Ingezonden Mededeeling. na 9 '"yj SïHr A op RIJWIEL., RIJTUIG.«D AUTOÖANDEN 1 wcarbotft «oUdlItili. Fabriek Hevea, Hoog<«nd<qr6pingenj| Van het Oostelijke gevechts terrein. In de Karpathen. Weenen, 28 April. Uit het groote porshoofdkwartier wordt gemeld: De groote strijd in de Karpathen bereikte zijn hoogtepunt in de Paasck- gevechten. De geweldige Russische offensieve beweging, die 20 Maartin het gebied van de Ondawa begon, had, na een aanvankelijk succes op den westelijken vleugel, een niet te breken tegenstand gevonden. Dooi den met groote offers verbonden storm in het woudgebergte, tusschen den Lupkow- en den Oeszokpas, kon niets bereikt worden dan dat de wigvor mige tot b^j Baligrod vooruitgescho ven positie der Oostenrijkers tot de linie van den westelijken vleugel, op de hoogten vlak achter de Hongaar- sche grens bij Telepocz, Zellü en Nagypolany werd teruggetrokken. De Russische legercommandant besloot nu tot het doorbreken van de Oostonrijksche stellingen in den Lupkow-pas en bij Mozo Laborcz, aan beide oevers van de rivier Laborcza, waarvoor grootendeelsde bij Przemysl vrijgeworder troepen van het inslui- tingsleger als nieuwe reserves aan de daar-reeds strijdende legers wor den toegevoegd. Zou die doorbraak in de richting van Homonna geluk ken, dan zou de zoo krachtig ver dedigde stelling op den westelijken vleugel in het Ondawa-gebied onhoud baar zijn geworden, en de in het Woudgebergte strijdende troepen in con moeilijken toestand zyn gekomen. De aanval op het punt waarop deze gericht was, waren goed voorbereid en ongetwijfeld zou hot welslagen ervan de beslissing brengen in liet geheele Karpathen-gebied. Het slag veld, dat voor het gelukken van de doorbreking het eerst in aanmerking kwam was het Laborcza-dal en de hoogten 'aan beide zijden daarvan en de daarmede evenwijdig loopendo hoogtenruggen, tot aan de vlakte tusschen Vilsava en Virava, waarin do Kobila hoogte het belangrijkste punt vormde. De Russische aanval had op Goeden Vrijdag, na een afwisselend gevecht, in het centrum van hot front succes, waarvan het terugtrekken der geheele tusschen Virava en de rivier de La borcza strijdende troepenmacht het gevolg was. Slechts de uiterste lin kervleugel, onder kolonel Krebs, hield zich standvastig op de hoogte Na Kudrosci, en de rest van den rechter vleugel, onder kolonel Keramel, hield zich nog op de Frostyanski hoogte, torwijl de Kobila en de Uhlisko- hoogten reeds in handen der vijanden waren. Onder die omstandigheden moest ook de Westelijk van de rivier de Laborcza strijdende groep den vol genden dag in de vroegte den terug tocht aanvaarden. Doch reeds was het Duitscbe leger in de Beskiden ter versterking aangekomendit ging onmiddellijk op den rechtervleugel tot den aanval over en droDg, ge steund door de artillerie, met do groep van kolonel Kemmel op do Frosty- anski-hoogte, vooruit en bestormde de naastbijgelegen hoogte 584, de be langrijkste toegang tot, de Kobila- hoogte. Ook in het centrum drongen in middels, ondanks de groote verliezen door het artillerie- en infanterievuur, onze troepen vooruit, bestormden de Ublisko-hoogte, waar 500 Russen in onze handen vielen, en konden, nadat de artillerie dit voortrukken had ge steund, op den uitersten uitlooper van den Javirska-rug' vasten' voet krijgen. Op Paaschzondag werd.de aanval, waaraan nu ook de tweede linie der Duische versterkingen ten Oosten van de Laborcza rivier deelnam, algemeen. De rechtervleugel rukte dapper vooruit, toen een krachtige Russische aanval op de rechtei Aanlc van uit het plaatsje Virava volgde. De Duitschers, die hierdoor het eerst werden ge troffen, vormden dadelijk front tot het afweren van den aanval en dwoDgen, krachtig door onze troepen ondersteund, de Russen spoedig om in de vlakte terug te koeren en bij de Virava dekking to zoeken. Onze aanvallen in het centrum gingen eveneens vooruit. Elkaar voortdurend steunend rukten de bond- genooten met onzen linkervleugel, die uit de westelijk van de rivier de Laborcza teruggetrokken troepen bestond; eveneens tot den aanval vooruit, ondanks het heftige vijande lijke artillerievuur, tot in do vijande lijke stellingen. Een linkervleugelgroop drong weste lijk van de Laborcza vooruit, waar zij de Russen in goed versterkte posities vond. Majoor Liebbart be stormde, ondanks het hevige flank- vuur, de hoogte 468, doch kon deze tegenover de steeds weer herhaalde tegenaanvallen niet houden. Op Paasch-Maandag hadden wij op hot oostelijk gevechtsveld een vol komen succes. Na de beschieting van de tusschen de hoogte 584 en Koliba aangelegde sterke stelling door de Duitsche en Oostonrijksche batterijen, kon een afdeeling onder kolonel Kem mel op Paasch-Maandag des namid dags deze positie bestormen. Ook de andere toegang tot de Xoliba-hoogte, de