezant den Minis ter mededeeling deed van eene be kendmaking der Britsche Admirali teit, met betrekking tot de scheep vaart in de Noordzee. Blijkens die bekendmaking werd de geheele Noord zee tot een militair gebied verklaard, waarmede onzijdige scheepvaart aan 'ernstige gevaron zou zijn blootgesteld, niet alleen ten gevolge van het leg gen van m|jnen, doch ook wegens het optreden der Britsche oorlogs schepen, belast met het zoeken naar verdachte schepen. B|j schrijven d.d. 16 November deed de Minister den Britschen gezant onder meer opmerken, dat deze nieuwe maatregel in 9trljd was met het Vol kenrecht, hetwelk aan den oorlog voerende een recht om onzijdige schepen op een gegeven oogenblik verwijderd te houden van een bepaald zeegebied slechts toekent ten aanzien van het zeegebied, waar op dat oogenblik daadwerkelijke oorlogshan delingen gepleegd werden. Daar de geheele Noordzee ten gevolge van hare groote uitgestrektheid niet zoo danig gebied kan vormen, beteekende de maatregel dus een ernstige in breuk op het recht der vrije vaart in de vrije zee. De pract|jk heeft aangetoond, dat de.Nederlandsche scheepvaart tot dus ver vrijelijk een anderen weg kan volgen dan den door de Britsche admiraliteit in hare bekendmaking aangegevene en dat met name de route van uit de Nederlandsche ha vens naar het Kanaal en terug ge nomen kan worden langs de lijn, der lichtschepen Maas—Schouwen bank Noordhinder—Golloper. Verder z|jn ook geen klachten ter kennis van de Nederlandsche Regeering gekomen, dat aan Nederlandsche schepen op het traject van de Nederlandsche havens naar die van de oostkust van Engeland eenige moeilijkheid in den weg is gelegd. Hierna wordt behandeld het op treden van de Duitsche zee- en lucht vaartuigen tegen de Fransche Noord en "Westkusten. Het blijkt, dat den 3en Februari 1915 de Duitsche gezant den Minister mededeeling deed van een bekend making van denDuitschen Marinestaf, meldende, dat tegen de transport schepen, die van uit Engeland troepen en krijgsvoorraden naar Frankrijk gingen overbrengen, met alle ten dienste staande krijgsmiddelen zou worden opgetreflen, met het oog waarop aan de vreedzame scheep vaart dringend werd ontraden de Fransche Noord- en Westkust te na deren, aangezien haar, b|j verwisse ling met schepen welke tot oorlogs doeleinden dienen, ernstig gevaar dreigde. Den neutralen handel werd daarom de weg om Schotland aan bevolen. De Minister antwoordde daarop bij nota van den 5en Februari 1915, dat volgens het oordeel der Nederlandsche Regeering, op eene oorlogvoerende Mogendheid de stellige plicht rust te vormljden, dat vergissingen van den in de mededeeling van den Duitschen Marinestaf bedoelden aard door hare strijdmachten worden begaan en dat, ingeval een Nederlandsch schip van zoodanige vergissing het slachtoffer mocht worden, dé Nederlandsche Re geering zich moest voorbehouden al hare rechten te doen gelden, met name dat tot het vorderen van eene volledige schadevergoeding wegens het mogelijk verlies van menschen- levens en eigendommen. Verder wordt in de stukken behan deld de verklaring tot oorlogsgebied door Duitschland van de wateren om Engeland, Schotland en Ierland, het Kanaal daarb|j inbegrepen. Na een omschrijving van de be kende maatregelen wordt verder medegedeeld, dat ter rechtvaardiging dier maatregelen door de Duitsche regeering