der schepen zou worden geschorst. Tot onze
groote verbazing deed de miniöter-president
het echter in de Eerste Kamer voorkomen,
dat er een compromis was gesloten tusschen
regeering en Kamer, dat de afhouw voort
gang zal hebben. Spreker heeft daarna in de
daad van mr. BJjleveld, om de pantserplaten
te bestellen, een provocatie tegenover hem
en de andere tegenstanders gezien. Hoe is
het'mogelijk, dat deze minister-ruwweg han
delde tégen alle adviezen in?
Spreker zou het een dwaasheid achten,
dat we de booten, staando op de werf, gingen
afbreken. Hij persoonlijk zou zich niet neer
leggen'hij een besluit tot afbreking van het
geen op de werf op stapel staat. Spreker
vraagt den minister straks duidelijker te
spreken dan hij in zijn memorie van ant
woord deed. Thans waa de minister zeer
vaag. Spreker waagt hem, of het volstrekt
uitgesloten is, dat de commissie, die zal wor
den ingesteld, hem zal mogen voorstellen
toch kviiiscrs te bouwen.' Sluit cle minister nu
en VO'i" i' -.nusers voorgoed uit? Of
laat i:'nel ..re. erv.-arnog.door de commis
sie bestudeeren? Vast sraat, «lat de minister,
toen hij de pantserplaten bestelde, vóór bet
afbouwen dor kruisers was. Eenige dagen
later was hij tegen het afbouwenl Dat is een
manier van werken, die niet door den heu
gel kan. Men zegt, dat van Hecking Ooien
brander 's ministers deskundige voorlichter
is en zelfs'den geheelen ministerraad in zijn
richting stuurde. En wat zeide hij? „Wij
moeten eerst de kern hebben, de onder»
zeeërs". En dan later zou blijkbaar toch de
omlijsting noodig zijn, de kleine kruisers.
Spreker heeft dien avond begrepen, dat deze
oud-vlootvoogd zeer zwak stond, en dat hij
wel degelijk bedoelde: eerst de kern, en dan
(dus toch) do omlijsting. Dit moet dus ook
wel het stelsel van den minister wezen.
Wij willen niet onze marine likwideeren,
niet Indië overgeven aan den loop der om
standigheden. Spreker heeft er dan wel eeni
ge millioenen voor over (gelach) om onze
marine in stand te houden. Hij heeft zich
echter afgevraagd: kunnen we dezen minis
ter handhaven (geroep: néén!)? Spreker wil
op deze vraag pas antwoorden als hij de de
batten heeft aangehoord. Hij wil intusschen
erkennen, zooals ook zelfs de heer Hugen-
holtz deed, dat de m. v. a. van den minister
veel goeds bevat. En hij vreest, dat we een
duurdoren minister terug krijgen zullen. We
moeten toegeven, dat deze minister thans zes
millioon heeft weten te besparen. Als we de
perspectieven bekijken, dan gelooft spreker
niet lang met dezen minister te kunnen me
degaan, maar voor het eerste jaar zullen we
met hem kunnen bezuinigen, als vro er al
thans acht op slaan, dat hij niet met een
suppletoirs begrooting zal komen.
Spreker stelt ten slotte d® volgende
vragen:
Ten eerste. Op bladzijde vier van de Me
morie van antwoord staat te lezen, dat de
afbouw van de kruisers gestopt wordt.
Moet de mededeeling zoodanig worden op
gevat dat do in aanbouw zijnde kruisers op
de hellingen zullen worden gesloopt, of mag
worden aangenomen dat de afbouw zal wor
den voortgezet tot en met de rompen, zooals
in de vergadering, van 18 Maart j.1. door den
heer dr. Lely is verdedigd?
Ten tweede. Op bladz. van de M. v. A.
staat letterlijk te lezen: „Mocht in de toe
komst blijken, dat als contingent voor den
Volkenbond, of om welke reden ook, uitbrei
ding noodig of gewenscht is, zoo zal nader
worden beslist".
Is deze opmerking zóó op te vatten dat de
minister het opnieuw op stapel zetten van
kruisers als dézen denkbaar acht als de vol
kenbond dit wenscht?
Ten derde. Zal do interdepartementale com
missie bedoeld op blz. 6 van de M. v. A, vrij
heid verkrijgen om in haar advies indien
zjj, het noodig acht den aanschaf van krui
pers in het vlootplan van den minister aan te
hevelen? of zal haar opdracht zeer be
perkt zijn?
