COURANT PLANTA DE VEIDOIGEN VALLEI •JURGENS' Eerste Blad. M a PLANTENBOTER No. SI74 ZATERDAG 29 NOVEMBER 1919 «7e JAARGANG Selder. ©plaag 7000 <ex. - &bonnem»ntcprl|» i in d> atad f 1.20, per post f 1.40, B»Htplmd f g.40 - Low» n, g #ti regel 2Q ot. Op- en ondergang van Zon en Maan en tijd van hoogwater (Texel). (Wintertijd.) Zon Hoogwater November. op: onder: op: onder v.m.: n.m.. Zondag 20 a. 0.10 a. 11.52 7.47 8.49 0.85 December. Maandag 1 0.38 7.48 3.49 0.40 1.85 Dinsdag 2 0.55 m. 1.6 7.49 8.48 1.40 2.45 Woensdag 3 1.20 2.28 7.51 3.48 2.55 4.- Donderdag 4 1.49 3.48 7.52 3.47 4.15 5.10 Vrijdag 5 2.25 5.5 7.54 3.47 5.25 6.10 Zaterdag 6 3.12 6.25 7J55 3.47 6.40 7.10 Dit blad verschijnt DinsdagDonderdag- en Zaterdagmiddag Onzg lozers, bulten de ge meente, die de courant des Zaterdagsavonds of uiterlijk des Zondagsmorgens niet mochten ontvangen, gelleven hierover te reclameeren bij het plaatselijk Postkantoor. De Armenraad. In onze artikelen over armen zorg is er door ons op gewezen, dat de benaming „armenzorg" vooral in de laatste jaren dikwijls tot verwarring aanleiding geeft. Br is n.1. eene liefdadigheids-be moeiing in e n g e r e n zin, en dan verstaat men er gewoonlijk onder de bemoeiing van de kerken en van den staat, dus de zoogenaamde ondersteunende armenzorg, welke dan ook door den wetgever van .1854 bedoeld wordt. Na dit jaar is er geleidelijk echter veel veran derd. Naarmate het maatschappe lijk leven ingewikkelder werd en de behoefte aan steunverleening toenam, bleken de eigenlijke arm besturen niet meer in staat om het steeds broeder wordende veld be hoorlijk te bestrijken. Er ontstond zoodoende eene specialiseering van de hulpverleening, welke in haar* onderdeelen later dikwijls bij afzon derlijke wet geregeld werd. Men begon zich in het bijzonder het lot aan te trekken van verwaarloosde kinderen, onvermogende kraam vrouwen en zuigelingen, tubercu- lose-lijders, ontslagen gevangenen, werkloozen, schipperskinderen en meer categoriën van personen, die, hetzij Avógens hun onvermogen, hetzij om andere redenen speciale hulp noodig hebben, zonder dat de eigenlijke armbesturen zich afzon derlijk met lien kunnen bemoeien. Het gevolg is geworden, dat wij nu hebben een zeer breede vertakking op dit gebied, eene vertakking, welke hog wel groeien zal. En daar dë oude benaming „armenzorg" in den regel in den engeren zin, alzoo in dien van kerkelijke en burger lijke zorg, wordt opgevat, heeft men het noodig geoordeeld voor taan een nieuwen naam te gebrui ken, n.1. dien van „Maatschappelijk Hulpbetoon", ter aanduiding van alle hulpverleening aan on- en minvermogenden, onder welken naam, door Avelke instelling of lichaam en met welk doel 7" ook wordt geboden. Deze nieuwe bena ming omvat dus de armenzorg in haar vollen omvang, de zoogenaam de ondersteunende evengoed als de speciale, zoodat er van verwarring geen sprake meer behoeft te zijn. Het is begrijpelijk, dat de vertak king, de speoialiseering der zorg haai- voor- en nadeelen heeft. Zoo schrijft o.a. mr. J. Everts in een zijner brochures: „Voordeel is, dat het door haar mogelijk wordt be paalde onderdeelen van het groote terrein veel nauwkeuriger te bestu- deeren, te leeren kennen en inten ser en deskundiger te bearbeiden, dan anders mogeiük zou ziin. De ervaring leert, dat verschillende onderdeelen van het maatschappe lijk hulpbetoon eerst tot ontplooi ing kwamen, toen er speciale orga nen voor in het leven Avaren getre den en toen deze zich in meerdere of mindere mate hadden geëmanci peerd van de beginselen en tradi- FEUILLETON. DOOB HULBERT FOOTNBR. 21) „Dan zeggen Langlioorn: „Ik aldoor zwemmen met mijn kop niet uit het water. Dus jij moet voor mij zitten uitkijken." Spin zegt: „Goed." Dan zogt Langlioorn weer: „Wanneer kleine avoI komt, moet je het mij zeggen. Dan ik harder zwemmen en teruggaan naar diep water." Toen zegt Spin: „Oah, mijn jonge broeder, en wat zal ik doen, Avanneer ge hard zwemt, en teruggaat naar diep water?" Langhoom zeggen: „Wanneer je mij dut zeggen en ik hard zwem en terug ga, dun jij vallen op het strand. Wan neer je togen mij zoggen: „Daar komt je grootvader," dat beteekent hot ge brul van donder." tend op den hoorn. „Zoo ging Spin over het water, zit- En dicht bij anderen oever, daar