COURAFJT VOORHEEN GENAAMD 'T VLIEGEND BLAADJE Nieuwsblad voor Helder, Koegras, Texel, Wieringen en Anna Paulowna GEMEENTERAAD VAN HELDER. Dii Hummsr bestaat oit 2 bladen. No. 4590 ZATERDAG 4 MAART 1916 44a JAARGANG Abonnement per 3 mnd. 65 et, franco per post 90 ct., Buitenland f 1.90 Zondagsblad 45 52'/2 0.85 Modeblad 65 75 „1.00 Voor het Buitenland bij vooruitbetaling - Losse nummers der Courant 2 ct. Verschijnt Dinsdag-, Donderdag- en Zaterdagmiddag UITGEVER: C. DE BOER Jr. - HELDER Bureau: Koningstraat 29 - Interc. Telefoon 50 Advertentlën van 1 tot 4 regels (bij vooruitbet.) 30 cent Elke regel mepr 6 ct. Ingezonden mededeelingen van 1 tot 4 regels 75 cent Elke regel meer 15 cent Advertentiën op bepaald aangewezen plaatsen worden 25°/o hooger berekend. Groote letters en cliché's naar plaatsruimte. - Bewijs-exemplaar 2J cent Op- «n ondergang van Zon en Maan en tijd van hoogwater (Texel). Hu, z*d Maait, op: oodw: op: ond«r: v.m..-n.m. Zondag 6m. 6.41 a. 7.M 6.43 6.4* 3 66 9.- Maandag 6.66 n 9.18 «.43 6.46 9.35 9.40 Dinsdag 7,7.9 10.88 0.S9 6.48 10.10 10.16 Woensd. 8 7M 11.49 8.86 6.49 10.40 10.46 Donderd. 9 7.61 6.38 6.60 11.10 1150 Vrijdag 10 8.31 m. 1.1 680 6.63 11.40 11.66 Zaterdag 11 9.1 2.6 «.28 6.64 0.16 Zitting van Donderdag 2 Maart. Afwezig met kennisgeving de heer Over de Linden. Eén vacature (de heer Verstegen), én de Secretaris. Aan de orde zijn Ingekomen stukken en mededeelingen. Bericht van den heer A. G. A. Ver stegen, dat hij zijne benoeming tot Directeur der Arbeidsbeurs aanneemt. Kennisgeving van den heer A. G. A. Verstegen, dat h(j tengevolge de aan neming zijner benoeming tot Direc teur der Arbeidsbeurs, heeft opge houden Raadslid te zijn. Beide missives voor kennisgeving aangenomen. De Voorzitter stelt voor den heer Verstegen dank te brengen voor den gedurende zijn raadslidmaatschap betoonden ijver en toewijding. Bij acclamatie besloten. Dankbetuiging J. F. Jacques c. s. voor de hun toegekende gratificatie. Toezending door het Bestuur van den Proeftuin van een afschrift der rekening en verantwoording en een exemplaar van het verslag over 1916. Als boven. Adres van P. C. de Wilde om met ingang van 1 Januari 1916 het salaris van vader en moeder van het Alge meen Weeshuis t« verhoogen van f600.— op f700,—. Gerenvoyeerd naar B. en W. om advies. Adres van R. T. de Cock, houdende verzoek om eervol ontslag als onder wijzer aan school 4, ingaande 1 Mei a.s. Eervol verleend. Toalaga. Voorstel om aan den aan de Com missie voor de Gasfabriek en Water leiding toegevoegden ambtenaar J. Fralj over 1915 een toelage te ver- leenen van f60.—. Bij acclamatie verleend. In afwijking van de agenda wordt thans allereerst aan de orde gesteld Gasfabriek. Rapport der Raadscommissie be treffende handelingen van den Direc teur der Gasfabriek met, naar aan leiding daarvan, ingekomen conclusie van de heeren Michels en De Zwart. (Zie „Held. Ct." van 2 Maart). De Toelichting op dio conclusie luidt als volgt: Het komt ondergeteekenden voor, dat de Commissie, benoemd op 24 November 1914 haar taak zóó heeft begrensd, dat een feitelijk oor deel over al wat door haar onderzoek aan het licht zou komen, niet aan haar, maar aan den Raad kwam. Dit legt o. i. den Raad dan ook de plicht op, zich uit te spreken over de wijze van werken, die blijkens het rapport der Commissie, in deze Ge meente, door den Directeur der Gas fabriek is gevolgd. Immers, als de wijze van werken fout is, dan gaat het toch niet aan, alleen die fout te constateeren, iets, dat de Commissie at)een doet, maar dan dient er wel degelijk aan ver bonden te worden eene correctie aan den hoofd-ambtenaar die de fout maakte. Het zou anders heel gemakkelijk zijn, een dergelijke hooge verant woordelijke gemeente-betrekking te bekleeden, en by de keuze zouden wy voortaan ook minder kieskeurig kunnen zijn. Als hoofdambtenaren fouten maken zijn het niets anders dan groote fouten. De kleinere fouten blijven verborgen of verbleeken tegenover de grootere verdiensten van zulk een functionaris. Welnu, ieder hoofdambtenaar weet dan ook, en in eiken anderen kring is het niet anders, dat de voordeelen van het ambt alleen