Mag worden aangenomen dat haar op
dracht uitdrukkelijk zal worden beperkt tot
het geven van advies in zake het klein ma
terieel zonder kruisers?
Ten vierde. Op blz. 12 van de M, v, A. is
opgemerkt dat de vrijkomende hellingen zoo
spoedig mogelijk moeten worden bezet voor
den bouw van onderzeebooten.
Op blz. 2 van de M, v. T. is reeds medege
deeld d::; i iü20 gelden zullen worden aan-
gevr.s.<-u bouw van de onder
zeeërs n - .i:: i.ji ::i .et 14.
Op hoeveel mhhoen .sdhat de minister de
uitgaven voor den bouw van materieel in
deze begrooting genoemd waartoe slechts
memorieposten zijn uitgetrokken?
Spreker sluit zich aan bij dén hoep Hu-
genholtz wat betreft de concentratie der
oefeningen en de torpedobooten. Tot slot wil
hij den minister deze hulde brengen (ge
lach), waarbij hij meent, de heele Kamer ach
ter zich te hebben (harder gelach), dat hij
zooveel goede maatregelen nam voor de be
strijding der geslachtsziekten.
De behandeling werd hierna verdaagd tot
Woensdagmiddag 1 uur.
In de avondzitting werd behandeld een
wetsontwerp tot uitkeering ineens wegens
den langen duur der buitengewone tijdsom
standigheden aan hiervoor in aanmerking
komende ambtenaren en beambten.
Zitting van Woensdag 10 December.
Aan de orde is de voortzetting der beraad
slagingen over Hoofdstuk 6» der Staatsbe
groting voor 1919.
De beer A. P. Staalman (O. D.) kan in
's Ministers optreden niets anders zien dan
zelfoverschatting en wispelturigheid. Deze
Minister verstaat den volksgeest niet en ziet
niet, dat het volk afkeerig is van het militai-
risrae. Hij kent de marine niet en heeft van
haar behoeften en verlangens geen notie.
Hij wil het personeel zijn. wil opleggen en
construeert zelf een marine, zooals hij zich
die in verheven gezichten heeft gedroomd. Is
het ooit beleefd, dat zulk een povere toelich
ting van Memorie van Antwoord verscheen
als de onderhavige. De Minister kent de
richting niet, waarin gevaren moet worden
en toch staat hij op de brug. 's Ministers stel
sel bewijst, dat hij niet begrijpt, w;at een oor
deel het volk heeft. Hij wil niet ingressief,
maar verdedigend optreden. Maar dat is
niets nieuws. Alle vroegere Ministers van
Marino wilden het zelfde.
Alle marinedeskundigen hebben verklaard,
dat de Minister er niets van af weet. Deze zal
zich thans wel moeten afvragen, of hij kan
blijven varen op het kompas van zijn eeni-
gen adviseur, den gep. vice-admiraal van
Heoking Ooienbrander.
Als de Volkenbond ook aan de kleinste
naties den eisch stelde, dat zij in staat moe
ten zijn, den eersten schok op te vangen, dan
zou van toetreding niets voor die kleine na
ties kunnen komen. De Volkenbond zou zijn
eigen belang te zeer schaden, indien hij ons
dezen dwazen eisch stelde. Dat wij in staat
zouden zijn den eersten schok met kans op
eenig succes op te vangen, is een illusie zoo
absurd, dat zij slechts, kan opkomen in een
door militarisme overspannen brein. En op
die basis Is het -geheele systeem opgebouwd
van dezen onervaren, niet ter zake kundigen
Minister. En daarvoor worden ons gelden ge
vraagd voor eon heele Golleotie onderzeeërs,
watervliegtuigen, jagers, enz. en dat alles
voor het Moederland! Dat zal ons schatten
kosten, millioenen! Spr. waarschuwt de Ka
mer voor deze nieuwe liefhebberij van don
Minister; ?t wordt een spelen en morsen met
millioenen, dat geheel onnoodig is, omdat het
vaderland niet in gevaar is en ook niet in ge
vaar zal komen. Een marinevliegdienst is
voor een klein land als 't onze volmaakt on
noodig.
Voor Indië ontwikkelt de Minister dezelf
de phantastische praatjes. Als wij dit deel
van de Memorie van Antwoord lezen, is het
alsof wij een romannetje 'lezen. De enorme
sommen, die voor dit alles noodig zullen zijn,
zijn ook door den Minister niet te ramen.
