HELDERSCHE COURANT
VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE
Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna
No. 4482
DONDERDAG 24 JUNI 1915
43e JAARGANG
Abonnement per 3 mnd. 65 ct., franco per post 90 ct., Buitenland f 1.90
Zondagsblad 37£ 45 0.75
Modeblad 65 75 „1.00
Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER
Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50
Advertentiën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbet.) 30 cent. Elke regel meer 6 ct.
Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent. Elke regel meer 15 cent.
Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend.
Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 2>, cent.
Op pagina 4 van dit blad is
opgenomen:
1. Ingezonden.
2. Feuilleton, enz.
DE WEEK.
5 Juni.
In afwachting van wat de laatste
fractie van het zittingjaar 1914—'15
zal te aanschouwen geven Ter
wijl minister Ort na de verwerping
van de Eedswet door den Senaat
alweer aan den arbeid is getogen om
een nieuw nood-ontwerp te fatsoe
neeren, waai-van 't intusschen zeer
de vraag blijft, of 't thans den kamp
tusschen Hooger- en Lagerhuis in
periode van Godsvrede niet nog veel
scherper, heftiger zal doen ontvlam
men In afwachting daarvan hou
den we ons met „plagen" bezig in
Patria. De huisvlieg is althans in
later tijden nooit zeer populair ge
weest. En het vernuft van speculan
ten, in deze geholpen doordekennis
van scheikundigen en anderen, heeft
zich al-meer gespitst op 't vinden
van verdelgings-middelen. Maar nu
heeft het „Te Wapen weerklonken
van de zijde der Overheid. „Weg met
de vliegenheeft de Hoornsche
afgevaardigde ter Tweede Kamer ge
roepen. En minister Cort v.d. Lin
den, heeft schoon dan, in zijn grooten
eerbied voor de zelfstandigheid der
gemeente, betwistend dat de Hooge
Regeering hier den burgemeesters
iets kan gelasten, opdragen, dan
toch beloofd zijn „invloed te zullen
aanwenden". Zoodra een vlieg zich
vertoont, huivert men Als kwam
't ondier regelrecht van een der slag
velden, waar hoopen lijken opeenge
stapeld liggen. Men beschouwt 'm
als bode, aan- en overbrenger van
allerlei ramp en pestilentie. En zeer
zeker niet ten onrechte. Ook hier
moge ook wel tikje overdrijving wor
den gevonden, 't is goed, zeker
in deze tijd, waarin op aarde de
„haarden van infectie" ontelbaar zijn
en met 't uur aangroeien, dat men
eindelijk begrijpt, hoe de kamp moet
aangebonden tegen 't verontreinigen
van allerlei eet- en snoepwaren, die
uren-, soms dagen-lang uitgestald lig
gen achter gore raampjes, op vieze,
besmoezelde papieren. Gelijk 't ook
zoo noodig is, dat gewaakt worde
tegen het eten van onrijp, bedorven
fruit, tegen spotprijsjes aan den man
gebracht. Elk jaargetij brengt z'n
eigenaardige gevaren. In de periode,
toen we, in de door ons bewoonde
streek der aarde, nog „echte winters"
hadden, moest men zich voorberei
den op 't onvermijdelijk getal „slacht
offers" van broos ijs mitsgaders van
bronchitis en pneumonie, opgeloo-
pen na pleiziertochtjes op het „gladde
vlak" en door de „donzige sneeuw".
De zomer brengt andere gevaren. Nu
zijn er de boottochtjes van roeiers,
die niet met hun vaartuig kunnen
omgaande zwemmers, die de eerste
voorschriften der gezondheidsleer ver
onachtzamen en 't met gezondheid
of zelfs leven moeten hoetende
straks reeds genoemde menschen,
die 't met de vliegenplaag zoo nauw
niet nemen de weinig-kieschkeurige
aardbeien- en 'kersen-smullers. En
dan nog de onschuldige dupe van
hooikoorts en daarmee verwante be
zoekingen.
De Hollandsche zomer is al even
grillig als het straks weer zachtkens-
naderend hoé snel vliegen, in onzen
tijd zeker, zoo'n acht- tien-tal weken
niet omhoe kort is de periode, ons
van den herfst scheidend, wanneer
de „langste dag" eenmaal, gelijk nu
reeds, achter den rug isseizoen
van al-meer korteade dagen. De oogst
van dit jaar is bevredigend genoemd,
en van sommige producten zal zelfs
overvloed zijn. Maa,r de booze nacht
vorsten bederven zooveelOok
hier treft men aan de overdrijving,
thans haast ieder op z'n beurt be*
heerschend. 't Is immers een „gouden
tijd", is verkondigd, voor den
landbouw en wat daarmee verband
houdt. Zeker zal over de vele schrik
kelijke maanden van de midzomer-
1914 begonnen were ld-crisis later nog
wel eens in sommige kringen wor
den gesproken als van een tijd, die
de „spaarkousen" vulde, die effecten
in het kabinet van s oliden huisvader
bracht, een aardig „aippeltje voorden
dorst" verschafte. ."En de tijdingen
over nijdig-vernielende nachtvorsten,
volgend op zwoele dag en, zijn geschikt
om de prijzen wat ,,op te voeren".
