COURAFJT
VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE
Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna
GEMEENTERAAD VAN HELDER.
Dii Hummsr bestaat oit 2 bladen.
No. 4590
ZATERDAG 4 MAART 1916
44a JAARGANG
Abonnement per 3 mnd. 65 et, franco per post 90 ct., Buitenland f 1.90
Zondagsblad 45 52'/2 0.85
Modeblad 65 75 „1.00
Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct.
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag
UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER
Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50
Advertentlën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbet.) 30 cent Elke regel mepr 6 ct.
Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent
Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend.
Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 2J cent
Op- «n ondergang van Zon en Maan
en tijd van hoogwater (Texel).
Hu, z*d
Maait, op: oodw: op: ond«r: v.m..-n.m.
Zondag 6m. 6.41 a. 7.M 6.43 6.4* 3 66 9.-
Maandag 6.66 n 9.18 «.43 6.46 9.35 9.40
Dinsdag 7,7.9 10.88 0.S9 6.48 10.10 10.16
Woensd. 8 7M 11.49 8.86 6.49 10.40 10.46
Donderd. 9 7.61 6.38 6.60 11.10 1150
Vrijdag 10 8.31 m. 1.1 680 6.63 11.40 11.66
Zaterdag 11 9.1 2.6 «.28 6.64 0.16
Zitting van Donderdag 2 Maart.
Afwezig met kennisgeving de heer
Over de Linden. Eén vacature (de
heer Verstegen), én de Secretaris.
Aan de orde zijn
Ingekomen stukken en mededeelingen.
Bericht van den heer A. G. A. Ver
stegen, dat hij zijne benoeming tot
Directeur der Arbeidsbeurs aanneemt.
Kennisgeving van den heer A. G. A.
Verstegen, dat h(j tengevolge de aan
neming zijner benoeming tot Direc
teur der Arbeidsbeurs, heeft opge
houden Raadslid te zijn.
Beide missives voor kennisgeving
aangenomen.
De Voorzitter stelt voor den
heer Verstegen dank te brengen voor
den gedurende zijn raadslidmaatschap
betoonden ijver en toewijding. Bij
acclamatie besloten.
Dankbetuiging J. F. Jacques c. s.
voor de hun toegekende gratificatie.
Toezending door het Bestuur van
den Proeftuin van een afschrift der
rekening en verantwoording en een
exemplaar van het verslag over 1916.
Als boven.
Adres van P. C. de Wilde om met
ingang van 1 Januari 1916 het salaris
van vader en moeder van het Alge
meen Weeshuis t« verhoogen van
f600.— op f700,—. Gerenvoyeerd
naar B. en W. om advies.
Adres van R. T. de Cock, houdende
verzoek om eervol ontslag als onder
wijzer aan school 4, ingaande 1 Mei
a.s. Eervol verleend.
Toalaga.
Voorstel om aan den aan de Com
missie voor de Gasfabriek en Water
leiding toegevoegden ambtenaar J.
Fralj over 1915 een toelage te ver-
leenen van f60.—. Bij acclamatie
verleend.
In afwijking van de agenda wordt
thans allereerst aan de orde gesteld
Gasfabriek.
Rapport der Raadscommissie be
treffende handelingen van den Direc
teur der Gasfabriek met, naar aan
leiding daarvan, ingekomen conclusie
van de heeren Michels en De Zwart.
(Zie „Held. Ct." van 2 Maart).
De Toelichting op dio conclusie
luidt als volgt:
Het komt ondergeteekenden voor,
dat de Commissie, benoemd op
24 November 1914 haar taak zóó
heeft begrensd, dat een feitelijk oor
deel over al wat door haar onderzoek
aan het licht zou komen, niet aan
haar, maar aan den Raad kwam.
Dit legt o. i. den Raad dan ook de
plicht op, zich uit te spreken over de
wijze van werken, die blijkens het
rapport der Commissie, in deze Ge
meente, door den Directeur der Gas
fabriek is gevolgd.
Immers, als de wijze van werken
fout is, dan gaat het toch niet aan,
alleen die fout te constateeren, iets,
dat de Commissie at)een doet, maar
dan dient er wel degelijk aan ver
bonden te worden eene correctie aan
den hoofd-ambtenaar die de fout
maakte.
Het zou anders heel gemakkelijk
zijn, een dergelijke hooge verant
woordelijke gemeente-betrekking te
bekleeden, en by de keuze zouden
wy voortaan ook minder kieskeurig
kunnen zijn.
Als hoofdambtenaren fouten maken
zijn het niets anders dan groote
fouten. De kleinere fouten blijven
verborgen of verbleeken tegenover de
grootere verdiensten van zulk een
functionaris.
Welnu, ieder hoofdambtenaar weet
dan ook, en in eiken anderen kring
is het niet anders, dat de voordeelen
van het ambt alleen te behandelen
zijn, zoolang hij niet een belang
rijke fout maakt.