Toch ontwikkelt hij op eigen risico een
systeem tegen alle adviezen der deskundigen
in. Onder geen beding volgt spr. den Minis
ter dus. Vraagt men spr.: Wat wilt gij? dan
antwoordt spr.: Het is niet mijn taak een
systeem te ontwikkelen, maar spr, wenscht
beperking van onze weermiddelen tot het al-
lernoodigste en stopzetting van allen belang
rijken nieuwen aanbouw. Voor Indië dienen
wij alleen te behouden wat noodig is om onze
positie tegenover de Inlandsche bevolking
to'handhaven, waartoe spr. enkele groote'
schepen voldoende aobt.
Spr. kan niet voor dezo Begrooting stem
men. Alle perspectief wordt door 's Ministers
plan aan het personeel ontnomen. Zoo zal
onze Marino karakterloos eÜL roemloos ten
onder gaan en dezen Minister is daaraan
schuld met zijn systeem, dat het product is
van de motie-Oud en dé motie-Hugenholtz,
de mannen, die de Marine willen afbreken.
De Minister zwicht voor de revolutionnaire
elementen. De heer Hugenholtz heeft zich
erop geroemd, dat hij alles gedaéfc kan krij
gen als men de Marine maar op haar taber
nakel geeft! De Minister zet den afbouw der
kruisers «top en handhaaft die verklaring.
Spr. vraagt met hoogen ernst: „Hebt gij,
Excellentie, gisteren de geheole waarheid ge
sproken en niets dan de waarheid?
De Voorzitter: „Zooiets moogt u aan
den Minister niet vragen."
De heer A. P. Staalman wijst erop, dat
de heer Hugenholte en ook de pers gisteren
daaromtrent geen Zekerheid had. Aan een
Minister, die niet vaart, maar die zwabbert
over zee, mag het roer van Marine niet lan
ger worden toevertrouwd. Wat het personeel
aangaat, dit verloopt geheel tengevolge van
het faillissement der Marine. 3216 officieren
en onderofficieren zijn er van onze marine
tegenover slechts 1300 matrozen. Te meenen,
dat men daarmede een vloot kan bemannen,
die met succes den eersten stoot kan opvan
gen, is eenvoudig onzinnig. Van af 1 Januari
tot 1 November namen 833 matrozen hun
ontslag tegenover slechts 131 nieuwe matro
zen. Gaat 't zoo door, dan blijven over en
kele jaren alleen gegradueerden over en heb
ben we een marine zonder matrozen! Deze
Minister heeft alle vertrouwen bij ons volle
verspeeld^ Van hem is geen uitbouw te ver
wachten. Hij kent de psyohe van het perso
neel niot.
Het beleid van dezen jongen Minister van
Marine leidt tot een volslagen débaclo. De
nieuwe traktementsregeling is niet voldoen
de om aan de Marine blijvend personeel te
verbinden. Ook de zorg voor de geestelijke
ontwikkeling van het personeel is onvoldoen
de. Wat op dit gebied geschiedt, is een pas
kwil.
Futloos en slap treedt deze 'anti-revolutio
naire Minister op tegen den revolutionairen
feest onder het personeel. Het kwaad, door
e revolutionaire actie onder het personeel
gesticht, wordt zeer ernstig, ook van Indië.
Met de schepen der marine stuurt mep per
jaar 300 revolutionaire zendelingen naar
Indië, Spr. wenscht dit offer aan de revolu
tionaire actie der sociaal-democraten niet .te
brengen; hij wil een personeel, dat volkomen
betrouwbaar is en niot de revolutionaire
vrienden van den beer Troelstra van ovef de
grenzen met gejuich' inhaalt.
Spr. wenscht een regeeringsgetrouwe ma
rine. Hij herinnert eraan, dat de Regeering
in de revolutiedagen van November 1918 de
sluitstukken van de kanonnen liet halen, uit
vrees voor revolutie onder 't, personeel. De
Minister die dezen revolutionairen' geest
ontkent, geeft do Regeering een slag in. het
gezicht. Hij pleit vóór deze revolutionairen.