kwamen zwarte wolk opzetten. Dus Spin zeggen: „Oah, mijn jonge broeder, daar komt je grootvader!" „Oah, oah, towasasuah! Overal rond in het water springen on brullen en wit schuimen! En waar Spin belanden, hij niets meer van herinnert. Langen tijd niets zich meer herinneren. Einde lijk, wanneer zinnen weer terugkomen, liggen half op het land en half in het water. Hij kijken om zich heen, en al het wuter is modderig, en hem dat groot ding ippt logga herent «ak ties der Armenwet en baar tradi tioneel e organen." Dezelfde schrijver ontkent ech ter niet, dat er aan de vertakking ook groote nadeelen verbonden zjjn. HJj constateert bet feit, dat door de specialisatie, helaas, bet nooddge organische verband tus- schen de vele onderdeelen zoek is geraakt. Wel bad volgens hem door een tijdige Avetgevlng op het maatschappelijk hulpbetoon de on misbare eenheid in hoofdzaak be- waard kunnen blijven, doch door dat een dergelijke wet niet kwam, heerscht er op dit gebied de groot ste verwarring, zoodat zelfs het besef van den samenhang van al len arbeid verloren is gegaan. Dat dit een groote schaduwzijde is, behoeft zeker geen verder be toog, zoodat het een eerste eisch mag worden genoemd bij de hui dige Wetgeving nog zooveel moge lijk organisch verband te leggen tusschen de onderdeden. En het leggen van dit verband tracht men te verwezenlijken door aan den reeds sedert eenige jaren be sbaanden A v m e n r a a d een rui mere beteekenis en een grooter arbeidsveld te geven. De Armenraad is een raad of college, waarin zitting hebben af gevaardigden van alle instellin gen van weldadigheid, welke voorkomen op de officieele, door het betrokken Departement vast gestelde „Lijst van Instellingen van Weldadigheid". Voor de stad onzer inwoning bedraagt het aan tal dergelijke instellingen mis schien een tAvintig, zoodat het col lege dan evenveel leden tellen kan. Verder heeft de Armenraad hier van den beginne ai' een vas ten secretaris en thans ook een vasten armbezoeker (onderzoe ker), welke laatste het buitenwerk verricht. In grootere steden is natuurlijk een uitgebreider perso neel noodig. De instelling van den Armenraad beoogde oor spronkelijk, dat deze in hoofdzaak zou zijn een bureau van onder zoek en advies voor de lichamen, welke doen aan armenzorg in „engeren" zin. Reeds dadelijk bleek echter, dat, wilde men orga nisch verband leggen tusschen de 'talrijke vertakkingen, Avelke men tegenwoordig kan opmerken aan den grooten boom van de armen zorg in den ruimsten zin van het woord, dus van het maatschaone- liik hulpbetoon in al zijn geledin gen, de Armenraad daarvoor het aangewezen orgaan zou zijn. En zoo is die oude raad dan nu eigen lijk opnieuw gedoopt en heet thans „Centraal bureau voor Maatschappelijk Hulpbetoon". Wij meenen, dat uit deze ver ruiming van de beteekenis en het arbeid'-, eld van den Armenraad veel goeds kan voortkomen. Deze instelling toch zal nu meer dan ooit te voren nog onderzoekend, organiseerend en adviseerend kunnen optreden en zoodoende een band kunnen vormen tus schen alle mogelijke instellingen, vereenigingen en personen, welke zich toeleggen op hulpverleening, in welken vorm en op welke Avijze dan ook. Het centraal bureau houdt de registers bij, waarin het resultaat vaai elk onderzoek wordt opgetee- kend; het verzamelt alle statisti sche gegevens en bestudeert fen onderzoekt alles, wat op het ge bied der armenzorg gesproken en geschreven wordt. Het is de vraagbaak voor een ieder, die doet aan maatschappelijk hulpbetoon, meer zien, en hem hooren donders brul len. Daarna, wordt verteld, Spin verder reizen als ieder ander. Ahmet herinnert zich er niet meer van." De groep om het vuur brak op zon der dat Ralph ook maar een oogenblik gelegenheid had gehad, een. Avoord met Nahnya to Avisselen. Zij stuitte iedere poging, die hij aamvendde. Toen hij haar de oude vrouAv naar de hut zag leiden, voelde hij zich alle hoop ont zinken: hij verwachtte haar niet voor den \rolgcnden morgen weer te zien, „Nahnya!" riep hij. „Wil je nu niet met me praten? Je hebt h°t toch be loofd?" Zij draaide zich om. „Ik kom terug," zeide zij vast. „Wacht op me." Zij zweeg een oogenblik, en voegde or toen aan toe: „St. Jean, blijft gij ook op. Mot ons drieën zullen wij spreken." Ralph beet zich op