Ingezonden Mededeeling.
na 9 '"yj SïHr A
op RIJWIEL., RIJTUIG.«D AUTOÖANDEN 1
wcarbotft «oUdlItili.
Fabriek Hevea, Hoog<«nd<qr6pingenj|
Van het Oostelijke gevechts
terrein.
In de Karpathen.
Weenen, 28 April. Uit het groote
porshoofdkwartier wordt gemeld:
De groote strijd in de Karpathen
bereikte zijn hoogtepunt in de Paasck-
gevechten. De geweldige Russische
offensieve beweging, die 20 Maartin
het gebied van de Ondawa begon,
had, na een aanvankelijk succes op
den westelijken vleugel, een niet te
breken tegenstand gevonden. Dooi
den met groote offers verbonden storm
in het woudgebergte, tusschen den
Lupkow- en den Oeszokpas, kon niets
bereikt worden dan dat de wigvor
mige tot b^j Baligrod vooruitgescho
ven positie der Oostenrijkers tot de
linie van den westelijken vleugel, op
de hoogten vlak achter de Hongaar-
sche grens bij Telepocz, Zellü en
Nagypolany werd teruggetrokken.
De Russische legercommandant
besloot nu tot het doorbreken van
de Oostonrijksche stellingen in den
Lupkow-pas en bij Mozo Laborcz, aan
beide oevers van de rivier Laborcza,
waarvoor grootendeelsde bij Przemysl
vrijgeworder troepen van het inslui-
tingsleger als nieuwe reserves aan
de daar-reeds strijdende legers wor
den toegevoegd. Zou die doorbraak
in de richting van Homonna geluk
ken, dan zou de zoo krachtig ver
dedigde stelling op den westelijken
vleugel in het Ondawa-gebied onhoud
baar zijn geworden, en de in het
Woudgebergte strijdende troepen in
con moeilijken toestand zyn gekomen.
De aanval op het punt waarop deze
gericht was, waren goed voorbereid
en ongetwijfeld zou hot welslagen
ervan de beslissing brengen in liet
geheele Karpathen-gebied. Het slag
veld, dat voor het gelukken van de
doorbreking het eerst in aanmerking
kwam was het Laborcza-dal en de
hoogten 'aan beide zijden daarvan en
de daarmede evenwijdig loopendo
hoogtenruggen, tot aan de vlakte
tusschen Vilsava en Virava, waarin
do Kobila hoogte het belangrijkste
punt vormde.
De Russische aanval had op Goeden
Vrijdag, na een afwisselend gevecht,
in het centrum van hot front succes,
waarvan het terugtrekken der geheele
tusschen Virava en de rivier de La
borcza strijdende troepenmacht het
gevolg was. Slechts de uiterste lin
kervleugel, onder kolonel Krebs, hield
zich standvastig op de hoogte Na
Kudrosci, en de rest van den rechter
vleugel, onder kolonel Keramel, hield
zich nog op de Frostyanski hoogte,
torwijl de Kobila en de Uhlisko-
hoogten reeds in handen der vijanden
waren.
Onder die omstandigheden moest
ook de Westelijk van de rivier de
Laborcza strijdende groep den vol
genden dag in de vroegte den terug
tocht aanvaarden. Doch reeds was
het Duitscbe leger in de Beskiden
ter versterking aangekomendit ging
onmiddellijk op den rechtervleugel
tot den aanval over en droDg, ge
steund door de artillerie, met do groep
van kolonel Kemmel op do Frosty-
anski-hoogte, vooruit en bestormde
de naastbijgelegen hoogte 584, de be
langrijkste toegang tot, de Kobila-
hoogte.
Ook in het centrum drongen in
middels, ondanks de groote verliezen
door het artillerie- en infanterievuur,
onze troepen vooruit, bestormden de
Ublisko-hoogte, waar 500 Russen in
onze handen vielen, en konden, nadat
de artillerie dit voortrukken had ge
steund, op den uitersten uitlooper
van den Javirska-rug' vasten' voet
krijgen.
Op Paaschzondag werd.de aanval,
waaraan nu ook de tweede linie der
Duische versterkingen ten Oosten van
de Laborcza rivier deelnam, algemeen.
De rechtervleugel rukte dapper
vooruit, toen een krachtige Russische
aanval op de rechtei Aanlc van uit het
plaatsje Virava volgde. De Duitschers,
die hierdoor het eerst werden ge
troffen, vormden dadelijk front tot
het afweren van den aanval en
dwoDgen, krachtig door onze troepen
ondersteund, de Russen spoedig om
in de vlakte terug te koeren en bij de
Virava dekking to zoeken.
Onze aanvallen in het centrum
gingen eveneens vooruit. Elkaar
voortdurend steunend rukten de bond-
genooten met onzen linkervleugel,
die uit de westelijk van de rivier
de Laborcza teruggetrokken troepen
bestond; eveneens tot den aanval
vooruit, ondanks het heftige vijande
lijke artillerievuur, tot in do vijande
lijke stellingen.
Een linkervleugelgroop drong weste
lijk van de Laborcza vooruit, waar
zij de Russen in goed versterkte
posities vond. Majoor Liebbart be
stormde, ondanks het hevige flank-
vuur, de hoogte 468, doch kon deze
tegenover de steeds weer herhaalde
tegenaanvallen niet houden.
Op Paasch-Maandag hadden wij op
hot oostelijk gevechtsveld een vol
komen succes. Na de beschieting van
de tusschen de hoogte 584 en Koliba
aangelegde sterke stelling door de
Duitsche en Oostonrijksche batterijen,
kon een afdeeling onder kolonel Kem
mel op Paasch-Maandag des namid
dags deze positie bestormen. Ook de
andere toegang tot de Xoliba-hoogte,
de Javirska, werd door het 40e regi
ment infanterie in een stormaanval
genomen, waardoor de Duitschers van
het Russische flankvuur bevrijd waren
en den ingang van het Vüsavadal
konden bezetten.