o.a. opgemerkt werd, dat de onzijdige mogendheden zich in het algemeen naar de door de Britsche regeering genomen maatregelen heb ben geschikt, dat zij in het bijzonder niet hebben weten te bereiken, dat de van hare schepen in strijd met het volkenrecht afgenomen Duitsche personen en goederen door de Britsche regeering werden uitgeleverddat zij in zekeren zin zich b|j de met de vrijheid der zee onvereenigbare Brit sche maatregelen hebben aangesloten, doordat z|j, klaarblijkelijk onder pres sie van Engeland, den voor vreed zame doeleinden bestemden doorvoer naar Duitschland ook harerzijds door middel van uitvoer- en doorvoer- verbodsbepalingen verhinderen. Ingevolge de opdracht van den Minister deed de Nederlandsche ge zant te Berlijn den lSen Februari 1915 aan de Duitsche regeering toe komen eene Memorie der Nederland sche regeering dd. 12 Februari 1915. Hierbij werden in de eerste plaats de aan de onzijdige mogendheden gerichte verwijten voor zooveel be treft Nederland teruggewezen. Verder bevatte de Memorie een protest tegen het feit, dat een groot gedeelte der Noordzee en het Kanaal tot oorlogs gebied zijn verklaard. Ten slotte werd de Duitsche regeering er op gewezen, dat, aangezien het een onafwijsbare plicht is van den oorlogvoerende een onderzoek in te stellen naar de natio naliteit van een handelsschip alvorens tot buitmaking of vernietiging daar van over te gaan, de Duitsche regee ring er voor verantwoordelijk zoude z|jn indien een Nederlandsch schip het slachtoffer mocht worden van een b|j vergissing gepleegden aanslag der Duitsche strijdmachten. Op den 12en Februari 1915 ont ving de Minister ten slotte van don Duitschen gezant eene „Aufzeich- nung" z|jnor regeering, waarin wordt uiteengezet, dat de Duitsche onder zeebooten om redenen van zelfbehoud in de door de Duitsche regeering tot oorlogsgebied verklaarde wateren niet zullen kunnen overgaan tot een onder zoek naar de nationaliteit van het handelsschip dat z|j ontmoeten, zoo dat onder deze omstandigheden gee nerlei waarborg meer bestaat voor de veiligheid van de onzijdige scheep vaart. Met het oog hierop wordt nog eens uitdrukkelijk de onzijdige scheep vaart er tegen gewaarschuwd zich in die wateren te begeven, doch haar aanbevolen den door den Duitschen marinestaf aangegeven weg te volgen. Ten slotte vindt men in de stukken behandeld het varen onder neutrale vlag door Britsche handelsschepen. In verband met de in de Memorie der Duitsche Regeering voorkomende mededeeling, houdende dat aan de Britsche handelsschepen last zoude z|jn gegeven om van een neutrale vlag gebruik te maken, verzocht de Minister den Britschen gezant om inlichtingen te dezer zake. Bij schreven d.d. 7 Februari 1915 deelde Sir Alan Johnstone mede, dat tot dusver een bekendmaking op dit stuk niet was uitgevaardigd, doch dat het voeren van een neutrale vlag een in de praktijk by w|jze van krijgslist gevestigd gebruik was, slechts onderworpen aan zekere be perkingen. Hij vestigde er de aan dacht op, dat krachtens de bepalingen der Engelsche „Merchant Shipping Act"vau 1894 vreemde handelsschepen de Britsche vlag mogen h|jschen ten einde te ontkomen aan prljsmaking, en dat zijne Regeering van oordeel was, dat de Britsche handelsschepen wederkeerig, indien zij in gevaar zijn van te worden pr|jsgemaakt of ver nietigd, eene vreemde vlag mogen