HELDERSCHE COURANT Tweede Blad. Het Hoogheemnadschap Inent-Hollands NowJefkwattier. vin DINSDAB 20 MEI IBIS. Heden en morgen wellicht zul len eindelyk de Staten dezer Pro vincie behandelen de voordracht van Gedeputeerde Staten tot in stelling van een nieuw Waterschap boven het IJ, dat niet alleen het beheer en onderhoud over de Zui derzeedijken en binnenwaterkee- ringen benevens de Hondsbossche Zeedijk zal overnemen van de vroe gere Waterschappen; doch ook belast zal worden niet de inning van 60 der rente en aflossing van de 20 millioenleening, die voor dichting en verzwaring der Zui derzeedijken zijn noodig geweest na den watersnood van 1916. Wij hebben de bezwaren tegen deze voordracht onlangs in dit blad uiteengezet en daarbij be toogd, dat deze laatste taak, de dekking der watersnoodkosten dus, niet op het nieuwe Hoogheem raadschap, doch op de g e h e e 1 e provincie diende te rusten. Ons gemeentebestuur heeft daarbij in samenwerking met de besturen der polders Helder, Huis duinen en Koegras nog getracht in de provincie wat belangstelling te wekken, door deze zaak te doen bespreken in de Noord-Holland- sche Vereeniging van Nederl. Ge meenten. Een vergadering, daarover van wege die vereeniging te Amster dam gehouden, alwaar onderge- teekende tegen de voordracht en de heer Kruseman ten gunste daarvan een inleiding hield, 'was echter te slecht bezocht, om in een of andere richting nog invloed op de Staten te kunnen uitoefenen. De 2 ton, die aanstonds van de gezamenlijke huiseigenaren in de verschillende gemeenten door het Hoogheemraadschap zal worden geheven, hetgeen toch voor een arbeiderswoning al gauw op 2.60 verhooging der grondlasten neer komt, zal hen nog wel, maar dan te laat, wakker maken. Intusschcn had in de Staten het afdeelingsonderzoek plaats en van meer dan één zijde bleken de door ons geopperde bedenkingen te worden gedeeld, terwijl ook vele andere bezwaren naar voren kwamen. In hun antwoord, dat verleden Vrijdag daarop verscheen, zijn Ge deputeerde Staten, naar wij mee- nen, er niet in geslaagd, die be zwaren te ontzenuwen. Van eenige tegemoetkoming is echter van die zijde geen sprake. Het is volkomen de houding van een college, dat onder alle om standigheden op een meerderheid rekent, omdat hun voorstellen aan die meerderheid welgevallig zijn. Of dit verstandige politiek is van Gedeputeerde Staten, wen- schen wij echter te betwijfelen. „Ook recht, dat geschon den wordt, b 1 ij f t recht" zeide Minister Cort v. d. Linden in 3917 eens en, wanneer deze voordracht ongewijzigd wordt aan genomen, zal het zijn met een ster ke minderheid er tegen. Dat wil dus zeggen, dat de op positie tegen deze regeling niet zal rusten, maar dat, evenals dit in Friesland het geval was, elk oogenblik de Staten zullen worden lastig gevallen met adressen tot verlichting en billijker verdeeling van lasten. En evenals in Friesland zal men ook hier op den duur komen tot overname der buitengewone lasten door de provincie, om de water schappen alleen voor het toekom stig onderhoud te laten zorgen. Dit ware te voorkomen, door nu reeds die lasten voor rekening der geheele provincie te nemen. Al de nieuwe objecten, die voor 't eerst voor de zeeweringen moe ten meebetalen, zullen evengoed door dat onderhoud al genoeg zaam worden belast. Wanneer wij alleen maar reke nen op welke enorme bedragen een goede verdediging der Noord zeekust ons nog zal komen te staan. Wij willen nu even aan de hand der schriftelijke gedachten- wisseling over deze zaak in de Staten nog enkele kantteekepin- gen maken. In het Verslag der Staten lezen wij allereerst op blz. 3: „Door verschillende leden werd dan ook de vraag gesteld, of de oprichting van het Hoogheem raadschap voor Ged. Staten niet allereerst een financieele kwes tie was." Hiermede dus doelende op het dekken der watersnoodleening. Op blz. 5 vervolgen andere leden echter: „Waar door sommigen tegen het voorstel werd aangevoerd, dat de financieele kwestie niet vreemd was aan de getroffen op lossing, werd door anderen als een voordeel aangemerkt, dat de oprichting een middel bood de kosten van den watersnood naar billijkheid te verdeelen, al kon men over de grootte van de bijdrage twisten." Uit dit laatste blijkt, dat er in de Staten een strooming is, die over een grooter aandeel door de Provincie wel wil praten. In an deren vorm wilden weer andere leden de dijkslasten gemeen ma ken, n.1. door