Javirska, werd door het 40e regi ment infanterie in een stormaanval genomen, waardoor de Duitschers van het Russische flankvuur bevrijd waren en den ingang van het Vüsavadal konden bezetten. Inmiddels werd ook het lot van de Kobila-hoogte beslist. Van de Javirska uit, en geflankeerd door hoogte 584, aangevallen door de Duit sche en Honved-regimenten, moesten de Russische troepen de nederlaag lijden voor het 4e Bosnisch-Herzego- winische en het 89e en 90e regiment- infanterie, die door majoor Kuchiuka tot den stormaanval werden geleid. Daardoor werd op het belangrijkste deel van het gevechtsveld een beslis sende overwinning behaald. Ton Westen van de Laborcza viel op dien Paasch-Maandag nog niet de beslissing. Wel drong een groep, onder kolo nel HousmanD, tegen de hoogte bij Felsöecsebeny op, maar deze kwam door hevig Russisch flankvuur in een zeer moeilijke positie. Wel poogde majoor Lieohart met zijn troepen de hoogte te bestormen, en kwam hij tot dertig passen van de vijandelijke stelling, doch hij kon niet door de draadversperringen komen. Doch door dezen aanval werd de aandacht van de Russen afgeleid van kolonel Hous- mann, die daardoor uit zijn moeilijke positie verlost werd en stormender hand de voorste vijandelijke linie op de hoogte bij Felsöecsebeny kon bin nendringen. Den volgenden dag kwamen ook op dit deel van het slagveld Duitsche versterkingen aan, waarmede kolonel Housmann, na een hevigen strijd, den vijand ook uit de tweede positie op de Felsö ecsebeny hoogte kon ver drijven. In de daarachter gelegen zeer sterke steunpunten boden de Russen echter taaien togenstand, waarop nog drie, met grooto dapperheid uitgevoorde stormaanvallen mislukten. Eerst toen bergartillerie was aan gevoerd, waarmede do vijandelijke steunpunten krachtig konden worden beschoten, slaagden de bondgenooten er in, door een gemeenschappelijke bestorming, ejndelljk in het bezit van deze laatste vijandelijke steunpunten te komen. De goed voorbereide Russische door brekingspoging was daardoor mislukt. Dit succes van het Paaschgevecht was echter met zware offers gekocht. Van het Oostonrljksch-Hongaarsche leger moesten 28Ö0 gewonden, van het Duitsche leger, dat op zoo krachtige wijze aan den strijd had deelgenomen, 800 gewonden naar de lazerotten voorbij Koskocz worden vervoerd. Doch de eindelijk behaalde over winning was voor het geheele verdere verloop van den slag in de Karpathen van de grootste beteekenis, zooals uit het. vervolg der gebeurtenissen dan ook gebleken is. Aan de Dardanellen. Londen, 23 April. De-correspondent van de „Daily News" te Athene ver neemt uit Saloniki, dat Britsehe troepen in do Golf van Enos geland zijn en de stad bezet hebben. De vioot der geallieerden bombardeerde verschillende plaatsen op de Boelair- engte, waar de Turken langen tijd gewerkt hebben aan versterkingen. Fransche vliegers gedood. Naar de „Bas. Nachr." melden, vond een patrouille in het Iiardt- bosch bij Ottmarslieim tusschen Miihl- hausen en de Rijn een half vernietigd Fransch vliegtuig. 'Twee vliegers lagen er dood naast, een luitenant en een sergeant. Men vermoedt, dat het een der Fransche vliegmachines is, welke onlangs een bezoek brach ten aan het oefeningsterrein Neuen- burg, doch door het op hen afge geven vuur. verdreven werden. Zoo wel do lijken als de machine droegen de sporen van talrijke schotwonden. Tramongeluk. Berlijn, 21 April. Bij het gebouw van den Rijksdag geraakte heden nacht te halftweo een tramwagen uit de rails en stoof met de veertien inzittenden over het asphalt en het trottoir, na een Ijzeren hek te hebben verbrijzeld, de Spree in. Door de brandweer werden vijf lijken geborgen. Van de andere passagiers waren sommige boven op denwagen ge klauterd, terwijl de overige door schippers werden gered. Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel. PLAATSELIJK NIEUWS. Vergadering van den Raad der Gemeente Helder. op Dinsdag den 27sten April 1915, des avonds ten 7J/a uur. Onderwerpen ter behandeling: Ingekomen stukken en mededeelingen. Vaststelling belastingkohieren Aanbieding gemeenteverslag 1914. Vaststelling le Suppletoire Begroo ting 1914. Ontheffing Bouwverordening voor perceel Spoorstraat 79. Wijziging Reglement Zeevaartschool. Salarisregeling Politiepersoneel Benoemingen. Verkoop Emmabloempje. De opbreugst van den verkoop van het Emmabloempje hier ter plaatse heeft f562.50 opgebracht. Over Frledrlch Nletzsche. De Haarlemsche predikant, dr. A. H. den Hartog hield gisterenavond voor een aantal aanwezigen in de zaal van „Tivoii" eene lezing over Friedrich Nietzsche. Wij moeten al aanstonds de clemen tie onzer lezers inroepen ten opzichte van het verslag, dat wij hiervan gaan maken. Want het gesprokene is niet met nuchtere woorden alleen weer te geven. De levende stem, het