In bet geval, dat uwen Raad thans
bezig houdt is van eene zoodanige
fout sprake.
En nog te erger, waar de betrok
ken hoofdambtenaar niet kan ont
komen aan het verwijt, dat hij langen
tijd zelf geweten heeft, dat wat hij
deed, fout was.
Immers, de kwestie gaat om de
voordeelen van een bepaalde kolen-
die de Directeur der Gasfabriek hier
hardnekkig bleef gebruiken.
Maar hij zelf heeft de gunstige re
sultaten in.de jaren 1909—1910 en
1911 bereikt met het 'gebruik van
gemengde kolen, genoteerd, geregi
streerd en dus geconstateerd.
Als dan zoo iemand, zooals in 1912
is geschied, alleen om een onaange
naam gesprek, breekt met een reeds
drie jaar met gunstig gevolg gebruikte
methode, in een jaar, dat door een
omstandigheid als de Engelsche mijn
werkersstaking het prijsverschil, in
dit geval het voordeel voor de Ge
meente, veel grooter nog zou zijn
geweest, dan weigeren wij, om dit
als iets onschuldigs voor te stellen.
Op zyn minst is iets dergelijks,
het opofferen van het Gemeentebelang
aan een luim of gril, iets, dat nooit
is te verdedigen in een hoofd-ambte-
De wijze waarop de Directeur der
Gasfabriek hier steeds de leverings
voorwaarden heeft bepaald en ge
wijzigd, wijst eveneens op een bepaal
de voorkeur over eene bepaalde wijze
van transport en wel dht transport,
wat in deze Gemeente juist een
monopolie is.
De deskundige Commissie toont
zeer juist aan, dat bij het gebruik
van Duitsche kolen ook de transport
kosten beduidend lager zouden zijn
En ziet, pas in 1915, vraagt de
directeur voor het eerst naar aanvoer
per spoor.
Resumeerende, zijn ondergeteeken
den dus van meéning, dat een door
niets gemotiveerde voorkeur van den
Directeur der Gasfabriek voor eene
bepaalde soort steenkool en een be
paalde wijze van aanvoer, de Ge
meente ernstig financieel nadeél
heeft geleden.
De eerste door Uwe Commissie op
blz. 1 -van haar rapport gestelde
vraag blyve hier verder buiten be
spreking, omdat het antwoord op die
vraag door een Commissie als hier
bedoeld, eenvoudig niet te verkrijgen
was.
Bedacht moet echter worden, dat
voor het publiek een zeker verband
tusschen beide vragen aanwezig is,
en dat het zeker niet beleidvol zoude
zijn, indien de Raad zonder meerde
in het Rapport tot uiting komende
ernstige beschuldiging die het ant
woord op vraag 2 inhoudt, liet
Vandaar, dat wij de eer hadden
bijgaande conclusie aan Uwen Raad
voor te stellen.
De Voorzitter deelt mede,dat
directeur der gasfabriek heeft
verzocht de vergadering te mogen
bijwonen, nu de door de hh. Michels
en De Zwart getrokken conclusies
verder gaan dan de Commissie be
doelde, teneinde zich hieromtrent te
kunnen verdedigen. Zijn er heeren,
die zich daartegen verzetten?
De heer Biersteker: Moet niet
eerst het rapport der Commissie,
zooals dat daar ligt, worden behandeld
alvorens we het afwijkend rapport
van de heeren Michels en De Zwart
bespreken
De Voorzitter meent, dat
beide conclusies moeilijk te scheiden
zijn.
De heer Biersteker meent,
dat, als men het afwijkend rapport
aanneemt, daarmee het rapport dei-
Commissie verworpen is. Spr. wil
daarom dit laatste het eerst behandeld
zien. Tegen éen aanvullend rapport
van de Commissie is niets in te
brengen. Maar er wordt hier gesproken
van eene „afwijking" en dat beteckeDt
dus, dat het rapport M. niet de oor
spronkelijke conclusies van het rap
port der Commissie accepteert. "En
die Commissie laat zich niet zoo maar
in een hoekje drukken. Het gaat niet
aan dat rapport op zij te leggen en
met eene afwijkende conclusie te
komen. Spr. vermoedt, dat de bedoe
ling der heeren meer is geweeöt naast
het rapport der Commissie ook het
hunne te léggen. En daar is niets op
gen.
De heer Michels merkt óp, dat
in de toelichting op de conclusie van
spr. gezegd is, dat de Commissie van
Onderzoek haar taak wej wat begrensd
bad. De conclusie dezer Commissie
ging ons niet ver genoeg. Een groot
deel van den Raad had verwacht, dat
op dit rapport een voorstel van B. en
W. zou komen, maar in de -vorige
vergadering wilde de Raad het
rapport maar zonder meer aannemen,
waarmede wij ons niet konden ver
eenigen. Wel konden wij ons met de
conclusie van het rapport der Com
missie vereenigen, doch vonden, dat
zij niet ver genoeg ging. Spr. wil wel
het rapport behandelen en vóór de
conclusie stemmen, mits daarmede
de zaak niet afgeloopen is, want de
conclusie Michels-De Zwart betreft
juist het deel, dat den Raad aangaat.