van de geheele pro vincie één groot waterschap te maken of wel het geheele beheer en onderhoud rechtstreeks dooi de provincie als zoodanig te doen geschieden. Beide oplossingen vonden be strijding en bieden ook weinig kans van slagen. Omtrent de begrenzing lezen wh op blz. 9: „Verscheidene leden woxen van oordeel, dat de grens naar het Zuiden moest worden uitge breid, zoo, dat ook de vruchtbare gronden in den IJ-polder werden opgenomen." En op blz. 11: „Het betrekken van gebieden als de polder Helder en Huis duinen, Callantsoog en het Hoekje binnen de grenzen van het te vormen Hoogheemraad schap, werd door enkele leden een fout genoemd." - Deze 'leden verwezen naar het ter zake ingediende bezwaarschrift van die polders en onze gemeente on meenden, dat, als Amsterdam er buiten werd gelaten als niet te behooren tot do belanghebbenden, de genoemde polders er zeker niet bij behoorden. Al do genoemde bezwaren kwa men in liet Verslag bjj de bespre king der watersnoodleening in sterke mate terug en wij betreuren het ernstig, dat Ged. Staten door wat toegevendheid op dit punt de oppositie niet hebben trachten te bezweren. Veel van de overige bezwaren tegen de nieuwe regeling zouden vervallen, als verlichting van las ten in uitzicht werd gesteld. Wat doen Ged. Staten echter in hun antwoord? Wij zullen enkele gedeelten daaruit citeeren. Omtrent de IJpolders zeggen zij op blz. 8: „De IJ-p o 1 d e r s worden niet dan zeer indirect door de zee weringen van het Hoogheem raadschap, buiten welks ring zij zijn gelegen, beschermd. Hunne weringen tegen de zee bestaan in de sluiswerken te IJ m u i d e n en den afsluit- dam te Schellingwoude, die. beiden door het Rijk worden onderhouden. Uit hoofde van hun belang bij het Hoogheem raadschap kan dus niet tot hunne schuldplichtigheid worden besloten." Wij hebben in dit betoog enkele woorden onderstreept. Wanneer men inplaats van het eerste woord leest de polders Helder. Huisduinen en Koegras, inplaats IJmuiden Helder en voor de afsluitdam te Schelling- woude de Heldersche Zee wering ende KoegrasZee- d ij k, dan klopt overigens alles met de werkelijke toestand in het Noorden. Het blijkt nu, dat de IJpolders nóch tot het Noordelijk Water schap, nóch tot het nog te stich ten zuidelijke zullen behooren, maar afzonderlijk blijven. Welnu als dat kan, dan is het ook mogelijk de polders in het Noorden al' te snijden, die in precies dezelfde omstandigheden verkeeren. Dit wordt echter nog steeds door Ged. Staten halstarrig ontkend, hoewel zij niets bewijzen. Op blz. 10 lezen wij daaromtrent: „Naar ons gevoelen vloeit uit de ligging van deze noordpunt van het vaste land van Noord holland onafwijsbaar voort, dat het bedoelde gebied met het overige gedeelte van het Noor derkwartier in enge belangen gemeenschap staat, eene ge meenschap, die niet in de laatste plaats hierin is gelegen, dat dit gebied in geval van eene dijk breuk zeer licht zijne verbindin gen met het zuiden zou verliezen en daardoor in niet geringe moeilijkheden zou kunnen gera ken. In dit opzicht bestaat er groot verschil met Amsterdam, waarmede de gemeente Helder met betrekking tot dit punt is vergeleken. Ook al moge het gansche Noorderkwartier onder water staan, toch zal Amsterdam niet zonder achterland blijven en in zijne verbindingslijnen niet worden gestoord; Helder daar entegen zal op zich zelf aange wezen zijn en te land niet uit het overige gedeelte van Neder land te bereiken zijn. Voorts bestaat er voor deze landen ook steeds een gevaar voor inundatie uit het zuiden, daar de ebdeuren der Zijper schutsluis, gelijk nog onlangs is vastgesteld, niet hooger keeren dan 0.15 M. N. A. P." Op deze zelfde bladzijde is dan even te voren betoogd, dat Scher merboezem het overstroomings- water ver het land in kan voeren. Hoe zw ak Ged. Staten hier staan getuigt allereerst hunne verwij zing naar de Zijpersluis. Een deskundige als Dr. Beek man schrijft over deze sluis in zijn historisch overzicht, te vinden in de Catalogus van de Tentoonstel ling Hollands Noorderkwartier 1917: „Op het snijpunt van het N.