Maar ganschelijk-ver&onnen zijn deze
tijdingen, geruchten, ifcoch stellig niet.
En óók wat de „gouden periode" van
den landbouw tijdens den wereld-oorlog
betreft wordt „het vergrootglas" ge
hanteerd. Ih weerklank op wat dr.
Kuyper dezer dagen in de Eerste
Kamer zei, oude herinn eringen opha
lend van toen hij nog', een halve
eeuw hèr, predikant in een klein
Geldersch dorpje was, en niets meer,
heeft minister Postlhuma 't zoo
terecht geschetst. Het afmakings-
systeem, ter bestrijding van het mond
en klauwzeer, is vooi den landbouwer,
afgescheiden v&n de vraag van
materieels winst of verlies, in
menig geval een bron van echte
smart.
„In de vijfjaren", aldus sprak
Z.Exc. van Landbouw, Nijverheid en
Handel in de Senaatszitting van 18
Juni j.1. „dat ik zuivel-consulent
ben geweest, he"b ik kunnen zien,
welke vreugde er heerscht bij den
landbouwer, wanneer het blijkt, dat
zijn vee in melkopbrengst of de melk
e is vooruitgegaan. "Waaneer
men dit alles heeft medegemaakt,
zou men wel een hart van steen
moeten hebben, wanneer men niet
beseft, dat als dan de bijl komt en
het product van jarenlang werken
gaat verloren, den man nog meer
moet treffen het verlies van al zijn
werk, dan nog wel het verlies van
zijn vee." Helaas moest de minister
erbij voegen, dat Z.Exc. „nog geen
anderen weg heeft kunnen vinden,
hoe hard hij dit ook voor de be
trokken personen mocht vinden".
Toch was 't een goed woord, hier
van de groene tafel gesproken. De
stedeling kan niet licht begrijpen den
aard, de mate van 't verdriet, door
deze dingen den landbouwer vaak
berokkend.
Helaas!, wat men (speciaal uit
het zuiden des lands) over den stand
der gevreesde vee ziekte te hooren
krijgt, is weinig bemoedigend. En
daaruit kan men dus, voor de zoo-
veelste maal, ontwaren, dat er,
op aarde, nu eenmaal geen rozen
bestaan, hoe schoon en heerlijk-
riekend ook, waaraan de booze prik
kende doorntjes ontbreken
De cijfers, gepubliceerd omtrent
len stand der werkloosheid (door
„De Vakbeweging") zien er voor
't moment bemoedigend uit. In Sep
tember j.1. waren, van de 87.678 leden
der Bonden, 19.387 zonder werk en
c.c. 12.000 gedeeltelijk; op 1 Mei j.1.
luidden die cijfers bij een totaal
van 90.S32 leden 10.815 werk-
loozen en 8.828 gedeeltelijk zonder
arbeid. Beduidende wending ten goede
voorzeker. Edoch: 'hoe lang zal 't
duren Hebben wij ons voor te
bereiden op herfst en winter met
altijd-voortwoedenden wereldbrand
Of zal de oud-minister L. Regoüt,
straks naar Rome tijgend als tijdelijk
Nederlandsch gezant bij het Vatikaan,
getuige van, medewerker aan het
groote, heerl(jke werk van het Vredes-
herstel wezen - Het Carnegie-
is is reeds de „clou" van eene
Nederlandsche „operette" geworden.
En men heeft menschen, die volhou
den Als zulke dingen gebeuren, dan
is de vrede op komst, let maar op!...
Ware 't inderdaad zoo, dat de Rotter-
damsche libretto-schrijver Wm. de
Bruyn hier werkelijk „helderziend",
profetisch van aanleg, zou blijken te
wezen Wie den moed heeft 't in
ernst te gelooven, hij verdient den
eere-titel van „über-optimist"
Op het Haagsche Binnenhof is 't
nu rustig. Slechts de heeren dei-
Commissie van Rapporteurs, die het
zeer-lijvige stuk, genaamd Voorloopig
Verslag over de uitbreiding van den
Landstorm hebben saam te stellen,
vinden er thans arbeid. De Partijraad
der S.D.A.P. heeft het „onaanneme
lijk" er over uitgesproken, met
algemeene stemmen. Tegen Zondag
wordt eene „landelijke demon
stratie" te Utrecht voorbereid. De
heer Troelstra heeft de kansen van
het ontwerp, „zooals 't daar ligt"
genoemd: „gelijk nihil". Moet men
inderdaad generaal Bosboom's voor
stel beschouwen zooals sommigen
betoogen, als een „proefballon"
een soort van „verkenner"; gelijk de
heer Van Vuuren (bij de interpellatie
over de Indische Leening) zijn uit-
noodiging aan Links om eene motie
van goedkeuring en vertrouwen in
mr. Pleyte's beleid te laneeeren
Krijgen we dus straks een sterk-
gekortwiekt wetsvoorstel-Landstorm
Dat 't naderende orkaantje zal be
zweren Of zal 't, midzomer-'15, in
tijd van Bestand, echt gaan stormen
op het Binnenhof; dat minister Bos
boom's zetel wezenlijk gevaar loopt?...