De heer R ij k e s komt ter verga
dering.
De heer Biersteker wil*thans
in behandeling zien gebracht de
conclusies der Raadscomipissie, en
daarna de aanvullende van het rap
port Michels c.s.
De Voorzitter merkt op, dat
het eerste, waarvoor het rapport is
samengesteld, was, uit te maken of
door den gasdirecteur op unfaire
wijze is gehandeld en of de vermoe
dens in den Hilversumschen Raad
geuit waar zijn. En daarvan is, zegt
de Commissie, niets gebleken.
De heer Biersteker vindt de
opmerking volkomen juist. Maar spr.
meende, dat wel niemand nog daar
in zou twjjfelen
De heer De Zwart jooerkt op,
dat de conclusie M. gebaseerd i9 op
de beantwoording van de tweede
vraag door de technische commissie
(over de juiste kolensoort en. den
prijs daarvan). En de zeer naïef ge
stelde vraag dier Commissie: Is het
waar, dat de heer Rijkes provisie
geniet of genoot van de aan de gas
fabriek te Helder geleverde kolen en
andere benoodigdheden (vraag 1)
hebben wij laten passeer en, omdat
op een zoodanige vraag noodwendig
geen ander antwoord kon worden
gegeven dan geschied is. Als een
raadscommissie zoo'n vraag stelt, is
dat zeer naïef, omdat zoo'n commis
sie weet, dat zij geen steun in de
wet heeft, dat haar bevoegdheid zeer
beperkt is, en zij geen ander ant
woord kón krijgen dan zij deed. Zij
is geen parlementaire commissiezij
kan niet anders doen dan van A
naar B gaan om inlichtingen en
krijgt uitteraard geen behoorlijk af
doend antwoord.
De heer Biersteker zegt, dat
den beer De Zwart blijkbaar de voor
geschiedenis der zaak onbekend is.
Zijne opmerking, dat eene Raads
commissie niet de bevoegdheid heeft
van een parlementaire enquête, had
de heer De Zwart wel vóór zich
kunnen houden, want dat weet een
kind wel. Maar onze Raadscommissie,
heeft de bevoegdheid gekregen om
naar beste weten de zaak te onder
zoeken en dat bljjkt ook uit het
rapport. Volgens de woorden van
den heer De Zwart nu zou de ge
meente kunnen denkenja maar, als
er maar eens een gerechtelijk onder
zoek werd ingesteld, dan zou wel
wat anders blijken. Maar wij, de
commissie uit den Raad, meenen,
dat van al die beschuldigingen geen
syllabe waar is.
De heer De Zwart constateert,
dat de heer Biersteker langs zijn be
toog is heengegaan. Spr. protesteert
tegen de uitlating als zou hij niets
van de zaak afweten, en ook tegen
de woorden betreffende den te maken
indruk op de goe gemeente. Dat is
niet de bedoeling geweest van spr.
woordenhij heeft alleen willen zeg
gen, dat eene Raadscommissie geen
behoorlijke ondersteuning vindt om
eene dergelyke conclusie te kunnen
trekken. De heer Biersteker zegt:
een kind weet, dat de Commissie
niet de bevoegdheden heeft van een
parlementaire commissie, maar een
massa buitenstaanders meenen nog
altijd, dat dit wel het geval is. Daar
om blijft spr. erbij, dat de vraag
naïef gesteld is en of nu in die com-
ihissie een partijgenoot van spr. zit
ting heeft, maakt niet uit: het karak
ter van zoo'n commissie maakte, dat
geen behoorlijk antwoord mogelijk is.
De conclusies van de Raadscom
missie komen thans achtereenvolgens
in stemming.
1°. Dat niet gebleken is, dat de heer
Rijkes provisie geniet of genoot van
de Gasfabriek te Heiier geleverde
kolen en andere benoodigdheden.
Deze wordt met algemeene stemmen
aangenomen.
2°. B. en W. uit te noodigen
voortaan bij aanbesteding van gas
kolen te laten inschrijven voor Duit
sche zoowel als voor Engelsche en
niet uitsluitend aan de Mickley- en
Towneleymain-gaskolen voorkeur te
verleenen, doch te letten op de con-
curreerende prijzen. Als boven, de
heer De Geus stemt blanco.
Te breken met de uitsluitende
yoorwaarde „in schepen in de haven
het Nieuwediep en verder franco wal
Gasfabriek", en de leveranciers vrij
heid van aanvoer te laten. Met alge
meene stemmen aangenomen.
4°. In het vervolg in het jaarver-
ïg van de Gasfabriek de kolen prij
zen gedetailleerd te doen vermelden
en niet te volstaan met de vermelding
van middelpryzen. Eveneens aange
nomen de drie wethouders stemmen
blanco.