Inmiddels werd ook het lot van
de Kobila-hoogte beslist. Van de
Javirska uit, en geflankeerd door
hoogte 584, aangevallen door de Duit
sche en Honved-regimenten, moesten
de Russische troepen de nederlaag
lijden voor het 4e Bosnisch-Herzego-
winische en het 89e en 90e regiment-
infanterie, die door majoor Kuchiuka
tot den stormaanval werden geleid.
Daardoor werd op het belangrijkste
deel van het gevechtsveld een beslis
sende overwinning behaald.
Ton Westen van de Laborcza viel
op dien Paasch-Maandag nog niet de
beslissing.
Wel drong een groep, onder kolo
nel HousmanD, tegen de hoogte bij
Felsöecsebeny op, maar deze kwam
door hevig Russisch flankvuur in een
zeer moeilijke positie. Wel poogde
majoor Lieohart met zijn troepen de
hoogte te bestormen, en kwam hij
tot dertig passen van de vijandelijke
stelling, doch hij kon niet door de
draadversperringen komen. Doch door
dezen aanval werd de aandacht van
de Russen afgeleid van kolonel Hous-
mann, die daardoor uit zijn moeilijke
positie verlost werd en stormender
hand de voorste vijandelijke linie op
de hoogte bij Felsöecsebeny kon bin
nendringen.
Den volgenden dag kwamen ook
op dit deel van het slagveld Duitsche
versterkingen aan, waarmede kolonel
Housmann, na een hevigen strijd,
den vijand ook uit de tweede positie
op de Felsö ecsebeny hoogte kon ver
drijven.
In de daarachter gelegen zeer sterke
steunpunten boden de Russen echter
taaien togenstand, waarop nog drie,
met grooto dapperheid uitgevoorde
stormaanvallen mislukten.
Eerst toen bergartillerie was aan
gevoerd, waarmede do vijandelijke
steunpunten krachtig konden worden
beschoten, slaagden de bondgenooten
er in, door een gemeenschappelijke
bestorming, ejndelljk in het bezit van
deze laatste vijandelijke steunpunten
te komen.
De goed voorbereide Russische door
brekingspoging was daardoor mislukt.
Dit succes van het Paaschgevecht
was echter met zware offers gekocht.
Van het Oostonrljksch-Hongaarsche
leger moesten 28Ö0 gewonden, van
het Duitsche leger, dat op zoo krachtige
wijze aan den strijd had deelgenomen,
800 gewonden naar de lazerotten
voorbij Koskocz worden vervoerd.
Doch de eindelijk behaalde over
winning was voor het geheele verdere
verloop van den slag in de Karpathen
van de grootste beteekenis, zooals uit
het. vervolg der gebeurtenissen dan
ook gebleken is.
Aan de Dardanellen.
Londen, 23 April. De-correspondent
van de „Daily News" te Athene ver
neemt uit Saloniki, dat Britsehe
troepen in do Golf van Enos geland
zijn en de stad bezet hebben. De
vioot der geallieerden bombardeerde
verschillende plaatsen op de Boelair-
engte, waar de Turken langen tijd
gewerkt hebben aan versterkingen.
Fransche vliegers gedood.
Naar de „Bas. Nachr." melden,
vond een patrouille in het Iiardt-
bosch bij Ottmarslieim tusschen Miihl-
hausen en de Rijn een half vernietigd
Fransch vliegtuig. 'Twee vliegers
lagen er dood naast, een luitenant
en een sergeant. Men vermoedt, dat
het een der Fransche vliegmachines
is, welke onlangs een bezoek brach
ten aan het oefeningsterrein Neuen-
burg, doch door het op hen afge
geven vuur. verdreven werden. Zoo
wel do lijken als de machine droegen
de sporen van talrijke schotwonden.
Tramongeluk.
Berlijn, 21 April. Bij het gebouw
van den Rijksdag geraakte heden
nacht te halftweo een tramwagen
uit de rails en stoof met de veertien
inzittenden over het asphalt en het
trottoir, na een Ijzeren hek te hebben
verbrijzeld, de Spree in.
Door de brandweer werden vijf
lijken geborgen.
Van de andere passagiers waren
sommige boven op denwagen ge
klauterd, terwijl de overige door
schippers werden gered.
Bij dit nummer behoort een Bijvoegsel.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Vergadering van den Raad der
Gemeente Helder.
op Dinsdag den 27sten April 1915,
des avonds ten 7J/a uur.
Onderwerpen ter behandeling:
Ingekomen stukken en mededeelingen.
Vaststelling belastingkohieren
Aanbieding gemeenteverslag 1914.
Vaststelling le Suppletoire Begroo
ting 1914.
Ontheffing Bouwverordening voor
perceel Spoorstraat 79.
Wijziging Reglement Zeevaartschool.
Salarisregeling Politiepersoneel
Benoemingen.
Verkoop Emmabloempje.
De opbreugst van den verkoop van
het Emmabloempje hier ter plaatse
heeft f562.50 opgebracht.
Over Frledrlch Nletzsche.
De Haarlemsche predikant, dr. A.
H. den Hartog hield gisterenavond
voor een aantal aanwezigen in de
zaal van „Tivoii" eene lezing over
Friedrich Nietzsche.