Wie „de kaart des lands" eeniger-
mate kennen, -- ze zullen het laatste
't minst aannemelijk achten, durf'k
wedden.
Het nieuwe bruin brood-ontwerp
van minister Posthuma, dat wel
dra vair den Raad van State terug
zal worden ontvangen, vraagt een
krediet van veertien millioen over
't loopende jaar. En wij zijn, over de
vijf eerste maanden van '15, bij
1914 reeds tien millioen ten-achter,
wat de opbrengst der Rijksmiddelen
betreft, 't Kön erger!, - roept er
een uit.
En hij heeft gelijk.
Maar toch
„Malgré tout" zijn er nog men
schen genoeg, die lust, moed en duiten
hebben om, in dezen tijd, jool te
maken; te huppelen in het Dans
paleis te Scheveningen, waar het
zomer-seizoen geopend werd als in
gewone tijdenMenschen, die mee
doen en met graagte luisteren naar
reuze-zangfestijnen in het groote
Amsterdamsehe Stadion
„Hoe künnen ze!" hoor ik een
ander uitroepen. En hij schudt ver
ontwaardigd, wederom, het hoofd.
Mag ik 't nog eens néerBchrljven
Den grooten ernst dezer tijden mis
kennen, klein achten, uit 't oog ver
liezen: ik zal 't geen seconde ver
dedigen. Maar elke uiting van levens
vreugde onderdrukken; zich bepalen
tot somber-bepeinzen en sidderen
voor den dag-van-morgenin trouwe,
't brengt ons van den wal in de
sloot
Mb. Antonio.
DE OORLOG.
N. van Atrecht en in de streek bij
Yperen, thans moeten wij onzen biik
wenden naar het Zuidelijk deel van
het westelijk front. In den Elzas toch
dringen de Franschen blijkbaar krach
tig op. In het Fransche commniqué
van den 22sten wordt medegedeeld,
dat het kerkhof van Metzeral door
hen is bezet. Hierna werd het geheele
dorp genomen, en de linie tot 500
M. oostelijker vooruitgebracht. (Yan
Duitsche zijde werd reeds gemeld, dat
het dorp in elkaar geschoten was,
en daarop volgens het vastgestelde
plan ontruimd was).
Verder wordt in - het bericht aan
gegeven dat een aanval op den
Reichsackerkopf afgeslagen werd.
In Lotharingen werden de ver
sterkingen der Duitschers ten W. van
Gondrezon onbezet gevonden. De vij
and was hier tot ten Z. van Centry
teruggegaan. Op de Manshoogten
gingen de Franschen eveneens voor
uit. Hier vermeesterden zij eenige
Duitsche loopgraven.
In Argonnen daarentegen waren
zij minder gelukkig. Na een zwaar
bombardement deden de Duitschers
een aanval, welke de voorste linies
der Franschen tot wijken bracht. Door
een onmidelltjk ondernomen tegen
aanval kwam de stelling echter weer
in het bezit der Franschen.
Het Fransche middagbericht van
den 22sten meldt dat Duinkerken op
nieuw met projectielen van groot
kaliber beschoten werd. 14 granaten
vielen in den stad.
Ten Z.W. van St. Joris maakten
'de Belgen zich meester van een Duit
sche loopgraaf. De verdedigers werden
gedood of gevangen genomen.
Ten N. van Atrecht vielen de Duit
schers wederom aan. Behalve bij
Souchez werden alle aanvallen afge
slagen. Bij genoemde plaats slaagden
zij er in, weder vasten voet te krijgen
in een gedeelte van de loopgraven.
Op de Maashoogten hebben de Fran
schen hunne voordeelen uitgebreid.
Hier werden nieqwe loopgraven ge
nomen. Eveneensvorderden zij in
iOtharingen. De stellingen ten O. van
Reillon werden 300 M. naar het N.
vooruitgebracht, Crouce bezet, een
tegenaanval vanuit Centry en een
ten Z.O. van Parroy afgeslagen. Na
de verovering van Metzeral werd ook
terrein gewonnen in de streek van
Sonderbach. Hierbij werden 3machine
geweren veroverd.
Een aanval van de Duitschers op
den Reichsackerkopf werd afgeslagen.
In hot Duitsche legerbericht van
den 22sten wordt medegedeeld, dat
- alweer volgens het vastgestelde
plan de Duitsche stellingen naar
den Oostelijken oever van de
Fecht werdon overgebracht, zoodat
deze thans liggen ten O. van Sonder
bach.
Bij het hierboven genoemde Centry
ontwikkelden zich nieuwe voorposten
gevechten. Op de Maashoogten werden
Franschen uit de door hen ge
nomen stellingen verdreven, terwijl
bij Perthes de Duitschers vooruit
gingen.