ThaDs komt in behandeling het
voorstel-Michels en De Zwart,
De heer G r u n w a 1 d betoogt, dat
men van geen bedrijfsleider verwach
ten kan, dat hij nooit eens fouten
zou maken. De directeur heeft zelf
toegegeven, blijkens het rapport, dat
hy fouten gemaakt heeft. En spr.
zal de laatste zijn om hieromtrent
directeur te laken, daar hy zelve,
in eigen bedrijf, ook dagelijks a. h. w.
fouten maakt, die hem ook financieel
benadeelen. Daarom mag er, volgens
de meening van spr., geen reden zyn
tot een verder strekkende conclusie
te komen dan de Commissie deed,
De heer K r ij n e n zegt, dat d«
wijze van vervoer den directeur niet
treffen kan. Toen een jaar of 8, 9
geleden een elevator gemaakt zou
worden, heeft spr. in overweging ge
geven de eerste jaren een gedeelte
van den kolenaanvoer op de oude
manier te doen biyven geschieden,
en dit dan successievelijk te vermin
deren. Dit geschiedde gedeeltelijk ook
uit philantropiscbe overwegingen, ten
einde menschen, die dat jarenlang
gedaan hadden, niet ineens die ver
dienste te ontnemen. Maar dat is
zoo gebleven, en zoo doende hebben
de Raadsleden zelf wel eenige schuld
aan het tolereeren van dien maat
regel.
De heeir Adriaanse vraagt,
naar aanleiding van de opmerking
omtrent de bepaalde voorkeur voor
een soort kolen, of de directeur altijd
overleg pleegde met de Commissie
voor de Bedrijven, dan wel op
verantwoordelijkheid inkocht. Werd
dan zijn keuze hierdoor in bepaalde
banen geleid?
De Voorzitter zegt, dat art 6
van het reglement zegt, dat de
directeur machtiging moet hebben
van het College.
De heer Adriaanse vindt dan
het artikel van de conclusie wel wat
eenzijdig. Zooals het er staat, is het
alsof de directeur zonder meer de
keuze heeft. Wel zal de Directeur
een overwegenden invloed hebben
op de keuze der kolen, maar dan
gaat toch de scherpe kant er wel
wat af. i
De Voorzitter merkt op, dat
de directeur wel de verantwoordelijke
man is. Men kan van "B. en W. geen
voldoende technische kennis ver
wachten om over kolen-aankoop te
kunnen oordeelen. Maar er wordt
gesproken van „fouten", die begaan
zijn en dien indruk heeft spr. niet
gekregen. Ten opzichte van het ver
voer is ook de Raad aansprakelijk,
en wat de tweede conclusie betreft,
die betreft een geschil tusschen de
commissie voor aankoop en de tech
nische commissie.
De heer Michels: Als ik het
lot van ons voorstel moet afmeten
naar wat ervan gezegd wordt, dat
moet ik zeggen het wordt aange
nomen. Want geen syllabe ervan is
nog weerlegd. Alleen wordt gezegd:
iedereen maakt wel eens fouten. Ik
voel, dat de Raad op het oogenblik
aarzelt een zeer onaangenamen plicht
te vervullen. En dat mag niet. Mijn
vaste meening is, eq dat zeg ik niet
op grond van de meening van een
technicus, maar aan de hand van het
rapport, dat er hier door een hoofd
ambtenaar een fout is gepleegd
De heer Grunwald: En die
ag nooit fouten maken
De heer Michels: Tenminste
niet van dien omvang. De zaak van
het vervoer is gedeeltelijk ook de
schuld van B. en W., maar de
directeur gaat niet vrij uit, want
door B. en W. is aan de Commissie
geschreven, dat nooit van de adviezen
van den directeur wordt afgeweken
dan na onderling overleg. Het is
moeilijk de eerste conclusie, die
thans al afgeloopen is, nog buiten
bespreking te houden, daar beide
verband met eikander houden.
In de eerste alinea is gezegd, dat
er een bepaalde wijze van vervoer
en een bepaalde voorkeur voor een
soort bestond, en dat is niet ontkend,
zelfs niet door den directeur. Een
andere vraag is of de rest van onze
conclusie niet te scherp is.
De heer Michels komt nu met
verschillende cijfers om te betoogen
hoe groot de door degemeeüte geleden
schade is geweest door de voorkeur
voor Engelsche kolen. Spr. heeft de
jaren 1909, 1910 en 1911, in welke
aren wèl Duitsche kolen werden
gebruikt, uitgeschakeld en zich be
paald tot de jaren 1905 tot 1908.