- Holl. Kanaal met den Noorde lijken ringdijk werd de Zijper schutsluis gelegd, om bij door braak van den zeedijk van het Koegras of een bezwijken der sluizen aan het Nieuwediep het overstroomingswater te kunnen keeren Die sluis wordt door Ged. Staten nu in eens gepromoveerd tot een keering van water uit het Zuiden en dus tot bescherming van het Noorden. En dan zou men zoo stom zijn er deurtjes in te zetten die slechts 15 c.M. boven A. P. uitkomen? Ged. Staten zien wel die lage eb deuren; doch vergeten de hooge vloeddeuren, die alleen dicht gaan als er overstroomingswater uit het Noorden te keeren is. Zoo schrijft Dr. Beekman over de Oude Sluis, dat deze eveneens als regel open staat, alléén in T belang van Schermerboe zem zelf kan zij worden gesloten. Letten wij echter op iets anders, n.1. de hoogste waterstanden in Schermerboezem, dan is die tijdens de watervloed in 1916 geweest op: 22 Jan. 1916' aan 't Nieuwediep 5 N. A. P., aan de Zijpersluis 6 N. A. P.; 16 Febr. 1916 aan 't Nieuwediep 0 N. A. P., aan de Zijpersluis 2 N. A. P. Zijn dit hooge waterstanden? Wie deze in de Provinciale ver slagen nagaat, zal zien, dat in Dec. 1914 het peil van 0 N. A. P. eveneens is bereikt en dat standen van 3, 5, 7 en 8 N. A. P. meer malen voorkwamen in voorgaande jaren en ook in 1917. Als dus met een watervloed als in 1916 de ebdeurtjes van 15 cM. -f- N. A. P. voldoende waren, waar om zouden zij dat dan niet altijd zijn? De zaak is, dat, vóór Schermer boezem zoo hoog staat, dat er ge vaar voor overstrooming in het Noorden is, (waar men n.b. altijd water tekort heeft bijna) door «ie spuiing aan 't Nieuwediep al lang weer gewoon water heeft. Dr. Beekman zegt daarvan: „Het Groot N. Holl. Kanaal en daarmede Schermerboezem loost door twee schutsluizen op de Haven van Nieuwediep, omdat daar de ebben het laagst a f 1 o o p e n." Natuurlijk weten Ged. Staten dit alles ook wel, maar het zou hun be toog over de twee streng geschei den belangensferen, waarbij den Helder wel en Amsterdam abso luut geen belang bij de Zuider zeedijken zou hebben, heelemaal omver gooien. Intusschen erkennen Ged. Sta ten, dat Amsterdam "er toch ook wel eenig belang bij heeft. Dat kan ook wel niet anders, want in de Notulen der Zomerzitting 1916 Bijlage M M M 2 blz. 8 betoogden zij nog: „dat als belanghebbenden bij de noodwaterkeering tusschen Buiksloot en den Purmerdijk te Ilpendam volgens 't plan-Visser, die op bijna 3 millioen wordt ge schat, kunnen worden be schouwd: 1. Het Hoogheemraadschap Wa terland; 2. Idem v. d. Uitw. Sluizen van Kennemerland en West Fries land; 3. D e Gemeente Amster- d a m." Wij zouden, ook aan de hand eener zelfde geschiedenis in Fries land, nog vele bewijzen kunnen bijbrengen voor onze stelling, dat ons gebied ten onrechte moet mee betalen en het zuiden even on rechtmatig wordt vrijgelaten. Wij doen dit liever niet, al zullen wij in de Staten zelf wellicht al ons materiaal moeten gebruiken. Een enkel woord tot slot over de verdeeling der lasten, zooals die nu zal worden als het voorstel er zoo door komt en zooals het bil lijker kan zijn bij overname der watersnoodkosten door de Pro vincie. De van ouds dijkplichtigen beta len van de 60 der watersnood kosten een bedrag van pl.rn. ƒ244.000.— vooraf. Dan blijft er nog 575.000.- per jaar te betalen over. Deze worden gedekt door eene heffing op 't ongebouwd naar 5 der belastbare opbrengst, hetgeen 375.000.zal opbrengen en 21/» van de gebouwde eigendommen, binnen het Hoogheemraadschap, dat 200.000.oplevert. De provincie zelf neemt buiten de 40 nog voor hare rekening epn deel der noodwaterkeeringen en kosten van droogmalen, terwij! de kosten der dijken boven de 20 millioen eveneens door haar wor den overgenomen. Alles en alles is dit in het eerst'.: jaar pl.ra. 846.000. Tegenover de f 819.000.van het Hoogheemraadschap schijnt dit dus zeer royaal. Maar tot de provincie behoort óók het Hoogheemraadschap en degenen die de f 819.000.op brengen betalen ook nog eens hun deel in die f 846.000. Die 846.000.zullen door de provincie moeten worden gevon den door opcentenverhooging, vooral, naar zij zich voorstellen, op de personeele belasting, inkom sten- en vermogensbelasting. De vraag is nu, hoeveel betaalt de bevolking in het Noorden bui ten drov 819.000.nog aan die 846.000.—? De bevolking in het Zuiden en het Noorden verhoudt zich als 3 1 (948841 en 321967). Dit is even eens het geval met de belastbare opbrengst (56 en 151/» millioen). We zullen dus niet ver mis zijn als we zeggen, dat het Hoogheem raadschap met 321967 inwoners betaalt J 819.000.f- 169.200.- 988.200.of 3.ruim per inwoner, terwijl het overige deel der provincie zal betalen van 846.000.— 676.800.