te behandelen zijn, zoolang hij niet een belang rijke fout maakt. In bet geval, dat uwen Raad thans bezig houdt is van eene zoodanige fout sprake. En nog te erger, waar de betrok ken hoofdambtenaar niet kan ont komen aan het verwijt, dat hij langen tijd zelf geweten heeft, dat wat hij deed, fout was. Immers, de kwestie gaat om de voordeelen van een bepaalde kolen- die de Directeur der Gasfabriek hier hardnekkig bleef gebruiken. Maar hij zelf heeft de gunstige re sultaten in.de jaren 1909—1910 en 1911 bereikt met het 'gebruik van gemengde kolen, genoteerd, geregi streerd en dus geconstateerd. Als dan zoo iemand, zooals in 1912 is geschied, alleen om een onaange naam gesprek, breekt met een reeds drie jaar met gunstig gevolg gebruikte methode, in een jaar, dat door een omstandigheid als de Engelsche mijn werkersstaking het prijsverschil, in dit geval het voordeel voor de Ge meente, veel grooter nog zou zijn geweest, dan weigeren wij, om dit als iets onschuldigs voor te stellen. Op zyn minst is iets dergelijks, het opofferen van het Gemeentebelang aan een luim of gril, iets, dat nooit is te verdedigen in een hoofd-ambte- De wijze waarop de Directeur der Gasfabriek hier steeds de leverings voorwaarden heeft bepaald en ge wijzigd, wijst eveneens op een bepaal de voorkeur over eene bepaalde wijze van transport en wel dht transport, wat in deze Gemeente juist een monopolie is. De deskundige Commissie toont zeer juist aan, dat bij het gebruik van Duitsche kolen ook de transport kosten beduidend lager zouden zijn En ziet, pas in 1915, vraagt de directeur voor het eerst naar aanvoer per spoor. Resumeerende, zijn ondergeteeken den dus van meéning, dat een door niets gemotiveerde voorkeur van den Directeur der Gasfabriek voor eene bepaalde soort steenkool en een be paalde wijze van aanvoer, de Ge meente ernstig financieel nadeél heeft geleden. De eerste door Uwe Commissie op blz. 1 -van haar rapport gestelde vraag blyve hier verder buiten be spreking, omdat het antwoord op die vraag door een Commissie als hier bedoeld, eenvoudig niet te verkrijgen was. Bedacht moet echter worden, dat voor het publiek een zeker verband tusschen beide vragen aanwezig is, en dat het zeker niet beleidvol zoude zijn, indien de Raad zonder meerde in het Rapport tot uiting komende ernstige beschuldiging die het ant woord op vraag 2 inhoudt, liet Vandaar, dat wij de eer hadden bijgaande conclusie aan Uwen Raad voor te stellen. De Voorzitter deelt mede,dat directeur der gasfabriek heeft verzocht de vergadering te mogen bijwonen, nu de door de hh. Michels en De Zwart getrokken conclusies verder gaan dan de Commissie be doelde, teneinde zich hieromtrent te kunnen verdedigen. Zijn er heeren, die zich daartegen verzetten? De heer Biersteker: Moet niet eerst het rapport der Commissie, zooals dat daar ligt, worden behandeld alvorens we het afwijkend rapport van de heeren Michels en De Zwart bespreken De Voorzitter meent, dat beide conclusies moeilijk te scheiden zijn. De heer Biersteker meent, dat, als men het afwijkend rapport aanneemt, daarmee het rapport dei- Commissie verworpen is. Spr. wil daarom dit laatste het eerst behandeld zien. Tegen éen aanvullend rapport van de Commissie is niets in te brengen. Maar er wordt hier gesproken van eene „afwijking" en dat beteckeDt dus, dat het rapport M. niet de oor spronkelijke conclusies van het rap port der Commissie accepteert. "En die Commissie laat zich niet zoo maar in een hoekje drukken. Het gaat niet aan dat rapport op zij te leggen en met eene afwijkende conclusie te komen. Spr. vermoedt, dat de bedoe ling der heeren meer is geweeöt naast het rapport der Commissie ook het hunne te léggen. En daar is niets op gen. De heer Michels merkt óp, dat in de toelichting op de conclusie van spr. gezegd is, dat de Commissie van Onderzoek haar taak wej wat begrensd bad. De conclusie dezer Commissie ging ons niet ver genoeg. Een groot deel van den Raad had verwacht, dat op dit rapport een voorstel van B. en W. zou komen, maar in de -vorige vergadering wilde de Raad het rapport maar zonder meer aannemen, waarmede wij ons niet konden ver eenigen. Wel