Wij moeten al aanstonds de clemen
tie onzer lezers inroepen ten opzichte
van het verslag, dat wij hiervan
gaan maken. Want het gesprokene
is niet met nuchtere woorden alleen
weer te geven. De levende stem, het
gebaar, de voordracht van den spreker
illustreerden het en maakten het
luisteren tot dón aanhoudend hoog-
intellectueel genot. Zoodat, hoezeer
wij ook werden gevoerd in de vaak
hooge regionen van wijsbegeerte on
tnetaphysica, waar de woordkeus
niet alledaagsch is en de zin vaak
duister, de voordracht en de
zeggingswijze niettemin duidelijk
weergaven wat de spr. bedoelde.
Over Nietzsche's leven zeide de
redenaar slechts enkele woorden. De
geschiedenis van groote geesten is
uiterlijk weinig interessaut. Immers,
hun eigeulljko leven gaat vanbinnen
uit en stijgt omhoog tot ongekende
hoogten. Als een bliksemflits uit
donkere wolken is de geest van
Nietzsche in de menschheid gevaren
en ztjn leven is één worsteling met
titanische krachten om cultuur. En,
zooals de Titanen der oudheid, staande
op de hoogste toppen, in den Tartarus
werden gestort, zoo is ook deze geest
heengevaren in den nacht.
Nietzsche's werk, evenals zijn leven,
staat in het toeken van het tragische.
Zyn eerste work, „Die Geburt der
Tragödlo" ia hier reeds het bewijs
van. In dit werk geeft Nietzsche zijn
eigen verklaring van de beteekenis
der Griekache treurspelen. Deze be
staan zooals men weet uit de eigen
lijke vertooning, de handeling op het
tooneel, die afgewisseld worden door
(gezongen) koren. En, waar die han
deling nu is de worsteling van de
menschheid met het licht, daar is
het koor de ondergrond, de stem van
het noodlot. Andere geleerden beweren
daarentegen, dat het. koor vertegen
woordigt de stem van het volk.
Nietzsche nu leert, op grond van de
levensopvatting van Scliopenhauer,
dat de menschheid is geboren uit
deze twee; dat het leven tweeledig
isnaar de diepte de smart, den
levenshonger, het onvervuld ver
langen, de haat;—naar den uiterlijken
schijn, het heerlijke, het schoone,
groote, mooie, dat de wereld dus is een
tegenstrijdigheid. Muziek nu, zegt
Nietzsche, is de stem, uit die onzien
lijke wereldworsteling, die troost, die
ons opbeurt, en waar het Grieksche
drama den juichtoon of de smait ver
tolkt, die opwelt uit de menschheid,
is het koor als het ware de zdng uit
don nacht, die de grondtoon vormt
van het Grieksche treurspel. Zoo
vertolkt dit laatste op het tooneel
den wereldgeest.
Aan de andere zijde van het tooneel
is de aanschouwing, de rust van den
toehoorder. Nietzsche noemde nu
de vertegenwoordiging van de stoffe
lijke wereld, het rustige, onbewogeue,
het Dyonisïscho levensbeeld, naar den
god Dyonizos, terwijl hij daartegen
over plaatste het Appolinische beeld,
representante van de wereld der heer
lijkheden. (Apollo, god der dicht- en
toonkunst). En deze beide levens
opvattingen vormen het wezen van
het Grieksche treurspel.
Maar daaruit volgt, volgens N., dat
het uiterste pessimisme opgaat in een
optimismede wereldsmarten baren
wereldzangen. En de Griek heeft dit
zoo juist begrepen, zegt N., zoodat
het Grieksche treurspel is geworden
do wereldglorie, de menschentroost.
Echter kwam in do Grieksche be
schaving een ommekeer: Socrates
kwam on met hem de nuchterheid,
het praktische. Nietzsche verwerpt
hem nog in zijn eerste periode, straks,
in de nieuwe levensperiode die hij
doormaakt, zal hij hem verheerlijken.
Euripides,leerling van Socrates, bracht
de redeneering op het tooneel. Het
zangkoor ging onder, verdween onder
het nuchterder geredeneer. De mensch
heid moest bekeerd .worden door
redeneeren. Nog beden is deze opvat
ting in zwang, dat de mensch door
de wetenschap ook de ware geest
zal krijgen.
En uit dezen geest, zegt Nietzsche,
is opgevaren de zonneloop der Duit
sche muziek. Die zal ons brengen
het nieuwe muziek-drama, in Wagner
geopenbaard.
In deze eerste periode nu is Nietzsche
vurig Wagneriaan; hij verwachtte
van dozen de nieuwe levensopenba
ring. Maar hij is, in zijn tweede
periode, totaal omgekeerd, beeft Wag
ner verketterd en verguisd, en ver
acht.
Hoe kwam Nietzsche daartoe? Drews,
die een zeer mooie levensbeschrijving
van N. heeft gegeven, noemt drie
oorzakenlo. Nietzsche was in die
eerste periode zeer overspannen. 2o.
Hij verwachtte bij den Wagneriaan
den Uebermensch, on, integendeel,
zag te B&yreuth niets dan wat slap
pelingen, volgers van Wagner. 3o. Hij
zagWagner samenbreken voor het
kruis. In den Parsifal dr. v. d.
Bergh v. Eijsinga zette het te dezer
plaatse reeds uiteen wordt het
mysterie gevierd van de goddelijke
liefde. Nietzsche, die de Grieksche
geest der uitleving was, verdroeg
niet, dat Wagner ter aarde sloeg voor
Eén, die in liet medelijden der aarde
ten onder gegaan was.
Over N.'s tweede periode, die van
het realisme, zeide spr. niets of zeer
weinig,omdathemdit te verzou voeren.
In deze periode werd Socrates, dien
hij de wijsneuzige had gescholden,
tot. zijn voorganger. In zijn „Mensch
liches, all zn menschlichea", tracht hij
den mensch te vindenhij verheer
lijkt hem zooals bij ismenschliches,
all zu menschliches.
