HELDERSCHECOURANT
Eerste Blad.
NIEUWJAAR.
Juffrouw Willy.
No. 4563
VRIJDAG 31 DECEMBER 1915
43e JAARGANG
Op- en ondergang van Zon en Maan
en tijd van hoogwater (Texel).
Jan. op: onder: op: onder: T.m.:n.m.
Zaterd. 1 &12 8.64 m. 3.68 a. 12.5 4.10 4.18
Zondag 9 8.12 8.66 6.28 12.40 6.24 6.68
Maandag 8 8.11 8.56 6.60 1.88 6.82 7 6
Dinsdag 4 8.11 8.67 7 67 2.46 7.36 8.2
Woenad. 6 8.11 8X9 8.46 4.16 829 864
Donderd. O &11 4.- 9.16 5 49 9.19 9.44
Vrijdag 7 810 4j01 9 83 730 108 10S1
Zaterd. 8 8.10 4.02 9.64 846 1066IL18
„Maanden, komt, brengt bloemen aan,
De lucht is bleek met de laatste maan,
En het jaar, het jaar is dood!"
Aldus zingt de dichter Albert Verweij
zijn „Rouw om het Jaar". En de
maanden van het vervlogen jaar 1915
brengen hun bloemen, die ze optasten,
al booger en hooger, op de baar van
het gestorven jaar, dat daar ligt, in
de eeuwigheid verdwenen. Maar nu
zijn het niet, zooals in het gedicht,
de blijde bloemen, die met armvollen
worden aangedragen, nu zyn het de
felle rood® bloemen van den harts
tocht, de wilde giftige papavers, de
pioenrozen, en het roode bloemsap
druipt uit haar bladeren.Bloed
is het, dat de baar van het doode
jaar bedekt, bloed druipt er af, langs
alle kanten, warm, klevend bloed.
Het doodskleed zelfs is gedrenkt van
bloed, maar dat lijkt wel zwart,
klam vocht.
Al maar meer, SU maar meer
brengen de maanden bloemen aan
de roode sneeuwiiloeraen van Januari,
de bloedgedrenkte lenteklokjes van
Maart, de felle, van schaamte blozende
rozen van de lieflijke Mei, de passie-
zware doodende papavers. En zij
hoopen zich op, tot een hoogen stapel,
en het bloemenbloed dringt in de
aarde, vergiftigt naar, maakt haar
onvruchtbaar, onvatbaar voor de
kiemen van het hoogere, die ver
stikt zijn
Arme aardeZy kan al dat bloed
niet verwerken. Het sy'pelt aan alle
kanten weer uit naar omhoog en
hecht zich, geronnen, vast aan booraen
en heesters, menschen en dieren.
Bloed, bloed, bloed, dat roept, in dit
gezegende jaar onzes Heerea 1915,
de aarde enmeer bloedmeer bloed
antwoordt de krankzinnig geworden
menschhevd.
En zoo luiden de klokken van het
stervende jaar' een somber lied van
leed, verwoesting en ondergang en
rijdst bloedrood de nieuwe dageraad
omhoog die ons meer bloed, meer
verwoesting, meer ondergang kan
het zijn zal brengen. "Wij hoeven,
als de dichter, niet te vragen:
„Wat toch dat luien in Godsnaam
beduidt?" (Kloos).
Wij weten het, dat het zal zijn
leed en rouw en dat de beschaving
der twintigste eeuw haar gloeiend
gelaat met de bloodbeloopen handen
bedekken zal.
Staat onze beeldspraak u niet aan
Het is niet onze schuld, dat w(j bij
de kentering Yan het jaar, niet anders
zien dan de roode vlammen der ver
woesting, dat de klank der klokken
overgaat in den dissonant van geweer
vuur en sabelgekletter. Maar waar wij
even stilstaan moeten wij toch,
onwillekeurig, even dit vreesolijke
jaar 1915, herdenken.
Misschien zal een nageslacht beter
de grootheid van dezen tijd beoor-
deelen kunnen dan wij, indien er
van een periode, waarin de kleinheid
der menschen tot uiting komt, ten
minste als van iets grootsch' kan
worden gesproken; misschien dat
onze kinderen, wier oogen niet zijn
verdoft door den rooden bloedschemer
die thans over de aarde hangt, en
wier harten niet tot stikkens toe zijn
benauwd over al deze ellende, die
we meemaken, deze periode der
wereldgeschiedenis anders, nuchter
der, beoordeelen zullen dan wij,
voor ons is het afgeloopen jaar
het bloed- en rouwjaar, het jaar van
ellende, van krankzinnigen haat. En
ofschoon de oorlog in een vrijwel
latent stadium is overgegaan, en dit
jaar zich, in tegenstelling met 1914,
gekenmerkt heeft door een lang-
gerekten, saaien en taaien positie
oorlog in loopgraven, met betrekkelijk
weinige acute krijgsverrichtingen,
drukt de oorlogstoestand niettemin
ontzetend op alles en ieder.
Het zou nutteloos en vervelend
zijn dit nog eens te herhalen. Als
het den lezer gaat als ons, dan kijkt
hij de kranten niet meer in om er
het toch niet aanwezige oorlogs
nieuws uit te halen, maar dienen ze,
evenals vóór den oorlog, voor de
reproductie van allerlei genoeglijke
meeningen en allerlei strijdleuzen.
En heerschte aanvankelijk nog een
soort „Godsvrede", die misschien in
de gegeven omstandigheden alleszins
gepast was. maar de lectuur uiterst
saai maakte, ook dit masker is afge
worpen en de maatschappij strijdt
weder lustig voort.