de lippen. Dus wilde zij hem toch nog op armslengte afstand houden. Hij had geen getuige bij dat onderhoud gewenscht. HOOFDSTUK IX. Nahnya's geschiedenis. St. Jean Bateese, Nuhnya en Ralph zaten om het vuur. Do vlammen Aviex-- pen een sterk, grillig licht op de drie ongelijke gezichten: het eene ascïx- bruin, het andere roodachtig bruin en bet dorde roodachtig Avit. Het vuur hield aller oogen geboeid; zij waren te verlegen om elkander aan te zien. Nah nya zat in het midden op haar hielen, de handen gesloten in haar schoot. Ralph deed zij deuken aan een schil derij van Mariu. Magdalena, dat hij er- |«u had geuit*. #ed*tmde kat heejc en wanneer de inlichtingen om trent een geval niet dadelijk kun nen worden verstrekt, dan gaat de onderzoelclngsdienst er oogen- blikkelïjk op uit om de moodige gegevens te verzamelen. Menziet, dat de oude Armen raad, thans herdoopt in „Centraal bureau voor Maatschappelijk Hulpbetoon", als instelling voor onderzoek, advies en organisatie, werkelijk een band kan leggen tusschen alle organen, vereenigin gen en personen, die op de eene of andere Avijze zich interesseeren voor maatschappelijk hulpbetoon. Ook kan dit bureau een uitkomst zijn voor allen, die steun zoeken, doch niet weten, Avaar ze zich moe ten vervoegen. Door zich aan te melden zal hun zeker den goeden Aveg worden gewezen. Tot zoover juichen wij de uit breiding van het arbeidsveld van den ouden Armenraad ten zeerste toe. Wij hopen van harte, dat er in den vervolge in het belang van het maatschappelijk 'hulpbetoon, een ruim gebruik zal worden ge maakt van de adviezen, van den voorlichtingsdienst van het zooge naamde „centraal bureau". Toch spreken wij deze hoop uit onder een zekere reserve. De ervaring toch heeft ons geleerd, dat de grens tusschen „adviseeren" en „doen" niet altijd in het oog wordt gehouden. De Armenraad, ook de herdoopte, is niets anders dan een bureau van onderzoek en advies; de hulpveiieening op zichzelve, de daad der zorg behoort niet tot zijn competentie. Elke directe inmen ginig in het werk der verschillende organen van armenzorg ligt be slist buiten zijn spheer. Zoodra het „Centraal bureau voor Maatschap pelijk Hulpbetoon" zich begeeft op liet gebied der daadwerkelijke hulpverleening en zelf bedoelen, ondersteunen of helpen wil, waagt het zioli op een 'terrein, waar het beslist niet behoort. Wanneer dit wèl mocht geschieden, dan voor zien wij bij de bestaande instellin gen en vereenigingen, die zich te recht het werk niet uit de handen zullen laten nemen, eene ontevre denheid en een onwil, Avelke oor zaak kan worden, dat men van het Centraal Bureau zoo Aveinig moge lük notitie neemt. In liet belang van allen, die hulp noodig hebbèn, en ook in het be lang van een goed geregelde ar menzorg in den ruimsten zin van het Avoord, sympathiseeren wij met de groote verruiming van ar beidsveld, aan den ouden Armen raad gegeven. Wij betwijfelen zeer, of hier ter plaatse een groot- sche bxueauuratlsulie opzet wel noodig zal zijn. Daar is eigenlijk al veel te A'eel bureaucratie in de Avereld, niemand ten zegen, doch alleen itot bezwaar van de belas tingplichtigen. Moge ons „Centraal Bureau voor Maatschappelijk Hulpbetoon" i n alle bescheidenheid zijn arbeid weten te doen in het belang van onze plaatselijke armenzorg. BINNENLAND. De Ruyter gehuldigd. De état-niajor van de te Amster dam binnen geloopen Deensche kruiser „Valkyrien" had opdracht van de Deensche regeerang, om bij zijn bezoek aan de Nederlandsche hoofdstad de nagedachtenis van onzen grooten admiraal Michiel Adriaanszoon de Ruyter te hul digen. Voor dat doel begaven zich, ver gezeld door den Deenschen consul alhier, den heer J. Boot, Donder dagmorgen een drietal Deensche zeeofficieren naar de Nieuwe Kerk. Ter ontvangst dezer deputatie waren aanwezig de kapitein ter zee P. C. Coops, marine-commandant te Amsterdam, de commandant der marine-kazerne, de luitenant-kolo nel A. H. Bakker en de luitenant ter zee A. W. Turk. De jongste 'Deensche officier droeg een groote lauwerkrans met linten in de rood-wit-Deensche kleuren. De heer O. Lagoni sprak, namens de deputatie, het volgende: lange verhaal veranderde zij niet van houding. Er hing een lange stilte vóór iemand spralc. Toen zij te drukkend werd, be gon St. Jean de