sportIusen. Interpellatie=OUD S. Coltof I elderscbo Meubeltransport- en SleBponderneming. S. Coltof TWEEDE KAMER. in z^ke het personeel bij de Marine. Aan de orde is de interpellatie van den heer Oud om trent de voornemens van den Minister van Marine ten aanzien van het personeelvraagstuk. De heer OUD (V.-D.) herinnert eraan, dat bij de be handeling van de Marinebegrooting het personeelvraag stuk niet voldoende tot zijn recht is gekomen. De groote grief tegen het beleid van Minister Naudin ten Ca te was vooral, dat van den nieuwen koers bij het departement van Marine zoo weinig viel te bemerken. Spr. heeft des tijds de aandacht gevestigd op het verschil van behan-, deling van het personeel bij de departementen van Ma rine en Oorlog. Hij heeft erop gewezen, dat het depar tement van Marine ook het georganiseerd overleg moest aanwakkeren. Destijds heeft spr. den tydelijkem minister van Marine naar zijn standpunt inzake het personeel vraagstuk gevraagd. Deze verklaarde dat de definitieve Minister van Marine met goeden wil wel tot een oplos sing van dit vraagstuk zou kunnen komen. Dit heeft spr. vooral aanleiding tot deze interpellatie gegeven. Op de behandeling der Marinebegrooting wilde hij daar mede niet wachten, gezien de heerschende malaise. Onder de oommissie voor de rechtspositie heerscht groote ontstemming, omdat de Minister in een audiëntie met het personeel zou hebben verklaard, dat hij zijn lijn reeds voor zich zag, en door niemand zich van zijn standpunt zou laten afbrengen. Is dit inderdaad juist? Spr. licht hierop de dóór hem gestelde vragen nader toe. Vooraf wijst hij erop, dat, toen voor eenige maan den de „Zeven Provinciën" hier terugkwam, de heer Honcoop, chef der Vlenerische afdeeling van 't marine- hospitaal in Willemsoord heeft geïnformeerd, hoeveel ven erica aan boord waren, 't Antwoord was 90, waar van 40 besmet. Hij vroeg toen den heer Stoutendam, om aan boord te gaan, doch deze weigerde dit, omdat ex- maar een stoomsloep was, waarmede de vice-admiraal Bauduin, vertegenwoordiger der Koningin, naar 't schip ging. Ten slotte wist hij toch aan boord te komen, doch toen waren reeds eenigen met verlof van boord. Infcus- schen bleken 40 personen besmet van wie 21 gehuwd. De hoofdzaak van zijn vragen ligt in de quaestie der verhouding van den Minister tot de organisaties, ook aan boord. En wat betreft de inrichtingen aan den wal, er moet georganiseerd overleg zijn. Ook aan boord moe ten de mannen hun zaken kunnen laten bepleiten door liun eigen vertrouwensmannen. In de tweede plaats bespreekt spr. het stelsel van werving en waarschuwt tegen verkeerde behandeling van het korps onderofficieren. Met het kort dienstverband heeft men een categorie menschen gekregen, die geen enkel vooruitzicht hebben. Men moet min of meer terug naar het oude stelsel, niet wat betreft het lange dienstverband. Maar ieder, die in dienst komt, moet het kunnen brengen tot onder officier. Vooral moet men niemand in de Marine hou den, die daarin niet wenscht te blijven. Hoe denkt de Minister over de Militiemarine? Men moet die Militie marine niet verkeerd behandelen, anders krijgt men daarin soortgelijke toestanden als vroeger. Het laatste punt betreft de salarisregeling. Men moet niet alles van bovenaf regelen zonder onderling overleg. De sala- riaregeling, door de militaire commissies ontworpen, heeft bij alle categorieën ontevredenheid gewekt, spe ciaal bij de vaklieden. Minister Naudin ten Cate is deze nu gaan herzien, doch evenwel zonder overleg. Daar door deugt die regeling niet. Waarom nu niet een Sala- riscommissie ingesteld als voor de burgerlijke ambtena ren? Daarin moesten de vertegenwoordigers der vak bonden zitting hebben. Spr. stelt de volgende vragen: lo. Welke is de opvat ting van den Minister omtrent de verhouding tot de verschillende organisaties van het Marinepersoneel, ook wat betreft den dienst aan boord? 2o. Is de Minister van oordeel, dat dient te worden vastgehouden aan het bestaande stelsel van werving, waarbij het personeel is gesplitst in leerling-onderoffi cieren en in matrozen met kort dienstverband; zoo neen, heeft de Minister zich reeds een denkbeeld gevormd omtrent de daarin te brengen veranderingen? 3o. Wat is het oordeel van den Minister over de z.g. Militie-marine? 