gebaar, de voordracht van den spreker illustreerden het en maakten het luisteren tot dón aanhoudend hoog- intellectueel genot. Zoodat, hoezeer wij ook werden gevoerd in de vaak hooge regionen van wijsbegeerte on tnetaphysica, waar de woordkeus niet alledaagsch is en de zin vaak duister, de voordracht en de zeggingswijze niettemin duidelijk weergaven wat de spr. bedoelde. Over Nietzsche's leven zeide de redenaar slechts enkele woorden. De geschiedenis van groote geesten is uiterlijk weinig interessaut. Immers, hun eigeulljko leven gaat vanbinnen uit en stijgt omhoog tot ongekende hoogten. Als een bliksemflits uit donkere wolken is de geest van Nietzsche in de menschheid gevaren en ztjn leven is één worsteling met titanische krachten om cultuur. En, zooals de Titanen der oudheid, staande op de hoogste toppen, in den Tartarus werden gestort, zoo is ook deze geest heengevaren in den nacht. Nietzsche's werk, evenals zijn leven, staat in het toeken van het tragische. Zyn eerste work, „Die Geburt der Tragödlo" ia hier reeds het bewijs van. In dit werk geeft Nietzsche zijn eigen verklaring van de beteekenis der Griekache treurspelen. Deze be staan zooals men weet uit de eigen lijke vertooning, de handeling op het tooneel, die afgewisseld worden door (gezongen) koren. En, waar die han deling nu is de worsteling van de menschheid met het licht, daar is het koor de ondergrond, de stem van het noodlot. Andere geleerden beweren daarentegen, dat het. koor vertegen woordigt de stem van het volk. Nietzsche nu leert, op grond van de levensopvatting van Scliopenhauer, dat de menschheid is geboren uit deze twee; dat het leven tweeledig isnaar de diepte de smart, den levenshonger, het onvervuld ver langen, de haat;—naar den uiterlijken schijn, het heerlijke, het schoone, groote, mooie, dat de wereld dus is een tegenstrijdigheid. Muziek nu, zegt Nietzsche, is de stem, uit die onzien lijke wereldworsteling, die troost, die ons opbeurt, en waar het Grieksche drama den juichtoon of de smait ver tolkt, die opwelt uit de menschheid, is het koor als het ware de zdng uit don nacht, die de grondtoon vormt van het Grieksche treurspel. Zoo vertolkt dit laatste op het tooneel den wereldgeest. Aan de andere zijde van het tooneel is de aanschouwing, de rust van den toehoorder. Nietzsche noemde nu de vertegenwoordiging van de stoffe lijke wereld, het rustige, onbewogeue, het Dyonisïscho levensbeeld, naar den god Dyonizos, terwijl hij daartegen over plaatste het Appolinische beeld, representante van de wereld der heer lijkheden. (Apollo, god der dicht- en toonkunst). En deze beide levens opvattingen vormen het wezen van het Grieksche treurspel. Maar daaruit volgt, volgens N., dat het uiterste pessimisme opgaat in een optimismede wereldsmarten baren wereldzangen. En de Griek heeft dit zoo juist begrepen, zegt N., zoodat het Grieksche treurspel is geworden do wereldglorie, de menschentroost. Echter kwam in do Grieksche be schaving een ommekeer: Socrates kwam on met hem de nuchterheid, het praktische. Nietzsche verwerpt hem nog in zijn eerste periode, straks, in de nieuwe levensperiode die hij doormaakt, zal hij hem verheerlijken. Euripides,leerling van Socrates, bracht de redeneering op het tooneel. Het zangkoor ging onder, verdween onder het nuchterder geredeneer. De mensch heid moest bekeerd .worden door redeneeren. Nog beden is deze opvat ting in zwang, dat de mensch door de wetenschap ook de ware geest zal krijgen. En uit dezen geest, zegt Nietzsche, is opgevaren de zonneloop der Duit sche muziek. Die zal ons brengen het nieuwe muziek-drama, in Wagner geopenbaard. In deze eerste periode nu is Nietzsche vurig Wagneriaan; hij verwachtte van dozen de nieuwe levensopenba ring. Maar hij is, in zijn tweede periode, totaal omgekeerd, beeft Wag ner verketterd en verguisd, en ver acht. Hoe kwam Nietzsche daartoe? Drews, die een zeer mooie levensbeschrijving van N. heeft gegeven, noemt drie oorzakenlo. Nietzsche was in die eerste periode zeer overspannen. 2o. Hij verwachtte bij den Wagneriaan den Uebermensch, on, integendeel, zag te B&yreuth niets dan wat slap pelingen, volgers van Wagner. 