Ware toen de helft Engelsche en de
helft Duitsche kolen gebruikt, dan
zou dat de gemeente bespaard hebben
f lO.pOO. Daarna krijgen we drie
jaren'dat wèl Dttitachc kolen verbruikt
zijn en de resultaten van die jaren
z^n gunstig, hetgeen te constateeren
is uit de jaarverslagen. De fout is
dus, dat in 1912 niet is doorgegaan
met die Duitsche kolen. Waarom is
dat niet geschied Dat wordt ver
dedigd door te zeggen, dat een
„onaangenaam gesprek" hiervan de
oorzaak was. Maar dat „onaangename
gesprek" kost de gemeente-geld en
de hier gemaakte fout had kunnen
worden voorkomen, daar men eene
ervaring had van 8 jaar met Duitsche
kolen. Een en ander ontheft ons niet
van de taak onze afkeuring daarover
uit te spreken. Alle andere over-
3n, die bij den directeur der
gasfabriek gegolden hebben om
Sngelsche kolen te gebruiken, zijn
in het rapport der deskundige com
missie weerlegd, en zelfs het argu
ment, dat Engelsche kolen hardere
cokes en Duitsche meer vergruizing
geven, in de eigen verslagen van
den directeur weerlegd. Met geen
enkel argument wordt verdedigd, dat
de Engelsche kolen meerder gaspro
ductie zouden leveren. En voor de
jaren 1908 zoowel als 1912, toen
weder van de gemengde kool afstand
werd gedaan, is het cijfer ongeveer
gelijk, n.1. 32.8. En de commissie
voert ook geen enkel argument aan.
Ware het niet, dat de directeur geen
3 jaar lang Duitsche kolen gestookt
had, dan zouden wij kunnen zeggen
de directeur heeft geene ervaring.
Maar de fout is, dat de directeur
alleen wegens een onaangenaam ge
sprek de gemeente op kosten heeft
gejaagd.
De Voorzitter vindt het niet
billijk om de fout, in 1912 gemaakt,
op den directeur te schuiven. Dit is
indertyd geschied op sanctie van
B. en W.
De heer De Zwart merkt op, dat
dit niet klopt met wat de Voorz.
straks zei, n.1. 'dat de adviezen van
den directeur door B. en W. werden
opgevolgd.
De Voorzitter repliceert en
meent, dat er nog wel verschil
tusschen is.
De heer Rijkes, Directeur der
Gasfabriek, krijgt than? het woord
ter weerlegging van de tegen hem
ingebrachte beschuldigingen. Spr.
houdt een uitvoerig, grootendeels
technisch betoog over Engelsche en
Duitsche steenkool. Door de weten
schap wordt als maximum zwavel-
gehalte 7 i 800 m.gr. per Ms aan
genomen, en uit een scheikundige
analyse van hét Heldersche gas bleek,
'dat dit 1400 m.gr. zwavel bevatte.
Naar aanleiding van dit resultaat
schreef de Directeur aan het College
van B. en W., dd. 5 Juli 1915, dat
het steenkolengas, gestookt uit de
kolen van het Utrechtsche kolen-
bureau een veel te hoog zwavelge-
halte bezit, waardoor het schadelijk
is voor de gezondheid der verbrui
kers. In vergelijking met andere jaren
is het zwavelgehalte ruim 5 malen
toegenomen.
In het jaarverslag der Gezondheids
commissie te Hilversum van 1911
werd reeds gesproken over een te
hoog gehalte aan zwavel, nl. van
980 m.gr. per M* en werd over dit
nog veel kleinere percentage uiterst
ongunstig geoordeeld. En B. en W.
van Hilversum besloten tot den aan
koop van Mickley-gaskolen, waarin
weinig zwavel aanwezig was. Spr.
wil hiermede maar zeggen, dat niet
elke Engelsche kool geschikt is.
En wat de Duitsche kolen betreft,
aan de distillatie daarvan zijn groote
nadeelen verbonden zoowel van tech-
nischen als van flnancieelen aard.
Was dat niet het geval, dan zouden
de prijzen van Duitsche gaskolen ten
opzichte van de Engelsche steeds
hooger z(jn. Ten bewijze van de
waarheid dezer bewering leest spr.
voor enkele aanhalingen uit jaarver
slagen. Zutfen spreekt in zijn verslag
van 1912 over het hooge slakken-
gehalte en de overweging van den
aankoop van andere kolensoorten,
Assen besloot tot den aankoop van
Towueley main-kolen (Jaarverslag
1913), Groningen spreekt (verslag
1912) van een hoog ascbgehalte.voor
de Duitsche steenkool, Bergen op
Zoom (1912) noemt de Duitsche kolen
„buitengewoon slecht", het aschge-
halte 23 en 26 °/0, de gasproductie
25.6 Ms per 100 K.G., Tilburg spreekt
(1912) van een daling van de gemid
delde gasproductie met ruim 10 °/0,
enz. Spr.'s stelling is dan ook zooveel
mogelyk geweest om prima Engelsche
gaskolen met een laag zwavelgehalte
in den winter te verwerken, en waren
de Duitsche gaskolen belangrijk min
der in prijs deze kolen dan in .de
zomermaanden met een 2e soort
Engelsche gaskolen te stoken. Hieraan
voegt spr. tenslotte nog toe, dat,
indien de gasfabriek spr.'s eigendom
was, hy dezelfde wijze van werken
steeds zou volgen zooals tot nog is
gedaan.