Que voulez-vous? Wat voor zin zou
het hebben hier in uiterlijken pais
en vreé te leven, terwijl men ginds
elkander uitmoordt en vernietigt? En
zoo lijkt ons de opheffing van het
bestand eene daad van logica.
Uitteraard staat alles, wat in het
afgeloopen jaar geschiedde in ons
land, in het teeken van den oorlog.
Want, ofschoon ons land metterdaad
buiten dien strijd bleef, de naweeön
deden en doen zich gevoelen. En
onze regeering, die zich aanvankelijk,
in het begin van den oorlogstoestand,
deed kennen als een krachtige vast
beraden regeering, wier eenig doel
was ons landje buiten den strijd te
houden, (in welk doel zij, eere zij
haarook tot nog toe schitterend ge
slaagd is!) onze regeering wei d allengs
meer en meer becritiseerd. Naarmate
de godsvrede verdween, stak de kri
tiek haar hoofd op.
Het is een gunstig teeken, dat het
zoo ging; een bewijs, dat ons maat
schappelijk leven, zoo goed en zoo
kwaad het gaat, tracht in de oude
banen terug te keeren, waaruit de
plotselinge oorlog het verdreef.* En
ofschoon er veel, zeer veel te wenschen
overblijft, ofschoon op de faits et gestes
der regeering zeer vele kritiek is ge
leverd, één ding, en het is in dezen
tijd de hoofdzaak, stemt tot groote
dankbaarheid: wy, d. w. z. Sns iand,
staan nog ongerept. Geen oorlogvoe
rende heeft onze grenzen betreden,
geene copflicten van beteekenis met
belligerente mogendheden hebben zich
voorgedaan, en in vergelijking met
andere landen zijn wij in in gunstige
positie.
Dit moge ons, voor wat het afge
loopen jaar betreft, tot dankbaarheid
stemmen. We krijgen, als bufferstaat,
wel vele economische slagen mede
van de vechtenden, maar wat maakt
ten slotte een blauwe plek uit waar
geroofd en gemoord wordt en gros?
Ook voor wat onze eigen gemeente
betreft, is het oorlogsteeken het over-
heerschende geweest in het afgeloopen
jaar. Hoe kan het anders: om het
veege lijf te redden, hebben wij aan
allerlei maatregelen moeten meedoen.
Wij moesten al dadelijk beslissen om
trent de deelname aan een werkeloos
heidsfonds, dat minister Treub in het
lfeven had geroepen, en, ofschoon de
Raad van oordeel was, dat deze ge
meente, met haar gering aantal wer-
keloozen, niet noodzakelijk zoo'n
regeling behoefde te nemen, heeft hij
toch gemeend zelfstandig zoo'n fonds
in het leven te moeten roepen. Reeds
in een der laatste zittingen van 1914
was de kwestie besproken en kwam
vervolgens in de eerste vergadering
van het nieuwe jaar weder ter tafel.
Na verschillende phasen doorloopen
te hebben, heeft de zaak nog ditzelfde
jaar haar beslag gekregen, en zijn,
ige dagen geleden, de leden van
dit fonds door den Burgemeester ge
ïnstalleerd, die nu nog slechts een
Voorzitter hebben te kiezen om do
werkzaamheden te kunnen aan-
De kwestie van goedkoope cokes
was meer dan andere jaren, eene
urgente en de Raad besloot die weder
verkrijgbaar te stellen.
De ontzettend hooge kolenprijzen
waren oorzaak van een aanzienlek
tekort op de rekening der gasfabriek
en de vraag: verhooging van den
gasprys of niet? bracht een tijdlang
de gemoederen hier in beweging. Men
kent het verloop der geschiedenis;
in een afzonderlijke vergadering werd
besloten den gasprljs niet te verhoo-
gen, eu by de behandefing der begroo
ting werd het tekort, volgens het
voorstel der vrijzinnige fractie, groo-
tendeels gevonden op eene verhooging
en resp. verlaging van verschillende
ramingen. Daar deze zaak uitvoerig
iu ons blad besproken is, kunnen wij
piet dit korte resumé volstaan. Nog
eens weer werd de noodzakelijkheid
aangetoond van het scheppen eener
flinke reserve op de winsten der gas
fabriek, terwijl de heer Michels over
tuigend aantoonde het verkeerde van
de tot dusver gevolgde politiek van
teren op de gemeente-bedryven.
Ook goedkoope levensmiddelen wer
den beschikbaar gesteld, zij het, dat
dit naar veler meeniug wei wat lang
duurde, want eerst in Mei kwam het
z.g. „oorlogsbrood", én de groenten
werden 5 Nov. beschikbaar gesteld
(regeeringsvisch nog later).
Een tentoonstelling van door mili
tairen vervaardigde huisvl(jt-artike-
len, waarvan het plan in Februari
werd opgevat, werd 16 April geopend,
en had een groot succes. Verschil
lende fraaie voorwerpen waren in de
lokalen der Ambachtsschool te zien
en legden getuigenis af van de talen
ten van velen onzer gemobiliseerden.