konden wij ons met de conclusie van het rapport der Com missie vereenigen, doch vonden, dat zij niet ver genoeg ging. Spr. wil wel het rapport behandelen en vóór de conclusie stemmen, mits daarmede de zaak niet afgeloopen is, want de conclusie Michels-De Zwart betreft juist het deel, dat den Raad aangaat. De heer R ij k e s komt ter verga dering. De heer Biersteker wil*thans in behandeling zien gebracht de conclusies der Raadscomipissie, en daarna de aanvullende van het rap port Michels c.s. De Voorzitter merkt op, dat het eerste, waarvoor het rapport is samengesteld, was, uit te maken of door den gasdirecteur op unfaire wijze is gehandeld en of de vermoe dens in den Hilversumschen Raad geuit waar zijn. En daarvan is, zegt de Commissie, niets gebleken. De heer Biersteker vindt de opmerking volkomen juist. Maar spr. meende, dat wel niemand nog daar in zou twjjfelen De heer De Zwart jooerkt op, dat de conclusie M. gebaseerd i9 op de beantwoording van de tweede vraag door de technische commissie (over de juiste kolensoort en. den prijs daarvan). En de zeer naïef ge stelde vraag dier Commissie: Is het waar, dat de heer Rijkes provisie geniet of genoot van de aan de gas fabriek te Helder geleverde kolen en andere benoodigdheden (vraag 1) hebben wij laten passeer en, omdat op een zoodanige vraag noodwendig geen ander antwoord kon worden gegeven dan geschied is. Als een raadscommissie zoo'n vraag stelt, is dat zeer naïef, omdat zoo'n commis sie weet, dat zij geen steun in de wet heeft, dat haar bevoegdheid zeer beperkt is, en zij geen ander ant woord kón krijgen dan zij deed. Zij is geen parlementaire commissiezij kan niet anders doen dan van A naar B gaan om inlichtingen en krijgt uitteraard geen behoorlijk af doend antwoord. De heer Biersteker zegt, dat den beer De Zwart blijkbaar de voor geschiedenis der zaak onbekend is. Zijne opmerking, dat eene Raads commissie niet de bevoegdheid heeft van een parlementaire enquête, had de heer De Zwart wel vóór zich kunnen houden, want dat weet een kind wel. Maar onze Raadscommissie, heeft de bevoegdheid gekregen om naar beste weten de zaak te onder zoeken en dat bljjkt ook uit het rapport. Volgens de woorden van den heer De Zwart nu zou de ge meente kunnen denkenja maar, als er maar eens een gerechtelijk onder zoek werd ingesteld, dan zou wel wat anders blijken. Maar wij, de commissie uit den Raad, meenen, dat van al die beschuldigingen geen syllabe waar is. De heer De Zwart constateert, dat de heer Biersteker langs zijn be toog is heengegaan. Spr. protesteert tegen de uitlating als zou hij niets van de zaak afweten, en ook tegen de woorden betreffende den te maken indruk op de goe gemeente. Dat is niet de bedoeling geweest van spr. woordenhij heeft alleen willen zeg gen, dat eene Raadscommissie geen behoorlijke ondersteuning vindt om eene dergelyke conclusie te kunnen trekken. De heer Biersteker zegt: een kind weet, dat de Commissie niet de bevoegdheden heeft van een parlementaire commissie, maar een massa buitenstaanders meenen nog altijd, dat dit wel het geval is. Daar om blijft spr. erbij, dat de vraag naïef gesteld is en of nu in die com- ihissie een partijgenoot van spr. zit ting heeft, maakt niet uit: het karak ter van zoo'n commissie maakte, dat geen behoorlijk antwoord mogelijk is. De conclusies van de Raadscom missie komen thans achtereenvolgens in stemming. 1°. Dat niet gebleken is, dat de heer Rijkes provisie geniet of genoot van de Gasfabriek te Heiier geleverde kolen en andere benoodigdheden. Deze wordt met algemeene stemmen aangenomen. 2°. B. en W. uit te noodigen voortaan bij aanbesteding van gas kolen te laten inschrijven voor Duit sche zoowel als voor Engelsche en niet uitsluitend aan de Mickley- en Towneleymain-gaskolen voorkeur te verleenen, doch te letten op de con- curreerende prijzen. Als boven, de heer De Geus stemt blanco. Te breken met de uitsluitende yoorwaarde „in schepen in de haven het Nieuwediep en verder franco wal Gasfabriek", en de leveranciers vrij heid van aanvoer te laten. Met alge meene stemmen aangenomen. 