De heer M i c h e 1 s weet niet of
deze verdediging wel veel beteekent.
Thans komt de heer Rijkes met
jaarverslagen aan, en inplaats van
die aan de Commissie voor te leggen,
heeft hij op bijna hondsche wijze de
vragen door deze Commissie gesteld,
beantwoord. Wat hebben wij aan
die lange technische uiteenzetting?
Dat kunnen wij als leeken toch niet
uitmaken wy hebben te maken met
de verslagen. Er is niet gezegd U
moet Duitsche kolen stoken, maai
er is gesproken van gemengde kolen.
Juist omdat er een proef van 3 jaar
genomen is daarmee, had men daar
mede voort bohooren ie gaan. Spr.
blijft op grond van het rapport en
van de verslagen van de gasfabriek
bij zijne meening omtrent het ge
bruik van gemengde kolen.
De heer de Zwart constateert,
dat de heer Rijkes een pleidooi hield
vpor Engelsche kolen. Maar de Raad
heeft zooeven beslist, dat niet uit
sluitend meer Engelsche kolen zul
len worden gebruikt. Ditpleidooi
van den heer Rijkes had dus achter-,
wege kunnen blijven.
De heer R y k e s antwoordt den
heer Michels, dat hij hetgeen hy
thans heeft aangevoerd, ook aan ae
Technische Commissie heeft mede
gedeeld, hetgeen door den heer
Michels wordt ontkend.
De heer Biersteker meent,
dat de Raad afdwaalt. De opmerking
van den hoer De Zwart was juist,
maar daar gaat, het hier niet-om.
De hh. Michels en De Zwart trekken
de conclusie: er is hier schuld, er
is door nalatigheid of onwetendheid
voorkeur gegeven aan een bepaalde
kolensoort. Nu is de vraag: kan,
wat in de conclusie is neergeschre
ven, den toets doorstaan van een
ernstig onderzoek? Volgens spr.
meening niet. De uiteenzetting van
den heer Rykes is spr. ook tegen
gevallen; het gaat thans niet meer
om het verschil tusschen Engelsche
en Duitsche kolen, maar wel of men
iemand hier in staat van beschul
diging moet stellen al of niet. Spr.
vraagt: zijn de cyfers van den heer
Michels juist? Als de Directeur de
voorkeur verleent aan een bepaalde
kolensoort, is dat dan geschiedt in
het welbegrepen belang der gemeente?
Maar om dan te komen tot de con
clusie, dat de gemeente voor belang
rijke sommen benadeeld is en den
directeur eene correctie toetedienen,
daarvoor vindt spr. geen vrijheid.
Dan zou verder moeten worden
gegaan en tot ontslag geadviseerd.
De heer Michels repliceert.. De
in 1912 gemaakte fout wordt erkend.
Men kan dus niet spreken van geen
schuld. Wij hebben niet gesproken
over ontslag, omdat er geen fraude
is gepleegd. Op de eerste conclusie
van ons is vrijspraak gevolgd wegens
gebrek aan bewijs. Ieder weet, dat
ik hoog genoeg sta om het persoon
lijke element uitteschakelen, maar
gezegd moet worden, dat een ernstige
fout gemaakt is. De Voorzitter heeft
gezegd geene aanleiding gevonden
te hebben tot eene terechtwijzing
als de Voorzitter nog in een ander
ambt was, zou hij wel degelijk aan
merkingen hebben gemaakt.
De Voorzitter zegt, dat het
doel van de Commissie was een on
derzoek naar eventueele unfaire
handelingen. Thans gaat men andere
conclusies trekken uit het rapport
en dat is niet billijk. En wat de op
merking van den heer Michels be
treft, - spr. heeft toen hij nog
zee officier was, steeds de billijkheir
betracht tegenover zyn minderen, en
er was niemand, die ooit die billijk
heid in twijfel heeft getrokken.
De heer Michels merkt op, dat
men tegenover een mindere gauwer
een stok klaar heeft dan waar het
een hoofd-ambtenaar geldt.
De heer Biersteker repliceert.
De conclusie is in wezen onjuist.
Verwyten kunnen alleen tot den
Directeur gericht worden indien hy
opzettelijk ae gemeente heeft be
nadeeld.
De heer Michels zal de alinea
uit zijn conclusie, waarin gesproken
wordt van de afkeuring over een
bepaalde wijze van vervoer, schrap
pen. Overigens handhaaft spr. de
conclusie geheel.
Verschillende heeren voeren hier
over nog het woord.De heer Bok
betoogt, dat de benadeeling van de
gemeente niet de schuld is van den
ïeer Rijkes, daar deze in 1912 ook
de Duitsche kolen wilde gebruiken.
En door de in Engeland heerschende
staking werden de Engelsche kolen
duurder dan gewoonlijk.