hijschen, in het bijzonder in wateren waar Duitschland voornemens is schip en lading en non-combattante be manning tot zinken te brengen. H|j voegde daaraan toe dat, hoewel geen orders in dien zin aan Britsche schepen kunnen worden gegeven, hun ongetwijfeld zal worden aan geraden aldus te handelen. Bij schrijven d.d. 15 Februari 1915 heeft de Minister er de aandacht van Sir Alan Johnstone op gevestigd, dat het gebruik maken der vlag van eene vreemde natie zonder hare toe stemming in ieder geval een misbruik is, dat des te ernstiger wordt in oorlogstijd, omdat daardoor dan de onder hunne eigene onzijdige vlag varende schepen in gevaar komen. De Minister sprak de verwachting uit, dat de Britsche regeering hare sanctie niet zal hechten, aan een zoodanig bovendien met de Nederlandsche wet geving strijdig, misbruik, dat onze handelsschepen aan oorlogsgevaar zou blootstellen. Het recht der neutralen. In verband met deze nota's der Ne derlandsche Regeering aan Duitsch land en Engeland, waaruit bleek dat Nederland, behalve de plichten ook do rechten der Neutralen kende, schrijft de „N, Rott. Ct." o. m. Het is goen groot aantal diploma tieke bescheiden, dat de regeering in den vorm van een witboek aan publieke kennisneming heeft over gegeven; het boek bevat slechts eene kernverzameling, „de voornaamste stukken betreffende de vaart in de Noordzee en het Kanaal", die in ver band met den oorlogstoestand tus schen onze regeering en de Engel sche en de Duitsche autoriteiten ge wisseld zijn. Zij geven dus nog verre van een volledig beeld van al het- i onze regeering in het belang van het recht der neutralen verricht heeft, maar z|j laten niettemin een gunstigen indruk achter van de wijze, waarop onze regeering haar bij uit stek mosielljke en delicate taak opvat. Daaruit komt toch duidelijk aan den dag, dat bij de regeering eene fiere bewustheid bestaat, dat neu traliteit in den oorlog niet slechts plichten oplegt, doch wel degelijk ook op rechten aanspraak geeft, die de oorlogvoerende partijen hebben te ontzien, en te erkennen. B|j de beoordeeling van die rech ten, en- de bepleiting daarvan bij de oorlogvoerende mogendheden, stelt de regeering zich steeds op streng rechtsstandpunt. Gel|jk zij niet be reid is bij de handhaving van onzo neutraliteit aan eene der oorlogvoe rende partijen eenige bijzondere gunst te verleenen, vradgt zij ook omge keerd van geene der oorlogvoerenden onzen behoeve eenige gunst of bijzondere behandeling, zich wel be wust, blijkbaar, dat gunst vragen waarschijnlijk ook eenmaal tot gunst geven zou kunnen leiden, waardoor aan de zuiverheid van onze positie nadeel zou kunnen worden gedaan. „Sedert het begin van den oorlog schrijft de minister van buitenland sche zaken heeft de Nederland sche regeering eiken maatregel door de oorlogvoerenden ten aanzien van de Noordzee en het Kanaal, welke wateren voor deNederl. scheepvaart en vischvangst van bijzonder belang z|jn, nauwlettend getoest aan het volkenrecht en hare bedenkingen ter kennis van de betrokken oorlogvoe rende regeering gebracht". Dit is, dunkt ons, het juiste stand punt. Treffen de oorlogvoerenden partijen maatregelen, die ja voor onze belangen wellicht hinderlijk z|jn, doch waartegen volkenrechtelijk geen bezwaar kan worden gemaakt, dan legt onze regeering zich daarbij zonder vertoog neer. Uit dit oogpunt