Fransche aanvallen bij Neuville en
ten N.W. van Dixmuiden werden
afgeslagen.
Van het O o s t e 1 Ij k front.
In het Russische legerbericht van
den 228ten wordt over den strijd in
Galiciö medegedeeld, dat de Duit
schers en Oostenrijkers hun offensief
voortzetten. In den nacht van 19 op
Jüni trokken de'Russen zich terug
van de stelling van Grodek, op die
van Lemberg. De aanvallen van den
vijand bjj Mikolajow (Z. van Lemberg)
en Idatchof (Z.Ó. van Mikolajow, aan
den Z. oever van den Dnjestr) werden
afgeslagen. Tegelijkertijd werd hij uit
de dorpen Demenka en Liesna ge
worpen.
In de streek van Sjawle is geen
verandering. Aan de rivier de Rozoga
gingen de Russen eenigszins vooruit.
Op het Zuidelijk front van de Pilica
deden de Duitschers een aanval', doch
werden zij met een verlies van eenige
honderden gevangenen teruggeslagen.
In het Duitsche legerbericht van
den 22sten wordt nog gemeld, dat
de gevechten bij Lemberg voortduren.
Tevens wordt opgegeven, dat de
Duitschers en Oostenrijkers van af
12 Juni 237 officieren en 58.000 man
gevangen namen, terwijl 9 kanonnen
en 136 machinegeweren buitgemaakt
werden.
In een later Duitsch bericht wordt
medegedeeld dat de Oostenrijkers
Lemberg na hevigen strijd genomen
hebben. Volgens het Oostenrijksche
bericht van denzelfde datum gingen
hieraan hevige gevechten vooraf,
waarin de Russische stellingen ten
Z. van de stad doorbroken werden.
Ten Z. van den Dnjestr is toestand
onveranderd. De aanvallen der Russen
werden alle afgeslagen.
De officieels legerberlchten van
21 en 22 Juni.
Van het W e s t e 1 ij k front.
Werd voor dezen de meeste aan
dacht besteed aan de gevechten ten
Van het Z u i d e 1 Ij k front.
Het Italiaansehe legerbericht van
den 22sten meldt weiDig belangrijks.
In het bovendal van de Cordevolle
werd Punta Tasca bezet. Verder wer
den de aanvallen der Oostenrijkers
op den Freikofel en op destellingen
der Italianen bij Plava afgeslagen.
Van meer belang is de mededee-
ling dat opgerherkt werd dat de Oos
tenrijkers de verdediging van hunnen
grenzen uitmuntend hebben voorbe
reid. Geheele linies geblindeerde loop
graven uit gewapend beton werden
door de Italianen aangetroffen.
1 Van Oostenrijksche zijde wordt
daarentegen medegedeeld dat Itali
aansehe aanvallen bij Plava werden
afgeslagen. Op alle fronten wordt
een levendig geschutvuur onderhou
den, doch overigens nemen de Itali
anen een afwachtende houding aan.
Volgens Duitsche berichten zijn
aan de Dardanellen nieuwe troepen
ten getale van 12.000 man aangeko
men. Ook zouden eenheden van de
Italiaansehe vloot zich bij de ver
bonden eskaders te Tenedos gevoegd
hebben.
In Duitsch Z.W. Afrika rukken
dn Unie-troepen steeds verder op.
'gens een bericht uit Lissabon
bevinden de Duitschers zich thans
te Grootfontein 250 K.M. van de
grens van Angola (Portugeesch).]
De vijandelijke verrichtingen van
vliegtuigen worden eveneens voort
gezet. Van Fransche zijde wordt
medegedeeld, dat de vliegparken der
Duitschers ten N. van Atrecht be
stookt werden. Vier loodsen verbrand
den, terwijl twee vliegtuigen en een
ballon getroffen werden. Daarente
gen bestookten dé Duitschers het
vliegveld van Courcel. Van Duitsche
zijde wordt eveneens gemeld dat op
Brugge en Oostende geworpen bom
men geen schade aanrichtten.
Door Zeppelins werd wederom een
aanval gedaan op de Engelsche kust.
Te Shields werd naar de Duit
sche mededeelingen de wapen
fabriek van Armstrong getroffen,
waarbij groote schade werd aange
richt. Van het personeel van deze
inrichting werden 17 man gedood en
40 gewond.
De duikbooten-eorlog.
Het atoomschip „Cameronia", van
New-York naar Liverpool, is op zijn
reis door een Duitsche onderzeeër
aangevallen. Hoewel het stoomschip
volle kracht liep, kon het niet ont
komen. Daarop werd getracht de
duikboot te rammen. Deze dook echter
en kwam niet meer te voorschijn.
Het Eng. s.s. „Carisbrook", van
Montreal naar Leith, geladen met
graan, is bij Kindaird Head door een
Duitsche onderzeeer in den grond
geboord.
De bemanning werd gered.
Verliezen van de Engelsche
koopvaardij.