De heer Biersteker kan nog
niet vóór de conclusie stemmen, zoo
lang niet clausule 6 (hot verwyt,
dat door 's heeren R.'s schuld de
gemeente voor belangrijke sommen
s benadeeld) is uitgelicht.
De heer Baak zal vóór de con
clusie stemmen. Er is wel degelijk
schuld, maar B. en W. zijn de mede
schuldigen.
De heer Adriaanse heeft be
zwaar tegen zoowel als vóór te
stemmen. De oppositie was nog al
zwak, de verdediging daarentegen
sterk. Kan de motie niet wat ver
zacht worden? Bijv. in 6: „spreekt
hare teleurstelling uit."
De heer De Zwart wyst nog
op den socialen kant van het geval.
Er wordt altijd geschermd met „geen
geld voor dit of dat", pas nog heb
ben we op dien grond een adres van
de drankbestrijders afgewezen, en
thans blijkt, dat er voor een f 10.000
is verkwist aan te dure kolen. (Ge
roep: Dat heeft er niet mee te rta-
ken). Het feit is niet weg te rede
neeren.
Tenslotte worden de discussies
gesloten en het voorstel Michels c.s.
in stemming gebracht. Vóór stem
men de heeren Spruit, De Zwart,
Baak en Michels, blanco de heer
Adriaanse. Het voorstel is hiermede
verworpen.
Thans i9 aan de orde
Gasfabriek.
Voorstel om zich in rechten te
verdedigen tegen' den eisch van de
N. V. Furness' Scheepvaart- en Agen
tuur-Maatschappij te Rotterdam tot
ontbinding .van het door haar met
de gemeente gesloten cokes contract
van 2 Maart 1914 en tot het van die'
Maatschappij vorderen van een bedrag
ad f 1374.-, door de gemeente ten
behoeve dier Maatschappij onverplicht
voorgeschoten.
Door de N. V. Furness' Scheepvaart
en Agentuur-Maatschappij te Rotter
dam is, wegens wanpraestatie van
zijde dor gemeente, gerechtelijk
ingesteld een eisch tot ontbinding
van de-op 2 Maart 1914 tusschen
genoemde Maatschappij en de
meente gesloten overeenkomst van
koop- en verkoop betrekkelijk 60000
H.L. en 10000 H.L, grove gascokes,
met eiscb, dat de gemeente zal
worden veroordeeld tot vergoeding
van alle kosten, schaden en interessen
door de Maatschappij, tengevolge der
wanpraestatie geleden en nog te lijden,
plus de rente daarvan.
Wij meenen, aldus zeggen B. en W.
aan den Raad, dat het geschil in
kwestie u genoegzaam bekend is.
Omtrent den stand der zaak werden
nog onlangs door den Voorzitter-
inlichtingen verstrekt.
In overeenstemming met inge
wonnen rechtskundig advies stellen
B. en W. voor te besluiten,dat de
gemeente zich tegen dén ingestelden
eisch zal verdedigen en tevens recon-
ventionneel van de N. V. Furness'
Schëepvaart- en Agentuur-Maatschap
pij zal vorderen de betaling van een
bedrag van f 1874.- wegens door
de gemeente te haren behoeve on
verplicht voorgeschoten gelden.
Met algemeene stemmen aange
nomen.
vraa? bedoelt. Spr. persoonlijk laat
de politieke of godsdienstige richting
van een candidaat koud, maar zou
het onvereenigbaar vinden met zijn
ambt indien hij op oen dezer gebieden
als leider optrad. De gemeente moet
iemand hebben, die vrijstaat. Dé
vraag bedoelt ook niet „tot welke
godsdienstige gezindheid of politieke
richting behoort gij?." maar alleen
of er leidende kracht van hem uitgaat.
De heer Grunwald zegt, dat de
conclusie van de motie alleen deze
is, dat ze den Raad los wil maken
van zekere motieven. Spr.'begrijpt
niet, waarom de motie is ingediend.
Evenmin hoe de heeren Van Breda-
en Adriaanse de politiek willen uit
schakelen. En daar liet College toch
de gewenschtc inlichtingen kau
krijgen, wat voor nut heeft dan de
motie? Dat de benoeming buiten
medewerking van den Raad geschiede?
Maar dat is thans ook zoo. De Raad
ziet de stukken in en beoordeelt daar
naar. De heeren vatten de zaak te
zwaar op. Immers, de vragenlijst
wordt niet in het College vau B. en W.
behandeld.
De heer Biersteker vindt de
motie vrij onschuldig.
De heer Van N e c k betoogt, dat
hy gaarne iemand in zijn gezicht
iets vraagt wat hy weten wil. Daarom
zou spr. de vraag niet willen missen.
De heer Michels vindt het merk
waardig, dat een motie zooveel ver
schil van meening uitlokt, dat de
een haar vrij onschuldig en de ander
niet aanneembaar vindt. De motio
wil de handelingen van B. en W.
losmaken van den Raad in dit opzicht.