Hij komt tot zijn derde, eigenlijke
periode. Het. tasten aan den omtrek
der dingen kan geen eeuwig hart.
bevredigenhet is naief om te pogen
het zieleleven. uit de hersenen af te
leiden uit het lichaam. Immers, zegt
N., het lichaam bestaat reeds krach
tens den wil tot leven. Waar de nuch
tere mensch zegt dat met het stof
felijke begonnen wordt en alles wat
de ziel aangaat het gevolg is van
het bestaan van het stoffelijke, daar
zegt Nietzsche, die dieper gaat, dat
het lichaam is product, geboren uit
den wil.
Nu toont N. der menschheid den
weg ten hemel, ter heerlijkheid; in
plaats van God, die de menschheid
gezocht heeft, zal de mensch zelf
komen en de godheid verdringen.
Steeds zoekt N. den mensch, die den
Uebermensch, den hoogeren heerlij
ken mensch zal baren. In deze periode
heeft Nietzsche ontzaglijk geworsteld,
gestreden, gezocht. Hy wilde den
nieuwen mensch baren, maar de oude
moest dood. De hoogere moraal moest
ontstaau uit strenge zelftucht. Aan
gene zijde van het goed en kwaad,
dus boven goed en boven kwaad
heerscht hij. De ontzettende wor
steling van Nietzsche's superieuren
geest zette spr. ons uiteen. Tot
dat Nietzsche's zoeken en worstelen
een uitweg vond in zijn hoogste werk:
Also sprach Zarathustra", waarin hü
de Perzische geest van den tucht der
glorieerenden deed herleven. Aan den
gezichtseinder van zijn geestelijk zien
ziet hij hem komen den Uebermensch
iedere mensch een eeuwigheid. De
mensch zal eene godheid baren. Uit
den eigen schoot der menschheid zal
de mensch worden geboren. Daarom
heeft de mensch één vijand: den
Kruisdrager, hij die gebukt, gaat onder
het leed der menschheid.
En nu geschiedde een wonder
Nietzsche's geest had de opperste
heerlijkheid bereikt, en moest dus
oprijzen naar het eeuwige licht: hij
had den Uebermensch gevonden, die
een-godheid baren zou. En ziet:zijn
geest is tenondergegaan, in eeuwige
duisternis zal hy voortleven, in starre
krankzinnigheid door zline zuster
verpleegd worden. HU is dood-
gel oi) pen aan den god son
de r g a n g, dien h Ij zelf had
gehoopt.
In het laatste deel zyner rede
plaatste de redenaar een eigen wijs-
geerigo beschouwing tegenover die
van Nietzsche, daarmede tevens kri
tiek uitoefenend op dezen superieuren
geest, die meer dichter was dan wijs
geer. Allereerst toonde spr. aan, dat
religie volstrekt niet maar het eigen
dom is van een bekrompen geest.
Het tegendeel juist is waar, en iedere
ware wijsgeer weet, dat het geestes
leven geboren is uit het [huwelijk
van objectief zien en subjectief zien.
Objectief, dat is voorwerpelijk, het
reëele, daartegenover subjectiefhet
onderwerpelijke, het persoonlijke. Het,
objectieve is 'bet heelal, het bestaande,
het subjectieve de menschheid, onder
geschikt aan het heelal en het aan
schouwend. Iedere overspanning nu
van het subjectieve, dus van de aan
schouwende, ondergeschikte mensch
heid, moet noodzakelijkerwijze leiden
tot een misvorming van het wereld
gebeuren. En dat is wetenschappelijk
Nietzsche's groote fout geweesthij
heeft de menschheid opgeblazen tot
het bovenmenschelljke, en gezegd,
dat God dood was, terwijl jui3t God
leeft en de stoffelijke mensehheid
ondergaat.
Nietzsche heeft niéts b o w o z e n
zijn theorieën berusten op overtui
ging, hij gaf meer innerlijk levens
instinct, dan wol een klaar-weten
schappelijk stelsel.
Nietzsche heeft dus, volgens spr.
overtuiging, in zijn ondergang de
vierde levensperiode ingeluid. Bewe
zen kan het natuurlijk niet worden,
maar waarschijnlijk is het wel, dat
hij, ware zijn geest gezond gebleven,
in zijn vierde poriode teruggekeerd
was tot het geloof aan den Gekrui
sigde. Zijn briefje aan Brandes, met
bevende hand geschreven, laatste op
flikkering van zijn stervenden geest,
waarin N. zegt„Het was zoo moeie-
lijk mij te vinden, en nu go me
eindelijk hebt, kunt ge me niet meer
kwijtraken" en onderteekend „De
gekruisigde", is daarvan het bewijs.
En komt ten slotto, vroeg spr.,
ook Nietzsche's moraal zelf niet uit
de godheid Is ook niet de nieuwe
mensch, die volgens N. uit de mensch
heid zoude ontstaan, uit de godheid
geboren? Spr. zet dit nader uiteen.
Het menschenrijk zal opgaan in het
godsryk
Soc.-dem. Mobilisatieclub.
De sociaal-deniocratische Mobilisatie
club van militairen hield Donderdag
avond in „Casino" een propaganda
feestavond. Op dezen feestavond zou
het Arnhemsche gemeenteraadslid
L. M, Hermans de feestrede houden,
terwijl verder de in de arbeiders
wereld bekende declamator Sternheim
eenige voordrachten, en de Arbeiders-
zangvereeniging „Kunst aan 't Volk"
eenige zangnummers ten beste zouden
geven.