De Engelsche admiraliteit maakte
eergisteren bekend, dat er sedert het
begin van de Duitsche duikbootblok
kade 24,442 schepen Engelschen ha
vens in of uit zijn gevaren en in dat
tijdperk 82 Engelsche koopvaardij
schepen, met tezamen 252,686 ton
verloren zijn; 5 in den grond geboord
of vermeesterd door vijandelijke krui
sers, 2 op een mijn gezonken en 75
door duikbooten in den grond ge
boord. In denzelfden tijd zijn 72
visschervaartuigen, tezamen met
12,035 ton verloren: 6 op een m\jn
geloopen en 66 in den geboord of
vermeesterd door vijandelijke schepen.
Van het begin van den oorlog af
.heeft Engeland 543,104 ton verloren,
nl. 145 koopvaardijschepen met 524,080
ton on 118 visschergvaartuigen met
19,024 ton. Van de koopvaardijschepen
zijn er 86 door duikbooten in den
grond gebooid, 56 in den grond ge
boord of vermeesterd door kruisers
en 13 op mijnen gezonken. Van de
visschersvaartuigen zijn er 24 op een
mijn geloopen en 94 in den grond
geboord of vermeesterd door vijande
lijke schepen.
Oe Engelsche verliezen.
De laatste Engelsche verliesltjst
bevatte de namen van niet minder
dan 4251 mannen, van wie ongeveer
100 officieren. De meeste officieren
zijn gesneuveld, gewond of gevangen
genomen aan de Dardanellen.
lilt Servië.
Uit Kragoejewitsj (Serviö) heeft dr.
James Berry, de leider van een En-
gelsch hospitaal, gemeld dat van de
387 Servische dokters, die er bij den
oorlog waren, er niet minder dan 93
zijn gestorven, daarvan aan tyfus
Van de buitenlandsche doktoren die
den Serviërs hun diensten waren
komen aanbieden, zijn er 35 over
leden, w. o. 3 Engelschen, 4 Ameri
kanen, 2 Belgen, verscheiden Grieken
en 6 Oostenrijkers, die in de Servische
hospitalen praktijk uitoefenden. De
sterfte onder de medische studenten,
verplegers, verpleegsters, hospitaal-
bedienden enz. is ook zeer hoog ge-
Proces tegen De Wet.
Bloemfontein, 22' Juni. Generaal De
Wet is veroordeeld tot zes jaren ge
vangenisstraf en een boete van twee
duizend pond sterling.
Rechter Lange wees bij de uit
spraak van het vonnis tegen De Wet
op diens voorname positie als leider
van het volk en verklaaree daarbij
„Zonder u on eenige anderen, die zich
met u verbonden hadden, zoude er
geen sprake zijn geweest van rebellie"
Een onderhoud met den Paus.
Parijs, 22 Juni. De „Liberté" bevat
het verslag van een interview met
den Paus.
Z. H. verklaarde, dat hij voorstander
der neutraliteit was, omdat hij Italië
de ellende van den oorlog bespaard
wilde zien, maar ook omdat hij
wenschte, dat de Heilige Stoel in
Ingezonden Mededeeiing.
HERMAN NYPELS HELDER.
Heerenmode-Artficelen.
Gemaakts kleeding.
Kleeding naar maat.
Steeds het nieuwste.
verbinding zou kunnen blijven met
de gelooyigen in alle landen.
Verder verklaarde Z. H., dat niemand
voorzien kan, hoe het volk van Rome
de overwinning of de nederlaag zal
opnemen en dat ten gevolge van het
vertrek van de vertegenwoordigers
der mogendheden het Vaticaan in
geval, dat eene revolutie mocht uit
breken, minder beschermd zou zijn.
De Paus protesteert niet tegen de
igane gruwelen, omdat |die aan
beide zijden plaats hebben en ook
omdat het moeilijk is, op dit oogen-
blik de juiste waarheid te leeren
kennen.
Het uur is nog niet aangebroken
om het initiatief tot den vrede te
nemen, want de Paus moet het
geschikte oogenblik afwachten, ten
einde zijne moreele autoriteit niette
verzwakken. Met koortsachtig ver
langen wacht hij echter dat oogen
blik af en hij zal met graagte de
eerste hand grijpen, die hem zal
toegestoken worden.
Verschrikkingen In de loopgraaf.
De oorlogscorrespondent van de
Kölnische Zeitung" in het westen,
die de gevechten bij Atrecht mee
maakte, schrijft:
Het leven in de loopgraven aan
het westelijk front wordt in vele
kringen van het vaderland nog be
schouwd als een grappige zaak. De
loopgraaf-moppen van de kranten,
de humoristische tooneolen in thea
ters en kino's en de grappige ver
halen in veldpostbrie ven hebben dezen
indruk gevestigd. Gelukkig hebben
onze troepen hun goed humeur niet
verloren, maar wanneer ergens ter
wereld de humor gebaseerd is op
ernst, dan is het hier het geval.