Ook de woningbouw der vereeni-
ging „Volkshuisvesting" stond in zij-
delingsch verband met den oorlog
Want ofschoon de woningnood in den
Helder nijpend was, nooit was hij
zoo urgent als nu honderden ge
zinnen van hier verblijf houdende mi
litairen hier kwamen wonen niet
alltren, maar tevens vele werklieden
van de opgeheven Rijkswerf in Am
sterdam eene woning moesten heb
ben. En zoo viel het plan om 182
woningen te bouwen op een terrein
aan den Brakkeveldweg op een gloei-
enden steen. Met bekwamen spoed
opgeleverd 7 Mei had de eerste
steenlegging plaats volgens veler
opinie met tè bekwamen spoed, want
de bestrating is nog niet klaar en
heeft het terrein aldaar tot een waren
modderpoel gemaakt vormen ze
een lieflijk gelegen Tuindorp, dat in
de toekomst de gemeente zeer zeker
verfraaien zal. Maar de woningnood
is er niet mee gekeerd.
Het Steuncomité, dat in den afge
loopen winter zoo goed gewerkt had,
deed in Mei rekeningen verantwoor
ding; het bleek, dat nog steeds zeer
veel noodig was, terwyl de giften
niet meer zoo goed vloeiden als oor
spronkelijk. Vandaar, dat het plan
voor eene fancy-fair op touw werd
gezet, teneinde de kas te stijven.
Deze fancy-fair, zorgvuldig voorbe
reid, werd van 9—16 October gehou
den en slaagde schitterend.
Onder de zaken, die met den oorlog
in geen verband stonden, noemen w(j
allereerst de kwestie~ der m. u. 1. o.-
school, ontstaan tengevolge van het
vertrek van den heer Stumphius,
hoofd van school 8. Helaas echter is
deze zaak de splitsing van deze
school in eene voor m. u. 1. o. en eene
voor u. l.o. nog tot het najaar
van 1916 uitgesteld moeten worden.
Over de Handels-avondschool der
Heldersche Winkeliers-ver «eniging
schreven w(j destijds (22 Juni) uit
voerig. De Raad heeft deze nuttige
instelling tot nog toe altijd tegenge
werkt.
In Juli kwam gelukkig een betere
dienstregeling van de treinen tot
stand (u ziet, de oorlog komt er toch
weer bij, zoozeer is die reeds met ons
maatschappelijk leven vergroeid),
waardoor meer treinen reden en den
Helder minder geïBOleerd was dan
vóór dien tJjd.
Tot de instelling van een wettelijke
9-uur-sluiting voor winkels ging de
Raad in zijne vergadering van 24
Aug. niet over, trots veler wenach,
en de spontaneïteit, waarmede de
winkeliers zelf die zaak ter hand
hadden genomen. Misschien dat het
nieuwe jaar de gewenschte regeling
brengt, de samenstelling van den
Raad is bereids veranderd.
De behandeling der begrooting
bracht nog eene tamelijk ingrijpende
verandering in ons plaatselijk belas
tingstelsel. Hoewel het flnantieel ver
beterd is naar de gemeente toe
gerekend altijd is van een eenmaal
aanvaard principe der progressie af
geweken, en eene minder progres
sieve regeling aanvaard, ten spijt van
de heftige oppositie der raadsmin-
derheid.
Terwijl tenslotte een verandering
van straatnamen, waarin wat meer
systeem heeracht dan in de huidige
naamgeving, aanvankelijk nog wel tot
verwarring aanleiding zal geven.
Prins Hendriklaan voor Stationsweg
het publiek zal er nog aan moeten
wennen.
De rubriek „personalia" onderging
nog al eenige veranderingen. Aller
eerst stierf 14 Jan. het raadslid L. A.
Hartsinck, waardoor eene vacature
ontstond, die vervuld werd door den
heer H. P. Baak. Maar ook de perio
dieke verkiezingen brachten eene ver
anderde situatie in den Raad, want
de vrijzinnige zetels der heeren Van
der Ploeg, Oortgijsen en Dr. Van den
Berg (indien men dezen óók tot de
vrijzinnigen wil ^ekenen), werden
door twee sociaal-Amocraten (de hee
ren De Zwart en Michels) en één
christelijk-historische (den heer J.
Spruit) ingenomen, die met de her
kozen leden de heeren Bommel, Adri-
aanse, Verfaille en Krijneu den eer
sten Dinsdag in September door den
nieuwen burgemeester, den heer Hou
wing, werden geïnstalleerd.
En ook in ons plaatselijk ambte
naréncorps kwam groote verande
ring. Het hoofd onzer gemeente, de
heer Van Steyn, reeds lang ziek,
keerde begin Maart weder terug van
zijn ziekteverlof om reeds 11 April
d.a.v. weder, verergerd, te vertrek
ken, en 17 Mei bereikte ons zijn
doodstijding. Zijn opvolger, de heer
W. Houwing, die 5 Augustus in eene
afzonderlijke raadsvergadering 'geïn
stalleerd werd, bleek in verschil
lende zaken the rigbt man in the
rigbt place te zijn, die met vaste
hand ingreep en van snel handelen
hield. In korten tijd had de burge
meester zich ingewerkt in de om
vangrijke werkzaamheden van zijn
ambt, zoodat zelfs zijne politieke
tegenstanders hem dienaangaande
hun lof niet onthielden by de a"
meene beschouwingen voor de be
grooting.
Ofschoon 20 Februari eene spoed-
eischende vergadering werd belegd
tengevolge van de ontslag-aanvrage
van den wethouder, de heer de Ven,
werd deze ontslag-aanvrage, ontstaan
uit de gasfabriek-kwestie, weder in
getrokken, zoodat in het Dagelijksch
Bestuur verder geene wijziging kwam,
behalve dat dit college de functies
anders verdeelde.