geschiedenis van de schopping der Avereld te vertellen, maar Nahnya logde hem het zwijgen op. „St. Jean," begon zij toon, „ik heb er lang over nagedacht, wat ik doen zou. Dikwijls Avas de dokter hoos op mij, omdat ik hom niet over ons wi-lde ver tollen. Nu zal ik hot hem vertellen. Ik geloof, dat hij goed is. Ik geloof, dat hij niet zoo begoerig naar goud is als andere blanke mannen. Ik geloof dat hij, wanneer ik hem alles vertel, heen zal gaan, en vergeten wat hij gezien hoeft." Het klonk Ralph als een doodvonnis. „Nahnyabegon hij. „Wacht tot ik verteld heb," zeide zij. Onbeweeglijk zat zij een oogenblik, omlaag blikkend op haar handen, als zocht zij naar de goede woorden om te beginnen. Zij vertelde haar geschiede nis mot zachte, haast toonlooze stem, die uit de nevelige verten, vauAvaar zij scheen te komen, scherpe beelden deed opdoemen. Wanneer, op sommige oogonblikken, haar stem dreigde to breken, zweeg zij. tot zij haar Avcer kon beheerschen. Nahnya waren phra- ses vreemd; on daarin lag de kracht van haar verhaal; de onopgesmuktheid trof dieper dan pathos. „Toen ik een klein meisje Avas," be gon zij, „ga ik naar de zendingsschool aan hot Rendier-meer. De nonnenschool. Daar hen ik vier winters. Zij leeren mij Engelseh spreken en Fransch; zij loeren mij lezen en schrijven en tellen; zaaien en koken en huishouden doen als de blanke menschen. Ik ben het aardigste meisje van de school, zeggen zij. Ik h9«d rui leoroa w b»»ben; de Ingezonden mededeellng. Heldersohe Meubeltransportonderneming Jb. HARJER en Zn. Spoorslr. 49. VERHUIZINGEN. sÏÏ.T.'.ls Door het gebruik van groote wagens en vakkundig personeel, het meest aangewezen en tevens hst goedkoopste adres ter plaatse Eischt vlugge en nette bediening. „Als vertegenwoordigers van de Deensche regeering en hare marine staan wij hier om een eer biedige hulde te brengen aan de nagedachtenis van admiraal De Ruyter en om geheel Nederland te danken, voor wat het door hem in den jare 1659 voor ons land heeft gedaan. God zegene het land, dat zulk een held zijn zoon mocht noe men. Hij zegene ook de nagedach tenis van admiraal De Ruyter." De marine-commandant, kapitein ter zee Coops, bedankte namens de Nederlandsche vloot voor de daad van piëteit, waardoor de nagedach tenis van onzen meest beroemden zeeheld zoo groote eer werd be- Avezen, De krans is daarna bij de velen gevoegd, die de graftombe sieren. De Rijksmiddelen. De opbrengst der Rijksmiddelen over de maand Ootober is weder buitengewoon hoog geweest. De gewone middelen hebben in Octo ber 33.432.000 opgebracht, tegen 21.467.000 verleden jaar, d. i. dus een stijging met meer dan 50 Ter vergelijking diene, dat in 1914 in October f 16.371.000 was ontvangen en in Ootober 1916 13.543.000. Tegenover deze nog vrij recente cijfers ié de opbrengst derhalve verdubbeld, respectieve lijk bijna verdrievoudigd. Natuurlijk is een belangrijk deel van dezen grooten vooruitgang op rekening te stellen van het ver zwaren van den belastingdruk. Dit blijkt avoI heel sterk bij middelen als de zegel- en registratierechten. Verleden jaar Avas uit de zegelrech ten 1.290.000 ontvangen, thans daarentegen 2.280.000. Sinds 1913 is het provenu dus verviervoudigd. Naast de bovengenoemde midde len trekt vooral de gedistilleerd- accijns de aandacht, door een onge kend hoog eindcijfer. Als het zoo doorgaat, dan belooft de jenever- accijns bedragen in de schatkist te gaan brengen, die zelfs ongekend waren in den tijd, toen de op brengst van het gedistilleerd de kurk heette te zijn, waarop onze staatsfinanciën dreven. HetzolfHo-w^wschijKSel, dat VQ01' den gedistilleerd accijns geldt, is ook van invloed op de opbrengst van den bieraccijns. Deze was van 309.000 in 1917 tot 94.000 in '18 teruggeloopen, ondanks de ver- hooging van het heffingspercen tage. De lage opbrengst was een gevolg van den gedwongen stil stand van het bedrijf. De bierbrou- Averij leeft thans langzamerhand weder op, en dit weerspiegelt zich in een verhooging van den betaal den accijns tot 192.000, d. i. meer dan het dubbele van het vorige jaar, maar nog altijd belangrijk minder dan op grond van de ac- cijnsverhooging kon worden ver wacht. De overige accijnzen, n.1. op sui ker, zout en geslacht, zijn bij het vorig jaar ten achter gebleven. Uit den