Het leven van onze soldaten in de
loopgraven bij Atrecht is erger dan
het leven van dieren, die in holen
huizen. Alleen 's nachts en de nachten
zijn thans zoo kort, kunnen zij zich
vrijer bewegen. Dan alleen is het
mogelijk een poosje uit de schuil
plaatsen te kruipen, de verstijfde
ledematen te bewegen, de vernielde
graven weer in orde te brengen, warm
voedsel, voor zoover dit nog warm
genoemd kan worden, te halen uit
de veldkeukens, die stil houden achter
het front, bij het begin van de aan-
val-loopgraven. En zelfs dit alles ge
schiedt onder levensgevaar. Want de
vijand, die maanden lang tegenover
onze stellingen ligt, is zoo nauwkeurig
op onze posities ingeschoten, dat hij
deze in het donker van den nacht
ook treft. En zoodra verdachte ge
luiden gehoord worden, schiet hij.
Aan slapen kau bijna niet gedacht
worden. Licht te branden en geduren
de de enkele uren van betrekkelijke
rust te lezen, is alleen mogelijk, in
dien men in de schuilplaatsen zorg
vuldige maatregelen treft, dat goen
lichtstraal naar buiten dringt.
Overdag is het leven in de loop
graven één koortsachtige spanning.
De loopgraven zijn dikwijls 12 tot
15 meter van die van den vijand
verwijderd, ja zelfs een afstand van
5 meter komt voor en 25 meter
worden reeds beschouwd als een
groote afstand, waar men rustig een
vijandelijken stormaanval kan af
wachten. Elk oogenblik kan de golf
van vijandelijke bajonetten over den
rand van de loopgraaf slaan. En
niemand kan over dezen rand kijken,
zonder zijn leven op het spel te'zetten.
Elk oogenblik kan een handgranaat
of het trage projeetiel van den mijn-
werper in de loopgraaf vliegen en
de daar vertoevende soldaten mis
schien in stukken scheuren. Dit is
geen gevaar, dat den soldaten mis
schien boven het hoofd hangt, maar
dat dagelijks geschiedt. De schild
wacht blijft op zijn post staan. God
alleen weet, of h(j de volgende se
conde nog in leven zal zijn. De anderen
wachten, gedoemd tot nietsdoen in
hun aardholen en wachten, wachten,
wachten, tot het den vijand goed
dunkt den volgenden aanval te on
dernemen.
Maar ook in de schuilplaatsen
onder den grond is het niet veilig.
Zacht, maar toch duidelijk hoort men
er het krabbende en kloppende geluid
van de vijandelijke mijn-gravers. On
getwijfeld wordt ergens in de buurt
een onderaardsche gang gegraven
naar onze stelling. Eti ongetwijfeld
zal binnenkort of lang van deze gang
uit een verschrikkelijke ontploffing
plaats vinden, die een deel van onze
loopgraaf, met alles wat daarin is,
tpt gruis zal versplinteren. Maar waar
dit geschieden zal en wanneer, hoort
men niet met zekerheid. Toch moet
men trachten zelf een gang te graven
in de flank van de vijandelijke om
hem voor te zijn met de ontploffing.
Zal het gelukken en wie zal de eer
ste zijn?
Brult buiten het artillerievuur, dan
biedt de schuilplaats veiligheid tegen
shrapnell-kogels en granaatsplinters,
maar tegen een recht inslaande
granaat niet. Die slaat door de zol-
deriDg heen. Zoo hebben ze den
langen, langen winter doorgehracht,
in mist, slik en vuil. Toon kwam
echter eerst de tijd, waarin dit alles
niets zou zijn, vergeleken bij den
moed en de kracht, die daarna van
1 de mannen geëischt zou worden. Den
9en Mei begon de groote aanval, die
nu nog voortduurt, waardoor de vijand
hoopte hier door ons front te breken.
Het gruwelijk trommelvuur kwam.
Door de photographische opnamen
van de vliegers, maanden lang, ken
nen de Franschen de ligging van
onze loopgraven zoo nauwkeurig als
wij de hunne. Wij hebben bij de ge
vangen en gedoode Franschen zelfs
nauwkeurige kaarten gevonden, waar
op onze loopgraven namen dragen,
door de Franschen er aan gegeven:
Bismarck-loopgraaf, Moltke-loopgraaf,
Potsdam-loopgraaf. Met de grootste
zorgvuldigheid zijn, aan de hand van
deze kaarten, de enorme hoeveelheid
vijandelijke kanonnen op deze loop
graven zoo ingesteld, dat op het
oogenblik, dat het sein gegeven wordt,
het vuur van het zwaarste kaliber
en de straal van machinegeweren
langs de loopgraven kunnen glijden,
heen en weer en weer heen. En punt
naast punt, meter naast meter zit
een granaat. De helsche chaos, die
dan in de loopgraaf uitbreekt, is stel
lig de gruwelijkste beproeving, die
sedert het begin van de wereld-his
torie gesteld kan worden aan men-
schelijke zenuwen. Het daarin uitte
houden, zonder waanzinnig te worden,
zonder stijf te worden van schrik,
is meer, veel meer dan alle Leonldas-
daden van de oude geschiedenis. Ik
wil hier niet veel woorden gebruiken,
om deze verschrikking te schilderen.