4o. Is de Minister bereid om de instelling te bevor deren van een permanente commissie van de salarissen van het militaire personeel, waarin de vertegenwoordi gers der verschillende organisaties zijn opgenomen? De MINISTER VAN MARINE, de heer BIJLEVELD, dankt den interpellant voor deze vragen waaruit een belangstelling der Kamer spreekt die hem als hoofd van zijn Departement niet anders dan aangenaam kan zijn. Uit de vragen blijkt dat de steller uitgaat van het positieve standpunt dat een marine voor Nederland on misbaar is. Dat standpunt is ook het zijne. Een souve- reine staat als de onze, gelegen aan zee, in t bezit van koloniën en door zijn historie gebonden, kan en mag niet zonder marine zijn. Er zijn inderdaad organisaties van militair marinepersoneel van vei-schillende rangen. Het is nu de vraag of deze in strijd zijn met het idee der militaire organisatie in het algemeen. Dit behoeft naar sprekers meening niet 't geval ite zijn. Organisa tie ter behartiging van gemeenschappelijke belangen komt voort uit de natuur van den mensch en is in be ginsel volstrekt niet afkeurenswaardig. .Maar het be staansrecht van die organisaties is gebonden aan 't eigenaardig karakter van elke organisatie. De militaire organisatie dient nu om de overheid in staat te stellen haar van God gegeven doel te vervullen. Daartoe dient het gezag volstrekt gerespecteerd. Al wat daarmede samenhangt kan geen onderwerp van overleg uitmaken. Elke poging om het gezag te brengen onder de sfeer der organisatie zal door den Minister worden weer staan. Maar wie de rechte man op de rechte plaats is, behoeft niet te aarzelen, zijn gezag uit te oefenen, voe ling houdende met zijn ondergeschikten en hun duide lijk te maken waarvoor onder bepaalde omstandigheden een bepaalde gezagsuiting noodzakelijk is. Dit werkt opvoedend en doet het gezag in waarde winnen. Daar over zou ook met organisaties kunnen worden geconfe reerd. Doch dit zal uitzondering blijven. Voor alle andere quaesties echter kan tegenover militair perso neel op dezelfde wijze worden gehandeld als tegenover ander personeel. Organisaties kunnen daarbij goede werking oefenon om contact met 't personeel tc krijgen en op de hoogte te blijven van wat er leeft en werkt onder de menschen en de overheid in staat te stellen haar verplichtingen na te komen. Feilen daarin kunnen worden aangetoond, verbete ringen besproken. Met deze instructies kan de organi satie op de meest welwillende houding rekenen van den Minister. Op kleine schepen zijn geen organisaties. Op de grootere schepen kan hij zich voorstellen dat de be hoefte van organisatie zich zal openbaren. Hij is bereid in beginsel voorstellen tot tegemoetkoming aan die be hoefte, als deze zich mocht openbaren, in ernstige over weging te nemen. Wat de staatscommissie voor de rechtspositie der schepelingen aangaat, kan deze inder daad in 's Ministers opvattingen gelijk hij deze heeft uiteengezet, geen verandering brengen. Het nadere on derhoud dat de Minister met die commissie zal hebben zal deze echter naar zijn vaste overtuiging ten volle bevredigen. Op de tweede vraag kan en wil spr. thans geen categorisch antwoord, gepreciseerd geven. Acht men een marine noodzakelijk dan moet deze zoo goed mogelijk zijn. Te nemen beslissingen moeten één vaste lijn vertonnen, passen in één wel overwogen systeem. De Minister moet dus samenwerking der te nemen be slissingen en hun doel realiseeren. Hij mag geen be slissingen nemen die hij niet zou kunnen verantwoor den. Hij moet zich hoeden voor z.g. incidonteele beslis singen die lapmiddelen zouden zijn. Elke beslissing moet een factor zijn in een systematisch geheel. Elke regeling uioet logisch in het geheel passen. Er is een bepaald systeem van werving dat indertijd door de Kamer is gesanctionneerd. Uit dat systeem vloeien thans ernstige bezwaren voort en het personeel is niet bezield door den gewenschten geest van tevredenheid. Slechts dam mag spr. echter een ander systeem aanbe velen als hij heeft gerealiseerd welke plaats dit inneemt in hot personeelvraagstuk. Indien hij den jongens die dienst nemen niet kan waarborgen dat zij zullen komen in een levend geheel dan mag hij ze niet in dienst ne men en moet hij alles zoo spoedig