4°. In het vervolg in het jaarver- ïg van de Gasfabriek de kolen prij zen gedetailleerd te doen vermelden en niet te volstaan met de vermelding van middelpryzen. Eveneens aange nomen de drie wethouders stemmen blanco. ThaDs komt in behandeling het voorstel-Michels en De Zwart, De heer G r u n w a 1 d betoogt, dat men van geen bedrijfsleider verwach ten kan, dat hij nooit eens fouten zou maken. De directeur heeft zelf toegegeven, blijkens het rapport, dat hy fouten gemaakt heeft. En spr. zal de laatste zijn om hieromtrent directeur te laken, daar hy zelve, in eigen bedrijf, ook dagelijks a. h. w. fouten maakt, die hem ook financieel benadeelen. Daarom mag er, volgens de meening van spr., geen reden zyn tot een verder strekkende conclusie te komen dan de Commissie deed, De heer K r ij n e n zegt, dat d« wijze van vervoer den directeur niet treffen kan. Toen een jaar of 8, 9 geleden een elevator gemaakt zou worden, heeft spr. in overweging ge geven de eerste jaren een gedeelte van den kolenaanvoer op de oude manier te doen biyven geschieden, en dit dan successievelijk te vermin deren. Dit geschiedde gedeeltelijk ook uit philantropiscbe overwegingen, ten einde menschen, die dat jarenlang gedaan hadden, niet ineens die ver dienste te ontnemen. Maar dat is zoo gebleven, en zoo doende hebben de Raadsleden zelf wel eenige schuld aan het tolereeren van dien maat regel. De heeir Adriaanse vraagt, naar aanleiding van de opmerking omtrent de bepaalde voorkeur voor een soort kolen, of de directeur altijd overleg pleegde met de Commissie voor de Bedrijven, dan wel op verantwoordelijkheid inkocht. Werd dan zijn keuze hierdoor in bepaalde banen geleid? De Voorzitter zegt, dat art 6 van het reglement zegt, dat de directeur machtiging moet hebben van het College. De heer Adriaanse vindt dan het artikel van de conclusie wel wat eenzijdig. Zooals het er staat, is het alsof de directeur zonder meer de keuze heeft. Wel zal de Directeur een overwegenden invloed hebben op de keuze der kolen, maar dan gaat toch de scherpe kant er wel wat af. i De Voorzitter merkt op, dat de directeur wel de verantwoordelijke man is. Men kan van "B. en W. geen voldoende technische kennis ver wachten om over kolen-aankoop te kunnen oordeelen. Maar er wordt gesproken van „fouten", die begaan zijn en dien indruk heeft spr. niet gekregen. Ten opzichte van het ver voer is ook de Raad aansprakelijk, en wat de tweede conclusie betreft, die betreft een geschil tusschen de commissie voor aankoop en de tech nische commissie. De heer Michels: Als ik het lot van ons voorstel moet afmeten naar wat ervan gezegd wordt, dat moet ik zeggen het wordt aange nomen. Want geen syllabe ervan is nog weerlegd. Alleen wordt gezegd: iedereen maakt wel eens fouten. Ik voel, dat de Raad op het oogenblik aarzelt een zeer onaangenamen plicht te vervullen. En dat mag niet. Mijn vaste meening is, eq dat zeg ik niet op grond van de meening van een technicus, maar aan de hand van het rapport, dat er hier door een hoofd ambtenaar een fout is gepleegd De heer Grunwald: En die ag nooit fouten maken De heer Michels: Tenminste niet van dien omvang. De zaak van het vervoer is gedeeltelijk ook de schuld van B. en W., maar de directeur gaat niet vrij uit, want door B. en W. is aan de Commissie geschreven, dat nooit van de adviezen van den directeur wordt afgeweken dan na onderling overleg. Het is moeilijk de eerste conclusie, die thans al afgeloopen is, nog buiten bespreking te houden, daar beide verband met eikander houden. In de eerste alinea is gezegd, dat er een bepaalde wijze van vervoer en een bepaalde voorkeur voor een soort bestond, en dat is niet ontkend, zelfs niet door den directeur. Een andere vraag is of de rest van onze conclusie niet te scherp is. De heer Michels komt nu met verschillende cijfers om te betoogen hoe groot de door degemeeüte geleden schade is geweest door de voorkeur voor Engelsche kolen. Spr. heeft de jaren 1909, 1910 en 1911, in welke aren wèl Duitsche kolen werden gebruikt, uitgeschakeld en zich be paald tot de jaren 1905 tot 1908. Ware toen de helft Engelsche en de helft Duitsche kolen gebruikt, dan zou dat de gemeente bespaard hebben f lO.pOO. Daarna krijgen we drie jaren'dat