Ik wil hier niet streven naar artis
tieke effecten. Ik wil heel nuchter
het verschrikkelijke teekenen, wat
onze soldaten hier voor ons moeten
doormaken. De granaten verbrijzelen,
waar zij vallen, niet alleen dé licha
men, maar zij vernielen ook de borst
weringen, zij woelen de loopgraven
zoo omda t deze een voudig verd w Ij o en
en dat de verdedigers, die nog in
leven zjjn in deze wolk van rook,
vuur, aarde en stof, in dezen hagel
op het vrije veld staan. Maar zij staan
Verdoofd door het krankzinnig ge
donder, de oogen verschrikt, ten deele
beroofd van hun sterkste wapen, het
machinegeweer, dat stuk geschoten
werd of onder de aarde bedolven,
zonder telephonische verbinding met
de troepen achter het front, omdat
deze verbinding eveneens vernield
werd, wachten zij op het oogenblik,
dat na het voorbereidende trommel
vuur moet komen, op den stormaan
val van de vijandelijke colonnes.
Werkelijk, dat zij hiertoe nog den
moed en de kracht hebben, dat zij
zelfs nog de kracht bezitten om met
een hoera! voorwaarts te rennen,
zooals geschied is, dat ia nauwelijks
te begrijpen.
En dit niet één keer, maar telkens
en telkens weer. Zoodra een storm
aanval afgeslagen is, begint het werk
om de stukgeschoten loopgraven te
herstellen. De soldaten op zoo voor
uitgeschoven en betwiste punten als
de Loretto-hoogte, de buurt om Sou
chez en Neuville, zijn als mannen,
die dag in, dag uit, in een razenden
orkaan op het voorste puntje van
een dijk staan waartegen een branding
voortdurend storm loopt. De branding
grijpt voortdurend de aarde, steenen,
balken, waarmede de gaten in den
dijk gestopt worden. Elk oogenblik
lijkt het, alsof er een dambreuk zal
volgen. Maar onverschrokken, het
voorhoofd druipend van zweet, met
haren die in den wind fladderen, zich
in den wind alleen verstaanbaar
maken door gebaren, houden de man
nen het uit, steeds weer nieuwe
balken, aarde en steenen aandragend
om do gaten to stoppen. En zij hou
den den dijk.
Het verschrikkelijkste misschien
heb ik nog niet verteld. Hier, op de
Loretto-hoogte, zijn geen mooi ver
sierde graven. Hier worden de dooden
begraven bij of zelfs in de loopgraven.
De niet begraven kameraad zou in
een paar dagen, bjj deze hitte in een
paar uur, een verschrikkelijke vijand
worden Maar een granaten-regen
werpt dikwijls de vlug onder den
grond geborgen dooden uit hun graven,
Zelfs is het niet mogelijk de dooden
onder den grond te graven. De ge
sneuvelden, vriend en vijand, moeten
blijven liggen tusschen de loopgraven.
En toch blijven de soldaten op hun
post. Houden zij stand.
Uit Duitschland.
Otto Söhlinger vertelt in een artikel
over het oeconomische leven van het
Duitsche volk hoe Duitschland thans
aan verschillenne onmisbare artikelen
komt of er andere voor in de plaats
stelt. WU ontleenen er het volgende
m:
„Naast het graan is salpeter een
belangrijk invoerartikel. Had hier
voor Chili het monopolie en men meen
de, dat indien ons de invoer uit
Chili afgesneden werd, Duitschland
uit gebrek aan salpeter den strijd
zou moeten opgeven. Zooals bekend
is, zijn de oorlogen onder Napoleon
mislukt, omdat hij niet meer voldoende
salpeter had voor de bereiding van
munitie. Het weerstandsvermogen
van Duitschland zal op deze klip
niet stranden. De buitengewoon ont
wikkelde chemische wetenschap heeft
het mogelijk gemaakt, dat wij ons
op tweeërlei manier van het monopolie
van salpeter volkomen onafhankelijk
hebben weten te maken. De eene
manier berust op het winnen van
stikstof uit de lucht, en de andere
manier op een chemische
ling. In vredestijd heeft men van deze
uitvindingen slechts weinig gebruik
gemaakt. Nu in oorlogstijd is echter
met een slag een 3tikstof-industrie
uit den grond gestampt, die niet
1 alleen in staat is om in alle
ten van het leger aan salpeter te
voorzien, doch die ook daarenboven
nog aan den landbouw de noodige
meststoffen kan verschaffen. Men heeft
zelfs in dit jaar aan de bemesting
van de velden een bijzondere aandacht
gewijd, daar men weet hoe noodza
kelijk een groote graanproductie voor
ons in het nieuwe oogstjaar is. Voor
Duitschland is dit zooveel te gemak-
kbiyker, daar een ander soort mest,
de kali, in onbeperkte hoeveelheid
beschikbaar is, daar Duitschland voor
deze productie het monopolie bezit.