— evenwel met 948841 inwoners of 0.70 per inwoner. Neemt men het volgens de be lastbare opbrengst dan draagt Noord met zijn f 988.200.van 1 ö1/» millioen bij 0.4 en Zuid met 676.800.— van de 56 mil lioen slechts 1.2 En dat noemt men dan billijk verdeeld. Een huiseigenaar in den Helder, zal in de Watersnoodleening voor elk zijner huizen 2.50 meer las ten mogen opbrengen, heeft hij nog ongebouwd, ook daar zal hij 5 op zien leggen. En dan komt de provincie nog met verhooging harer opcenten, waaraan hij weêr mag meêbetalen. Zijn collega in Amsterdam, die evenveel of even weinig met die lasten te maken heeft, betaalt alleen het laatste. Er is ten slotte slechts één argu ment, waarmeê kan worden aan getoond, dat den Helder in het toekomstige Hoogheemraadschap komt en wel, dat bij een doorbraak der Hondsbossche Zeewering onze verbindingen met het Zuiden ver loren gaan. Een sterk argument is het niet eens, want wij, Helderschen, zijn op 't stuk van verbindingen niet verwend en als we eens een tijdje, evenals Texel, op een eiland moes ten zitten, zouden we varende mis schien even vlug Amsterdam be reiken dan nu met die fameuse spoorverbindingen, die dan zulk een gevaar loopen. Maar toegegeven, dat het een argument is, dan geldt dit alleen de Noordzeekust en dus de meebe taling aan het toekomstig onder houd daarvan. Doch die djjk is niet doorgebroken en daarvoor heeft de 20 millioenleening niet gediend. Ons bezwaar is vooral, dat men ons bovendien wil laten meebeta len aan de kosten van dichting en verzwaring der Zuiderzeedijken, terwijl anderen daar vrij van zijn. Indien de geheele provincie dit voor hare rekening neemt, zijn we daar evenmin vrij van, maar is het aandeel veel kleiner en heel wat billijker verdeeld. Wij zullen dus zien, wat er in de Staten in dit opzicht nog is los te krygen. Maar mocht de voordracht zóó in stemming komen, dan zullen wij er met de grootst mogelijke vrij heid onze stem tegen uit bren gen. Hopen wij dus, dat de Staten bil lijker zijn dan onze Gedeputeerden en dat zij, hoewel de macht bezit tende, aan een deel der Provincie zulkonrecht niet zullen aandoen. A. W. MICHELS. Helder 16 Mei 1919. l) „Buiten welks ring" een ring, die zij zeil' toch eerst hebben ge maakt en die ook anders ware te maken. -) Toen de Watersnood Commis sie in 1916 aan Ged. Staten vroeg, in hoeverre Amsterdam gevaar had geloopen, antwoordden zij: „dat Amsterdam door vol strooming van 't Noordzeekanaal en het IJ natuurlijk bedreigd kan worden, doch dat tijdige af- spuiing op IJmuiden veel van dat gevaar voorkomt." Waarom erkennen zij dit nu niet voor den Helder, waar dit door den afstand en de veel grootere boezem nog meer het geval is? PLAATSELIJK NIEUWS. Bond van Korporaals der Kon. Marine. Zesde Algem. Vergadering. Donderdagavond en Vrijdag d. o. v. den geheelen dag, was boven genoemde Bond in Jaarvergade ring bijeen in het Gebouw v. d. B. v. M. M. P., onder presidium van den heer J. Mulder, voorzitter van het Hoofdbestuur. Aanwezig waren behalve het Hoofdbestuur, de Afd. „Helder", „Amsterdam", „Heemskerck". „Schorpioen", „Buffel", „Zeven Provinciën", .Heiden" en „Tromp", te zamen met 19 afgevaardigden. Nog aanwezig de Admin. van den Bond, de heer D. C. A. de Zwart. De voorzitter heet de afgevaar digden hartelijk welkom, in het bij zonder die uit Indië. In den oor logstijd liet de verbinding met Indië dikwijls wat te wenschen over, waardoor men elkander we derzijds niet altijd even goed be greep. Toch deed het het H. B. goed te vernemen, dat men daar steeds actief aan het verenigings leven deelnam. Het doet den Voorzitter genoe gen te kunnen mededeelen, dat aan de leden van het H. B. als mede aan de afgevaardigden ver lof is toegestaan, om deze vergade ring te kunnen bijwonen. Het H. B. is voortgegaan op den ingeslagen weg om te trachten een- heid en samenwerking te verkrij gen onder al het personeel der Marine onder den rang van offi cier. Djj weinige resultaten, die tol nog toe zijn bereikt, trots het harde werken van de organisaties ieder afzonderlijk, moeten voor een groot deel worden toegeschreven aan het gebrek aan samenwerking tus schen de verschillende organisaties onderling. Daarom verheugt het H. B. zich er over, dat er nog altijd tusschen die organisaties een band bestaat in het Salaris-Comité, tot welks ontstaan de Bond van Kor poraals het initiatief heeft geno men. De resultaten van dit werken doen zich reeds gevoelen in hei Pensioenadres, den Duurtetoeslag, Vergoeding