be schouwd is er geen aanleiding vóór onze regeering bedenkingen te maken tegen de bemijning van Engelsche havens door Duitschland, beperking van de scheepvaart op de Engelsche of Duitsche kust, of bemijning van een gedeelte van het zuiden der Noordzee, waarbij voor de scheepvaart eene voldoende vaargeul overblijft. Dit alles is niet in strijd met de algemeen erkende regelen van vol kenrecht; zelfs is van sommige dier maatregelen de rechtmatigheid uit drukkelijk bij een der Haagsche trak taten van 1907 erkend. Deregeoring laat dit alles dus voorbijgaan, zonder protest, vertoog, of zelfs maar eene poging om voor de Nederlandsche scheepvaart eenige bizondere verge makkelijking te verkrijgen in de moeilijkheden, die ook zij ontegen zeggelijk van deze maatregelen zal moeten ondervinden zij het dan ook, dat zij zich het recht voorbe houdt, om wanneer het geval er toe aanleiding mocht geven, schadever goeding te vorderen. Maar niet zoodra kan er twijfel r|jzen, of de oorlogvoerende mog< heden wel in alle deele de rechten der neutralen hebben ontzien, of onze regeering staat gereed, om ophelde ring te verzoeken, en zoo noodig met een protest haar vertoog kracht b|j te zetten. En uit de overgelegde stukken bl|jkt, dat de vertoogen der regeering, sterk, omdat de regeering zoo uit sluitend rechtsoverwegingen daarover aanvoert, niet zonder succes zijn gobleven. Intusschen heeft zich echter veel belangrijker dan beschouwingen op papier de p r a k t ij k geves tigd van den maatregel van 3 Novem ber, waarbij, mede door de hulp en tegemoetkomendheid der Engelsche marine-autoriteiten, de Nederlandsche bedenkingen geheel blijken te worden ondervangen. Uit dit evasief antwoord van Sir Allan Johnstone én deze praktijk mag, dunkt ons, afgeleid worden, dat de Engelsche autoriteiten voor de rechtsoverwegingen der Ne derlandsche regeering niet geheel doof z|jn gebleven, en het is daarom verklaarbaar, dat onze regeering de zaak voorshands verder heeft laten rusten. Met dit voorbeeld voor oogen mag de hoop worden gekoesterd, dat ook de Duitsche regeering, die er steeds naar gestreefd heeft, ook hare maatregelen eene volkenrechtelijke basis te geven, evenzeer als de Engel sche, eene praktijk van hare jongste verklaring zal weten in het leven te roepen, die de Engelsche praktijk evenaart, en waardoor dus feitelijk de rechton der neutralen zullen wor den ontzien. Dit mag te meer gehoopt worden, daar vast staat, dat, althans wat Nederland aangaat, de verwijten van begunstiging van eene der oorlog voerende partijen, welke in de Duit sche uiteenzettingen van 4 Februari den neutralen voor de voeten worden geworpen, geheel ongegrond mogen heeten. De Nederlandsche memorie geeft op dit punt aan de Duitsche regeering een eenigszins gedetailleerd bescheid. Daaruit bljjkt, dat de Neder landsche regeering de verplichtingen, welke het Rijnvaarttraktaat aan ons land oplegt, scrupuleus nagekomen is. Zij heeft de geallieerden op die verplichtingen gewezen, en heeft ge weigerd, eenigen waarborg, welken ook, te geven, dat van overzee hier ingevoerde goederen niet naar Duitsch land zouden uitgevoerd worden. En de Regeering protesteert op de meest formeele manier tegen de voor stelling, alsof onze uitvoerverboden onder de pressie van Engeland zou den zijn in het levon geroepen. Onze RegeeriDg is met de Engelsche Re