Ernstig protesteert spr, ertegen, dat de
Minister, om zijn betoog ingang te doen vin
den, de leden der marine-organisaties tegen
elkander uitspeelt. Deze Minister laat „Het
Anker" toe op de vloot, het blad, dat reeds
jarenlang revolutie heeft gepredikt, en deze
Minister vertrouwt de redactie van „Het
Anker" en gelooft, dat deze de belangen van
de marine zal behartigen. Deze Minister kan
evenmin als anti-revolutionair,'maar, ook als
Christen geen aanspraak maken op ons ver
trouwen. Deze Minister, die niets doet dan
de marine sloopen, die pantserschepen sloopt,
kanonneérbooten sloopt, die het geheele per
soneel sloopt, is geen Marineminister, hij is
een marinesloop er, die zoo spoedig mogelijk
heen moet gaan!
De heer D u y m a e r van Twist (A. R.)
zegt, dat een zijner politieke vrienden zal
spreken over 's Ministers beleid. Spr. wenscht
een woord te wijden aan het materieel, spe
ciaal voor de verdediging van Indië. Spr.
herinnert eraan, dat tegenover de vloot van
groot materieel van Minister Rambonnet, van
dezo zijde der Kamer werd voorgesteld een
vloot van klein materieel. Daartoe behooren
ook de kruisers, dat is op te maken uit de
grootte, de bepantsering, de bewapening. In
1917 werd dezerzijds aangedrongen op voort
gang van den afbouw der kruisers en ook de
heer de Meester achtte voor Indië kruisers
noodig; eveneens de heer J,anscn. Kamerle
den van alle richtingen hebben toen met een
zeker soort instemming gestemd voor den
afbouw der kruisers. Kruisers zijn noodig,
evengoed in 1919 als in 1917. Een onderzee-
vloot zonder kruisers is voor de verdediging
van Indië zonder beteekenis. Onderzeebooten
alleen kunnen zich niet verdedigen zonder
steun van kruisers.
Een kleine vloot eischt een doeltreffende
concentratie en deze is niet mogelijk zonder
voorafgaande behoorlijke verkenning...Snel
ler verplaatsing der vloot is niet mogelijk,
tenzij de verkenning plaats heeft gehad door
snelvarende kruisers, die den koers kunnen
nagaan en vroegtijdig kunnen waarschuwen.
Hier dient de hoofdaanval onderscheiden te
worden van een schijnaotie. Verkennen is
het ABC van het gevecht. Kruisers met
goede pantsers en vliegtuigen zijn voor dien
verkenningsdlenst onontbeerlijk. De Minister
wil alleen vliegtuigen, die in zijn stelsel aan
de kust gebonden zijn.
Het stelsel van verkenning met vliegtui
gen is zeer inferieur aan dat met kruisers.
Ook '«Ministers, adviseur, de vice-admiraal
van Hecking Colenbrandcr, acht een omlijs
ting van het kleine materieel met kruisers
noodig. Zullen wij nu de „Java" en de „Su-
matra" voor afbraak gaan verkoop-en? Neen.
De Minister staat hier met zijn stelsel geheel
alleen .Wil hij een vloot alleen van klein ma
terieel zonder kruisers, dan zal die vloot
geen beteekenis hebben, de personecl-quaes-
tio groote moeilijkheden opleveren en zijn
Vlootplan veel duurder zijn «Jan met kruisers;
Ter verkenning zullen groote aantallen on
derzeeërs mot al wat daarbij behoort beschik
baar moeten zijn en stations voor de vliegtui
gen op tal van punten van den Oceaan. Bij
onvoldoende verkenning is dus een groote
vloot noodig. Men spreekt reeds van honderd
onderzeeërs. Zulk een vloot acht spr. onbe
taalbaar. In 's lands belang doet spr.-eeh be
roep op den Ministèr om met den afbouw der
kruisers voort te gaan.
De heer Oud (V. D.) herinnert er aan,
verleden jaar erop te hebben gewezen, dat
in de eerste plaats aan de grieven van het
personeel een einde moest worden gemaakt,
die geleid hadden tot de revolutionnaire ge
beurtenissen van November 1918. Spr. acht
's Ministers optreden tegenover het personeel
intusschen juist, nien make zioh dus tegen
over den revolutionnairen' geest onder bet
personeel niet. al te ongerust. Er zijn com
munisten onder het personeel en die hooren
niet thuis bij de marine; maar mén zal ze
niet vinden in den Bond van Minder Marine
personeel.
Als men den raad van den heer Staalman
volgt, van niet met dien hond te praten, dan
werkt men de ontbinding van de marine in
de band. Ook op de gegradueerden kan men
vertrouwen. Spreker raadt den Minister en
de Kamer aan, de gebeurtenissen van Nov.