3o. Hij zagWagner samenbreken voor het kruis. In den Parsifal dr. v. d. Bergh v. Eijsinga zette het te dezer plaatse reeds uiteen wordt het mysterie gevierd van de goddelijke liefde. Nietzsche, die de Grieksche geest der uitleving was, verdroeg niet, dat Wagner ter aarde sloeg voor Eén, die in liet medelijden der aarde ten onder gegaan was. Over N.'s tweede periode, die van het realisme, zeide spr. niets of zeer weinig,omdathemdit te verzou voeren. In deze periode werd Socrates, dien hij de wijsneuzige had gescholden, tot. zijn voorganger. In zijn „Mensch liches, all zn menschlichea", tracht hij den mensch te vindenhij verheer lijkt hem zooals bij ismenschliches, all zu menschliches. Hij komt tot zijn derde, eigenlijke periode. Het. tasten aan den omtrek der dingen kan geen eeuwig hart. bevredigenhet is naief om te pogen het zieleleven. uit de hersenen af te leiden uit het lichaam. Immers, zegt N., het lichaam bestaat reeds krach tens den wil tot leven. Waar de nuch tere mensch zegt dat met het stof felijke begonnen wordt en alles wat de ziel aangaat het gevolg is van het bestaan van het stoffelijke, daar zegt Nietzsche, die dieper gaat, dat het lichaam is product, geboren uit den wil. Nu toont N. der menschheid den weg ten hemel, ter heerlijkheid; in plaats van God, die de menschheid gezocht heeft, zal de mensch zelf komen en de godheid verdringen. Steeds zoekt N. den mensch, die den Uebermensch, den hoogeren heerlij ken mensch zal baren. In deze periode heeft Nietzsche ontzaglijk geworsteld, gestreden, gezocht. Hy wilde den nieuwen mensch baren, maar de oude moest dood. De hoogere moraal moest ontstaau uit strenge zelftucht. Aan gene zijde van het goed en kwaad, dus boven goed en boven kwaad heerscht hij. De ontzettende wor steling van Nietzsche's superieuren geest zette spr. ons uiteen. Tot dat Nietzsche's zoeken en worstelen een uitweg vond in zijn hoogste werk: Also sprach Zarathustra", waarin hü de Perzische geest van den tucht der glorieerenden deed herleven. Aan den gezichtseinder van zijn geestelijk zien ziet hij hem komen den Uebermensch iedere mensch een eeuwigheid. De mensch zal eene godheid baren. Uit den eigen schoot der menschheid zal de mensch worden geboren. Daarom heeft de mensch één vijand: den Kruisdrager, hij die gebukt, gaat onder het leed der menschheid. En nu geschiedde een wonder Nietzsche's geest had de opperste heerlijkheid bereikt, en moest dus oprijzen naar het eeuwige licht: hij had den Uebermensch gevonden, die een-godheid baren zou. En ziet:zijn geest is tenondergegaan, in eeuwige duisternis zal hy voortleven, in starre krankzinnigheid door zline zuster verpleegd worden. HU is dood- gel oi) pen aan den god son de r g a n g, dien h Ij zelf had gehoopt. In het laatste deel zyner rede plaatste de redenaar een eigen wijs- geerigo beschouwing tegenover die van Nietzsche, daarmede tevens kri tiek uitoefenend op dezen superieuren geest, die meer dichter was dan wijs geer. Allereerst toonde spr. aan, dat religie volstrekt niet maar het eigen dom is van een bekrompen geest. Het tegendeel juist is waar, en iedere ware wijsgeer weet, dat het geestes leven geboren is uit het [huwelijk van objectief zien en subjectief zien. Objectief, dat is voorwerpelijk, het reëele, daartegenover subjectiefhet onderwerpelijke, het persoonlijke. Het, objectieve is 'bet heelal, het bestaande, het subjectieve de menschheid, onder geschikt aan het heelal en het aan schouwend. Iedere overspanning nu van het subjectieve, dus van de aan schouwende, ondergeschikte mensch heid, moet noodzakelijkerwijze leiden tot een misvorming van het wereld gebeuren. En dat is wetenschappelijk Nietzsche's groote fout geweesthij heeft de menschheid opgeblazen tot het bovenmenschelljke, en gezegd, dat God dood was, terwijl jui3t God leeft en de stoffelijke mensehheid ondergaat. Nietzsche heeft niéts b o w o z e n zijn theorieën berusten op overtui ging, hij gaf meer innerlijk levens instinct, dan wol een klaar-weten schappelijk stelsel. Nietzsche heeft dus, volgens spr. overtuiging, in zijn ondergang de vierde levensperiode ingeluid. Bewe zen kan het natuurlijk niet worden, maar waarschijnlijk is het wel, dat hij, ware zijn geest gezond gebleven, in zijn vierde poriode teruggekeerd was tot het geloof aan den Gekrui sigde. Zijn briefje aan Brandes, met bevende hand geschreven, laatste op flikkering van zijn stervenden geest, waarin N. zegt„Het was zoo moeie- lijk mij te vinden, en nu go me eindelijk hebt, kunt ge me niet meer kwijtraken" en onderteekend „De gekruisigde", is daarvan het bewijs. En komt ten slotto, vroeg spr., ook Nietzsche's moraal zelf niet uit de godheid Is ook niet de nieuwe mensch, die volgens N. uit de mensch heid zoude ontstaan, uit de godheid geboren? Spr. zet dit nader uiteen. Het menschenrijk zal opgaan in het godsryk Soc.