geering zelfs niet in eenige gedach ten wisseling over dit onderwerp ge treden. Ook zet de memorie uiieen, hoe nog ten aanzien van andere aan- gelegengeden, tegenover de Engel sche maatregelen, voor de rechten der neutrale vaart van de z|jde van onze Regeering is in de bres geko men. Zij wijst er de Duitsche Re geering op, dat dientengevolge de vrijlating is verkregen ook van Duit sche goederen, die van boord van- Nederlandsche schepen waren ge haald. Het is dan ook geenszins een groot woord, wanneer de Regeering aan het eind van hare memorie consta teert, dat de Nederlandsche Regce- ring met de meeste nauwgezetheid tegenover de oorlogvoerende mogend heden de plichten, die onze neutra liteit haar opleggen, is nagekomen de door haar uitgesproken verwach ting, dat daartegenover ook de rechten der neutraliteit zullen worden erkend, mag dan ook stevig gegrondvest heeten door de w|jze waarop de plich ten zijn vervuld. Terecht spreekt dan ook de Nederlandsche memorie aan de Duitsche Regeering het „ver trouwen" uit, dat de Duitsche oorlogs maatregelen geen grooter afbreuk zullen doen aan de Nederlandsche vaart dan de Engelsche, waarop de Duitsche Regeering zich tegenover de neutralen beroept, hebben gedaan, en dat daarom de Duitsche Regeering aan hare Marine de meest 6trikte bevelen zal geven, om het neutrale karakter van de Nederlandsche sche pen onder alle omstandigheden te ontzien. DE OORLOG. De algemeens toestand. De Russen hebben gemeld, dat de troepen, door de Duitschers in Oost- Pruisen samengetrokken, ten deole waren onttrokken aan het Westelijke front. De Duitschers hebben alleen van nieuwe recruten gesproken. Dat is natuurlijk geen bewijs, dat er geen troepen van het Westen bij waren, want de Duitschers zouden zich er wel voor hoeden om aan den v|jand dienomtrent een gewichtige inlichting te verschaffen of te bevestigen. Een particulier bericht heeft gemeld dat er in Belgis troepenverplaatsing naar het Oosten is waargenomen. Of de Franschen en Engelschen hieromtrent vertrouwbare inlichtingen hebben, valt niet uit te maken, maar zeker is dat zij in de laatste drie dagen het offensief hebben hervat, en dat hun dit op verschillende plaatsen succes heeft opgeleverd, al is dat succes dan ook nergens van zoo heel groot belang. De Sudelkopf ligt in de Vogezen vlak ten Noorden van Alt Than en vlak ten Oosten van Sulz, de Sudel- hoevo zal wel niet ver daarvandaan te zoeken zijn. Norroy, onlangs door de Duitschers genomen en thans door de Franschen hernomen, ligt eenige K.M. ten Noor den van Pont a Mousson. Dit is in verband met de positie van de Duit schers b|j St. Mibiel een punt van strategisch belang. In de Duitsche mededeeling, dat in Champagne nog wordt gestreden, ligt een beperkte erkenning van het feit, dat de Franschen daar voordeelen hebben behaald. Wij weten immers dat zoo'n mededeeling beduidt: de vijand heeft voordeelen behaald, maar we hebben onze pogingen ze hem te ontnemen nog niet opgegeven. Onge veer op dezelfde wijze geven de Duit schers nog andere voordeelen van de Franschen toe, o.a. ten Noorden van Atrecht, maar hoe verschillend de kijk op het gebeurde is, blijkt hieruit dat de Duitschers zeggen „de pogingen van den v|jand om aan te vallen duren even vruchteloos voort" en de Fran schen: „de dag van Donderdag was al even fortuinlijk voor ons als de twee