Bij onderwijzers bv. komt het her
haaldelijk voor, dat een h. e. s. achter
den rug van den sollicitant om vragen1
stuurt aau zijn collega-hoofd omtrent
den candidaat-onderwijzer. Steeds
hebben, waar de gemeenteraden deze
vragen ter oore kwamen, zij dergelijke
wijze van doen afgekeurd. Spr. geeft
hiervan voorbeelden. Zoo werd in den
Apeldoornschen raad eene commissie
benoemd tot onderzoek, niemand vond
het erg, maar de conclusie was, dat
allen het afkeurden. De heer Adriaanse
wil alleen de vraag naar z(jn politieke
overtuiging handhaven. Spr. leesr.
citaten voor van den vader van ex-
minister Heemskerk, die een raads
besluit ter vernietiging aan Ged.
Staten voorlegde, waarin aan onder
wijzers verboden werd in kranten te
schrijven. Ook de heer De Savornin
Lohman heeft deze aanranding van
de persoonlijke vrijheid afgekeurd,
hetgeen spr. met citaten bewijst. De
consequentie van de gestelde vraag
leidt verder. Men is bang, dat hel
werk er onder zal lijden indien de
ambtenaar propaganda maakt voor
een bepaalde richting.
Maar pas als dat zou blijken, zou
de tijd daar zyn hem eene correctie
toe te dienen. Zoolang dat niet is
bewezeD, gaat liet niet aan het te
verbieden. Spr. persoonlijk heeft wel
eens gedebatteerd met een gemeente
secretaris, en zou deu Raad willen
vragen of hij denkt, dat werkelijk
diens werk er onder geleden zal
hebben? Spr. zou dan willen vragen:
omschrijf de dingen, die gij niet
wilt, dat de sollicitant doen mag.
Zóó als zij thans is geredigeerd is'
de vraag bf onschuldig en dan over
bodig öf niet en dan lijdt z(j nood
wendig tot allerlei andere vragen.
De heer Van N e c k repliceert.
De heer Adriaanse eveneens
-. zegt door dit pleidooi overtuigd
tê zijn en vóór te zullen stemmen.
De heer De Geus motiveert zijne
strm tegen de motie.
Lo motie komt in stemming on
wordt aangenomen metll tegen7siem-
men. Tegen de heeren Bok, Do Ven,
De Geus, Van Neck, Grunwald, Van
Breda en Bommel.
De agenda is thans afgehandeld en
de vergadering wordt gesloten.
Behandeling der motie van den
heer Michels inzake benoeming van
gemeente ambtenaren. Op welke mo
tie van den Voorsteller eene toe
lichting is ingekomen. (Zie „Held.
Crt.", 2 Maart).
De heer Adriaanse is niet in
de gelegenheid geweest de toelich
ting te lezen. Spr. stemt echter niet
geheel in met de motie, en meent,
dat terecht een ambtenaar wegens
zijne politieke overtuiging onge-
wenscht kan zyn voor de gemeente.
Bijv. als hij vooraanstaat in de
politiek, kan spr. zich indenken, dat
hij minder geschikt zou zijn voor
een gemeente-ambtenaar. Wat anders
is het als hij zich op kerkelijk ge
bied zou bewegen. Zijn kerkelijke
belijdenis mag geen beletsel zijn.
Maar aL zou de motie ongewijzigd
worden aangenomen, dar. zou zij
praktisch nog weinig uitrichten,
want B. en W. kunnen toch altijd
zelf nog een onderzoek naar den
sollicitant instellen.
De heer Van Breda is het met
dit betoog eens.
De heer Van Neck zal tegen
stemmen, omdat de motie in geenerlei
verband staat met de vraag zooals
die doowhet D. B. is gesteld. De
motie bedoelt wat anders dan de
Ingezonden Mededeeling.
Weinig volwassenen
ontsnappen er aan.
In onze tijden van dikwijls onge
regelde leefwijze, ongeregeld direct,
zittende leefwijze enz., zijn er betrekke
lijk weinig volwassenen, die geen last
hebben van aambeien.
En wat die lust beteekent is aan
de ongelukkige lijder», die voortdurend
hinder hebben van stekende pijn en
jeuking, hetzij zij zitten, liggen of
loopen, maar al te goed bekend. Aam
beien worden vaak veroorzaakt door
verstopping, het gebruik van sterke
purgeermiddelen, paardrijdeu enz.
En als gevolg van aambeien treden
dikwijls by verwaarloozing van de
kwaal, bloedingen, ontsteking, fistel
en verzwering op.
De eerste aanwending van Foster's
Zalf reeds verzacht de prikkelende
pyn en jeuk en gewooniyk is een doos
voldoende tot genezing. Zorgt by do
behandeling voor eep goede spysver-
tering en vermydt buitensporigheden.
Foster's Zalf (let op den juisteu
naam) is te deu Helder verkriigb. by
Alb. ten Klooster, Keizerstraat 98.
Toezending geschiedt franco na oatv.
v. poatw. 4 f 1.76 p. doos. (82