geslachtaccijns kwam 1.377.000 in, tegen 1.605.000 in 1918. Sinds eenige maanden had deze accijns bijzonder ruim ge vloeid, doordien de schaarschte aan varkensvleesch aanleiding gaf tot een veel grooter gebruik van het duurdere- rundvleesch, waarop- een hooger bedrag aan accijns moet worden betaald. De achteruitgang in October wijst wellicht op een verandering in dezen toestand. De inkomstenbelasting bracht in hoofdsom 3.601.000 op, tegen 3.831.000 in October 1918. Hier staat evenwel tegenover, dat de be lasting op de naamlooze vennoot schappen uit de inkomstenbelasting gelicht is en hiervoor de dividend en tantièmebelasting in de plaats is gekomen, die over de afgeloopen maand 1.780.000 in de schatkist bracht. Deze beide cijfers 'tezamen andere kinderen niet. Wanneer er zoek komt, laten de nonnen mij mijn lessen opzeggen in de sprooklcamer. Ilc houd niet van de andere meisjes. Ze zijn dom en dwaas, vind ik. Zij houden ook niet a'an mij. Ik anders dan zij. „Bij het Rendier-meer zijn vele blan ke menschen. Ik houd van hen. Ik houd ervan hoe de blanken leven, met mooie dingen en prettige gewoonten. Ik zit graag bij hot eten in een stoel, ©n houd van een wit kleed op de tafel, en por- celoinen borden. Altijd denk ik aan de blanken en hun eigen land, ver Aveg. Ilc verlang zoo er heen te gaan, en alles te zien Avat or te zion is. „Er was een jongen op school, twee jaren meer ouder dan ik. Hij' is half- blank, als ik. Hij houdt niet van boe ken, maar ik kijk hem aan, en ik Aveel, hij voelt hetzelfde als ik van binnen. Ilc zou graag vrienden mot hem zijn. Maar van de nonnen mogen d© jongens de meisjes niet met elkaar spreken. Maar hij kijkt mij aan, en ik kijk x hom, en 's nachts, wanneer ze allemaal slapen, ga ik uit de slaapzaal, zoo zacht als een lynx, en hij is op wacht naar mij in den groententuin. Wij spreken samen. Hij is als mijn broeder. Hij ver telt mij, hij is van plan weg te loopen van de school, en ver weg te gaan. Ik voel me ongelukkig. Ilc wil ook ver weg. „Wanneer ik in huis terugkom, wordt oen non wakker en snapt me. Zo maken vrooselïjko drukte. Zij zeggen, ilc ben een slecht meisjo. Zij sluiten mij op, en geven mij alleen brood on water. Ilc ben kwaad, omdat ze mij slecht noemen en mij boos aankijken. Omdat ik eerst geloofde, dat zij van mij hielden. Ik weet, ik ben niet slecht, maar ik wil niets zeggen. Zij zeggen dat ik verhard l»e*. Ik Imk aiet hard, ik Üea zaoht. geven dus een belangrijke verhoo ging ten opzichte van 1918. Van de overige middelen hebben vooral de invoerrechten weder bij zonder ruim gevloeid, dank zij de uitbreiding van het handelsverkeer en meer nog de hooge prijzen, die een sterken invloed oefenen op de opbrengst der rechten, voor zoo verre deze ad valorum worden ge heven. De hoogste opbrengst, die ooit vóór den oorlog was verkregen, was n.1. 1.672.000 in Maart 1914, de hoogste October - opbrengst 1.482.000 in 1913. In de afgeloopen maand is daarentegen 2.954.000 ontvangen (v. j. 837.000). Dat. dit inderdaad grootendeels te danken is aan de booge prijzen, blijkt uit de loodsgelden. Hieruit is 162.000 binnengekomen, tegen 29.000 ver leden jaar. Vóór den oorlog be droeg de opbrengst omstreeks drie ton per maand, zoodat trots de heuglijke verbetering tegenover 1918, de omvang van het handels verkeer, zoover het in de loodsgel den tot uiting komt, toch nog sterk bij dat der laatste vredesjaren blijkt achter te staan. Het statistiekrecht toont in ver band met de algemeene opleving in zaken natuurlijk eveneens veel hoo- gere cijfers aan. Het bracht in Oc tober 412.000 op, tegen 97.000 in 1918. Een recordbedrag werd we der ontvangen uit de belasting op jouden en zilveren werken, namel. 