mogelijk opruimen. Men gevoelt thans het levensvatbare van de marine niet meer en wil deze ten spoedigste verlaten. Maar nu de Minister het anders ziet, kan hij als eerlijk man oplossingsmiddelen ter hand nemen die echter eerst kans van slagen zullen hebbcix als onze marine het ver trouwen in zichzelf en ons volk het vertrouwen in onze marine weervindt. Ook zal de Minister vertrouwen moeten schenken aan de Kamer. Er zit bij hem een groote dosis idealisme. Hij zal ook vertrouwen hebben te schenken aan zijn ambte naren met oordeel des onderscheids. Hij zal hen meer en meer moeten doordrenken van den geest van hun eigen tijd en over alle voorstellen hunnerzijds objectief hebben te oordeelen en na te gaan of zij afwijken van de vaste lijn die hij zich heeft gesteld. Zelf lieeft hij daartoe echter steeds volkomen oprecht te zijn, tegexx- over zijn ambtenaren, de Kamer en het volle. Nooit moet hij langs zijdelingsche wegen zijn doel trachten te bereiken. De Minister vraagt, hem nu een fair trial te geven. De tijd om te komen tot verandering van stelsel wordt dus door den Minister nog niet rijp geacht, vooreerst niet ten opzichte van zichzelf, want eerst moeten personeel, volk en Kamer voldoende ver trouwen ï.n den Minister hebben. Dit wil echter niet zeg gen dat niet thans in het personeelvraagstuk moet wor den gewerkt. Het beginsel van eerlijke, consequente toepassing van zijn opvatting dient tegenover het personeel in practijk gebracht, ook ten aanzien van eiken gerechtvaardigden wensch tot salarisverbetering. Het vrijwilligersinstituut is naar 's Ministers opvatting hte principieel aangewe zen middel, ook voor Indië. Volk en marine moeten de consequenties van die opvatting eerlijk onder de oogen zien. Te goeder trouw moeten ouders hun kinderen naar de marine kunnen sturen. Het vraagstuk der geestelijke verzorging zal een hoofdpunt voor den Minister uitma ken. De militie-marine als systeem acht de Minister zeker niet gewenscht of in principe toelaatbaar. Maal ais de werving niet voldoende manschappen oplevert, dan mag voor 't oogenblik eenige uitbreiding der mili tie-marine voorloopig worden toegelaten. Gezocht dient voorts naar bevordering en toepassing van gezond over leg met het marinepersoneel inzake de salarieering. Maar of daarvoor een permanente salariscommissie noodig za! zijn, de Minister weet het niet. Hij kan zich zeer goed denken een commissie ad hoe. Een per manente commissie werkt ook vaak remmend. Wat de quaestie-Honooop aangaat, het geldt hier niets anders dan een zeer betreurenswaardig misver stand, hoofdzakelijk van de zyde van dr. Honcoop. Deze heeft zelfsLandig de behandelingswijze der personen uit gewerkt doch verzuimd daarvan tijdig kennis te geven aan zijn chef, den commandant der marine te Willems oord. Was het. eenige dagen te voren medegedeeld aan dien commandant dan had een practisch, psychologisch juiste wijze van oplossing kunnen worden gevonden. Dan had hij in een vorige haven deze personen reeds kunnen onderzoeken. De lieer MARCHANT (V.-D.): nu moesten die zes personen worden opgeofferd aan 't formalisme van den commandant. De Minister meent eenig lid der Kamer dat het onderzoek geschikt kan plaats hebben op den dag waarop de schepelingen gepakt en gezakt de „Zeven Provinciën" verlieten. De toegezegde stoombarkas was op het moment dat de doctor haar zou bezigen defect. Toen wilde hij meegaan in de sloep van vice-admiraal Bauduin. Dat is geweigerd. (De heer Ketelaar (v.d.)waarom In elk geval deed dit niet ter zake tot het feit dat het onderzoek plaats vond op een minder geschikt moment en dat de schuld daarvan niet eenzijdig op de marineautoriteiten mag worden geschoven. Spr. eindigt met vertrouwen en medewerking te vragen van de Kamer, ook van zyn politieke tegenstanders, verder van de pers, de ambtenaren en het gansche personeel van de Marine. In de verwezenlijking der beginselen, welke de Minister voorstaat, zal deze slechts kunnen slagen als hij zich gedragen gevoelt door het geloofsver trouwen in God, dat hem bezielt. De heer Oud repliceert. Men verwachtte dat deze Minister de Marine zou helpen uit het moeras. Maar Spr. is door diens antwoord niet bevredigd. We hebben nu weer in het geval van de „Zeven Provinciën" precies