wèl Dttitachc kolen verbruikt zijn en de resultaten van die jaren z^n gunstig, hetgeen te constateeren is uit de jaarverslagen. De fout is dus, dat in 1912 niet is doorgegaan met die Duitsche kolen. Waarom is dat niet geschied Dat wordt ver dedigd door te zeggen, dat een „onaangenaam gesprek" hiervan de oorzaak was. Maar dat „onaangename gesprek" kost de gemeente-geld en de hier gemaakte fout had kunnen worden voorkomen, daar men eene ervaring had van 8 jaar met Duitsche kolen. Een en ander ontheft ons niet van de taak onze afkeuring daarover uit te spreken. Alle andere over- 3n, die bij den directeur der gasfabriek gegolden hebben om Sngelsche kolen te gebruiken, zijn in het rapport der deskundige com missie weerlegd, en zelfs het argu ment, dat Engelsche kolen hardere cokes en Duitsche meer vergruizing geven, in de eigen verslagen van den directeur weerlegd. Met geen enkel argument wordt verdedigd, dat de Engelsche kolen meerder gaspro ductie zouden leveren. En voor de jaren 1908 zoowel als 1912, toen weder van de gemengde kool afstand werd gedaan, is het cijfer ongeveer gelijk, n.1. 32.8. En de commissie voert ook geen enkel argument aan. Ware het niet, dat de directeur geen 3 jaar lang Duitsche kolen gestookt had, dan zouden wij kunnen zeggen de directeur heeft geene ervaring. Maar de fout is, dat de directeur alleen wegens een onaangenaam ge sprek de gemeente op kosten heeft gejaagd. De Voorzitter vindt het niet billijk om de fout, in 1912 gemaakt, op den directeur te schuiven. Dit is indertyd geschied op sanctie van B. en W. De heer De Zwart merkt op, dat dit niet klopt met wat de Voorz. straks zei, n.1. 'dat de adviezen van den directeur door B. en W. werden opgevolgd. De Voorzitter repliceert en meent, dat er nog wel verschil tusschen is. De heer Rijkes, Directeur der Gasfabriek, krijgt than? het woord ter weerlegging van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen. Spr. houdt een uitvoerig, grootendeels technisch betoog over Engelsche en Duitsche steenkool. Door de weten schap wordt als maximum zwavel- gehalte 7 i 800 m.gr. per Ms aan genomen, en uit een scheikundige analyse van hét Heldersche gas bleek, 'dat dit 1400 m.gr. zwavel bevatte. Naar aanleiding van dit resultaat schreef de Directeur aan het College van B. en W., dd. 5 Juli 1915, dat het steenkolengas, gestookt uit de kolen van het Utrechtsche kolen- bureau een veel te hoog zwavelge- halte bezit, waardoor het schadelijk is voor de gezondheid der verbrui kers. In vergelijking met andere jaren is het zwavelgehalte ruim 5 malen toegenomen. In het jaarverslag der Gezondheids commissie te Hilversum van 1911 werd reeds gesproken over een te hoog gehalte aan zwavel, nl. van 980 m.gr. per M* en werd over dit nog veel kleinere percentage uiterst ongunstig geoordeeld. En B. en W. van Hilversum besloten tot den aan koop van Mickley-gaskolen, waarin weinig zwavel aanwezig was. Spr. wil hiermede maar zeggen, dat niet elke Engelsche kool geschikt is. En wat de Duitsche kolen betreft, aan de distillatie daarvan zijn groote nadeelen verbonden zoowel van tech- nischen als van flnancieelen aard. Was dat niet het geval, dan zouden de prijzen van Duitsche gaskolen ten opzichte van de Engelsche steeds hooger z(jn. Ten bewijze van de waarheid dezer bewering leest spr. voor enkele aanhalingen uit jaarver slagen. Zutfen spreekt in zijn verslag van 1912 over het hooge slakken- gehalte en de overweging van den aankoop van andere kolensoorten, Assen besloot tot den aankoop van Towueley main-kolen (Jaarverslag 1913), Groningen spreekt (verslag 1912) van een hoog ascbgehalte.voor de Duitsche steenkool, Bergen op Zoom (1912) noemt de Duitsche kolen „buitengewoon slecht", het aschge- halte 23 en 26 °/0, de gasproductie 25.6 Ms per 100 K.G., Tilburg spreekt (1912) van een daling van de gemid delde gasproductie met ruim 10 °/0, enz. Spr.'s stelling is dan ook zooveel mogelyk geweest om prima Engelsche gaskolen met een laag zwavelgehalte in den winter te verwerken, en waren de Duitsche gaskolen belangrijk min der in prijs deze kolen dan in .de zomermaanden met een 2e soort Engelsche gaskolen te