-dem. Mobilisatieclub. De sociaal-deniocratische Mobilisatie club van militairen hield Donderdag avond in „Casino" een propaganda feestavond. Op dezen feestavond zou het Arnhemsche gemeenteraadslid L. M, Hermans de feestrede houden, terwijl verder de in de arbeiders wereld bekende declamator Sternheim eenige voordrachten, en de Arbeiders- zangvereeniging „Kunst aan 't Volk" eenige zangnummers ten beste zouden geven. De zaal was tjokvol. Naar schatting waren er een 700 menschen, raeeren- deels militairen, maar ook zeer vele burgers, zoo mannen ais vrouwen. Nadat de Voorzitter eene openings rede uitgesproken "had, waaiin hij deed uitkomen, dat deze avond belegd was in de eerste plaats voor de propaganda, om tc toonen, dat de aantrekkingskracht van het socialisme •niet gebroken is, al heerscht er in den boezem der partij dan ook ver schil van meening omtrent de te volgen tactiek, en dank had ge bracht aan de afd. Helder der partij voor hare medewerking, en aan den Bond v. M. Marinepersoneel voor het afstaan der zalen, de zangvereeniging gezongen en de heer Sternhei m een gedicht van Adama van Scheltema had gedeclameerd, trad de spreker van den avond op. In een van geest sprankelende, van humor-van-het- goede-soort tintelende rede, die de aanwezigen telkons ou telkens weer deed losbarsten in gelach, verhaalde hij van den „ouden tijd" en van hetgeen er veranderd is in de be weging", ten goede. Eerst, natuurlijk het congres. Als er iets is, wat ons is mee- en de bourgeoisie tegengevallen, zoo zeide hij, dan is het wel ons Arnhemsche congres. We hebben nog nooit zoo veel kaarten aan niet partijgenooten verkocht als in Arnhem. Alles was klaar voor de begrafenis, de kist was getimmerd, de bidders besteld, het graf gekocht. Slechts het lijk ontbrak en er is voorloopig geen kijk ook op, dat do partij doodgaat. Geen enkele politieke partij kan een dergelijk congres doormaken zonder schade voor haar kracht. Alleen do s.d.a.p, kan het, zij is onsterfelijk. Er kan, natuurlijk, eene stagnatie komen in den aanwas harer stemmen, in haar propaganda, maar sterven onmo gelijk. Waarom niet Omdat de s.d.a.p. uit het kapitalisme te voorschijn is gekomen. Alles wat men gedaan heeft om het socialisme te bestrijden, is do partfj ten goede gekomen. Wat was dat een 25, 30 jaar terug anders! Spr. verhaalde nu op smake lijke manier hoe het hem verging bij politieke redevoeringen, ook haalde hij aan een door hem gehouden debat met Staalman, waar de vergadering hem allesbehalve vriendelijk gezind bleek te zijn. Het proletariaat begreep toen de leiders niet. Er werd allerlei raars van hen verkondigd. Men stond als politiek spreker met een voet in de gevangenis; er waren wel niet zooveel „gezeten" burgers in de partij als thans, maar burgers, die gezeten haddon, nou die waren er zooveel te meer.' Die vervolgingen zijn thans achter den rug: de justitie begon te be grijpen, dat hl,i, dio rood de gevangenis iDging, er donkerrood weor uitkwam. Nietwaar, wanneor de idee goed is, en waai', dan krijgt men er die door geen gevangenisstraf weor uit. Zoo groeide de partij van een on aanzienlijk hoopje tot oen machtige partij. Bij Da geen gemeenteraad van eenige beteekenis of wij hebben er onze vertegenwoordigers, in verschil lende Staten, in do Kamer, en, als wij gewild hadden, hadden wij drie ministers ook gehad. Misschien was h er dan vanavond wel een excellentie opgetreden 1 Maar ikzelf ben ook edel achtbaar (Gelach). Spr. gaf eenige süialtjès van het optreden in den gemeenteraad vroeger en nu. Een jaar of 17 terug werd hy door de politie weggestuurd, thans slaan de agenten voor hem aan als gemeenteraadslid. Waaraan is deze ommekeer te daDken? Niet aan het feit, dat het socialisme is een opkomende volks waan, maar omdat het is opgegroeid uit de hoofden en harten der massa, omdat het sterk is geworden door den moed en de trouw, dien we el kander steeds betoond hebben. Want al hebben op het congres te Arnhem eminente leiders gesproken, de eigen lijke strijders zaten in de zaal. Zij hebben vaak meer moeten lijden dan wy, want het zwaard van den honger heeft meermalen boven hun hoofd gehangen. Spr. zette nu in enkele woorden uiteen waardoor er strijd in de partij ontstaan was: de kwestie van het nationalisme. Maar daarvoor, zoo ging hij voort, gaat men niet uit elkander. En de internationale ver broedering is het eenig afdoende middel om uit den oorlog te komen. Zeg niet: we zijn een klein land;ge hebt gezien wat een klein land thans nog voor gewicht in de schaal kan leggen. Zorgt, als do oorlog voorbij is, dat ge andere legers vormt, de bataillons en de compagnieën van het arbeids leger, waarmede gij den vrede zult bereiken De boeiende rede werd luid toege juicht. De zangvereeniging en de declamator vulden thans het verdere gedeelte van den avond. Het gemengd koor zong achtereenvolgens een drie tal liederen, het „Vaandellied", „Eens" en „Zegepraal". Het ontroerend- echoone „Aan de strijders" werd door het mannenkoor alleen gezongen. Waarlijk, wij weten niet wat het meest te prijzen in dezen zang; het ge zongene wordt doorleefd en doorvoeld en dan is er steeds, zooals Multatuli het noemt, de „gloed van hooger geestdrift" die aan den zang ten goede komt. Den declamator Stern h ei m hadden wij nog niet gehoord. Hij zegde allereerst een geestdriftig strijdlied van Adama van Scheltema„Waakt