Den gemeente-ontvanger, den heer
A. J. de Jongh werd op diens ver
zoek, eervol ontslag uit zijne functie
verleend met ingang van 1 Januari;
in zyne plaats werd benoemd de heer
Van Dalen, controleur der plaatselijke
belastingen, die voorloopig deze laat
ste functie er bij waar blijft nemen.
De Commissaris van Politie, de
heer C. Swaving, overleed 14 Novem
ber in de vacature is nog niet voor
zien.
Tenslotte kwam in de jongste
raadsvergadering de ontslag-aanvrage
ter sprake van den gemeente-secre
taris, den heer Uurbanus, wien met
1 Mei a.s. eervol ontslag uit zyne
betrekking verleend wordt.
Een bekend stadgenoot verwis
selde het tijdelijke met het eeuwige.
Wy denken bier aan den heer J. P.
van Varik, die 15 Maart in hoogen
ouderdom overleed. Daarentegen wa
ren anderen zoo gelukkig een jubi
leum té vieren; de Zeereerwaarde
pastoor Huijgh herdacht 10 Februari
zijn gouden priesterjubileum (de
datum was eigenlijk 15 Augustus
1914, maar door den oorlog was van
een feestviering niets gekomen); de
kapelmeester der Kon. Marinekapel,
de heer Hazebroek, werd 1 April
bevorderd tot luitenant ter zee 8e
klasse, vermeldenswaardig feit, daar
de heer Hazebroek de eerste kapel
meester was, wien deze eer te beurt
viel; de agent van de boot Zurmüh-
len, de heer J C. Badart, vierde 18
Juni een jubileum, do heer Mulder
(firma Van Gend en Loos) den len
October zijn gouden feest; 25 Juni
vierde de populaire Vereeniging tot
Bevordering van het Vreemdelingen
verkeer (V.V.V.) „Helders Belang"
haar 25jarig bestaan, waarvan eene
feestviering in intiemen kring het
gevolg was; 14 Augustus volgde de
niet minder populaire „Helder's
Harmoniekapel".
De „Vereeuiging tot Verbreiding
der Waarheid" mocht 22 Juni de
eerste-steenlegging vieren van een
nieuw evangelisatie-gebouw op de
plaats van het oude; weinige dagen
geleden (22 Dec.) werd in plech-
tigen dienst dit gebouw ingewijd.
Wy lieten, in hoofdzaak, het belang
rijkste, dat het afgeloopen jaar aan
den Helder schonk, de revue passee-
ren. Er is dus, hoe somber de tijds
omstandigheden ook zyn en hoe wei
nig bemoedigend in den eersten tyd
de toekomst er uitziet, niettemin stof
tot tevredenheid voor velen. Mis.
schien ware in gewone tijdsomstan
digheden meer te releveeren geweest
dat thans achterwege bleef, toch is
bet boven kortelings gememoreerde
eene uiting, dat wij ons hebben aan
gepast aan den veranderden toestand
en make the best of itdat, in weer
wil van alles, het leven zijn gang
gaat en zijne eischen steil, en dat
alle oorlogsgerucht ten slotte onder
geschikt blijkt te zijn aan de levende
krachten, die in de maatschappij tot
uiting komen, in weerwil van alles.
Dit is bemoedigend, en ofschoon nie
mand zoo naïef zal zijn om thans
reeds de oorlogen weg te cijferen uit
het maatschappelijk gebeuren, geeft
het hoop voor de toekomst, dat ten
slotte, door evolutie der gedachten,
het oorlogvoeren en wat daarmede
annex is, zal verminderen. In zoover
dus heeft het afgeloopen jaar zijn
taak volbracht.
Ten opzichte van 1916 is slechts
één wensch, ééne gedachteVrede 1
vrede! vrede. En waar wij verleden
jaar op Oudejaarsavond met dezen
zelfden wensch insliepen, wensch, die
zoo verkeerd is uitgekomen, daar
geeft de situatie ons thans meer hoop
op vervulling van dit vurig-verlangde.
Want het is schier ondenkbaar, dat
de oorlog nog een jaar zou kunnen
duren, ondenkbaar wegens de ont
zettende menschen- en geldoffers, die
ten slotte óók hun grenzen hebben.
Daarom hebben wy goede hoop,
dat althans deze wensch in vervulling
gaat en dat de Nieuwjaarsklokken
een jaar inluiden, dat nog wel geen
vrede brengt, maar dat dien toch
brengen zal.
Dan zal de arme, stuiptrekkende
aarde aemechtig neerliggen, bloedend
uit vele wonden, en de menschheid
zal tot bezinning komen en vragen
waarom waarom Maar zij zal zich
aangorden ten strijde, ten economi-
schen strijde "wel te verstaan, zij zal
de handen aan den ploeg slaan en de
wonden beelen, die zij sloeg. Zy zal,
als de phoenix, herrijzen uit hare
asch en de goede zon zal al het bloed,
waarmede zij thans gedrenkt is, op
zuigen, en zij zal vruchtbaar worden
om leven te geven, te baren in den
eeuwigen rondgang der evolutie.
En daarom vrede, vrede, vrede I
Dat zy voor 1916 onze eenige Nieuw-
jaarswensch I
DE WEEK.
28 December.
Voor mijn gevoel, maar natuur
lijk kan dit eene zuiver-subjectieve,
absoluul-peraooniijbe gewaarwording
zijn, is 't alsof de spanne tflda,
ons scheidend van de jongste maal,
toen wij Sylvester, gelijk nu, zagen
naderen, een zeer korte ia. Alsof niet
twaalf lange maanden, hoè lang
zijn ze niet voor velen in t(jd van
mobilisatie en stijgende prijzen, on
danks duurte-toeslag zelfs I ons van
eind December 1914 scheidden, maar
even-zoovele wekeD.