85700, tegen 67.242 verleden jaar, en een hoogste cijfer van 51.317 vóór den oorlog, n.1. in Januari 1914. Vermelden wij ten slotte nog, dat ook de Successie rechten bijzonder ruim blijven vloeden. Zij brachten 3.385.000 óp, tegen 2.258.000 in 1918, wat op zichzelf voor October reeds een recordbedrag was. Uit de buitengewone middelen werd in de afgeloopen maand 14.143.000 ontvangen, tegen 17.248.000 in Oct. 1918. Deze ver mindering komt op rekening van de oorlogswinstbelasting. In totaal is uit de gewone en buitengewone middelen over de maand October 51.71 millioen in de schatkist gevloeid, tegen 41.77 millioen in Oct. van bet vorig jaar. In vergelijking met de eerste 10 maanden van 1918 bedraagt de vooruitgang in de opbrengst der gewone middelen niet minder dan ruim 73 millioen en van alle mid delen tezamen 85.83 millioen. Vergeleken met 10/12 der raming, die 186.03 millioen bedraagt, is de verbetering in de eerste 10 maan den reeds 77.29 millioen. Postpakketten en St. Nlcolaas- drukte. De Directeur-Generaal der Pos terijen en Telegrafie maakt bekend, dat bij gelegenheid van het aan staande St. Nicolaasfeest de ver gunning om meerdere pakketten aan hetzelfde adres van slechts één enkele adreskaart te doen verge zeld gaan, voor het tijdvak van 2 tot en met 6 December wordt inge trokken. Voorts wordt, ter verzekering van eene goede overkomst van de pakketten, aanbevolen: lo. in het bijzondér zorg te dra gen voor eene doelmatige, stevige verpakking van den inhoud, zoo- dat deze op voldoende wijze tegen vallen en beschadigen is gevrij waard; 2o. zooveel mogelijk de adressen op de pakketten te schrijven, en Avaar opplakken of aanhechten van een adres onvermijdelijk is, dit zoo danig te bevestigen, dat voor het verloren gaan daarvan gedurende het vervoer geen wees behoeft te bestaan; 3o. in de pakketten een los adres te sluiten, opdat, wanneer het oor spronkelijke adres verloren gaat, Aldoor Avanneer ik alleen ben, buil ik. Maar ik wil hen niet laten zien, dat ik huil. „Heel lang ben ik opgesloten. liet is bijna lente, waixneer ik er uit gelaten word. De jongen is weg a'an de school. Ik ben veranderd. Ik haat die school nu. Ik wil wegloopen. Ik doe goed m'ii host, nu, dat ik kans krijg oxn Avog to loopen. De nonnen zeggen ik ben tot inkeer gekomen, en glimlachen av Zij Aveton niet, Avat in mij is. Eindelijk beginnen zij mij uit te laten gaan al leen met mijzelf; omdat ik een van dt grootste meisjes ben, sturen ze mij naar den Aviixkel om thee en suiker. „Er is een blanke man in den Fraxx- seheu kleerenAvinkel, en die is vrien delijk tegon mij. Hij geeft mij dingen uit zijn winkel voor mijzelf, en ik denk hij is een goede man. Ik vei-tel hem. dat ilc zoo verlang weg te komen, en hij zegt, hij zal me meenemen, wanneer hij Aveggaat in den zomer. Ik ben zoo blij, bijxxn dol. Ilc denk .xxiets kwaads, oindat hij oen oudo man is met grijs haar, en hij zegt, hij neemt mij mee naar zijn dochters, ver weg. Mij, ik ben nog niet zestien jaar oud. „Dus wanneer hot ijs uit hot moer weg is, en verteld wordt, de eerste boot naar New-York zal van Grior's Point afgaan, zoo gauw bet den vol genden morgen licht is, zegt hij hot mij. Dien nacht ga ik uit bed. Er slaapt een nou naast de deur, maar ik kruip onder alle bedden als een wezel en kom buiten. Den heelen Aveg naar Grior's Point loop ik bard. Het is vijf mijl. Weldra is het dag, en ze zetten de boot af. Ik ben zoo vreeselijk blij, ik ben Wehti-go, dol. „Gauw zie ik, ik heb mij vergist. Die blanke is niet goed. Hij begint leelijk tegen mjj te does, e* ik ben bang. Er het pakket later toch kan worden uitgereikt; 4o. de ter post bezorging zoo tij dig mogelijk te doen geschieden én deze niet uit te stellen tot enkele dagen voor het St. Nicolaasfeest. Voorts wordt er op gewezen, dat in verband met de buitengewone toeneming van het aantal binnen- landsohe en buitenlandsche pakket ten, vertraging in de uitreiking in zonderheid bij de te verwachten St. Nicolaasdrukte onvermijdelijk zal zijn. Tenslotte wordt de aandacht ge vestigd op de gelegenheid tot aan gifte van waarde van pakketten, hetgeen voor die, welke kostbaar heden bevatten, dringend is aan te bevelen en tengevolge waarvan het eventueel verloren gaan tijdens het vervoer het volle bedrag der aan gegeven waarde van de pakketten kan worden vergoed. Initiondtn mGdodeolIng. PLAATSELIJK NIEUWS. Een moeilijke redding. De bemanning van de redding- vlet der sleepboot „Hectór", welke de schipbreukelingen van de „Nep- tun II" veilig aan land bracht, ont ving van een bekend Amsterdam mer eene som van 300.