denzelfden klank gehoord als tot dusver. En wie had de schuld? Dr. Honcoop, die als een paard heeft gewerkt om deze ziekte te bestrijden. g£Hoeveel jaren heeft hij niet vergeefs gevraagd om eeq onderzoekingsinrichting in Soerabaya? Het ergerlijke van 't geval is echter dat de dokter niet meewerkt met den admiraal, die de Koningin vertegenwoordigde. (Geroep: juist! De heer Hermans (s.d.a.p.): Schande!) De rest van 's Minister» rede laat zich resumeeren als: veel woorden, weinig inhoud 1 De „lijn" van den Minister schijnt te zijn wat men in de wiskunde noemt ,de kromme lijn van dubbele kromming". Hoe kunnen wij vertrouwen krijgen in den Minister zoolang wij zijn voor stellen niet gezien hebben? Wij willen den Minister een fair trial gevenmaar 't moet niet te lang duren De heer Heykoop (s.d.a.p.) spreekt bij afwezigheid tengevolge van een ernstig ongeval van zijn partijgenoot Hugenholtz. De nieuwe Minister heeft meer over zich zelf dan over de marine gesproken, een soort marinephilosophie gegeven. Spr. wenschte liever daden of voornemens, een zeker program, te hebben gehoord. De Minister zal echter allerlei dingen gaau bestudeeren. Maar als gij de resul taten van uw studies zult hebben bereikt, zijt gy wellicht reeds lang geen Minister meer. Enkele uitlatingen van den Minister kunnen moderne opvattingen bij hem doen vermoeden. Deze komen echter te laat, waar de heer Hugenholtz hier reeds 20 jaar klaagt over de achteruit stelling van 't personeel. Misschien ware het wel zoo gelukkig als deze Minister inplaats van Minister van Marine maar vlootdominé was geworden. Overigens juicht spr. toe, dat de Minister in den Helder het vlootgebouw heeft bezocht. Spr. dringt er op aan, dat de Minister ook overleg zal plegen met de Indische afdeeling van den Bond van Minder Marinepersoneel. De salarieering van het minder marinepersoneel dient direct verbeterdzij is zeer slecht, bij die der mindere schepelingen bij de koop vaardij en bedraagt thans oigeveer de helft daarvan. Ook de moeilijkheden met het passagieren dienen weggenomen, de bewegingsvrijheid van het personeel dient vergroot. Kunnen niet de partieele regelingen van de commissie van Rijn van Alkemade snel worden ingevoerd? De heer Bomans (r.-k.) erkent, dat de Minister meer een beroep heeft gedaan op medewerking der Kamer in 4e toekomst, dan dat hij den he&r Oud heeft bevredigd. Spr. kan dit echter billijken, althans begrijpen. Het geldt hi»r zeer groote, belangrijke vragen Toch heeft de Minister een antwoord gegeven, doch meer vaag en eenigszins buiten de orde. Intusschen kan naar aanleiding van deze rede den Minister nog zeer wel vertrouwen gegeven worden. Alles hangt af van zyn verdere plannen. Maar het ant woord inzake dj. Honcoop heeft ook op spr. een minder aangenamen indruk gemaakt. De oude lijn is hier weer gevolgd. Spr. betoogt voorts dat het georganiseerd overleg met het gezagskarakter der overheid niet veel te maken heeft. De Minister heeft een lijn getrokken (gelach) en gaat die lijn tot het eind. Dit wekt vertrouwen (gelach). Spr. mag het, dat hij een lyn trekt (gelach). Maar de Minister zeide, eerst het heele terrein te moeten kunnen overzien, alvorens te weten de richting waarn hij ging. Vertrouwen kan hij echter eerst bij de Kamér wekken als hij komt met zijn plannen tot het einde toe en als hij deze aan de Kamer mededeelt. Het gaat niet aan tot de Staten-Generaal te zeggen: ik weet wat ik wil maar ik laat u in 't duister. Spr. hoopt echter dat de Minister doordrongen zal blijven van de waarheid dat personeel en materieel beide zoo goed mogelijk moeten zyn en dat »h(j het materieel niet zal uitbreiden voordat de toestand van 't personeel niets te wenschen overlaat. De heer van Ravesteyn (C.P.) constateert dat er op 't oogenblik onder de marine-officieren nog steeds voorstanders zyn van den aanbouw van een slagvloot. Spr. vreest dat deze Minister nog meer dan de heer Naudin ten Cate zal blijken de willige speelbal te zijn van de hoogere marinekringen. Uit zijn optreden spreekt een zoo hooge mate van onzelfstandigheid dat zy die meenden dat een burgerminister van Marine zou staan boven de marine-officieren thans wel van die meening zullen zijn bekeerd. Van dezen Minister zullen dus te verwachten zijn voor