Het „gezichtsbedrog" is niet onbe
grijpelijk, waar de gebeurtenissen,
de verschrikkelijke vau eiken dag,
elk uur, elkaar nu met zóó verban
terende snelheid volgen.
Wij zullen trachten, met zoo vroo-
lijk mogelijk gelaat op Oudejaars
avond-1915 de „bekers" omboog te
tuffeD, om vervolgeus den jachten
weemoed op ons te doen neerdalen
by het oude liedeken van:
Uren, dagen, maanden, jareo,
Vlieden als een schaduw heen
Dat bij den meesten onzer de ge
voelens van weemoed en bezorgd
heid de overhand zullen hebben op
de vroolijkheid, ien kan 't in trouwe
verbazen Bovendien schenken
de laatste dagen van het stervende
tweede oorlogsjaar weinig stof tot
bijzondere opgewektheid. Ik schaar
my niet in de geladeren van ben,
die in het, ondankB „nadrukkelijk
protest" onzer Regeering, door
Engeland bij voortduring beslag leg
gen op onze mailzakken, vervoerd
door Nederlandsche schepen, het
lam leggen van eene gansche Ned.-
Iodiscbe industrie, onmiddellijk het
„gewisse teeken" zien, dat nu toch
welhaast de groote, verzengende vlam
op het vaderlacdsche erf zal over
slaan. Die zelfs in het verbod van
invoer voor de arme, mooie lelietjes
van dalen uit Nederland in Albion,
wijl men over het Kanaal vree3t
dat aldus producten van Duitsche
herkomst zullen worden binnenge
smokkeld, 't afdoende bewijs zien,
dat de breuk tusschen de Entente
en Nederland „een kwestie van dagen,
zoo al niet van uren" is geworden.
Zonder in de geheimenissen van ons
departement van Buitenl. Zaken te
zijn ingewijd, weten wij allen nu
toch, dat er in de zeventien maan
den van wereldkrijg, achter ons lig
gend, momenten zijn geweest, waarop
het gevaar meer-dreigende was dan
misschien de zwartst kijkende pessi
mist in Patria vermoedt. Ook besef
fen wij allen, dat met de leiding
onzer buitenlandsche politiek nu be
last is een man, die grooten tact en
wijze voorzichtigheid weet te ver
eenigen met het handhaven, hoog
houden van ons nationaal zelfrespect.
By de behandeling van Hoofdstuk III
in do-Tweede Kamer is nog pas zeer
duidelijk gebleken, hoezeer jhr. John
Loudon het vertrouwen van alle par
tijen ten volle geniet. Maar zeker in
deze tyden van verwarring, van ver
rassingen, waarin men telkens voor
het gebeuren van de minst verwachte
gebeurtenissen komt te staan, is 't
zaak om voorbereid te zijn op het
geen men zooeven nog als „gewezen
gevaar" meende te kunnen beschou
wen.
Dat in onze Vertegenwoordiging
dat besef omtrent het ODgt-wisse,
onbetrouwbare, nog steeds gevaarlijke
van de situatie voortleeft, is wel zeer
duidelijk gebleken op Donderdag 23
December j.1., toen het Parlement
minister Bosboom de kleinigheid van
Ingezonden Mededeeling.
Zoolang gij gezond zijt,
overwerkt gij u allicht.
Overwerk en zoigen leiden tot niets
goeds. Niemand kan dé natuurwetten
ongestraft overtreden.
Wij allen hebben rust van onzen
geest en ons lichaam, lichaamso- fenlng
in de buitenlucht en acht. uren
slaap noodig om gezond te blijven.
Wjj moeten Diet te veel eten ot drin
ken. Alleen melk en water kunnen
in ruime mate genuttigd worden.
Verkeerde gewoonten overladen
het bloed met urinezuur vergiften. De
Dieren werken als veiligheidskleppen,
flltreeren het bloed en verwijderen
de vergiften maar zijn geneigd om
te verzwakken by langdurige inspan-
niDg, en zoodra zij falen, voelt gti u
dof, vermoeid en zenuwachtig. Uw
rug doet piju, gy verliest aan gewicht,
gy krijgt, laat van hoof Ipija, duizelig
heid en urinestoornissen.
Om beterschap te kUDnen verkre
gen moet g|j vooreerst weder een
voudige, verstandige gewoonten aan
nemen. Maar gij dient ook de nieren
te hulp te komen. Wat dat betreft
kunt gij siaat maken op Foster's
Rugpijn Nieren Pillen.
Dit geneesmiddel zal van groot nut
blijken om de werkzaamheip der nie
ren te herstellen en haar te heipen
om het overtollig urinezuur en de
vloeibare, afgewerkte stoffen af te
voeren. Foster's Pillen zijn gegaran
deerd vrij van schadelijke bestand-
deeleD. Zij werken alleen op de nieren
en urinewegen.
Te Don Helder verkrijgbaar bij
Alb. ten Klooster, Keizerstraat 93.
Toezending geschiedt fr. na ontv. van
postwissel k f 1.76 voor één, of f 10.-
voor zes doozen.
Eischt de echte
Foster's Rugpijn
Nieren Pillen; wei
gert elke doos die
niet voorzien ia
van nevenstaand
handelsmerk. (62)
door
NORMA.