De zaal was tjokvol. Naar schatting
waren er een 700 menschen, raeeren-
deels militairen, maar ook zeer vele
burgers, zoo mannen ais vrouwen.
Nadat de Voorzitter eene openings
rede uitgesproken "had, waaiin hij
deed uitkomen, dat deze avond belegd
was in de eerste plaats voor de
propaganda, om tc toonen, dat de
aantrekkingskracht van het socialisme
•niet gebroken is, al heerscht er in
den boezem der partij dan ook ver
schil van meening omtrent de te
volgen tactiek, en dank had ge
bracht aan de afd. Helder der partij
voor hare medewerking, en aan den
Bond v. M. Marinepersoneel voor het
afstaan der zalen, de zangvereeniging
gezongen en de heer Sternhei m een
gedicht van Adama van Scheltema
had gedeclameerd, trad de spreker
van den avond op. In een van geest
sprankelende, van humor-van-het-
goede-soort tintelende rede, die de
aanwezigen telkons ou telkens weer
deed losbarsten in gelach, verhaalde
hij van den „ouden tijd" en van
hetgeen er veranderd is in de be
weging", ten goede.
Eerst, natuurlijk het congres. Als
er iets is, wat ons is mee- en de
bourgeoisie tegengevallen, zoo zeide
hij, dan is het wel ons Arnhemsche
congres. We hebben nog nooit zoo
veel kaarten aan niet partijgenooten
verkocht als in Arnhem. Alles was
klaar voor de begrafenis, de kist was
getimmerd, de bidders besteld, het
graf gekocht. Slechts het lijk ontbrak
en er is voorloopig geen kijk ook op,
dat do partij doodgaat. Geen enkele
politieke partij kan een dergelijk
congres doormaken zonder schade
voor haar kracht. Alleen do s.d.a.p,
kan het, zij is onsterfelijk. Er kan,
natuurlijk, eene stagnatie komen in
den aanwas harer stemmen, in haar
propaganda, maar sterven onmo
gelijk. Waarom niet Omdat de s.d.a.p.
uit het kapitalisme te voorschijn is
gekomen. Alles wat men gedaan
heeft om het socialisme te bestrijden,
is do partfj ten goede gekomen.
Wat was dat een 25, 30 jaar terug
anders! Spr. verhaalde nu op smake
lijke manier hoe het hem verging bij
politieke redevoeringen, ook haalde
hij aan een door hem gehouden debat
met Staalman, waar de vergadering
hem allesbehalve vriendelijk gezind
bleek te zijn. Het proletariaat begreep
toen de leiders niet. Er werd allerlei
raars van hen verkondigd. Men stond
als politiek spreker met een voet in
de gevangenis; er waren wel niet
zooveel „gezeten" burgers in de partij
als thans, maar burgers, die gezeten
haddon, nou die waren er zooveel te
meer.'
Die vervolgingen zijn thans achter
den rug: de justitie begon te be
grijpen, dat hl,i, dio rood de gevangenis
iDging, er donkerrood weor uitkwam.
Nietwaar, wanneor de idee goed is,
en waai', dan krijgt men er die door
geen gevangenisstraf weor uit.
Zoo groeide de partij van een on
aanzienlijk hoopje tot oen machtige
partij. Bij Da geen gemeenteraad van
eenige beteekenis of wij hebben er
onze vertegenwoordigers, in verschil
lende Staten, in do Kamer, en, als
wij gewild hadden, hadden wij drie
ministers ook gehad. Misschien was
h er dan vanavond wel een excellentie
opgetreden 1 Maar ikzelf ben ook edel
achtbaar (Gelach).
Spr. gaf eenige süialtjès van het
optreden in den gemeenteraad vroeger
en nu. Een jaar of 17 terug werd hy
door de politie weggestuurd, thans
slaan de agenten voor hem aan als
gemeenteraadslid.
Waaraan is deze ommekeer te
daDken? Niet aan het feit, dat het
socialisme is een opkomende volks
waan, maar omdat het is opgegroeid
uit de hoofden en harten der massa,
omdat het sterk is geworden door
den moed en de trouw, dien we el
kander steeds betoond hebben. Want
al hebben op het congres te Arnhem
eminente leiders gesproken, de eigen
lijke strijders zaten in de zaal. Zij
hebben vaak meer moeten lijden dan
wy, want het zwaard van den honger
heeft meermalen boven hun hoofd
gehangen.
Spr. zette nu in enkele woorden
uiteen waardoor er strijd in de partij
ontstaan was: de kwestie van het
nationalisme. Maar daarvoor, zoo
ging hij voort, gaat men niet uit
elkander. En de internationale ver
broedering is het eenig afdoende
middel om uit den oorlog te komen.
Zeg niet: we zijn een klein land;ge
hebt gezien wat een klein land thans
nog voor gewicht in de schaal kan
leggen.
Zorgt, als do oorlog voorbij is, dat
ge andere legers vormt, de bataillons
en de compagnieën van het arbeids
leger, waarmede gij den vrede zult
bereiken
De boeiende rede werd luid toege
juicht. De zangvereeniging en de
declamator vulden thans het verdere
gedeelte van den avond. Het gemengd
koor zong achtereenvolgens een drie
tal liederen, het „Vaandellied", „Eens"
en „Zegepraal". Het ontroerend-
echoone „Aan de strijders" werd door
het mannenkoor alleen gezongen.
Waarlijk, wij weten niet wat het meest
te prijzen in dezen zang; het ge
zongene wordt doorleefd en doorvoeld
en dan is er steeds, zooals Multatuli
het noemt, de „gloed van hooger
geestdrift" die aan den zang ten
goede komt.