stellen tot opdrijving der uitgaven voor het Marinisme. Voorts trof spr. de nadruk, dien de Minister heeft gelegd op het gezag. Ook in dit opzicht zal hij de willooze volger der ffiaarineofficieren blijken. De revolutionaire geest onder de matrozen zal daardoor toenemen. Een der vorige ministers van marine is erin geslaagd den Bond van minder marinepersoneel te maken tot een werktuig der Regeering, hier en in Indië, maar het verzet daartegen onder het personeel is toenemende en ook hier te lande is een nieuwe organisatie van werkelijk onafhankelijk personeel aan 't opkomen die door het optreden van den Minister nog versterkt zal worden. De Minister dupliceert. Zijn daden zullen moeten toonen dat hij vertrouwen waardig is. Het personeel zal by hem de meest welwillende houding vinden en hij zal het overleg toepassen voorzoover hij dit toelaatbaar acht. Spr. is in 't vlootgebouw te Helder geweest, heeft „Het Anker" op de vloot toegelaten en heeft met het bestuur van den bond van minder marinepersoneel gesproken op zoodanige wijze, dat de Staatscommissie voor de rechts positie gefroisseerd was over 's Ministers geprononceerde opvattingen. Hij heeft inderdaad geprononceerde op vattingen. Hij zal daarom nu tot die Commissie zeggen pleeg geregeld met d»n Minister overleg. De gedachte is den Minister vreemd geweest, den heer Oud in tegenspraak te brengen met zijn vroegere houding bij de begrooting. De onderstelling is op de grens van het toelaatbare (beweging). De Minister bedoelt daar niets beleedigends mede. Hij zal ook verhooging van loon geven en verandering in materieele omstandigheden, maar hy moet dit eerst onder de oogen zien om te weten wat hij zal kunnen verdedigen. Met de organisatie» als zoodanig zal hij in het vervolg in den goeden zin van het woord overleg plegen. Om na te gaan in hoeverre dit practisch op de vloot toelaatbaar is, kan samenwerking met de commissie voor de rechtspositie van groot nut zijn. Wat met de sloep van dr. Honcoop is gebeurd, kan de Minister niet en in geen enkel opzicht goedkeuren. Maar dit was niet de hoofdzaak. De Minister zal die zaak echter afhandelen. Die zaak is nog in behandeling. Is hier principieele antipathie tegen de Marine, dan kan spr. er echter niets aam doen. De Minister wil in al z(jn beslissingen zien en voelen een lijn. Dit wil zeggen dat hij niet aan den leiband wenscht te loopen. Ten aanzien van ieder punt wat betreft de vlootplannen en het personeel moet spr. zich hoeden voor lapmiddelen. Zijn ideaal is om iets te kunnen bijdragen tot een krachtigen en gezonden opbouw der marine. De interpellatie is daarmede geëindigd. De vergadering wordt verdaagd tot Dinsdag a.s. 1 uur. Het Handelsblad schryft in zijn overzicht het volgende over het optreden Yan den Minister van Marine: Voor 't eerst heeft de Kamer den Minister yan Marine, dien ze reeds eenige malen in haar midden gezien had, nu ook gehoord. De heer Oud interpelleerde den nieuwen titularis namelijk over diens plannen betreffende de Marine. Heel veel wijzer is men echter niet geworden. Ten aanzien van het materieel zeide minister B ij 1 e v e 1 d dat hij nog geen precies antwoord kon geven op de vragen van den heer Oud. De Marine blfjft voor ons land onmisbaar, maar hy wil geen incidenteele beslissingen nemen en acht de tijd voor verandering van stelsel nog niet gekomen. Inmid dels vraagt hij het vertrouwen der Kamer. Betreffende het personeel uitte de Minister zich nog vager. De organisatie van militairen acht hy niet bepaald in strijd met het wezen van de marine, maar al wat de sfeer van het gezag raakt, is ongeschikt om door overleg te wordeu uitgemaakt. Men kan echter wel met de orga nisaties spreken om haar het doel van bepaalde maat regelen uit te leggen. En als de praktijk het nut van de organisaties aantoont, zal de Minister tegemoetkoming overwegen (in dupliek zei de Minister: Ik zal met de organisatie» als zoodanig overleg plegen). Het was duidelyk merkbaar dat de rede weinig insloeg. Er werd nog al eens gelachen en de sprekers, dieerover oordeelden, deden dat niet heel gunstig. De heer Oud verklaarde dat de Minister niet bleek te voldoen aan de verwachtingen, de heer H e y k o o p achtte de rede „vaag en schemerachtig", de heer Van Ravesteyn wilde