—. Deze gift wordt des 'te meer gewaar deerd, daar het hier betrof een particuliere reddingboot, welker bemanning voor haar menschlie- veuid werk geen geldelijke beloo- ninig ontvangt. „Pelgrimsrelze" Heilige Land. Wij herinneren bij deze aan de lezing, die a.s. Zondag- en Maan dagavond gehouden wordt (mis schien Dinsdag ook) over de H. Landstichting te Nijmegen en Pa lestina, dooi- den HoogEenv. Heer Amold Suys, Vicaris van de H. Landstichting te Nijmegen. De lezing wordt met 160 lichtbeelden opgeluisterd. Bizonderhecen hier omtrent per advertentie. School voor draad looze telegrafie. Gaarne vestigen wij de aandacht op eeno advertentie in dit num mer, Avaarin wordt aangekondigd de oprichting van de „Eerste Hel dersohe School voor Draadlooze telegrafie". Een dergelijke instel ling zal ongetwijfeld voor menig een in een behoefte voorzien, in dien nu maar de belangstelling vol doende is om den cursus te kunnen laten doorgaan. Men leze overigens de adverintie. Kathlecn Parlow. Aan deze kunstenares, die 8 Dec. a.s. hier ter plaatse, weder optreedt, wijdde de „Held. Courant" indertijd een arti kel, dat ook in het maandblad „De Nieuwe Gids" is opgenomen en waar aan wij bet volgende ontleencn: Dit is eene vrouw, die geleid is door de hoogste heerlijkheden van haar he vige kuxxstenaarsleven, langs doornige paden, waarlangs zij zich moeizaam een weg heeft gebaand. Dit is eene vrouw, voor wie de felste ontroeringen tot eene reactie voeren van opperste uitputting; ene vrouw, die door den kus, dien het genie haar op bet voor hoofd drukte, veroordeold werd tot lij den, tot het ondergaan van de felle passies harer kunst, eene vrouw, die op is van geweldige, Innerlijke ont roeringen, die vol-leefd is, die in haar kuixst haar grootsten vriend en troos ter, maar tevens lioar hevigsten vijand heeft, de vijaixd, die haar sloopt, die haar genadeloos vermoordt met zijn verrukkelijke innerlijke llefkoozlngen. Eene vx-ouw, die in de twee uren, dat zij haar instrument bespeelt, een gaixsch leven doorleeft van hoogheid en schoonheid, maar die daarna, moe en gebroken, den bittex-en. dood sterft dar uitputting. Eene vrouw is zij, voor wie Oscar Wilde's woorden geschreven zijn; For he who lives more lives than one More deaths than ono must die. Zij speelten haar glimlach heeft. plaats gemaakt voor eene uitdrukking van smart, van melancholie; zij voelt hoe de muziek haar overweldigt, hoe zij tenonder gaat en zij wil overwinnen! Zij perst de lippen opeen; zij Bpeelt, haar teere, ragfijne vingers beAverken de snaren; dubbele flageoletten, dub bele trillers, dubbele pizzicati, in alle mogelijke posities, ach, zij zijn immers Spielereien voor haar, Avaar zij de ziel vertolkt van do kunstenaars, die het leed der wereld en do opperste blijd schap des horten vertolken in de mu ziek. In haar concert van Max Bruch, waaraxede zij opende, steeg zij omhoog, steeds omhoog, zij wild© naar het glan zende, vreugde en leed negeerende Nirwana der ziel, en zij worstelde en steende. De viool vertelde zacht en klagend, van de onzegbare ellende, van de barre wildernis der melancholieke gedachten, van de smart van het leven, van den vloek, die op het mensohelijk geslacht ügt. Maar de klanken rezen, rezen, rezen; zij rolden aaneen tot geurige rozen, tot. boupuettén van wonderbare bloemen, tot een toovertuin van exotische flora, tot een tropisch woud van warme, weelde rige gewassentot zij, in den klan- kenrythmue vtux het Adagio en hot. Al legro energico, uiteenspatten in oppor- ste extase van menschel ijk geluk Verslag der Gemeente-Arbeidsbeurs over de mauuid October 1919. Aanvragen vim werkgevers kwa men In om: 3 asrdappelnohdlsters, 1 aardap- pelsohilater ben. 18 jaar, 1 boek drukker, 1 betonvlechter, 2 brood bakker», 1 banketbakker, 8 boe renarbeiders, 2 bankwerkers ben. 18 jaar, 1 barbiersleerling ben. 18 jaar, 8 dagdienstboden, 7 dagmeis jes ben. 18 jaar, 8 elektriciens, 57 grondwerkers, 1 huishoudster, 2 kantoorbedienden, 1 kantoorbe diende ben. 18 jaar, 1 kantoorbe diende vrouwelijk, 81 losse werk lieden, l loodgieter ben. 18 jaar, 3 loopjongens ben. 18 jaar, 2 met selaars, 1 magazQhkneoht, 1 melk venter, 1 opzichter-bouwkundig, 1 plakker ben. 18 jaar, 1 stoker, 2 smeden, 1 smid ben. 18 jaar, 4 schilders, 1 steenbikker, 1 tuin man, 6 timmerlieden, 3 winkeljuf frouwen, 6 werksters, 1 werkmeis je ben. 18 jaar. Totaal: 210 per sonen. Aanbiedingen kwamen in van: 7 aardappelsohilstérs, 1 aardap pelschilster ben. 18 jaar, 1 boek drukker, 2 betonvlechters, 2 brood bakkers, 