stoken. Hieraan voegt spr. tenslotte nog toe, dat, indien de gasfabriek spr.'s eigendom was, hy dezelfde wijze van werken steeds zou volgen zooals tot nog is gedaan. De heer M i c h e 1 s weet niet of deze verdediging wel veel beteekent. Thans komt de heer Rijkes met jaarverslagen aan, en inplaats van die aan de Commissie voor te leggen, heeft hij op bijna hondsche wijze de vragen door deze Commissie gesteld, beantwoord. Wat hebben wij aan die lange technische uiteenzetting? Dat kunnen wij als leeken toch niet uitmaken wy hebben te maken met de verslagen. Er is niet gezegd U moet Duitsche kolen stoken, maai er is gesproken van gemengde kolen. Juist omdat er een proef van 3 jaar genomen is daarmee, had men daar mede voort bohooren ie gaan. Spr. blijft op grond van het rapport en van de verslagen van de gasfabriek bij zijne meening omtrent het ge bruik van gemengde kolen. De heer de Zwart constateert, dat de heer Rijkes een pleidooi hield vpor Engelsche kolen. Maar de Raad heeft zooeven beslist, dat niet uit sluitend meer Engelsche kolen zul len worden gebruikt. Ditpleidooi van den heer Rijkes had dus achter-, wege kunnen blijven. De heer R y k e s antwoordt den heer Michels, dat hij hetgeen hy thans heeft aangevoerd, ook aan ae Technische Commissie heeft mede gedeeld, hetgeen door den heer Michels wordt ontkend. De heer Biersteker meent, dat de Raad afdwaalt. De opmerking van den hoer De Zwart was juist, maar daar gaat, het hier niet-om. De hh. Michels en De Zwart trekken de conclusie: er is hier schuld, er is door nalatigheid of onwetendheid voorkeur gegeven aan een bepaalde kolensoort. Nu is de vraag: kan, wat in de conclusie is neergeschre ven, den toets doorstaan van een ernstig onderzoek? Volgens spr. meening niet. De uiteenzetting van den heer Rykes is spr. ook tegen gevallen; het gaat thans niet meer om het verschil tusschen Engelsche en Duitsche kolen, maar wel of men iemand hier in staat van beschul diging moet stellen al of niet. Spr. vraagt: zijn de cyfers van den heer Michels juist? Als de Directeur de voorkeur verleent aan een bepaalde kolensoort, is dat dan geschiedt in het welbegrepen belang der gemeente? Maar om dan te komen tot de con clusie, dat de gemeente voor belang rijke sommen benadeeld is en den directeur eene correctie toetedienen, daarvoor vindt spr. geen vrijheid. Dan zou verder moeten worden gegaan en tot ontslag geadviseerd. De heer Michels repliceert.. De in 1912 gemaakte fout wordt erkend. Men kan dus niet spreken van geen schuld. Wij hebben niet gesproken over ontslag, omdat er geen fraude is gepleegd. Op de eerste conclusie van ons is vrijspraak gevolgd wegens gebrek aan bewijs. Ieder weet, dat ik hoog genoeg sta om het persoon lijke element uitteschakelen, maar gezegd moet worden, dat een ernstige fout gemaakt is. De Voorzitter heeft gezegd geene aanleiding gevonden te hebben tot eene terechtwijzing als de Voorzitter nog in een ander ambt was, zou hij wel degelijk aan merkingen hebben gemaakt. De Voorzitter zegt, dat het doel van de Commissie was een on derzoek naar eventueele unfaire handelingen. Thans gaat men andere conclusies trekken uit het rapport en dat is niet billijk. En wat de op merking van den heer Michels be treft, - spr. heeft toen hij nog zee officier was, steeds de billijkheir betracht tegenover zyn minderen, en er was niemand, die ooit die billijk heid in twijfel heeft getrokken. De heer Michels merkt op, dat men tegenover een mindere gauwer een stok klaar heeft dan waar het een hoofd-ambtenaar geldt. De heer Biersteker repliceert. De conclusie is in wezen onjuist. Verwyten kunnen alleen tot den Directeur gericht worden indien hy opzettelijk ae gemeente heeft be nadeeld. De heer Michels zal de alinea uit zijn conclusie, waarin gesproken wordt van de afkeuring over een bepaalde wijze van vervoer, schrap pen. Overigens handhaaft spr. de conclusie geheel. Verschillende heeren voeren hier over nog het woord.De heer Bok betoogt, dat de benadeeling van de gemeente niet de schuld is van den ïeer Rijkes, daar deze in 1912 ook de Duitsche kolen wilde gebruiken. En door de in Engeland heerschende staking werden de