er in 't geheel niets van weten. En de spreker van rechts, de heer Bomanszeide, in een ietwat ironisch gesteld betoog, dat hij den Minister nu wel het vertrouwen wilde geven waarom deze had gevraagd, maar dat een duidelyk aangeven van wat Z. E. van plan was, nu toch niet te lang op zich moest laten wachten. In een op krachtigen toon en in vlotten, levendigen trant uitgesproken dupliek, legde de Minister nogmaals uit, dat hij zich thans nog niet kon binden en dat men op zijn daden moest wachten. (Ongecorrigeerd). Ouitschland. Da ragseriag afgatradaa. fcWeimar, 20 Juni. De regeering is afgetreden. zy zal voorloopig de zaken verder afwikkelen, tot de rijkspresident een nieuw kabinet heeft gevormd. BMNENIAN0 Nsdarlsnd an BelgiS De Belgische „Standaard" schryft: „De verklaringen van minister Hymans hebben ons ingelicht hoe de eerste pha9e - de inleiding - der onderhandelingen over de Belgisch- Hollandsche v/aagstukken is afge- loopen. Het is nu de vraag wanneer en hoe de onderhandelingen zullen worden voortgezet. Naar alle waarschijnlijkheid zullen deze worden hernomen in den loop der volgende week en zij zullen worden voortgezet te Parijs, waar zy begonnen. l-, De intergealliëerde raad van do ministers van Imjtenlandsche zaken heefr. den wousch te kennen gege ven dat de besprekingen nu voor eerst zouden gevoerd worden tus- schen België en Holland en dat deze landen met gemeenschappelijke voor stellen zouden trachten te komen voor den Hoogen Raad der vijf groote mogendheden. Het is echter zeer twijfelachtig en zelfs onwaarschijn lijk dat deze proceduur zal worden gevolgd. De Belgische afvaardiging is nia op eene afzonderlijke beraad slaging gesteld, maar wenscht deze voort lo zetten met onderbroken deelEemiug van de geassocieerde grootmogendheden. D» uitle va ring vai dan gewezen keizer. Reuter seint uit Londen Artikel 227 van het Vredesverdrag luidt gewijzigd als volgt: De Gealli eerde en Geassocieerde regeeringen zullen zich wenden tot de Nederland- sche Regeering met het verzoek om hun den ex-Keizer uit te leveren, opdat hij vervolgd worde. Leeniag Noord-Holland. Gedep. Staten van Noord-Holland stellen voor leeningen aan te gaan ter verkrijging van bedragen van f 112,000, wegens bijdrage voor den bouw van eene nieuwe sluis te IJmuiden en f 1,200,000 voor uitbrei ding van het Provinciaal Electrici- teitsbedrijf. De rente zal ten hoogste 51/» pCt. bedragen. De leeningen moeten af gelost worden in 20 jaar. Da Arbaidawat. In zyn Memorie van Antwoord op de Arbeidswet kondigt minister Aal- berse o.m. een nieuw ontwerp Land- bouwarbeidswet en een ontwerp in zake den 8-urendag voor haven arbeiders aan. Da raohtaoha partijen an da Prov. Stat»» van Noord-Holland. Op uitnoodiging van het bestuur der rechtache Statenclub in de pro vincie Noord-Holland hebben zich by deze fractie aangesloten de beide christen-democratische Statenleden, de heeren A. P. Staalman en J. Har- tendorf, en de afgevaardigde in de Provinciale Staten voor de Midden standsparty, de heer C. H. van der Velden, oud-chr.-historisch raadslid van Amsterdam. Daardoor is de sterkte der rechtsche Statenfractie op 34 gebracht en meent zij door dit aantal niet alleen recht te hebben op een flinke vertegenwoordiging in het college van Gedeputeerden, doch ook op een der drie Eerste-Kamerzetels, waarvoor in de Statenverkiezing van Dinsdagmorgen 8 Juli de verkiezing zal geschieden. In die richting zijn dan ook, zooals onzerzijds is medegedeeld, bespre kingen met de vrijzinnige Staten leden gevoeld en zal op afzonderlijke algemeene fractievergaderingen van elk der partijen worden bepaald in hoeverre samenwerking tusschen rechts en links, sociaal-democraten uitgezonderd, zal kunnen plaats hebben. CORRESPONDENTIE. Wegens plaatsgebrek, moesten eenige ingezonden stukken, tot volgeDd nummer Wijven liggen. Damea-gen Hearen- Zwemoostuums. Badcostuumc. Kanaalweg 141-142.1 BUITENLAND, Ingezonden mededeellng. WIJ «erhulzen binnen in bulten dn gemeente. Tnt en met Alkmaar over den lü^wog.gspaoiala grijzen. VarUganwoordlgar: F. C. v. d. HAACEN, SPUISTRAAT 8. Het kabinet-Scheidemann heeft zijn ontslag ingediend bij den rijks president Ebert, die dit verzoek hoogst waarschijnlijk zal inwilligen. Dit besluit tot aftreden moet