2 banketbakkers, 1 bag- jerman, 2 boerenarbeiders, 2 >ahkwerkers ben. 18 jaar, 8 con ciërges, 8 controleurs, 2 dek- gaan veel menschen mee op do boot New-York, en met zooveel ben ik voilig. Ik blijf dicht bij de atouw van den Engelschen schoolmeester en ver zorg haar kindje, en hij kan mij niet krijgen. Hij is doi. Wij zijn op de New- York boot vijf dagen. Wanneer wij aan de landingsplaats zijn aangekomen, en hij in een café zit to drinken, loop ik weg en verberg mij in de bosscben. „Ik loop alleen naar 1'rince George. Ze zeggen dat het honderd mijl is. Ik vruag een beetje eten aan do stopplaat' sen. Ik slaap in de dichte bosechen, want ik ben bang vóór mannen. Wan neer ik in de stad kom, ben ik verbluft van alles wat ik zie. Zooveel leven en bewoging; zooveel menschen ik weet niet Avat te doen. Ik voel me ongelxxk- kig omdat er geen plaats schijnt voor mij. En al do mannen kijken net zoo naar me als die oude man op de boot. Aldoor verberg ik me voor hen. Ik ge loof, dat or iets bijzonders aan mij is. Misschien ben ik slecht, zooals de non nen zeggen, en ik wóot het niet. „Ik loop en ik loop in de straten. Ik heb zoo'n honger. Eindelijk krijg Ik werk in oen wasscherij. Daar werken ook nog andere roode meisejs, en ik denk: ik hen veilig. Zij zullen me ver tellen, wat ik doen moet. Maar zij pla gen mij, omdat de baas tegen.mij spreekt en lacht, en alleen vloekt ti hen. De baas is als de andere mannen en gauw moet ik gaan zonder nxijn geld. „Ik krijg gauw weer ander werk, want ik ben sterk. Ik krijg veel betrek kingen. Ik kan ze niet tellen. Altijd is er een blanke man, die slecht van wil en ik moet gaan. Het is bijxxa drie jaar, dat ik in Prince George werk. liet is niet noodig alles to vertellen, Avaut het ia aldoor hetzelfde. „Eindelijk ben ik werkelijk rorhari Lts, 3 dagdienstboden, 5 dag meisjes ben. 18 jaar, 2 electrioiens, 59 grondwerkers, 2 grondwerkers ben. 18 }a«r, 1 handelsagent, 2 in casseerders, 2 kantoorbedienden, 1 kantoorbediende ben. 18 jaar, 1 kantoorbediende vrouwelijk, 1 kan- toórbeddende vrouwelijk bon. 18 a4r, 1 kraandrijver, 1 loodgieter >en. 18 jaar, 101 losse werklieden, 13 losse werklieden ben. 18 jaar, 1 Joopknëoht, 2 loopjongens ben. 18 Jaar, l melkventer, 2 machinis ten, 1 mariüne-bainlcw erker, 1 ma- gazijimewter,'1 magazijnlcnecht, 1 eJtseloar, 1 matroos koopvaardij, matrozen binnenvaart, 2 opper lieden, 1 opzichter-bouwkundig, 1 pakhuisknecht, 1 politieagent, 1 plakker ben. 18 jaar, 1 reiziger, 1 reiniger, 1 rijwielhersteller ben. 18 jaar, 0'stokers, 2 schilders, 1 schilder ben. 18 'jaar, 1 steenbik ker, 1 smid, 1 smid ben. 18 jaar, 1 scheepstimmerman ben. 18 jaar, 4 timmerlieden, 1 tuinman, 1 voer man, 1 viaseher, 2 wakers, 1 win- kelbedieüde,' 4 wisselloopers, 1 winkeljuffrouw ben. 18 jaar, 4 werksters. Totaal: 279 personen. Geplaatst werden: 3 aardappelsohilstérs, 1 aardap pelschilster ben. 18 jaar, 1 boek drukker, 1 betonvleohter, 1 brood bakker, 1 banketbakker, 2 boeren arbeiders, 2 bankwerkers ben. 18 jaar, 2 dagddenstboden, 5 dagmeis jes, ben. 18 jaar, 2 electriciens, 57 Ldwerkers, 2 kantoorbedien- 1 kantoorbediende ben. 18 jaar, 1 kantoorbediende vrouwel,, 71 losse werklieden, 2 loopjongens ben. 18 jaar, 1 melkventer, 1 ma- fijnknecht, 1 opzichter-bouw- wig, 1 plakker ben. 18 jaar, 1 stoker, 2 schilders, 1 steenbikker, 1 smid, 1 smid bea. 18 jaar, 4 tim merlieden, 1 tuinman, 4 werksters. van'binnen, als d© nonnen zeggen.-Ik geef er niet meer om. Ik zeg tegen me zelf: wat is het nut van een leven als dit? Het geeft een meisje geen vrien den, Ik ben alleen maar een opgejaagd beest. En ik zog, ik zal niet langer meer wegloopen, maar nemen wat komt. Ik kan niet slechter worden. Maar aldoor moet ik wegloopen, wan neer de thy. zoover komt. Het is iets in mij, dat mi] (loet wegloopen. „Eindelijk was er een man, die slech ter was dan een van de andoren. Hij volgde mij van t'eene plaats naar de andere, en sprak kwaad van ine, zoo dat ik aldpor wijn betrekkin# verloor- Hij doohValfl hij mij kon ulthongoreD, zou Ik bij hem komexx. Ik zou eerder nog in de rivier gesprongen zijn. Ein delijk kan. ik In Prince George geen werk meer krijgen; en lk ga er weg. XKorift vervolgd).

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1919 | | pagina 1