Engelsche kolen duurder dan gewoonlijk. De heer Biersteker kan nog niet vóór de conclusie stemmen, zoo lang niet clausule 6 (hot verwyt, dat door 's heeren R.'s schuld de gemeente voor belangrijke sommen s benadeeld) is uitgelicht. De heer Baak zal vóór de con clusie stemmen. Er is wel degelijk schuld, maar B. en W. zijn de mede schuldigen. De heer Adriaanse heeft be zwaar tegen zoowel als vóór te stemmen. De oppositie was nog al zwak, de verdediging daarentegen sterk. Kan de motie niet wat ver zacht worden? Bijv. in 6: „spreekt hare teleurstelling uit." De heer De Zwart wyst nog op den socialen kant van het geval. Er wordt altijd geschermd met „geen geld voor dit of dat", pas nog heb ben we op dien grond een adres van de drankbestrijders afgewezen, en thans blijkt, dat er voor een f 10.000 is verkwist aan te dure kolen. (Ge roep: Dat heeft er niet mee te rta- ken). Het feit is niet weg te rede neeren. Tenslotte worden de discussies gesloten en het voorstel Michels c.s. in stemming gebracht. Vóór stem men de heeren Spruit, De Zwart, Baak en Michels, blanco de heer Adriaanse. Het voorstel is hiermede verworpen. Thans i9 aan de orde Gasfabriek. Voorstel om zich in rechten te verdedigen tegen' den eisch van de N. V. Furness' Scheepvaart- en Agen tuur-Maatschappij te Rotterdam tot ontbinding .van het door haar met de gemeente gesloten cokes contract van 2 Maart 1914 en tot het van die' Maatschappij vorderen van een bedrag ad f 1374.-, door de gemeente ten behoeve dier Maatschappij onverplicht voorgeschoten. Door de N. V. Furness' Scheepvaart en Agentuur-Maatschappij te Rotter dam is, wegens wanpraestatie van zijde dor gemeente, gerechtelijk ingesteld een eisch tot ontbinding van de-op 2 Maart 1914 tusschen genoemde Maatschappij en de meente gesloten overeenkomst van koop- en verkoop betrekkelijk 60000 H.L. en 10000 H.L, grove gascokes, met eiscb, dat de gemeente zal worden veroordeeld tot vergoeding van alle kosten, schaden en interessen door de Maatschappij, tengevolge der wanpraestatie geleden en nog te lijden, plus de rente daarvan. Wij meenen, aldus zeggen B. en W. aan den Raad, dat het geschil in kwestie u genoegzaam bekend is. Omtrent den stand der zaak werden nog onlangs door den Voorzitter- inlichtingen verstrekt. In overeenstemming met inge wonnen rechtskundig advies stellen B. en W. voor te besluiten,dat de gemeente zich tegen dén ingestelden eisch zal verdedigen en tevens recon- ventionneel van de N. V. Furness' Schëepvaart- en Agentuur-Maatschap pij zal vorderen de betaling van een bedrag van f 1874.- wegens door de gemeente te haren behoeve on verplicht voorgeschoten gelden. Met algemeene stemmen aange nomen. vraa? bedoelt. Spr. persoonlijk laat de politieke of godsdienstige richting van een candidaat koud, maar zou het onvereenigbaar vinden met zijn ambt indien hij op oen dezer gebieden als leider optrad. De gemeente moet iemand hebben, die vrijstaat. Dé vraag bedoelt ook niet „tot welke godsdienstige gezindheid of politieke richting behoort gij?." maar alleen of er leidende kracht van hem uitgaat. De heer Grunwald zegt, dat de conclusie van de motie alleen deze is, dat ze den Raad los wil maken van zekere motieven. Spr.'begrijpt niet, waarom de motie is ingediend. Evenmin hoe de heeren Van Breda- en Adriaanse de politiek willen uit schakelen. En daar liet College toch de gewenschtc inlichtingen kau krijgen, wat voor nut heeft dan de motie? Dat de benoeming buiten medewerking van den Raad geschiede? Maar dat is thans ook zoo. De Raad ziet de stukken in en beoordeelt daar naar. De heeren vatten de zaak te zwaar op. Immers, de vragenlijst wordt niet in het College vau B. en W. behandeld. De heer Biersteker vindt de motie vrij onschuldig. De heer Van N e c k betoogt, dat hy gaarne iemand in zijn gezicht iets vraagt wat hy weten wil. Daarom zou spr. de vraag niet willen missen. De heer Michels vindt het merk waardig, dat een motie zooveel ver schil van meening uitlokt, dat de een haar vrij onschuldig en de ander niet aanneembaar vindt. De motio wil de handelingen van B. en W. losmaken van den Raad in dit opzicht. Bij onderwijzers bv. komt het