1918 als g e d a a n te beschouwen. Er zijn of
ficieren, die hoofd .voor hoofd aan hun man
schappen hebben gevraagd: Zijt gij betrouw
baar? Het ligt voor de hand, dat niet allen
„ja" antwoorden, maar men moet er nu niet
meer over spreken en spoed maken met de*
regeling der rechtspositie, en van het georga
niseerd overleg.
Het vraagstuk van de personeelsvoorzie
ning is allermoeilijkst. Maar de Minister doet
zijn best om het op te lossen. Hij heeft goed-
gedaan, proeven» te nemen met het uitzenden
van de officieren met hunne gezinnen. Spre
ker wijst erop, dat bij de Marine een groot
tekort aan officieren van gezondheid bestaat.
Het is hier geen kwestie van geld, men kan
best een grooter aantal off. v. gez. aanstellen.
Van het Bacteriologisch Instituut in Indië
wordt .niet voldoende profijt getrokken voor
de vorming der officieren van gezondheid.
De regeling van den dienst wekt ook wei
nig animo voor geneeskundigen om bij de
Marine te gaan. De geneeskundige dienst
moet zelfstandig egmaalct worden. In de hos
pitalen moet ander personeel komen. En men
moet 'ze niet alnger beschouwen als oorlogs
schepen, De verpleging moet vakkundig we
zen, het liefst mako men gebruik van." ver
pleegsters.
Wat de geestelijke verzorging betreft, de
tractementen der vlootprecükanten zijn te
laag. Pleitende voor verhooging, wordt men
van het kastje naar den muur gestuurd.
•Spr. komt vervolgens tot het materieel. Bij
de vorige .begrooting heeft spr. gezegd, dat
wij eerst moesten afwachten,, hoe de interna
tionale verhoudingen zich zouden ontwikke
len, alvorens door te gaan met den afbouw
van materieel. Dat was de bedoeling van
sprekers motie. Ten aanzien daarvan heeft
heel wat misverstand gehuisd. Het is nooit
de bedoeling, geweest, dat wat op stapel stond,
zou moeten worden -afgebroken. Do bedoeling
was alleen te stoppen met den aanbouw der
kruisers.
De toestand op internationaal gebied is
sinds verleden jaar echter niet gewijzigd. Wij
moeten dus ook thans niets doen en blijven
afwachten. Het argument: de kruisers passen
in elk systeem, kan niet meer door de Regee
ring worden aangevoerd. Want in 's Minis
ters systeem paskm de kruisers niet. De heer
Ruys do Beérenbrouck was dus wèl ongeluk
kig met zijn keuze van deze n Minister van
Marine. Deze Minister wil geen agressieve
maar een verdedigende vlooi politiek voeren.
Bedoelt hij daarmede om geen tactisch -offen
sief to willen voeren, dan is dat onzinnig. Het
nieuwe plan is ons aangekondigd door den
Minister-president bij- do Algemeen© Be
schouwingen; de Ministers van Oorlog en
Marine zouden aanmerkelijk bezuinigen.
Sprekers indruk echter is dat dit nieuwe
plan lang niet zoo goedkoop zal zijn. Spr.
heeft eens een becijfering gemaakt doch
komt tot de conclusie, dat niet is na te gaan
hoeveel een en ander zal kosten, daar de
Minister zelf den omvang van zijn plan niet
kent, daar deze zal worden aangegoveh door
de deskundige commissie, welke de Minister
daarvoor wil aanwijzen. Dat de Marine front
maakt tegen dezen Minister, acht spr. niet
zoo erg; datzelfde zag men bij de plannen
van generaal Staal niet de landmacht. Maar
als in de deskundige commissie tegenstan
ders komen van 's Ministers plannen, zullen
zij hun eigen systeem toch wel weten door
te voeren, en van -een „snelvarenden torpet
dobootjager" een kruiser, dreadnought of
super-dreadnought weten te maken. Elke be
slissing is dus praematuur; we moeten niet
beslissen over het systeem van dezen Minis
ter of van welken -anderen 'zee-officier -ook!
(V r o o 1 ij k h e i d).
Bovendien zullen de nieuwe kruisers stel
lig weldra weder verouderd of -onbruikbaar
zijn, evenals ons verdere materieel. Spr. wijst
op de 4 mijnenvegers, die in 1918 te water
zijn gelaten; „hun diepgang is iets te groot!"