vorige". Het is hier weor het oude geval, een aanval kan men wel als mislukt beschouwen, ook al levert h|j eenige voordeelen op. Zoo doen de Franschen met de aanvallen der Duitschers en andersom. En inderdaad alles bijeengenomen is ook nu het front nog vrijwel ongewijzigd Volgens de wederztjdsche overeen stemmende berichten zijn nu dus de Russen tot over de Pruth terugge trokken en is Czernowitz, de hoofd stad van Bukowlna, weer door de Oostenrijkers bezet. De Russen z|jn niet naar het Noorden, maar in richting van Nowo Sielica, dus naar het Oosten, afgemarcheerd. Rukken de Oostenrijkers nu nog verder Noord waarts op dan de Pruth, dan wordt hun rechterflank niet meer door Roe menie gedekt. Nu zal dus moeten blijken of zij hun rechtervleugel nog verder kunnen vooruit brengen, zoo dat de Russische troepen in de mid den- en West-Karpathen in gevaar komen. By een poging tot omtrek" king in Westelijke richting zullen zij stellig rekening hebben te houden met de mogelijkheid van een aanval van Russische troepen uit het Oosten. Trouwens ten Noorden van Nad- worna en Kolomoa hebben de Rus sen al versterkingen aangevoerd tegen de veldwinnende Oostenrijkers, die daar eerst nog een slag moeten win nen, voor-zij verder Noordwaarts kun- ïen trekken. (N. Rott. Ct.) Van het Westelijke gevechts terrein. Parijs, 18 Februari. De ambtelijke mededeeling van hedenavond elf ure luidt: De Donderdag is voor ons niet minder gunstig geweest dan de twee voorafgaande dagen. Tusschen de zee en do Aisne zijn artillerie-gevechten geleverd. De Duitschers voerden in de nabijheid van Roclincourt vijf tegenaanvallen uit om de loopgraven te hernemen, die wij Woensdag hadden veroverd. Al deze tegenaanvallen z|jn afgeslagen. De v|j3nd liet honder den dooden op het slagveld liggen. Daarbij waren verscheiden officieren. In Champagne voerde de v|jand twee allerhevigste tegenaanvallen uit op het geheele front in de streek van Souain, Perthes en Beau-séjour, de eerste gedurende den nacht, de tweede des ochtends, om de loopgraven te hernemen, die h|j den 16en en den 17den had verloren." Beide aanvallen werden in een bajonetgevecht afge slagen. Wij maakten 8 machinegewe ren buit en verscheldenen honderden gevangenen vielen ons in handen. Deze gevangenen vertelden dat som raige regimenten een vierde van hun effectief, andere de helft hadden verloren. In Lotharingen hebben w|j een aanval uitgevoerd en het dorp Norroy genomen (dit dorp was dezer dagen door de Duitschers veroverd. Red.) en bezetten de geheele stelling der Duitschers. Wat den Elzas betreft, is thaus uitgemaakt dat Lepiton, ten Zuiden van de Sudelhoeve, die wij Woonsdag hebben genomen, een geduchte ver sterking vormde. Wij namen een loopgraaf-mortier, v|jf machinege weren, honderd geweren, schilden, bommen, telefoongërei, prikkeldraad, duizend patronen en zakken met zand. Van het Oostelijke gevechts terrein. Berlijn, 19 Februari. Ambtelijke mededeeling uit het groote hoofd kwartier: Tauroggen is gisteren door ons ge nomen. De gevechten bij de vervolging van den vijand ten N.W. van Suchawola zijn bijna geëindigd. De strijd ten N.W. van Kolno duurt nog voort. Ten Z. van MySzyniec hebben wij den vijand uit eenige plaatsen gegooid. In Polen ten N. van Weichsel zijn aan weerszijden van de Wrka ten O. van Racionz kleine botsingen ge- eest. In Polen ten Z. van den