her haaldelijk voor, dat een h. e. s. achter den rug van den sollicitant om vragen1 stuurt aau zijn collega-hoofd omtrent den candidaat-onderwijzer. Steeds hebben, waar de gemeenteraden deze vragen ter oore kwamen, zij dergelijke wijze van doen afgekeurd. Spr. geeft hiervan voorbeelden. Zoo werd in den Apeldoornschen raad eene commissie benoemd tot onderzoek, niemand vond het erg, maar de conclusie was, dat allen het afkeurden. De heer Adriaanse wil alleen de vraag naar z(jn politieke overtuiging handhaven. Spr. leesr. citaten voor van den vader van ex- minister Heemskerk, die een raads besluit ter vernietiging aan Ged. Staten voorlegde, waarin aan onder wijzers verboden werd in kranten te schrijven. Ook de heer De Savornin Lohman heeft deze aanranding van de persoonlijke vrijheid afgekeurd, hetgeen spr. met citaten bewijst. De consequentie van de gestelde vraag leidt verder. Men is bang, dat hel werk er onder zal lijden indien de ambtenaar propaganda maakt voor een bepaalde richting. Maar pas als dat zou blijken, zou de tijd daar zyn hem eene correctie toe te dienen. Zoolang dat niet is bewezeD, gaat liet niet aan het te verbieden. Spr. persoonlijk heeft wel eens gedebatteerd met een gemeente secretaris, en zou deu Raad willen vragen of hij denkt, dat werkelijk diens werk er onder geleden zal hebben? Spr. zou dan willen vragen: omschrijf de dingen, die gij niet wilt, dat de sollicitant doen mag. Zóó als zij thans is geredigeerd is' de vraag bf onschuldig en dan over bodig öf niet en dan lijdt z(j nood wendig tot allerlei andere vragen. De heer Van N e c k repliceert. De heer Adriaanse eveneens -. zegt door dit pleidooi overtuigd tê zijn en vóór te zullen stemmen. De heer De Geus motiveert zijne strm tegen de motie. Lo motie komt in stemming on wordt aangenomen metll tegen7siem- men. Tegen de heeren Bok, Do Ven, De Geus, Van Neck, Grunwald, Van Breda en Bommel. De agenda is thans afgehandeld en de vergadering wordt gesloten. Behandeling der motie van den heer Michels inzake benoeming van gemeente ambtenaren. Op welke mo tie van den Voorsteller eene toe lichting is ingekomen. (Zie „Held. Crt.", 2 Maart). De heer Adriaanse is niet in de gelegenheid geweest de toelich ting te lezen. Spr. stemt echter niet geheel in met de motie, en meent, dat terecht een ambtenaar wegens zijne politieke overtuiging onge- wenscht kan zyn voor de gemeente. Bijv. als hij vooraanstaat in de politiek, kan spr. zich indenken, dat hij minder geschikt zou zijn voor een gemeente-ambtenaar. Wat anders is het als hij zich op kerkelijk ge bied zou bewegen. Zijn kerkelijke belijdenis mag geen beletsel zijn. Maar aL zou de motie ongewijzigd worden aangenomen, dar. zou zij praktisch nog weinig uitrichten, want B. en W. kunnen toch altijd zelf nog een onderzoek naar den sollicitant instellen. De heer Van Breda is het met dit betoog eens. De heer Van Neck zal tegen stemmen, omdat de motie in geenerlei verband staat met de vraag zooals die doowhet D. B. is gesteld. De motie bedoelt wat anders dan de Ingezonden Mededeeling. Weinig volwassenen ontsnappen er aan. In onze tijden van dikwijls onge regelde leefwijze, ongeregeld direct, zittende leefwijze enz., zijn er betrekke lijk weinig volwassenen, die geen last hebben van aambeien. En wat die lust beteekent is aan de ongelukkige lijder», die voortdurend hinder hebben van stekende pijn en jeuking, hetzij zij zitten, liggen of loopen, maar al te goed bekend. Aam beien worden vaak veroorzaakt door verstopping, het gebruik van sterke purgeermiddelen, paardrijdeu enz. En als gevolg van aambeien treden dikwijls by verwaarloozing van de kwaal, bloedingen, ontsteking, fistel en verzwering op. De eerste aanwending van Foster's Zalf reeds verzacht de prikkelende pyn en jeuk en gewooniyk is een doos voldoende tot genezing. Zorgt by do behandeling voor eep goede spysver- tering en vermydt buitensporigheden. Foster's Zalf (let op den juisteu naam) is te deu Helder verkriigb. by Alb. ten Klooster, Keizerstraat 98. Toezending geschiedt franco na oatv. v. poatw. 4 f 1.76 p. doos. (82

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1916 | | pagina 1