Wij moeten dus buitengewoon voorzichtig
zijn. De voorlichting die wij krijgen is al tij
buitengewoon onvolledig. Zoo zijn nu weder
verscheidene posten voor den vliegdienst, to
zamen tot. -een bedrag van 693.000 gulden, niet
opgegeven onder de kosten van den vlieg
dienst. Alles wat voor de marine wordt uit
gegeven is ten slotte weggegooid geld, men
krijgt er alleen oud-roest voor.-Zoo is voor
9 ton verbouwd aan de onbruikbare „Gel
derland", inplaats van dat schip voor afbraak
te verkoopen.
Spr. concludeert: wij moeten op het stand
punt van verleden jaar blijven staan: niet af
breken, maar ook niet opbouwen, afwachten!
Spr. is tegen het standpunt van aen heer
Hugenholtz, dat eenvoudig dat van den heer
Wijnkoop is. De motie stelt zich op het stand
punt dat. reeds tot liquidatie der Marine be
sloten is en alleen het meest geschikte oogen-
blik daarvoor dient bepaald. Dat gaat spr. te
ver. Spr. wil liever de kat hit den boom kij
ken, om geen kat in den zak to koopen.
De heer Bomans (R. K.) heeft in het
•algemeen een bevredigenden indruk
van 'de Memorie van Antwoord want hij leest
erin reorganisatie en bezuiniging: klein
materieel; juist wat spr, steeds voor oogen
heeft gestaan als passend voor een klein land.
Een land dat zichzelf respecteert kan niet ge
heel onverdedigd blijven; daarom kan de
keuze niet anders vallen dan op klein mate
rieel. Dit opent de mogelijkheid op belang
rijke bezuiniging. De kosten voor duikbooten
en vliegtuigen mogen echter nit ongehoord
worden opgevoerd. Want juist hpt streven
naar bezuiniging voerde tot de keuze eau
klein materieel. Spr. weet echter niet of ook
voor I n d i niets anders noodig is dan klein
materieel. Steeds meende spr. dat voor Indië
snelvarende kruisers noodig waren. Deze
'zijn dan ook steeds door de Staten-Generaal
gehandhaafd. Spr. kan zich niet neerleggen
bij den< enkelen regel van den Minister: de
kruisers, passen -niet in mijn systeem. Kan de
Minister hem echter overtuigen dat de
kruisers niet noodi gzijn dan zal spr. zich
daarbij neerleggen.
Over de actie der marine-officieren zegt
spr. alleen, dat. deze buitengewoon weinig
indruk op hem maakt. Bij iedere verandering
komt het officierskorps in"oppositie, 's Mi
nisters Memorie van Antwoord ontneemt
spr. overigens zijn laatste illusie over het
materieel. Spr. wist wel, dat de toestand treu
rig was, maar niet, dat hij zoo desolaat was.
G erust kan dus worden gezegd, dat e 1 k .e
verandering een verbetering is. Onjuist acht
spn. het, dat de Minister tot de officieren ge
zegd hoeft, dat spreken plicht was, .maar zij
spreken tegen zijn systeem. Wat de onbe
trouwbaarheid aangaat van het minder ma
rinepersoneel, vereenigt spr. zich in grossen
Ganzen met den heer Staalman. Op de be
grooting ware overigens nog heel wat te be
zuinigen. Maar daartoe moot een andere
reorganisatieweg worden ingeslagen. Spr.
dankt den Miniser, dat hij voor het oerst
dien kant opgaat, maar al is spr. dankbaar,
hij is niet voldaan. Spr. vreest, dat door deze
reorganisatie de bezuiniging over eenige
jaren iillusoir zal worden gemaakt. Spr.
wenscht een andere reorganisatie, die ons
daarvoor behoedt. Vandaar zijn teleurstel-
lingover de plannen van dezen Minister. Spr.
dacht zich een reorganisatie op den grond
slag van zijn ten vorigen jare ingetrokken
motie.