op, proletaron". In het tweede ge deelte van den avond droeg hij voor de bekende „Hagepreek met hinder nissen" van Multatuli, te vinden in zyne Ideeën, terwijl hij als slot een zeer lang propagandistisch gedicht declameerde van Booleman, getiteld „De klokken luiden". Sternheim is een declamator van de goede soort; hij weet zich te beheerschen en ge tuigt nochtans van temperament in zijn sober gebaar; zijn stem is aan genaam en helder en van voldoende kracht om tot in de verste hoeken der zaal te worden verstaan. Prach tig wist hij in Scheltema's gedicht de schoonheden te doen uitkomen en, voor wat Multatuli betreft, de ver schillende typen uittebeelden, die de preek van den straat-evangelist ver storen. Eu, hoewel door met-begrijpen dit stukje proza wel eens aanleiding kan geven tot hilariteit ten koste van het geloof, niemand was er, die lachte, niemand, die niet begreep met welken hoogen ernst Multatuli dit Idee geschreven had. Het slot stuk, was een vaak hooggestemd en dichterlijk geïnspireerd lyrisch of moeten wij zeggen lyrisch didactisch - gedicht van een jongen partij genoot, waarin deze, bewogen door de vreeselljke dingen van den oorlog, de zijnen oproept tot strijden. Ook dit wist Sternheim tot zijn recht te doen komen; hij wist te rijzen, waai de climax van het gedicht het noodig maakte, te dalen, als het vereischt werd, en alles mot een soberheid en een ingehoudonheid, die aangenaam aandeden en het voorgedrngene relief gaven. Zoodat we maar zeggen willen, dat, alles in alles, deze avond een bij uitstek gunstige was voor de pro paganda, en de Voorzitter dan ook, terecht, dit feit constateerde. - Donderdag 15 April j.1. hield het Geheelonthouderszangkoor „Ons Doel" een feestavond tor gelegenheid van zijn 2 jarig bestaan, in de groote zaal van Casino. De zaal was geheel gevuld; ongeveer 500 bezoekers. Do avond kan alleszins geslaagd worden genoemd. De hoofdzaak van het pro gramma was zang, als voornaamste nummer werd gegeven: „Het lied van de klok". Zoowel de gedeelten, door het koor gezongen, als de ver schillende solo's werden op meester lijke wijze ten gehoore gebracht. Speciaal de sopraan zangeres mevr. Horst was uitstekend. Haar werd een bloemstuk aangeboden. Aan ffet hoofdnummer waren eenige kleinere zangstukjes vooraf gegaan. Hulde aan den heer Rusting, den directeur van liet zangkoor, voor wat hij heeft weten te bereiken. Na afloop van de zang g3f een vioolkwartet een en ander ten beste daarna werd een tooneelstukje, ge titeld „Haar Verjaardag" opgevoerd. Bal besloot den welgeslaagden, ge notvollen avond. Zeekrljgtraad. Voor den zeekrijgsraad te Willems oord stond terecht een matroos 3e klasse, beschuldigd van desertie ter wijl hij, dienende aan boord van Hr. Ms. Wachtschip te Willemsoord, preventief gedetineerd was in het provoosthuis aan den wal aldaar, door in den avond vau 14 Maart 1915 van daar te ontvluchten en zonder ver gunning afwezig te blijven, tot hij op 19 Maart d. a. v. te Koog aan de Zaan door de politie is gearresteerd. Bebl. bekent; hij wilde zijn zieken broer bezoeken. Hij had reeds van te voren een paar onderofficieren in het provoosthuis en eenige van zijne mede-gedetineerden medegedeeld te zullen ontsnappen, maar niemand wilde hem gelooven. In den avond van 14 Maart j.1.. is hij er in geslaagd de schroeven, waarmee het slot van zyn gesloten celdeur bevestigd waren, los te draaien, is toen, na de deur met een stukje papier weder dichtgeklemd te hebben, naar boven geklommen en heeft van een der dakvensters de ijzeren spijlen aan een zijde losge schroefd en ze omgedraaid tot een opening ontstond om hem door te laten. Gedurende de ronde in het gebouw hield hij zich stil en verborg zich. De fiscaal, het ten laste gelegde bewezen achtende, eischt veroordee ling tot 3 wekon militaire gevange nisstraf. Mr. Kraakman, optredende voor den beklaagde, betoogt dat het ten laste gelegde geen strafbaar feit oplevert. PI. refereert zich aan wat hij vroeger voor den Krijgsraad opmerkte in de zaak van een sebepeliog, die gedeser teerd was uit de kazerne te Amster dam. Artikel 145 Crimineel Wetboek spreekt van „den bodem waarop hij dient". Die woorden zijn toen door den Krijgsraad zoo uitgelegd, dat ieder die van do plaats waar hij zijn diensten moet verrichten wegblijft, er onder valt. Maar het zitten van beklaagde in het provoosthuis als preventief gedetineerde is toch geen dienst doen. Mocht de krijgsraad echter van oordeel zijn dat het feit door beklaagde gepleegd, wel voldoet aan art. 145 Crim, Wetboek, dan vraagt pleiter clementie met het oog op het weinig ernstige van de desertie. BINNENLAND. De Katwijk. Men seint uit Berlijn In Duitsche marinekringen ziet men met spanning den uitslag tege moet van het. onderzoek inzake de Katwijk. Men zou het levendig