Den declamator Stern h ei m hadden
wij nog niet gehoord. Hij zegde
allereerst een geestdriftig strijdlied
van Adama van Scheltema„Waakt
op, proletaron". In het tweede ge
deelte van den avond droeg hij voor
de bekende „Hagepreek met hinder
nissen" van Multatuli, te vinden in
zyne Ideeën, terwijl hij als slot een
zeer lang propagandistisch gedicht
declameerde van Booleman, getiteld
„De klokken luiden". Sternheim is
een declamator van de goede soort;
hij weet zich te beheerschen en ge
tuigt nochtans van temperament in
zijn sober gebaar; zijn stem is aan
genaam en helder en van voldoende
kracht om tot in de verste hoeken
der zaal te worden verstaan. Prach
tig wist hij in Scheltema's gedicht
de schoonheden te doen uitkomen en,
voor wat Multatuli betreft, de ver
schillende typen uittebeelden, die de
preek van den straat-evangelist ver
storen. Eu, hoewel door met-begrijpen
dit stukje proza wel eens aanleiding
kan geven tot hilariteit ten koste van
het geloof, niemand was er, die
lachte, niemand, die niet begreep
met welken hoogen ernst Multatuli
dit Idee geschreven had. Het slot
stuk, was een vaak hooggestemd en
dichterlijk geïnspireerd lyrisch of
moeten wij zeggen lyrisch didactisch
- gedicht van een jongen partij
genoot, waarin deze, bewogen door
de vreeselljke dingen van den oorlog,
de zijnen oproept tot strijden. Ook
dit wist Sternheim tot zijn recht te
doen komen; hij wist te rijzen, waai
de climax van het gedicht het noodig
maakte, te dalen, als het vereischt
werd, en alles mot een soberheid en
een ingehoudonheid, die aangenaam
aandeden en het voorgedrngene relief
gaven.
Zoodat we maar zeggen willen,
dat, alles in alles, deze avond een
bij uitstek gunstige was voor de pro
paganda, en de Voorzitter dan ook,
terecht, dit feit constateerde.
- Donderdag 15 April j.1. hield
het Geheelonthouderszangkoor „Ons
Doel" een feestavond tor gelegenheid
van zijn 2 jarig bestaan, in de groote
zaal van Casino. De zaal was geheel
gevuld; ongeveer 500 bezoekers. Do
avond kan alleszins geslaagd worden
genoemd. De hoofdzaak van het pro
gramma was zang, als voornaamste
nummer werd gegeven: „Het lied
van de klok". Zoowel de gedeelten,
door het koor gezongen, als de ver
schillende solo's werden op meester
lijke wijze ten gehoore gebracht.
Speciaal de sopraan zangeres mevr.
Horst was uitstekend. Haar werd
een bloemstuk aangeboden.
Aan ffet hoofdnummer waren
eenige kleinere zangstukjes vooraf
gegaan.
Hulde aan den heer Rusting, den
directeur van liet zangkoor, voor wat
hij heeft weten te bereiken.
Na afloop van de zang g3f een
vioolkwartet een en ander ten beste
daarna werd een tooneelstukje, ge
titeld „Haar Verjaardag" opgevoerd.
Bal besloot den welgeslaagden, ge
notvollen avond.
Zeekrljgtraad.
Voor den zeekrijgsraad te Willems
oord stond terecht een matroos 3e
klasse, beschuldigd van desertie ter
wijl hij, dienende aan boord van Hr.
Ms. Wachtschip te Willemsoord,
preventief gedetineerd was in het
provoosthuis aan den wal aldaar, door
in den avond vau 14 Maart 1915 van
daar te ontvluchten en zonder ver
gunning afwezig te blijven, tot hij
op 19 Maart d. a. v. te Koog aan de
Zaan door de politie is gearresteerd.
Bebl. bekent; hij wilde zijn zieken
broer bezoeken. Hij had reeds van te
voren een paar onderofficieren in het
provoosthuis en eenige van zijne
mede-gedetineerden medegedeeld te
zullen ontsnappen, maar niemand
wilde hem gelooven.
In den avond van 14 Maart j.1.. is
hij er in geslaagd de schroeven,
waarmee het slot van zyn gesloten
celdeur bevestigd waren, los te
draaien, is toen, na de deur met een
stukje papier weder dichtgeklemd te
hebben, naar boven geklommen en
heeft van een der dakvensters de
ijzeren spijlen aan een zijde losge
schroefd en ze omgedraaid tot een
opening ontstond om hem door te
laten. Gedurende de ronde in het
gebouw hield hij zich stil en verborg
zich.
De fiscaal, het ten laste gelegde
bewezen achtende, eischt veroordee
ling tot 3 wekon militaire gevange
nisstraf.
Mr. Kraakman, optredende voor den
beklaagde, betoogt dat het ten laste
gelegde geen strafbaar feit oplevert.
PI. refereert zich aan wat hij vroeger
voor den Krijgsraad opmerkte in de
zaak van een sebepeliog, die gedeser
teerd was uit de kazerne te Amster
dam. Artikel 145 Crimineel Wetboek
spreekt van „den bodem waarop hij
dient". Die woorden zijn toen door
den Krijgsraad zoo uitgelegd, dat
ieder die van do plaats waar hij zijn
diensten moet verrichten wegblijft,
er onder valt. Maar het zitten van
beklaagde in het provoosthuis als
preventief gedetineerde is toch geen
dienst doen.
Mocht de krijgsraad echter van
oordeel zijn dat het feit door beklaagde
gepleegd, wel voldoet aan art. 145
Crim, Wetboek, dan vraagt pleiter
clementie met het oog op het weinig
ernstige van de desertie.
BINNENLAND.
De Katwijk.