voor kleeding bij be vordering, enz., enz. In de beken de Novemberweek hebben ook wij onze eischon kenbaar gemaakt en het eerste gevolg is geweest de benoeming der Commissie voor de Rechtspositie, waarin wij als onzeu vertegenwoordiger hebben doen opnemen den rechten man op de rechte plaats, n.1. onzen administra teur, den heer D. C. A. de Zwart. Het H. B. zegt de afgevaardig den dank, dat zij in deze moeilijke dagen zich beslist en krachtig achter de leiding hebben ge schaard. Door de dure tijden moest afge zien worden van het drukken van het Jaarverslag; ook kon daardoor het Correspondentieblad slechts eenmaal per maand verschijnen. Trots dien financieel slechten tijd mocht niet gewacht worden met het verhoogen van den duurtetoe slag aan den administrateur, welke voor het afgeloopen jaar op 300.is gesteld, terwijl voor het loopende jaar bereids één kwart van dit bedrag is toegekend. De Voorzitter hoopt en vertrouwt, dai de jaarvergadering deze besluiten van het H. B. zal bekrachtigen. In November van het vorig jaar is door een commissie uit de ver schillende Bonden van het Marine personeel een Sanatoriumfonds ge sticht, waartoe voorloopig ook de Bond van Korporaals is toegetre den. Alhoewel het H. B. meent, dat de zorg voor de verpleging der ge zinnen van de schepelingen op d«- Overheid rust, kan niet gewacht worden, dat deze zorg uit de Bon den der organisaties wordt over genomen. Een feit is het, dat dooi de benarde tijdsomstandigheden het cijfer der T. B. C.-lijdcrs, ook bij de Marine, toeneemt en daarom hoopt het H. B. dat de Jaarverga dering ook dit besluit zal goedkeu ren en wekt het de leden op, lid te worden van genoemd fonds. Wij staan thans met onze Bon den in het teeken der eenheid. De aanvankelijke samenwerking in het Salaris-Comité heeft geleid tot het stichten van een Fusie-Com missie, waarvan onze administra teur wel de ziel kon genoemd wor den. Het omvangrijke werk dier Commissie is neergelegd in een rapport, welks conclusies thans aan de Jaarvergadering zullen wor den voorgelegd. Vrijdag 9 Mei heeft, naar aanlei ding van dat rapport, een gecom bineerde vergadering plaats gehad der respectieve Hoofdbesturen, welke vergadering tot resultaat had dat er tot fusie is besloten. Wel is nog niet besloten kunnen worden tot de stichting van één verbond, zooals door de Fusie-Commissie was voorgesteld. De z.g.n. princi- piëele bezwaren der onderofficie ren. waarschijnlijk in het leven ge roepen door de oppositie van den L. t. Z. Chaillet, stonden deze nog nauwere aaneensluiting in den weg. Dit neemt niet weg, dat het H. B. v. d. Bond van Korporaals niet wanhoopt aan het welslagen van de pogingen, die in deze rich ting in de toekomst zullen worden hervat en waartoe het eens zal moeten komen, In het belang èn van de Marine zelf èn van het personeel onder den rang van officier. De Voorzitter v. h. H. B. eindigt zijn openingswoord met den wensch uit te spreken, dat de de batten, zoo noodig scherp, toch op bouwend mogen zijn en dat de critlek, die zal worden uitgeoefend, op hoog peil moge staan. Hiermede verklaart de Voorzit ter deze zesde algemeene vergade- ring voor geopend. Thans gaat men over tot de be handeling van het tweede punt dei- agenda, n.1.: Bespreking beleid Hoofdbestuur, waarbij overeenge komen wordt tevens te bespreken het Correspondentieblad. Verschil lende afgevaardigden voeren hier bij het woord, slechts heel weinig om critiek uit te spreken, doch meer om dank te brengen aan het H. B. voor de gevoerde tactiek en voor het krachtig werken van het H. B. voor de belangen van de korporaals der Marine. Wel uitte men menige wenschen omtrent het Correspondentieblad; wel had men dit graag wat meer willen zien verschijnen; ook had men het gaarne wat actueeler en wat fris- scher geredigeerd gezien, doch na dat vooral door den administrateur gewezen was op de hooge kosten van het drukwerk en de minder goede stand der financiën van den Bond, welke contributieverhooging dringend noodzakelijk maakt, ein digt men met het beleid H. B. en de redactie v. h. Correspondentie blad niet alleen met algemeene stemmen goed te keuren, doch zegt men tevens èn H. B. èn administra teur dank voor het vele goede werk dat door hen in het belang van de Organisatie is verricht. Het derde punt der agenda be treft de behandeling van de inge diende voorstellen. Allereerst komen in bespreking eenige voorstellen tot verhooging