be treuren, indien werkelijk een Duitsche duikboot oorzaak van het ongeval zou zijn goweest. Men erkent hier te zeer loyraie onzydigo houding, welke Nederland gedurende den oorlog heeft aangenomen en welke door geen in cidenten is verstoord, dan dat men zonder grond Nederlandsch belangen zou schaden. Do Duitsche marine denkt in dit opzicht niet anders dan het overige Duitsche volk. Nederlandsch zeilschip aangehouden. Uit Stockholm seint men aan het Berliner Tageblatt, dat het Aftenbladet bericht ontving uit Gefle, dat de ge zagvoerder van het Nederlaudsche zeilschip Albatros, dat Donderdag morgen in de vroegte mot een lading Ijzer uit Glasgow te Gefle is aange komen, ter hoogte van Svenska Bjoern te Zuiden van Gefle in de Oostzee door een Duitsche duikboot is aangehouden. Na onderzoek van lading en scheepspapieren kon de Albatros de reis voorzetten. Hat opbrengen van stoomtreilers. Men meldt uit IJmuiden aan het „N. v. d. D." Woensdagmiddag kwamen twee van de 12 op Zondag 11 April naar Cuxhaven opgebrachte trawlers te IJmuiden terug. Wij vernamen, dat zij werden aangehouden door twee ongemerkte Duitsche torpedobooten met bevel achter elkaar op te stoo rn en naar Cuxhaven. Onze zegsman, die een der minst snelvarende traw lers onder gezag had, moest achter aan stoomen en de twee zeer snel varende torpedobooten bleven als herdershonden zich om de treilers be wegen opdat er geen zou ontsnap pen. Op enkele treilers stapte ter bewaking een onderofficiers en twee matrozen, zwaar gewapend aan boord. Een dezer onderofficieren vertelde, dat de treilers opgebracht werden, omdat een Engelsche treiler onder Hollandsche vlag en merken, gesnapt werd toen hij aan het mljnenstrooien was onder de Duitsche kust. Dit ver haal heeft bij de IJmuider schippers weinig geloof gevonden. Van het oogenblik der aanhouding door de torpedobooten en het aan boord komen der Duitsche militairen waren de Hollandsche schippers het gezag kwijt. Zij waren allen visschende geweest op of omstreeks 55 gr. 017 Noord en 7 gr. 01 Oost. Volgens aanwijzing buiten het verboden ge bied. Over de vangst had men niets meer te vertellen, de fijnere visch- soorten als tong, tarbot en griet, verdwenen bij aankomst in expres- selijk daarvoor medegebrachte zakken. De andere vischsoorten werden ge lost en verkocht geheel buiten de equipage om. Aan de schippers werd vergund aan wal te gaan, doch alleen onder geleide van een onderofficier. Hun werd echter gezegd, dat zij met col lega's die zij ontmoetten, geen woord mochten wisselen. Alle scheepspapie ren en de journalen waren in beslag genomen en werden aan een onder zoek onderworpen. Na afstempeling werden ze aan de treilers die weder vrijgelaten werden, teruggeven. De treilers die niet naar Hambnrg be hoefden op te stoomen en raeeren- deels geen steenkolen meer hadden, werden van proviand, kolen en ijs voor zeven dagen voorzien en moch ten vertrekken. Een schipper van een der terug gekeerde treilers werd Zondag na de vrijlating aangehouden door oen Duit sche duikboot die een los schot loste en wie men weer de scheepspapieren moest toonen. Na inzage van de Duitsche contrölemerken werden ze zonder eenige opmerking terugge bracht. Alleen kwam een onderoffi cier een zootje visch vragen, waarop een Hollandsche visscherman met de hem eigen gulheid hem een mand visch van den laatsten trek mede gaf. Gevraagd naar de reden van het opbrengen van 6 trawlers naar Ham burg, wist hij geen andere oorzaak op te geven dan het niet in orde zijn van de scheepspapieren en journalen. De Olanda. Woensdagnacht om half twee is het stoomschip „Kirkham Abbey" aan de Parkhaven alhier aangekomen. Aan boord bevond zich kapitein J. Piscaer van het stoomschip „Olanda", dat Zondagmorgen in de Noordzee op een mijn is geloopen. Kapitein Piscaer deelde ons het volgende mede: Zondagmorgen om half negen zat ik in de kajuit te ontbijten, toen ik eensklaps een hevigen slag hoorde, waarvan het geheele schip dreunde. Ik vloog naar het brugdek en zag, dat alle luiken van ruim 2 waren afgeslagen en de kolen uit dat ruim over het schip verspreid lagen. Het zeewater liep het ruim binnen. Onmiddellijk ging de geheele be manning in de reddingsboot, waar mede wij van boord afstieten. Toen ik zag, dat liet schip drijvende bleef, ging ik weer naar boord terug. Ruim 1 bleek toen geheel vry van water: In de machinekamer lekte een der Ingezonden Mededeeling. HERMAN NYPELS - HELDER. Heerenmode-Artlkelan. Gemaakte kleeding. Kleeding naar maat. Steeds het nieuwste. schotten erg. Ik trad in overleg met een van do machinisten om ons te overtuigen of wij met pompen het schip drijvende zouden kunnen houden waarop, indien er hulp in de nabij heid geweest was, misschien wel kans zou zijn geweest. Een schip, dat ons op ongeveer 5 mijlen