Men seint uit Berlijn
In Duitsche marinekringen ziet
men met spanning den uitslag tege
moet van het. onderzoek inzake de
Katwijk. Men zou het levendig be
treuren, indien werkelijk een Duitsche
duikboot oorzaak van het ongeval
zou zijn goweest. Men erkent hier te
zeer loyraie onzydigo houding, welke
Nederland gedurende den oorlog heeft
aangenomen en welke door geen in
cidenten is verstoord, dan dat men
zonder grond Nederlandsch belangen
zou schaden. Do Duitsche marine
denkt in dit opzicht niet anders dan
het overige Duitsche volk.
Nederlandsch zeilschip aangehouden.
Uit Stockholm seint men aan het
Berliner Tageblatt, dat het Aftenbladet
bericht ontving uit Gefle, dat de ge
zagvoerder van het Nederlaudsche
zeilschip Albatros, dat Donderdag
morgen in de vroegte mot een lading
Ijzer uit Glasgow te Gefle is aange
komen, ter hoogte van Svenska
Bjoern te Zuiden van Gefle in de
Oostzee door een Duitsche duikboot
is aangehouden. Na onderzoek van
lading en scheepspapieren kon de
Albatros de reis voorzetten.
Hat opbrengen van stoomtreilers.
Men meldt uit IJmuiden aan het
„N. v. d. D."
Woensdagmiddag kwamen twee
van de 12 op Zondag 11 April naar
Cuxhaven opgebrachte trawlers te
IJmuiden terug. Wij vernamen, dat
zij werden aangehouden door twee
ongemerkte Duitsche torpedobooten
met bevel achter elkaar op te stoo
rn en naar Cuxhaven. Onze zegsman,
die een der minst snelvarende traw
lers onder gezag had, moest achter
aan stoomen en de twee zeer snel
varende torpedobooten bleven als
herdershonden zich om de treilers be
wegen opdat er geen zou ontsnap
pen. Op enkele treilers stapte ter
bewaking een onderofficiers en twee
matrozen, zwaar gewapend aan boord.
Een dezer onderofficieren vertelde,
dat de treilers opgebracht werden,
omdat een Engelsche treiler onder
Hollandsche vlag en merken, gesnapt
werd toen hij aan het mljnenstrooien
was onder de Duitsche kust. Dit ver
haal heeft bij de IJmuider schippers
weinig geloof gevonden. Van het
oogenblik der aanhouding door de
torpedobooten en het aan boord komen
der Duitsche militairen waren de
Hollandsche schippers het gezag
kwijt. Zij waren allen visschende
geweest op of omstreeks 55 gr. 017
Noord en 7 gr. 01 Oost. Volgens
aanwijzing buiten het verboden ge
bied. Over de vangst had men niets
meer te vertellen, de fijnere visch-
soorten als tong, tarbot en griet,
verdwenen bij aankomst in expres-
selijk daarvoor medegebrachte zakken.
De andere vischsoorten werden ge
lost en verkocht geheel buiten de
equipage om.
Aan de schippers werd vergund
aan wal te gaan, doch alleen onder
geleide van een onderofficier. Hun
werd echter gezegd, dat zij met col
lega's die zij ontmoetten, geen woord
mochten wisselen. Alle scheepspapie
ren en de journalen waren in beslag
genomen en werden aan een onder
zoek onderworpen. Na afstempeling
werden ze aan de treilers die weder
vrijgelaten werden, teruggeven. De
treilers die niet naar Hambnrg be
hoefden op te stoomen en raeeren-
deels geen steenkolen meer hadden,
werden van proviand, kolen en ijs
voor zeven dagen voorzien en moch
ten vertrekken.
Een schipper van een der terug
gekeerde treilers werd Zondag na de
vrijlating aangehouden door oen Duit
sche duikboot die een los schot loste
en wie men weer de scheepspapieren
moest toonen. Na inzage van de
Duitsche contrölemerken werden ze
zonder eenige opmerking terugge
bracht. Alleen kwam een onderoffi
cier een zootje visch vragen, waarop
een Hollandsche visscherman met de
hem eigen gulheid hem een mand
visch van den laatsten trek mede
gaf. Gevraagd naar de reden van het
opbrengen van 6 trawlers naar Ham
burg, wist hij geen andere oorzaak
op te geven dan het niet in orde zijn
van de scheepspapieren en journalen.
De Olanda.
Woensdagnacht om half twee is
het stoomschip „Kirkham Abbey"
aan de Parkhaven alhier aangekomen.
Aan boord bevond zich kapitein J.
Piscaer van het stoomschip „Olanda",
dat Zondagmorgen in de Noordzee
op een mijn is geloopen. Kapitein
Piscaer deelde ons het volgende mede:
Zondagmorgen om half negen zat
ik in de kajuit te ontbijten, toen ik
eensklaps een hevigen slag hoorde,
waarvan het geheele schip dreunde.
Ik vloog naar het brugdek en zag,
dat alle luiken van ruim 2 waren
afgeslagen en de kolen uit dat ruim
over het schip verspreid lagen. Het
zeewater liep het ruim binnen.
Onmiddellijk ging de geheele be
manning in de reddingsboot, waar
mede wij van boord afstieten. Toen
ik zag, dat liet schip drijvende bleef,
ging ik weer naar boord terug. Ruim
1 bleek toen geheel vry van water:
In de machinekamer lekte een der
Ingezonden Mededeeling.
HERMAN NYPELS - HELDER.
Heerenmode-Artlkelan.
Gemaakte kleeding.
Kleeding naar maat.
Steeds het nieuwste.
schotten erg. Ik trad in overleg met
een van do machinisten om ons te
overtuigen of wij met pompen het
schip drijvende zouden kunnen houden
waarop, indien er hulp in de nabij
heid geweest was, misschien wel kans
zou zijn geweest.