van de contributie. Hieronder was er een van het H. B„ om haar te brengen van 15 cent tot 25 ct. per week en per lid. De afd. Amster dam had voorgesteld 20 ct., terwijl de afd. Helder ook 25 ct. wilde, doch slechts tijdelijk. Na langdu rige bespreking wordt het voor stel H. B. met algemeene stemmen aangenomen, terwijl besloten wordt dat dit voorstel bij referendum 75 der stemmen op zich moest vereenigen. Verkreeg het voorstel dit aantal stemmen niet, dan was het verworpen. De volgende voorstellen handel den (fver de uitkeering bij beval ling en bij overlijden. Er was een voorstel van de afd. Helder, om de eerste te laten vervallen, de laatste te verhoogen. Afd. Amsterdam stel de voor, dat uitkeering bij beval ling te brengen van 5.op 10.met het oog op de tijdsom standigheden, terwijl het H. B. voorstelde, eveneens om deze uit keering te verdubbelen en die bij overlijden te verhoogen van f 50. op 250.—. Ook over deze voorstellen wordt lang van gedachten gewisseld. Aan het einde der discussies wordt het voorstel, om de uitkeering bij be valling van 5.op J 10.te brengen, alzoo te verdubbelen, aangenomen met 12 stemmen voor en 7 tegen. Bij het voorstel H. B., om de uit keering bij overlijden op 250. te stellen, staken de stemmen en is dit daarom verworpen. Een tus- schenvoorstel van de afd. Helder om die uitkeering te bepalen op 150.wordt aangenomen met 15 stemmen voor en 4 tegen. De volgende voorstellen betref fen het salaris van den administra teur. De afd. Helder motiveerde een voorstel tot salarisherziening niet de toelichting dat, aangezien de korporaals allen actie voeren voor een behoorlijke bezoldiging en de administrateur in dien strijd zoo'n leeuwendeel voor zijn reke ning neemt, het in de eerste plaats de plicht van den Bond is, dat de administrateur ook behoorlijk be zoldigd wordt. Na eenige bespreking, waarbij door alle afgevaardigden namens hun afdeeling lof werd gebracht aan het ve_lc goede werk, dat door den administrateur voor den Bond wordt verricht, wordt het voorstel van het H. B., om het salaris van den administrateur te stellen op 30.per week, met ingang van 1 April 1919 (op welken datum dan de duurtetoeslag zou ophouden) met algemeene stemmen aange nomen. Hierna worden nog lange dis cussies gehouden over een herzie ning van het reglement op de uit keering bij overlijden. Het voor stel, dat daaromtrent was ingediend door de afd. Helder werd op het eind ingetrokken, dat van het H. B. aangenomen. Omtrent een voorstel van „F r e t", Reveil Provin ciën" en „T. D." betreffende de Evenredige Vertegenwoordiging op de Jaarvergadering, komt men na eenige bespreking tot de conclu sie, dat er een commissie zal wor den benoemd, die deze zaak onder de oogen zal zien en zoo noodig op de volgende jaarvergadering met voorstellen tot wijziging van het Reglement zal komen. Wegens het late uur schorst de Voorzitter thans de vergadering tot Vrijdagmorgen 9 uur. Vergadering van Vrijdag 16 Mei. Nadat de Voorzitter de vergade ring heropend heeft, komt al spoe dig aan de orde punt 14 van den B. B., ingediend door de afd. Het- levoetsluis en luidende: „Het H. B. doe stappen tot inni ger samenwerking tusschen de verschillende Marinebonden. Zoo noodig mogelijk) één bond be neden den rang van officier." De toelichting tot dit voorstel luidde: „Vele dingen hebben de leden der verschillende organisa ties gemeen, zooals rechtspositie, weduwen- en weezenpensioen enz. Eendracht maakt macht." Het praeadvies van het H. B. op dit voorstel luidde: „Het Hoofdbestuur is reeds ge- ruimen tijd werkzaam geweest in de richting van dit voorstel. Het heeft daarom eerst het ini tiatief genomen tot de stichting van het Salaris-Comité, later tot het vormen eener fusie-commissie. Deze is nu met haar rapport ge reed gekomen, hetgeen bereids aan de afdeelingen gezonden is. Aan dit rapport een lijvig stuk werk ontleenen wij, dat de Commissie eenstemmig tot de con clusie is gekomen: „dat de Marineorganisaties er naar moeten streven om zoo spoe dig mogelijk één organisatie te stichten van Marinepersoneel. Want direct moet worden beaamd, dat men in de burgermaatschappij geen scheiding heeft gemaakt tusschen hoog- of lager bezoldig den, dan wel tusschen hoogere of lagere rangen. Men heeft er naar gestreefd, alle loontrekkenden in een bedrijf (met terzijdestelling der bedrijfsleiding) in één organisatie onder te brengen." „Men kan wel bemerken, dat