passeerde, nam geen notie van ons, hoewel w(j vuurpeilen oplieten. Inmiddels steeg het water in het schip voortdurend en terwijl de be manning in hun boot in de nabijheid bleef, verliet ik eerst te half 4 in den namiddag met den tweeden stuurman de Olanda, myn instrumenten en scheepspapieren medenemende. Officieren en bemanning konden slechts hun kleedingstukken, die zij aan hadden, medenemen om overla ding van de boot te voorkomen.Om vier uur zonk het schip over bak boordzijde, nadat de machinekamer was volgeloopen. Nadat het stoom schip was gezonken, zetten wij in. onze booten zeil op en ongeveer 58 mijlen van de Humber werden wij opgepikt door den treiler „Onward", gemerkt Grimsby 8. Deze treiler was bezig met visschen en haalde onmiddellijk de netten op. Maandagmorgen om 7 uur kwamen wij in Grimsby. Vaart op Engeland. De vaart op Engeland zal voor loopig voor een groot deel worden stopgezet. Sinds Donderdag is geen enkele boot te Rotterdam aangeko men, terwijl de vaarten op Engeland, van Rotterdam uit, afgelast zijn. Volgens de „N. Rott. Ct." gaat van Vrijdag af de post naar Engeland weder perHarwichboot.DeLondensche correspondent van het „Hbld." meldt echter dat de mails naar Engeland tweemaal per week verstuurd zullen worden per Engelsche scheepsgele genheid. Da reis van dr. Nolens naar Rome. Naar wij vernemen, heeft, de reis van dr. Nolens naar Rome tot strek king de regeering zoo mogelijk in te lichten nopens de pogingen, welke volgens daaromtrent verpreide be richten door hot Vaticaan in het werk zijn gesteld tot bevordering te zijner tijd van het herstel vau den vrede. Verboden Dagblad. Zooals wij reeds meldden, is do lezing van het „Volksdagblad", dat te Amsterdam wordt uitgegeven, voor alle militairen verboden. Thans heeft het legerbestuur bepaald, dat, wan neer blijkt dat dit blad ter lezing wordt gelegd in voor militairen toe gankelijke openbare inrichtingen, de toegang tot die inrichtingen moet worden verboden. Tevens zullen, al» het blad in de kwartieren wordt aan getroffen, de bezitters of verspreiders daarvan worden gestraft. („Avp.") Stuurlledonexamens. '9 Gravenhage, 22 April. Geslaagd groote stoomvaart eerste stuurman P. N. Loesberg, J. Meijnderts; derde stuurmal! G. van Oostveen, L. P. Rljf- kogel, Fr. X. J. J. Schouten, H. Sis- singli, J. J. Smit. Bevordering vlucht geïnterneerde. Het O. M. bij het Gerechtstshof te Leeuwarden heeft 6 maanden ge vangenisstraf gevraagd tegen een kantoorbediende te Hoogkerk, die twee Engelsche geïnterneerde officie ren bij hun vlucht van Groningen naar Engeland behulpzaam was. De Rechtbank te Groningen had hem 8 maanden opgelegd. Een sympathiek vonnis. Het Handelsblad" schrijft Te 's-Gravenhage stond een twintig jarig Javaansch meisje terecht, dat met een Hollandsche familie naar Nederland was gekomen en ten na- deele van haar meesteres, met wie zij in een hotel logeerde, een vrij belangrijk bedrag aan geld, eenige sieraden en kleinigheden had weg genomen. Zij was door haar meeste res weggezonden en tevens was de politie gewaarschuwd, die proces verbaal opmaakte, zoodat zij in voor arrest werd gesteld. Ter terechtzitting bekende het meisje alles en daarop eischte de officier van justitie, die kon mede- deelen, dat iemand gevonden was, die het meisje nog deze week wilde meenemen naar Indië, drie wekeu gevangenisstraf, met aftrek van de preventieve hechtenis, die juist ook drie weken bedroeg. De rechtbank deed dadelijk uitspraak overeenkom stig den eisch en Satimah werd ter stond in vrijheid gesteld. Wij vertellen den gang dezer zaak nog eens om op deze verstandige, sympathieke wijze van rechtdoen de aandacht te vestigen. Wy zyn niet altijd ingenomen met de wijze van rechtdoen onzer justitie, en wy heb ben dat wel eens laten biyken. Des te meer voelen wy ons verplicht er op te wijzen, dat hier recht is gedaan m e t het noodige aanzien des per- soons, met juist begrip van de be langen zoowel van het recht als van het individu. De wrekende hand van het recht is hier niet in alle streng heid automatisch neergedaald op den euveldader, men heeft begrepen dat het verreweg het beste was dit meisje, dat in de vreemde omge ving, waarin zy hier was, niet tegen de verleiding bestand was, naar baai- land terug te zendon, naar haar ge waarschuwd te hebben nooit meer iets weg te nemen. Dat heeft zij plechtig beloofd. Met haar voorarrest en die belofte kan Justitie zich vol daan verklaren. En wy gelooven dat de Haagsche rechters zich eergiste ren goede dienaars van het Recht hebben betoond. Ook door de meesteres, die toch feitelijk verantwoordelijk was voor het meisje, dat zij naar den vreemde meenam, en die door haar op straat te zetten en de politie te waarachu-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1915 | | pagina 2