Sinds verleden jaar is spr. geen streep van
zienswijze veranderd. Het oogenblik van
vermindering van bewapening is zeer zeker
aangebroken; voorts dient de defensie ter
zee van Indië en Nederland gesplitst. Dit
doet de Minister thans zelf ook. De oplos
sing van de Departementen van Oorlog en
Marine in één Departement van Landsver
dediging wordt'méér en méér erkend als de
ware oplossing. Aan het Departement van
Marine zitten 160 bureau-ambtenaren en
voorts hebben we tal Tan bureau-ambtenaren
in de Marine-dirocties, enz., alsmede 40 gep.
vice-admiraals, 120 gep. kolonels, 60 gep.
oversten, 180 gep. kapiteins, 90 gep. luite
nants en 870 actief dienende officieren. Vol
gens do. plannen van den Minister echter
zullen er geen groote schuitenmeer zijn,
waarop men schout-hij-nachts en vice-admi
raals zal kunnen hebben. Spr. kan komen in
het verzet van 't officierskorps. Hoe echter
een goed officierskorps to krijgen bij klein
materieel? Alleen kan deze p u z z 1 e wor
den opgelost door vorming van één Depar
tement. van Landsdefensie. De zeeofficier
heeft de bekwaamheid Vuur een compagnie
van 't landleger aan te voeren. Dat is bij de
mobilisatie gebleken. Met eenige opleiding
op de Krijgsschool kunnen zij hoogere ran
gen bij de landmacht bekleed en. Op deze
wijze zal men voldoende personeel kunnen
recruteeron bij de Marine.
Ook met het oog op de centrale leiding bij
de kustverdediging en op het vliegwezén is
één Departement gewenscht. Einheitllche
opleiding bij dit korps is gewenscht; één
commando i ntijd van vrede, zoo goed als
tijdens do mobilisatie -het geval is geweest.
Tn de vergadering van „Ons Léger- onder
presidium van generaal Snijders is do instel
ling van .één Departement, ernstig onder de
oogen gezien. ICon spr. hereiken, dat Marino
en Oorlog tot ééri Departement werden 'ver-
eenigd, dan zouden wij dit jaar uitnemend
werk hebben gedaan. Do Minister Imoft de
splitsing van do Marine voor het Rijk in
.Europa en Indië onomwonden aanvaard. Ook
administratief echter is dit noodig, in dien
zin, dat laalstgenooemd onder hot Departe
ment van Koloniën dient to ressorteeron.
Het gaat niet aan to zeggen, dat in de ver
dediging van Indië do kruisers niet vallen.
Bij sprekers oplossing zal een der Ministers
moeten verdwijnen, maar dit prest niet van
vandaag op morgen. Spr. gaat nog na, welk'
materieel vóór de kustverdediging dient ge
bruikt. Voor do verkenning zouden ook
vlugge stoomschepen niet in militair verhand
kunnen worden gebezigd. Voor afweer kun
nen pantserbooten en niijnenversperringen
dienen. Maar de Minister schuift duikbooten
en vliegtuigen naar voren. Het is voor spr.
de vraag of deze onmisbaar zijii, al ontkent
spr. niet, dat zij zeer nuttig zijn. De. vraag
is echter of het nut geövenredigd is aan de
kosten.
Hoe staan wij nu tegenover deze beminds-
man? Zijn reorganisatie is hem ten deele af
geperst. Wij zouden zoo gaarne vertrouwen
in dezen bewindsman hebben. Van spr., kan
niet gevergd worden onomwonden vertrou
wen. 'Ais de Minister straks zijn begrooting
ziet, dan wil dat niet zeggen, dat hij sprekers
vertrouwen heeft. Zeer verheugend zal spr.
het vinden, als de Minister hem duidelijk
maakt, dat hij niet gewankeld, of geaarzeld
heeft. Gaat de Minister heen, wien zullen
wij dan in zijn plaats krijgen? Spr .zou geen
Rambonnets, Cohen Stuarts of Naudin ton
Oates wenschen. Tenslotte komt deze Minis
ter toch met plannen van reorganisatie en
bezuiniging. Spr. zou niet weten, wie den
Minister zou kunnen vervangen.
Tenslotte dient spr. een motie in tot instel
ling van een Departement van Landsverde
diging, die echter geen „consilium abeundi"
inhoudt. Zij luidt: De Kamer van oordeel,
dat voor de verdediging van het Rijk in
Europa met één Departement van Landsver
dediging kan worden volstaan, gaat over tot
de orde van den dag.
De Voorzitter stelt voor deze motie
•op nader te bepalen dag te behandelen.
De heer Bomans (R.-K.) zou in elk ge
val geen uitstel van de motie ^verlangen tot
later dan Februari.