Ze nam 't zich vast voor, oud en
en nieuw vierde ze niet. Tot een
uur of tien lekker zitten lezen en
dan naar bed. Vervelend toch ook,
dat ze nu niet, zooals altijd, naar
Breda kon gaan. Waarom moesten
de kinderen van Lous nu ook juist
even vóór de vacautie de roodvonk
krijgen? Roodvonk, verbeeld je, nog
al gevaarlijk ookAls ze ging en
haar heele klasse besmette bü haar
thuiskomst. Over één kant, rustige
vacantiedagen waren het zoo wel.
Dat vreeselijk drukke huishouden van
Lous met haar zes kinderen, die ver
velende reis in den winter, nu ja,
je deed het, om de feestdagen een
beetje minder eenzaam te hebben,
doch hoo ouder je werd, boe meer
je toch eigenlijk aan je gemak dacht.
En ze werd oud, ze wist hetl Wan
neer ze, met haar lorgnet gewapend,
in 't heldere daglicht zich scherp in
den spiegel beschouwde, moest ze
de rimpeltjes om de oogen, de plooien
om den mond, het slappe in haar
gezicht wel degelijk zien. En dan die
akelige corpulentie I Wat kon je daar
toch weinig tegen doen. Soms nam
ze, met kunst en vliegwerk, eens
een paar pond af, in een oogenblik
tijd haalde ze 't ruim weer in. En
ze hield toch zoo goed dieet. Geen
zoetigheid, geen meelspijzen, veel
vruchten, bij goed weer niet trammen
maar loopen naar en van school,
toch zoo'n -paar uur per dag niets
hielp. Don allerlaatsten tyd trok ze
zich van dat loopen dan ook maar
niet veel meer aan. 't Was me het
weertje wel, ze tramde maar liever.
Och ja, 't mensch van beneden had
haar op oud en nieuw verzocht
deed ze natuurlijk meer voor den
vorm. Als je al vijf en-twintig jaar
laDg dezelfde juffrouw in pension
hebt, kan je zoo'n mensch toch niet
alleen laten zitten. En dan dat aan
gename gezelschap, dat wel weer
aanwezig zou zijnOom Koos met
zijn doove wederhelft en dan mis
schien die saaie, vrome nicht van
mevrouw. Bah nee, lekker, dat ze
dit maar dadelijk had afgekitst. Zou
ze toch nog liever, als dat dan moest,
naar Jo gaan, die haar verleden week,
toen de brief van Lous kwam, direct
zoo hartelijk had uitgenoodigd. Maar
ook die zou haar niet zien. Woonde
veel te ver weg en dan weer, even
als bij Lous, zoo'n ontzettend druk
huishouden. Allemaal even levendig
en woelig, van de kleinste peuters
af, tot vader en moeder aan toe. Hoe
die Jo en Piet, met zooveel zorgen
en zoo'n beperkt inkomen, nog zoo
vroolijk en opgewekt konden zyn
En wat zagen ze er jong uit allebei
Jo met haar slank figuur! „'k Heb
geen tijd om corpulent te worden",
placht ze te zeggeu, „'k moet veel
te veel pootan". Ja, 't was daar eigen
lijk wel een leuk span, jammer maar,
dat je er altijd met hoofdpijn vandaan
kwam. Eq den volgenden dag was
je gewoonweg suf.
Neo hoor, die kregen baar ook
niet.
Juffrouw Willy nam de theemuts
weg, keek eens in haar trekpotje,
nog een lekker kopje was er in.
Wacht, waar was dat nieuwe boek
van Shaw ook Jasses, dat viel ook
niet mee, moest nog heelemaal open
gesneden worden, had ze nu geeD
zin aan. De portefeuille eens door
snuffelen Och nee, nu nog niet,
eerst eens lekker zitten rusten in
haar ciapeaudje by den haard. Behaag
lijk nestelde ze zich in haar warm
hoekje, keek vergenoegd kritisch haar
kamer rond. Keurig was 't, en alles
in de puntjes en 't mooiste van alles,
hóar eigendom. Die prachtige eiken
houten boekenkast, dat eenig mooie
model, glas in lood, en op den boek
die groen gestreepte pot van £}ouda's
aardewerk, waar de blanke judas
penning het zoo magnifique indeed!
Dan haar keurig bureautje, baar
staande lamp, haar haard, het echte
Deventer tapijt en in den hoek haar
buffet met kostbaren inhoud. Heerlijk
toch, dat idee, dat alles van je zelf
was, je er zelf over ging, geen schen
dende hand het vernielde, geen kleve
rige kindervingertjes het kondon be
vuilen. Stel je voor, in dit comfor
tabele interieur een stuk of wat wilde
jongens I Willy rilde er van.
Met kleine teugjes dronk ze haar
thee en trachtte, door dit ifll6s nog
maals te overdenken, baar behagelflke
stemming vast te houden. Heerlijk,
zoo'n eigen home, je eigen heer en
meester I Geen gedrens van kindereD,
geen compliment van een lastigen
huistiran
Ze peiDSde, en somde in gedachten
al dat verrukkelijks op, maar 't was
gek, telkens moest ze moeite doen
om in de stemmiDg te bl(jven, be
kroop baar een onprettig, gevoel, 't
Was of die zoozeer geprezen een
zaamheid haar begon te drukken
lekker rustig blijven soezen,'tscheen
baar onmogelijk, en anders kon ze
soms uren in zalig nietsdoen door
brengen.