genomen zijn in de zitting van Donderdag, waar de ryksministers besprekingen voerden met hun fracties en met de ministers der bondstaten. De veronderstelling is niet ge waagd, dat zij, na vrijwel de zeker heid verkregen te hebben, dat niet alleen een groot gedeelte van de rijksministers zelf, doch ook van de bondsstaatministers en, wat het zwaarst weegt, de meerderheid van de nationale vergadering, zich vóór onderteekening van de vredes voorwaarden zullen verklaren, haar heil alleen nog kon zoeken in dit besluit. Enkele leden van het kabinet, tot wie echter de gewichtigste ministers behoorden Scheidemann en Von Brockdorff-Rantzau hadden reeds te kennen gegeven, dat zy de wij zigingen, in de vredesvoorwaarden aangebracht, géén verbeteringen kon den zien van zoo groot belang, dat zy voor onderteekaning te vinden zouden zyn. Scheidemann voelde geen lust gevaar ite loopen de rech terhand te laten verdorren. Doch minder standvasttg dan de premier en de staatssecretaris van buitenlandsche zaken moeten de so cialistische ministers Noske, Wissel, Robert Sehmidt en Bauer ;gewe»st zijn, terwijl ook de minister van koloniin Bell, een centrum-man, in de vraag van de al dan niet onder teekening overhelde tot zyn collega en partijgenoot Erzberger. Zelfs tw»e socialistisch» ministers, die tot de vredesdelegatie behoorden, moeten aan het wankelen gebracht zijn, niet tegenstaande z'i enkele dagen te vo ren in hun hoedanigheid van vredes- gedelegeerde de regeering geadviseerd hadden niet te onderteekenen. Zal president Ebert,' na overleg gepleegd te hebben, een regeering vormen, die teekenen wil of die weigeren zal den naam te zetten onder het document van Versailles Hij zal hoogstwaarschijnlijk een re geering benoemen, die geneigd is on middellijk den vrede te sluiten. Want de berichten Bedert eenige dagen uit Weimar ontvangen, doen steeds dui delijker zien, dat de meerderheid van de Constituante voor de onderteeke ning is. En bloc er tegen zijn de conser vatieven en de nationaal-liberalen. Doch beide partijen tellen ongeveer zestig man. En blee er vóór zijn de onafhankelijke socialisten, twintig stemmen. Een opzienbarend beloop namen de beraadslagingen in het Centrum. Terwijl men Donderdag va»t ken rekenen op meerderheid in hetCentrum vóór onderteekening, liet Donderdag de fractie Erzberger onverwacht de steek en nam een besluit aan, slechts onder de volgende voorwaar den te onderteekenen: Ten eerste Niemand mag aan den vijand worden uitgeleverd. Ten tweedede corridor door "West-Pr uissen moet vervallen. Ten derdede entente moet in Ooat- Pruissen een (niet nader bekende) concessie doen. Het is echter waarschijnlijk dat in dit opzicht nog groote veranderingen intreden. Erzberger was nog vol goeden moed. Ook by de demoeraten heerscht oneenigheid. Brie groepen zyn hier te onderscheiden. De greep Ton Richt- hofen, die onderteekenen wil, een groep, die onderteekenen wil na enkele wijzigingen (maar die ook ongewijzigd het verdrag zullen aan vaarden) en een groep uit principi eele weigeraars bestaande. BH deze algemeene verdeeldheid zullen de meerderheidssocialisten den doorslag moeten geven. de laatste berichten is zeventig pro cent vóór, dertig tegen de onder teekening. Voldoende om in de Constituante een meerderheid, zij het ook een kleine, te vormen, die onderteekenen wiL De Duitsohere vragea verleiglag van dea daar vaa bat ultimatum. Parijs, 20 Juni. Naar gemeld wordt, hebben de Dultschers verzocht om den termijn voor het besluit over het al ef niet teekenen van het vredesverdrag te verlengen. Da kabiaatiorleis ia Dultsehlaad. Vit Weimar werd gisterenavond uur aan de N. Rott. Crt. gemeld: Een verrassende gebeurtenis zooeven tot stand gekomen compromis tusschen socialisten, cen trum en democraten. Beide „onder- teekeningspartljen" hebben deeischen der democraten aan de overgenomen, waardoor de politieke toeBtand een ander aanzien krijgt. De democratische eischen hebben o.a. betrekking op West- Pruisen waardoor de voorwaarden der regeerings groep hun karakter van schynvoorwaarden verliezen en de entente heel goed een aanleiding tot een opmarsch kan vinden. Dit compromis wordt dan ook door vele leden der meerderheid als noodlottig bestreden. Het is zuiver op de bin- nenlandsche