Ook zal de hoop, om ons door het
afsüljden van den toevoer van benzine
het oorlogvoeren onmogelijk te maken
niet vervuld worden. De chemische
wetenschap heeft ook hier een hulp
middel gevonden. Uit overblijfselen
bij de cokesbereiding wordt benzol
bereid, dat in het gebruik volkomen
de benzine vervangt.
Daarenboven gebruikt Duitschland
spiritus, waarvan de productie ruim
voldoende is om in de behoeften van
het leger en der burgerij te voorzien,
Hoe staat het nu met koper Koper
is een zeer belangrijk verbruiksartikel,
dat juist in den oorlog een zeer groote
rol speelt. Bij de fabricatie van mu
nitie wordt er op ruime schaal ge
bruik van gemaakt. Weliswaar heeft
Duitschland eigeD kopersmelterijen.
Deze zjjn echter niet voldoende om
in alle behoeften te voorzien en de
productie van zijne koloniën is thans
niet ter beschikking van Duitschland.
Maar ook hier is hulp geschaft: In
de eerste plaats het verbruik van
koper ingekrompen geworden, en wel
omdat men nu tal van voorwerpen,
die tot dusver van koper werden ge
maakt, van staal, ijzer of zink maakt.
Deze drie artikelen komen in Duitsch
land in groote hoeveelheden voor.
Voor het geval echter dat de oorlog
langen tijd zou duren en het verbruik,
van koper in Duitschland voor oorlogs-
materieel zou toenemen, staan nog
buitengewoon veel reserven te onzer
beschikking. Deze reserven bestaan
zoowel in onverwerkt koper, alsook
in den vorm van koperen ketels,
kabels, draad enz.
Men bedenke slechts hoeveel koper
b.v. aan de locomotieven aanwezig
is. Deskundigen hebben uitgerekend
dat, indien men de koperen kasten
van de locomotieven tegen Ijzeren
zoude verwisselen, op die wijze 100,000
ton koper zouden kunnen-worden
verkregen. Opgemerkt z\j daarbfl, dat
een dergelijke onttrekking vau koper
aan de bruikbaarheid der locomotieven
volstrekt geen nadeel zou toe
brengen. Een deskundige heeft voorts
uitgerekend, dat wij in Duitschland
meer dan 1,000,000 ton koper in den
vorm van verwerkte voortbrengselen
bezitten. Hiervan kan een groot ge
deelte gesmolten worden, zoodat wij,
zelfs indien men slechts een gedeelte
van dezen koper voorraad zou smelten,
de beschikking zouden hebbeD over
een oorlogsbehoefte voor tien jaren.
Daarenboven hebben wij ook nog een
reserve, die wij zouden moeten aan
spreken, indien de omstandigheden
het zouden eischen, en dat zijn de
kopervoorraden in de door Duitsch
land bezette gebieden. In het aller
ergste geval zou men hoe onaan
genaam zulks ook voor de betreffende
partijen zou zijn den geheelen
aanleg van telefoon en telegraaf in
de bezette gebieden moeten aanspre
ken en deze smelten. Ook de overige
kopervoorraden, hetzij in den vorm
van ketels, potten, deurknoppen enz.
van de bezette gebieden, zouden ons
in gesmolten toestand koper opleveren
voldoende voor twintig jaren. Daar
door zouden wij voor alle denkbare
moeilijkheden gespaard blijven.
Aardappelen-overvloed.
Zooals men weet, blijkt de aardap
pelen-voorraad in Duitschland thans
zeer groot. Plotseling is het aanbod
zoo groot geworden, dat de prijzen
zelfs in verschillende plaatsen zijn
gedaald beneden die in normale tijden.
Vele gemeenten, die tegen de vast
gestelde maximumprijzen voor de be
woners aardappelen hebben ingekocht,
moeten ze thans met schade van de
hand doen. Ja, nog sterker, men zit
met die enorme hoeveelheden aard
appelen verlegen. De Rijksregering
heeft zich andermaal genoodzaakt
j maatregelen te treffen
thans tegen den aardappelen over
vloed. In de eerste plaats driDgt zij
er bij de bevolking op aan, meer
malen daags, bijv. ook'savondé^aar
dappelen te eten. Op die wijze spaart
men tevens brood, dus graan uit,
dat een uitstekend voedingsmiddel
voor den winter blijft. Verder mogen
weer aardappelen als veevoeder ge
bruikt worden. Dan worden de bak
kers aangemaand, bij het bakken
van K.- en K.K.- brood goede oude
en ook nieuwe aardappelen in flinke
hoeveelheden te gebruiken. Verder
Btelt het Rijkscomité onder zekere
voorwaarden weer belangrijke partijen
aardappelen disponibel voor de spi
ritusfabrieken. En ten slotte worden
de huismoeders aangespoord, aard
appelen te koken en daarna te dro-
geD, om ze in tijd van grooter be
hoefte te kunnen opdienen. Op die
manier tracht men thans dan ook
allerwege de aardappelen te gebrui
ken, vóór zij bedorven zijn, of ze
voor bederf te bewaren.