Willy sprong op, haalde de porte
feuille uit de kast. „'n Nieuwe van
vandaag, nog niets van gezien, maar
eens prentjes kyken." En ze sloeg de
Sketch open en bladerde er in, doch
na eenigen tijd kwam ze tot de
conclusie, dat ze geen enkele plaat
goed gezien had, ze herinnerde zich
er niets van, begon van voren af aan,
even interesseerde haar een mooi
vrouwenkopje, dan was 'tweer mis,
en mistroostig knoopte ze den boel
vast. 't Gaf toch niets vanavond. Myn
hemel, halfachtl Wat moest ze toch
beginnen, ze kon nu toch nog niet
naar bed gaan. Toch maar een uurtje
naar beneden? „Ta, ta, ta," daar
hoorde ze die vervelende stem van
oom Koos alze wist niet, wat ze
liever deed.
Weet je wat, een oogenblikje de
straat op, 't was fijn weer. Een tikje
vriezen en een helder, vol maantje,
in gezond weer. Behoedzaam gleed ze
over den dikken looper naar beneden,
sloot zacht de buitendeur, stevende
op de vroolyk-lichte winkelstraten
aan. Maar ook bier was het andera
dan anders. Geen geflaneer van tijd-
hebbende wandelaars, wel menschen
op de been, maar allen hadden haast,
de meesten beladen met pakjes, ieder
repte zich voort.
Eer ze 't wist, had juffrouw Willy
het drukke stadsgedeelte achter zich,
beende ze voort langs een stille,
maanbeschenen gracht. Grillig spook
ten de oude gevels der buizen in 't
I witte maanlicht, staken de boomen
hun knoestige armen opwaarts. In
de verte schoot als een verschietende
ster een tram voorbij, rinkinkte van
t tegenovergestelde zij een andere.
Verbaasd hield de eenzame wandr
Iaarster haar pas in. Wat nu, al
zóó ver van huis? Waar wou ze in
godsnaam heen? En ze wilde op haar
schreden terugkeert®, als ze weer tot
andere gedachten kwam. Ze was nu
zoo kort bjj Jo, - een kwartiertje
trammen, hoogstens. Zou ze dan toch
maar? Och, maar 't is al zoo laat,
ze zullen zoo gek opkijken, morgen
weer hoofdpijnDe bezwaren sta
pelden zich op... Juist naderde een
tram de halte, waar ze toefde, en
eer ze zichzelf goed rekenschap kon
geven, gleed ze al aardig met de
electrische de nieuwe stad tegemoet
~1 weemaal moest ze op het belletje
drukken, eer de deur werd openge
trokken, ,'t Is zeker weer een hei-
densch lawaai," dacht juffrouw Willy
en ze voelde wroeging, dat ze het
toch had ondernomen.
„Wie daar?" riep een heldere
meisjesstem, „Is u dat, oom Frans?"
„Oom Frans, lieve oom Frans!"
juichten blijde kindermonden en jonge
voeten repten zich naar beneden.
„O, juffrouw Willy!" Merkbare
teleurstelling klonk er door.
„Valt je niet mee, hè jongens?"
hijgde ze onder 't trappenkliramen.
Maar boven aan de trap stond Jo,
baar goeie Jo, en haar welkom maakte
alles weer goed.
„Eenig, meid, dat je toch gekomen
bent, al is 't niet vroeg. Toch ben je
de laatste nog niet, want je hoort
het aan de jongens, oom Frans komt
ook nog."
„Oom FranB is die dan terug uit
Indie, en sinds wanneer?"
„Verleden week, zeg, en 'k had
geen gelegenheid meer 'tje te laten
weten, "k Wou 'tje schrijven, maar,
enfin, je begrijpt 't wel, bè? Altjjd
even druk en 't schoot er telkens
over. 'n Echt leuke vent, de kinderen
zijn dol op hem, by verwent ze
schandelijk. Hij blyft twee jaar in
Holland, 'n ander neemt zijn praktijk
waar; je weet toch, dat hij in
doéDg dokter is?"
„Natuurlijk weet ik dat, je hebt
me zelfs laatst zijn portret nog laten
zien, herinner je wel?"
Wat langer dan gewoonlijk toefde
juffrouw Willy voor den spiegel,
dofte het haar wat op, trok haar
manchetten recht die FraDS
typisch, dat ze toch gekomen was.
Wat leek hij veranderd op portret,
nooit zou je hem herkend hebben vao
vroeger. Die mooie krullebol van
achttieDjarigen jongen, dat slanke,
elastische figuur, je merkte er op 't
portret niets meer vaD, 'n maantje
scheen 't zelfs wel en het slanke
was ook aardig heen. Toch nog wel
op 't oog een sympathiek mensch en
niet oud ook.
Met blijden uitroep begroette de
heer des huizesde oi. verwachte gast.
Ha, mooi zoo, hoe meer zielen, hoe
neer vreugdEn wat ziet onze Willy
er bijzonder goed uit vanavond
Jo knikte goedkeurend. Ook haar
was 't opgevallen, hoe goed haar
vriendin dat frisscbe blosje stond en
ze hoopte, dat Frans nu heel gauw
zou komen, eer dat gezichtje weer
verbleekte. De eerste indruk doet
veel, en Frans zocht een vrouw in
Holland.
Een stevige druk op de bel deed
weer al de kinderen de kamer uit
stormen. Daar had je dan werkelijk
oom Frans, „hoeraoom FranB," en
aan jas, armen en beenen werd een
menachelijk wezen naar binnen ge
sjord. „Ho, ho, jongens, jullie denkt
ook, oom Frans kan zyu eigen armen
en beenen er wel weer aanzetten,"
riep vader.