men in de burgermaatschappij de marineverhoudingen een belang rijk eind vooruit is en dat meh daar zelfs aan de vervolmaking nog niet toe is. Of nu bij de Marine de verhou dingen zoodanig zijn, dat onmid dellijk eveneens naar een volledige bedrijfsorganisatie gestreefd zon moeten worden, d.i.d. één organi satie te stichten voor het personeel beneden den rang van officier, meenen ondergeteekenden ontken nend te moeten beantwoorden. Men zal moeten beamen dat het gescheiden optrekken van het Marinepersoneel in diverse orga nisaties dit personeel niet dii; resultaten bezorgd heeft, welke bij één flinke organisatie zouden ver kregen zijn. Hieruit is dan voor ons voldoende argument te putten, om den weg, waarop de arbeiders in de burgermaatschappij ons zijn voorgegaan, eveneens in te slaan. Hierbij zouden wij echter ernstig moeten waarschuwen om niet ver der te gaan, dan het ontwikkelings stadium, waarin het organisatie- bewustzijn onder het Marineperso neel verkeert, en dus ook niet een ontwikkelingsphase over te sprin gen. „Het zal dus o. i. noodig zijn, dat men eerst streeft naar de stichting van algemeene bonden, met een onderlinge (federatieve) samenwerking." De Fusie-Commissie stelt nu aan de diverse organisaties van Mari nepersoneel voor over te gaan tot de stichting van: Eén bond voor alle onderofficie ren boven den korporaalsrang. Eén bond voor alle korporaals. Eén bond voor al het personeel (ook militie) beneden den korpor raalsrang. Als gevolg hiervan zullen dus de categorie-organisaties zich uit moe ten spreken over een oplossing in de bestaande algemeene bonden en zal overleg noodzakelijk zijn, ora de verkregen rechten van leden dier organisaties te waarborgen, of wel ze in den betrokken algemee- nen bond geheel als volberechtigde leden op te nemen. Dit moet ech ter o.i. een punt zijn van overleg tusschen de betrokken Hoofdbe sturen. Dit overleg nu heeft plaats ge had op een vergadering van 9 Mei en het H. B. van den Korporaals Bond vraagt nu machtiging van de Jaarvergadering om met het be stuur van den Bond van On- deroff.-machinedrijver en -stoker „Voorwaarts", wanneer door dezen Bond het besluit tot samensmel ting mocht worden genomen, al die overeenkomsten aan te gaan, welke geacht kunnen worden een goede uitvoering der fusie bevoi> derlijk te zijn. Naar aanleiding van deze zaak voeren vele afgevaardigden het woord, terwijl de administrateur er een uitvoerige bespreking aan wijdt. Alle afgevaardigden juichen de pogingen tot nadere samenwer king toe, en betreuren dat voors hands nog niet kan worden over gegaan tot een nog nauwere sa mensmelting. Het H. B. wordt ten slotte gemachtigd alle pogingen in 't werk te stellen, om tot het be oogde doel te geraken en alles tc vermijden wat de bereiking van het gewenschte doel in den weg zou kunnen staan. De Voorzitter spreekt zijn vol doening uit over het gevallen be sluit. Hij hoopt, dat het weldra tot fusie zal komen, waardoor in de naaste toekomst drie machtige bon den zullen ontstaan, die gezamen lijk weer één groot geheel zullen uitmaken, want er zal in de ko mende tijden voor het Marineper soneel veel opbouwend werk moe ten worden verricht Nadat nog een paar voorstellen zijn besproken betreffende te ijve ren voor het weder toekennen van den duurtetoeslag en voor betere traktementsverhooging, waarbij het H. B. vooral op het hart gedrukt wordt, om ook de belangen van de ongehuwden of te wel „vrije jon gens" niet over het hoofd te zieu en het H. B. zich had verdedigd met te zeggen, dat het steeds voor de belangen van gehuwden en on gehuwden gelijkelijk op de bres springt, komt een zeer belangrijk punt aan de orde, belichaamd in een voorstel van de „Kon. Re gentes" en van „Peking" lui- dende: „De jaarvergadering draagt het H. B. op, cr voor te ijveren, de mid delen te vinden ter bestrijding van de geslachtsziekten." De besprekingen over dit punt droegen een zeer ernstig karakter, geheel en al in overeenstemming met den ernst van het verschrik kelijke kwaad, dat men hier onder het oog zag. Ernstige beschuldi gingen werden geuit, zoowel aau het adres van het personeel zelf, dat dikwijls onder den invloed van den alcohol zich roekeloos aan de gevaren van besmetting blootstelt, als aan bet adres van de autoritei ten, die menigmaal uit gemak zucht de hand lichten met de doel treffende middelen die kunnen worden aangewend tot bestrijding van deze vreeselijke