Weichsel niets nieuws. St. Petersburg, 18 Febr. Oflïcieele mededeeling van den grooten gene- ralen staf: De gevechten op het front tusschen Njemen en Weichsel z|jn den 17en dezer voortgezet Z|j waren het hevigst in de streek van Augustowo, alsmede op de wegen van Sierpc naar Plonsk. Op den linkeroever van de Weichsel is niet gevochten. In de Karpathen hebben wij een reeks hardnekkige aanvallen der Oos tenrijkers afgeslagen op het front van Swidnik tot aan de boven-San. In de streken van Koziuwka, Dukla, Seneczow en Wyszkow hebben w|j verscheidene tegenaanvallen, die met goed gevolg zijn bekroond, onderno men, terwijl wij tegelijkertijd de voortdurende aanvallen van de Duit schers zijn blijven afslaan. In Boekowina hebben onze afdee- lingen zich over de Pruth terugge trokken. Premiën voor den strijd tegen de onderzeeërs. De Britsche admiraliteit heet in verschillende havens bekendmakingen doen aanplakken, waarin belooningen worden toegezegd aan kapiteins en bemanningen van stoomtrawlers voor de venietiging van vijandelijke onder- zeeörs. Er is een belooning uitge loofd van 1000 p.st. voor den gezag voerder van een stoomtrawler, die een vijandelijke onderzeeer in den grond boort of vermeestert en een gelijke belooning voor den schipper die inlichtingen geeft welke leiden tot het doen zinken of vermeesteren van een vijandelijk oorlogsschip. Be dragen van 500 p.st. en lager zijn uitgeloofd voor trawlers die inlich tingen geven omtrentde bewegingen van vijandelijke schepen. De „Syren and Shipping" heeft 500 p.st. uitge loofd voor den eersten Britschen koopvaarder die een Duitschen on derzeeer in den grond boort, en deze premie is door bijdragen van ver schillende recdorsfirma's nu al tot 1160 p.st. verhoogd. Eeu reeder te Cardiff heeft 500 p.st. uitgeloofd voor het tweede Britsche handelsschip dat een v|jandelijken onderzeeer vernielt. LIJST van ingekomen en vertrokken personen. INGEKOMEN. Naam: Beroep: Woonplaats: Vau: GeL: M. W. v. Alphen-Mol, z,, Dykstr.81, 's-Hago. R.C A.Uoomans, smid, Nleuwslraat 14, A'clam. N.H. A. F.kelraaiis, ab., Stationen-. 13, Gorlnchom. .T. Wulol, zeeman, Achterstraat 41n, A'dam. H.C Lungerjjs-Kluit,7.,, Breestr.28a, Scbormer. H.lHIUel ra, timm., lo Govordw.str. 11, AMam. P. Eikel, boerenknecht, Koegras. Z(|po. J. Kuiper, slager, lo Vroonstraat, 85, Volsen, O. Faber, zonder. Nleuwstraat 42, Botterdam. M.Vllok, machinist, Hartcsteeg, Velsen. ILC J. J. do Jong, smid, WUlielm.str. 16, A'dam. D. Mast, broodbak., Janzond w. 6, ZaandUk. Km. J. lo Boy, gep„ Wiihclmstr. 60, A'dam. W.Cas, kantoorb., Wcozonstr. 28, Enkbuizen. Ger. W.B.Ansum, bootsm., Weerstr. 13, N.-Helr. N.H. M-C-Metz, wlnkelj., Binnonhaven 3, Alk maar. R.C. J.doBoer, marinier, loVroonstr. 66, Schlodam.Ger. M. Boos, stoker, Hoogdw.str. 8. Amsterdam. B.C. VERTROKKEN. Naam: Beroep: Van: Naar: Gel.: A.J.Vorkade, d.b., Statlonsw. 11, Schiedam. Qor. J. W. Brederode-Langorvold, zonder, Loodsgracbt, A'dam. N.H. H.Binknmo, raatr., Kulpordw.Btr.4, Loeuward. G.Ambuul-Hardebol, z., Koegr.42, A.Paulowna.. u.v,,.i„uui-ii<uubuui, c., zvuBKt.ii, A.i-auiowna- E.BastlaauBrunlng, z., Willnstr. 19, Utrecht. B.C. J.Kullman, marinier, woagstr. 6, Gronlngon. G.Bisaoltng. molenaar, 2o_Vroonatr. 