Het blosje op juffrouw Willy's
wangen was nog volstrekt niet ge
weken, toen ze oom Frans de hand
reikte. „Juffrouw Wolters Bliksem
snel vlogen zyn gedachten terug, wel
een dertig jaar, naar Den Helder. Ja,
toen was er een bakviscbje, aardig
ding met mooie kijkers en rank
figuurtje, Willy Wolters, hij, Frans,
was immers toentertijd tamelijk ge
charmeerd op dat leuke diDg. Ja, de
oogen, die herkende hij weerl
En Willy vond Frans direct knap,
echt knap voor zijn leeftijd. Natuurlijk
heel wat anders, dan de Frans van
18 jaar, zijn blonde krullebol was weg
en een eerste kwartier scheen door
de haren op zijn kruintje, maar die
geestige mond met de mooie tanden,
waarempel, die lachte haar weer toe.
Ze waren direct verbazend op hun
gemak met elkaar en 't werd een
vroolijke pan al vonden de kleine
jongens, dat oom Frans zich niet
zooveel met hen bemoeide, als hun
toekwam.
Juffrouw Willy dacht heelemaal
niet aan het schrikbeeld, de corpu
lentie, at BerlinerbolleD, door Jo
heerlijk gebakken, dronk chocolamelk,
en de kinderen vond ze volstrekt niet
lastig of ondeugend, lief waren ze en
ze hielp Jo de kleintjes te bed brengen
en ze dekte vlug en handig de tafel
voor 't souper. En mevrouw Jo was
tevreden, zij, fataliste, die stellig ge
loofde aan het zoo mbéten gebeuren
dingen, zag in dit alles, de rood
vonk in Breda, de aankomst van
Frans uit Indié, een leidende hand.
't Mbèst zoo komen, je zoudt 't zien,
die twee werden een paar!
En onder ernst en luim vloog de
avond om. Oude herinneringen uit
hun onbezorgde jeugd in Den Helder
werden opgehaald„och, zeg, Frans,
weet je nog wel dien Sinterklaas
avond, toen het zoo erg glad was en
je bjj Hooi werf uitstapte, belast en
beladen, wjj, Jo en ik, juist aankwa
men, jij heel netjes wou stappen en
je languit op straat viel, je flikjes
alle kanten uitstulvend
„Ja, rakkers, en iDplaats van
medelijden te hebben en me op te
rapen, lachten jullie me uit, ja, 'k
weet het nog heel goed, da's nog een
ouwe schuld, dames 1"
Toen ze scheidden, was 't al een
poosje In 't Nieuwjaar. Trams reden
er niet meer en de wandeling naar
juffrouw Willy's woDing was wel een
heel uur. O, maar ze zag er heelemaal
niet tegen op. Ze voelde zich zoo joDg
en opgewekt en 't was zulk buiten
gewoon lekker weer. Eo dan ja.
het gezelschap van oom Frans, die
haar natuurlijk thuis wou brengen,
was haar allesbehalve onaangenaam.
Aan zfin arm stapte ze veerkracht ie
voort door de nachtstille straten met
weinig wandelaars en het maantje
loerde zoo verliefd boven de huizen
uit.
En FraDS vertelde van zijn leven
in Indie, waar hij zoo'n beste betrek
king had hoe zijn patiënten hem
vertrouwden en de kinderen hem
aanhingen welk mooi, groot huishU
bewoonde, midden in een heorlljken
tuin, wat prachtig klimaat het daar
was, lekkere koele nachten, maar
hoe hij in den laatsten tijd zoo'n
innig verlangen naar Holland had
gekregen. Hij voelde zich soms zoo
ontzettend eenzaam de laatste jaren,
sinds zijn jonge vrouw was gestor
ven, en niet oud genoeg om aan 't
verleden alleen genoeg te hebben.
Hij prees het toeval, dat hem te
zamen bracht en hoopte maar, dat
Willy het ook een beetje prettig
voDd. Juffrouw Willy werd er ver
legen onder en bloosde als een
bakviscbje, zoo Bterk keek hij haar
aan en toen ze eindelijk voor haar
woning stonden en hij met haar
handen in de zijne zoo dringend
vroeg, morgen eens even een nieuw
jaarsvisite te mogen maken, „zeg
maar, op welk uur 't je het beste
schikt", was 't heelemaal niet de
rustige, saaie schooljuffrouwenstem,
die in de klas de kinderen jaar op
jaar voorkauwde, dat le frère, de
broeder en le père de vader is, maar
beverig kwam bet verzoek, „dan
maar om een uur of acht een kopje
thee te willen komen drinken". En
ze dacht daarbij aan haar schemer
lamp met rood zijden kap, dat zoo
flatteerend werkte. Zou ze ook zelf
maar wat extra fijne sigaren halen
morgenochtend en een paar mooie
chrysanten. Die stonden zoo echt
voornaam in die slanke kristallen
vaas
En op een bovenhuis in een goed
koope buitenwijk was een bediijvlg
vrouwtje nog druk aan 't redderen,
bijgestaan door haar slaperigen Piet
en zo kon er niet uitgepraat over
raken, hoe dankbaar ze was, dat
haar lieve Wil nu geen eenzelvige
egoïstische oude vrijster hoefde te
worden, zooals er zoov®len zijn en
waarvan ze al de allures reeds begon
ie krijgen, 't Was me ook maar geen
lot in de loterij, een knappe, oppas
sende man, een ryke broodwinning
en dan dat heerlijke laDd, dat Indie,
een dorado vond Jo, land zonder
mest en mist en geen dienstboden-
nood.