Een schip, dat ons op ongeveer 5
mijlen passeerde, nam geen notie van
ons, hoewel w(j vuurpeilen oplieten.
Inmiddels steeg het water in het
schip voortdurend en terwijl de be
manning in hun boot in de nabijheid
bleef, verliet ik eerst te half 4 in den
namiddag met den tweeden stuurman
de Olanda, myn instrumenten en
scheepspapieren medenemende.
Officieren en bemanning konden
slechts hun kleedingstukken, die zij
aan hadden, medenemen om overla
ding van de boot te voorkomen.Om
vier uur zonk het schip over bak
boordzijde, nadat de machinekamer
was volgeloopen. Nadat het stoom
schip was gezonken, zetten wij in.
onze booten zeil op en ongeveer 58
mijlen van de Humber werden wij
opgepikt door den treiler „Onward",
gemerkt Grimsby 8. Deze treiler
was bezig met visschen en haalde
onmiddellijk de netten op.
Maandagmorgen om 7 uur kwamen
wij in Grimsby.
Vaart op Engeland.
De vaart op Engeland zal voor
loopig voor een groot deel worden
stopgezet. Sinds Donderdag is geen
enkele boot te Rotterdam aangeko
men, terwijl de vaarten op Engeland,
van Rotterdam uit, afgelast zijn.
Volgens de „N. Rott. Ct." gaat van
Vrijdag af de post naar Engeland
weder perHarwichboot.DeLondensche
correspondent van het „Hbld." meldt
echter dat de mails naar Engeland
tweemaal per week verstuurd zullen
worden per Engelsche scheepsgele
genheid.
Da reis van dr. Nolens naar Rome.
Naar wij vernemen, heeft, de reis
van dr. Nolens naar Rome tot strek
king de regeering zoo mogelijk in te
lichten nopens de pogingen, welke
volgens daaromtrent verpreide be
richten door hot Vaticaan in het
werk zijn gesteld tot bevordering te
zijner tijd van het herstel vau den
vrede.
Verboden Dagblad.
Zooals wij reeds meldden, is do
lezing van het „Volksdagblad", dat
te Amsterdam wordt uitgegeven, voor
alle militairen verboden. Thans heeft
het legerbestuur bepaald, dat, wan
neer blijkt dat dit blad ter lezing
wordt gelegd in voor militairen toe
gankelijke openbare inrichtingen, de
toegang tot die inrichtingen moet
worden verboden. Tevens zullen, al»
het blad in de kwartieren wordt aan
getroffen, de bezitters of verspreiders
daarvan worden gestraft. („Avp.")
Stuurlledonexamens.
'9 Gravenhage, 22 April. Geslaagd
groote stoomvaart eerste stuurman
P. N. Loesberg, J. Meijnderts; derde
stuurmal! G. van Oostveen, L. P. Rljf-
kogel, Fr. X. J. J. Schouten, H. Sis-
singli, J. J. Smit.
Bevordering vlucht geïnterneerde.
Het O. M. bij het Gerechtstshof te
Leeuwarden heeft 6 maanden ge
vangenisstraf gevraagd tegen een
kantoorbediende te Hoogkerk, die
twee Engelsche geïnterneerde officie
ren bij hun vlucht van Groningen
naar Engeland behulpzaam was. De
Rechtbank te Groningen had hem 8
maanden opgelegd.
Een sympathiek vonnis.
Het Handelsblad" schrijft
Te 's-Gravenhage stond een twintig
jarig Javaansch meisje terecht, dat
met een Hollandsche familie naar
Nederland was gekomen en ten na-
deele van haar meesteres, met wie
zij in een hotel logeerde, een vrij
belangrijk bedrag aan geld, eenige
sieraden en kleinigheden had weg
genomen. Zij was door haar meeste
res weggezonden en tevens was de
politie gewaarschuwd, die proces
verbaal opmaakte, zoodat zij in voor
arrest werd gesteld.
Ter terechtzitting bekende het
meisje alles en daarop eischte de
officier van justitie, die kon mede-
deelen, dat iemand gevonden was,
die het meisje nog deze week wilde
meenemen naar Indië, drie wekeu
gevangenisstraf, met aftrek van de
preventieve hechtenis, die juist ook
drie weken bedroeg. De rechtbank
deed dadelijk uitspraak overeenkom
stig den eisch en Satimah werd ter
stond in vrijheid gesteld.
Wij vertellen den gang dezer zaak
nog eens om op deze verstandige,
sympathieke wijze van rechtdoen de
aandacht te vestigen. Wy zyn niet
altijd ingenomen met de wijze van
rechtdoen onzer justitie, en wy heb
ben dat wel eens laten biyken. Des
te meer voelen wy ons verplicht er
op te wijzen, dat hier recht is gedaan
m e t het noodige aanzien des per-
soons, met juist begrip van de be
langen zoowel van het recht als van
het individu. De wrekende hand van
het recht is hier niet in alle streng
heid automatisch neergedaald op den
euveldader, men heeft begrepen dat
het verreweg het beste was dit
meisje, dat in de vreemde omge
ving, waarin zy hier was, niet tegen
de verleiding bestand was, naar baai-
land terug te zendon, naar haar ge
waarschuwd te hebben nooit meer
iets weg te nemen. Dat heeft zij
plechtig beloofd. Met haar voorarrest
en die belofte kan Justitie zich vol
daan verklaren. En wy gelooven dat
de Haagsche rechters zich eergiste
ren goede dienaars van het Recht
hebben betoond.
Ook door de meesteres, die toch
feitelijk verantwoordelijk was voor
het meisje, dat zij naar den vreemde
meenam, en die door haar op straat
te zetten en de politie te waarachu-