politiek berekend en de aanvoerders schijnen niet te hebben beseft dat zij daarmee hun handige vredespolitiek der laatste dagen in het gezicht slaan. Aan dergelijk rekening houden met het binnenland in de internationale politiek is Duitsch- land te gronde gegaan, zei mij zoo even een bekend Duitsch diplomaat. Op het eogenblik is door dit compro mis voorloopig het verder bestaan van het oude kabinet mogelijk ge worden, zoodat de pogingen aan gaande een nieuwe kabinetsformatie zijn geschorst. Hat alultaa vaa daa vreda. Weimar, 20 Juni. Thans kan men als een vaststaand feit aannemen, dat de vrede geteekend zal worden. Dit wordt zelfs door de hevigste tegenstanders onder de gezaghebben de personen erkend. GiBteren heeft de generaliteit geadviseerd tot onder teekenen, omdat de generaals de verantwoordelijkheid voor de alge meene desorganisatie, die het gevolg moet zijn van de opheffing van den wapenstilstand niet willen dragen. Ook generaal Groener stemde voor de onderteekening. Teel wordt er gesproken over de onderteekening, met de bijvoeging van een brief waarin een aantal punten zal worden opgesomd, die onmogelijk zijn en die Luitschland met zijn onderteeke ning moreel niet dekken wil. Maar hoe het zij, in ieder geval komt de vrede er, dat is hier de vaste indruk in de gezaghebbende kringen. Zwitnrlind ii bang «oor onlusten. Berlijn, 20 Juni. Kenmerkend voor den kijk op de onvermijdelijke ge volgen van de vredesvoorwaarden op de toestanden in Duitschland bij de onzedige regeeringen is een ver ordening van de Zwitaersche regee ring, waarin het heet: Den 23en Juni loopt de termyn af, Waarin Duitsch land moet beslissen over het aanne men of verwerpen der voorwaarden. Hoe de beslissing ook zijn zal, be staat er in dezen tijd kans op on lusten in Duitschland en op het overwaaien van deze m»ar-anHoor- land. De bondsraad mobiliseerde daarom troepen om de Noordelijke grenzen den 23en Juni te bescher men. De bondsraad hoopt, dat de mobilisatie slechts van korten duur zal behoeven te zyn en dat de troe pen spoedig weer naar huis gezon den kunnen worden. Ecu bolsjewistlsoba kruiser gszoskei. Londen, 20 Juni. Volgens een draadloos bericht van de bolsjewiki is de kruiser ,01eg" op een mijn geloopen en gezonken. De „Oleg" was een gepantserde kruiser van 6800 ton, in 1903 te water gelaten en in 1911—'12 ver bouwd. ItailS. KabiRats-orisls. Minister Orlando, van de Vredes conferentie teruggekeerd, vroeg in de Italiaansche Kamer een geheime zitting aan, teneinde mededeelingen te doen omtrent de buitenlandsche politiek. Hij stelde de quaestie van vertrouwen. De Kamer verwierp het voorstel met 2B9 tegen 70 stemmen. Tengevolge van deze Btemming is het kabinet afgetreden. Praildant Wilsea Raar Balgll. President Wilson maakt thans een reis door België. Overal wordt hy geestdriftig ontvangen. Door de annexionisten is hem een adres over handigd, waarin de inwilliging der Belgische eischen wordt bepleit. Staklagslsldarsita Wiaalpag gearresteerd. De Canadeesche regeering heeft een 8lag toegebracht aan het comité voor de algemeene staking te Winnipeg, op welks last 35.000 arbeiders vijf weken geleden het werk staakten, door Maan dagmorgen tien der leiders te arres teeren. Zy worden beschuldigd van verraad. De troepen werden in de kazernes in gereedheid gehouden om eventueele ongeregeldheden te onder drukken. Onder de gearresteerden zijn vier Russische agitators. INBEZONDEN. is een I Kanaalweg 141-142. Is dat wal lo erdsT Mynheer de Redacteur! Voor eenige maanden geleden werd er in de Tweede Kamer der Staten- Generaal besproken het feit, dat er steden waren, waar de inwoners verplicht werden, wanneer zy een bepaald artikel op de bon wilden hebben, daar ook een niet gewild artikel by moesten nemen. Aan het eind van deze bespreking gaf den Minister de verzekering, dat dit nergens meer zou gebeuren. Tot myne verbazing las onderge- teekende in uw blad van Donderdag j.1. de mededeeling van de Brand stoffen-commissie, dat, wanneer de inwoners de gemeente-briketten, (want daat gaat het toch over), niet willen nemen, zy ook geen cokes kunnen krijgen. Nu vraag ik M. de R., is dit wel in den lyn van den Minister; is dit wel in orde?

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1919 | | pagina 2