ziekte. Als eeu dier middelen werd genoemd het verspreiden van kennis door het houden van populaire voordrach ten over de vreeselijke gevolgen van dezen voortwoekerenden kan ker zoo bij de Marine als in de burgerij en juist in dit opzicht schoten zij, die hiervoor aangewe zen waren, schromelijk tekort. Schrille cijfers werden genoemd omtrent de proportiën, die dit euvel had aangenomen en met kracht en klem werd aangedron gen op een korter verblijf in da Tropen of op medeneming van het gezin van gehuwden bij een lang duriger verblijf. Ten slotte werd er op gewezen dat de officieren van gezondheid te dezen opzichte wat minder als o f f i c 1 e r en wat meer als medici moesten worden be schouwd. Jammer was bet, dat men ten aanzien van dit punt voorloopig niet veel meer kon doen, dan het voor kennisgeving aannemen. Nog stonden er een 30-tal pun ten op den Beschrijvingsbrief, die alle betrekking hadden op klee ding, voeding, wacht, bevordering, salarieëring enz., enz., en die onder het algemeene hoofd van Rechtspositie waren ondergebracht. Wijl al deze zaken iu de Commissie, regelende de rechtspositie, óf aan de orde zijn óf aan de orde zullen komen, hield de administrateur, die in deze Commissie als gedelegeerde van den Bond van Korporaals zitting heeft, een uitvoerige inleiding, waarin duidelijk uitkwam, welk deel voor onmiddellijke regeling vatbaar is en welk deel door het georganiseerd overleg moet tot stand komen. Over al deze zaken wordt na de uitvoerige bespreking door den ad ministrateur onder de afgevaardig den nog van gedachten gewisseld, waarna den administrateur bij monde van den voorzitter dank wordt gebracht voor zijn belang rijke uiteenzetting en men zich al gemeen vereenigt met de conclu sies, door het H. B. voorgesteld of de toezeggingen, door hen gedaan. Het volgende punt der agenda, luidende verkiezing leden Hoofdbe stuur loopt vlug van stapel. Een der Hoofdbestuurders is niet ver kiesbaar, n.1. de heer Paardenkoo- per. In diens plaats wordt de heer Visser gekozen. De andere aftre dende leaen worden allen herkozen. Den heer Paardenkooper wordt dank gezegd voor het vele werk, dat hij voor de organisatie heelt gedaan; hij zelf zegt dank voor liet vertrouwen, dat men in hem heeft gesteld. De Voorzitter ziet in het bij acclamatie herbenoemen van het aftredend H. B. een bewijs van vertrouwen in de leiding, waarvoor hij op zijn beurt de jaarvergadering dank zegt. Bij het laatste punt der agenda, rondvraag en sluiting, wordt aller eerst het H. B. machtiging ver leent, de toegezegde steun voor het Sanatoriumfond» te verleenen. Ver volgens komen nog eenige wen schen en grieven ter sprake, waar van do voorzitter toezegt, dat er goede nota van zal worden ge nomen. Verschillende afgevaardigden brengen thans den dank hunner afd. over aan het H. B. voor het goede beleid en de krachtige lei ding gedurende het afgeloopen jaar, doch de Voorzitter wentelt drie kwart van dien lof af op de schouders van den administrateur, die het H. B. voortdurend met raad en daad ter zijde staat. Nadat hij den afgevaardigden nog dank heeft gezegd voor den aangenamen toon en den kameraad- schappelyken geest, waarin de de batten gedurende deze goedge slaagde jaarvergadering zijn ge houden, sluit hij de bijeenkomst. Da Jaargetijde». Ofschoon door de R. K. Vereeni- giDg voor Volkszang reeds twee maal opgevoerd in den Volksbond, werd de Jaargetijden van Joseph Haydn Vrijdagavond nogmaals en thaos in „Tivoli" opgevoerd Velen waren opgekomen om dit werk van onvergankelijke schoonheid, met zijn bekoorlijke melodieën, te hooren. Solisten ware» mej. Annie Hoogen- boscb, sopraan, en de heeren Bram van der Stap bas, en Walter van Son uit 's Hertogenbosch, tenor. De pianobegeleiding was in handen van mej. Tonny Leewens. De heer Th. de Groen die de beide vorige malen de tenorpartij vertolkte, was door ongesteldheid verhinderd, waarvoor de heer Van Son inviel. Deze tenor bezit niet zoo'n klankvol geluid als de heer de Groen. Ook is zijn Bra- bantach dialect soms hinderlijk. In den samenzang kwam zijn stem al zeer zwak uit b.v. in No. 12, de opkomBt der zon. Daarentegen was hij in het duet met de sopraan met No. 24 .Welk geluk is trouwe liefde", heel mooi en viel hem een dankbaar applaus ten deel. Minder gelukkig was hij in No. 36, waar de ver moeide reiziger den moed ontzinkt.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1919 | | pagina 5