75, liorgh. SPORT. Voetbal. A.s. Zondag een zeer belangrijke dag voor H.F.C. I. Immers op bezoek komt Hollandia en door het winnen dezer Club tegen Alc. Vitrix, wist zij H.F.C. van haar plaats to dringen. Om deze plaats weer te horwinnen dient H.F.C. te winnen, en daar het voordeel van eigen terrein nu aan onzen kant is, verwachten w|j bij flink aanpakken een overwinning voor H.F.C. Aan de supporters door talrijke opkomst nu de taak om mede deze zege te helpen bevechten. Het volgende elftal komt tusschen de lijnen Peraoons Roelvink Moorburg Goea Tor Horkei Kikkert Heytlng 1'aylor Bak Drost Koorn MARINE EN LEGER. Do lult. ter zoo dor le kl. H. B. L. Braam, is ult-de directie der marine to Hellevoetsluis over- - geplaatst naar 's Rijkswerf to Willemsoord. De luit. ter zee der 2o kl. Marine-reserve C. E. Plugge, thans go plaatst by den ondorzoekinga- dlennt te Wülemsoord, wordt 22 dezer ontheven van zijne plaatsing ln werkelyken dienst. Mot don 19en dezer ia do machl n ist der Harine- reservo J. P. H. Sessolor. van Hr.Ms. „Koningin Emma", ontheven van zilee plaatsing in worke- UJken dienst, terwijl de machinist dlor reserve J. de Gast mot den 22on dezor wordt overgeplaatst van do Marfne-kazerno to Amstordam naarHr. Me. „Koningin Emma". Do kapitein B. A. Jnmoe, vau hot 21o rog. Inf., Is overgeplaatst by hot 10c rog. lof. I beschikking van den M. v. O. Is de naam don aorgt-majoor-ad mlnistr. D. J. Derksen, het korps pantserforharh, aangeteekeud in het register van sollicitanten naar de betrekking van schrijver b(| É4n der korpsen van hot leger. MARKTBERICHTEN. Alkmaar, 19 Febr. 191G. KAA8, Fabrlekskaan meikaas fJongo kaas 1'—kl. fabrlekskaas f47.00, klolno booronknas f42.—, comm. fabrlekskaas f41,—, commis sie boerenkaas f41.—, middelbare fabrlekskaas f middelbare boorenkaas f 41.—. Aange- voord 96 stapels, wogonde 564JI K.G. Handel goed. Alkmaar, 19 Febr. 1916. Heden werden ter graanmarkt aangovoerd «8H1. Tarwe fH.60 a 14.90, roggef-.— a goratf idehev. f10.76 a f-., haver fü.00 a f825. Bruine boonen l 14.60 a f16.—, witte Idem f21.- a f22.00, rood mosterdzaad f26.76, geel ld. f—blnuwmaandzaad f—punrdoboonen f 12.— a fia.60, cltroenboonen f18.- n f19.-, dulvenboonen f-.-, karwelz. 1'-,- a f-.-. Erwten: groene f 13.60 a 17.—, grauwe f26,011 00.00, vnle f 00.00 a 00,00. Hoorn. 18 Fobr. 1916. Tijdstippen vsn verzending der Brievenmalen. Naar Oost-Indiö: Verzendlngsweg. Datum dor T|Jdst.der ter post- laat. bns). bezorging. a/UPostk. 23 Febr. 6.66'8 av. 5 Maait 6X6'sar. 22 Fobr. 6A6'aav. 1 Maart 6X6'sav. zeepost via Amsterdam nat via Rotterdam o 11mali vla Genua Holl. maU via Napols ")all. brlev„ briefk. en oangotoek. stukken. Naar Atjeh en onderhoorigheden eu de Oostkust van Sumatra er Engeland olkonDinsd. 12.16 'am. Naar Guyana (Suriname): Naar Cura^ao, Bonaire en Aruba: of queen8town dag en Dond. 12.16 's m. Naar St. Martin, St. Eustatius en Naar Kaapland, Natal, Oranje-Rivier kolonie en Transvaal: olkon Donderdag, 12.16 's ra.- HELDER. In dank ontvangen van 6-13 Febr. vanMej. H. opbrengst verloting van een looper f 37.60. Pers. Militair Ver plegingsinrichting (maand) f 11.70. Comm. van inzam. f175.-. 4e Cie. 3e Bn. 20e R. Inf. (2 wekeD) f4.60. Detach. Art. en Torp. Veldstelling f 11.20. lo Cie. 8e Bn. 20e R. Inf. f 5.60, Do uitgaven van 6-13 Febr. heb ben bedragen f 518,10. De Penningmeester, W. BIERSTEKER, Loodsgraoht 21.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1915 | | pagina 5