De Voorzitter zegt toe, zoo spoedig
mogelijk na hot reces te zullen voorstellen
de motie in behandeling te nemen;
Dienovereenkomstig wordt besloten.
De heer V a n R a v e s t e ij n (O. P.) con
stateert, dat de Minister zich op het stand
punt stelt, dat zoowel voor Indië als voor
Nederland met kleih materieel kan worden
volstaan. Verschillende deskundigen zijn het
ten deze met den Minister eens, o.a. de heer
Doornbos, in het „HIJ.". Maar de Marine
officieren zien daardoor een aangename,
lucratieve loopbaan voor zich afgesneden.
Op de vliegtuigen- loopen zij gevaar, de
dienst van torpedobooten is weinig aange
naam en de diienst aan boord van duikboo
ten is inderdaad afgrijselijk. Dat geldt in
nog hooger mate in do tropen. Ja het uit
physïek oogpunt wel mogelijk in de tropen
in oorlogstijd met duikbooten te op ere eren?
net moreel der bemanning aan boord van
die 'booten gaat zeer snel achteruit. Dit sys
teem beteekent het eind. van de vroegere
frissche, vroolijke, gezonde en aardige ma
rine-carrière.
Het is echter niet md, dat dit bysteem
van dezen Minister ivomt. Twee schimmen
wonen dit debat bij: die van dr. Kuyper en
van Van Heutsz, bewonderaars van von Tir-
pitz, Ludendorff en von Hindenburg.
Wij moeten echter niet rekening hóuden
met schimmen als de Volkenbond, maar met
de realiteit. En deze is, dat Engeland en
'Amerika de zee beheerschen en dat ook Ja-
p*m tegenover die beide kolossen op mari
tiem gebied niets vermag. Nu zijn die twee
groote zeemogendheden niet van zins Neder-
1 landsch-Indië in te palmen. Er zijn dus geen
omstandigheden denkbaar, dat Indië verde
digd zou moeten worden. Want behalve
Frankrijk en Italië zijn er geen andere zee
mogendheden. Kruisertjes te gaan bouwen
zou voor ons land betöclcenen de poging van
een kikker om te gaan wedijveren met een
haai. Heel het gepraat van de officieren over
de kruisers doet dan ook denken aan een
kindertooneelvoorstelling. Onze imperialis
ten dienden de waarheid te erkennen, dat zij
Indië alle enbezitfen bij de gratie van Enge
land en Amerika. Maar dit zou beteekenen
de geheele opheffing onzer Marine. Daarté
gen verzetten zich echter de domheidsmacht
der traditie en allerlei materieele belangen,
ook die van het kapitaal. Men wil het nu
daarheen sturen, dat Indië steeds meer de
kosten van de eigen verdediging zal dragen,
wat dus beteekent, dat uit de inlandsche be
volking nutteloos millioenen zullen worden
geperst en inlandsche schopelingen zullen
worden gebruikt in den strijd tegen hun
eigen landgenooten. Dit streven zal zich op.
den dur echter wreken op de regeering zelf.
Doch de Regeering en de bezittende klasse
wil nu eenmaal de marine niet opheffen, ge
lijk uit de rede van den heer Bomans geble
ken is.
Nu is gezegd, dat deze Minister zoö in den
smaak valt van het personeel. Maar do Bond
van Minder Marinepersoneel is hoe langer
hoe meer een steun geworden van het gezag
en voor de arbeidersbeweging een rem. Die
Bond iis zelfs als denunciant opgetreden van
den matroos Brandstedor, als gevaarlijk
voor Indië.
- De lieer Hugenholtz: Dat is geen
dcnuntiatiol Ik heb hetzelfde in de Kamer
gezegd.
De heer Troelstra; Het is de gewonè
manier, van doen.
De heer Van Ravesteüjn: Daarop is
gevolgd de externeoring van Brandsteder.
De heer Hugenholtz; Och, wat een
nonsens.
De heer VanRavesteijn komt vervol
gens tot de moties. Onweerlegbaar is, dat de
heer Hugenholtz, die verleden jaar nog niet
op het standpunt stond van liquidatie der
vloot, thans dit standpunt heeft aanvaard.
Spreker zal diens motie met genoegen steu
nen. Wat de motie-Bomans aangaat, spreker
neemt aan, dat hij sprak namens de Katho
lieke Staatspartij.
Do heer Bomans (R.-K,): Alleen voor
mijn persoon!
De heer Van Ravestcijn constateert,
dat de heer Bomans voor Indië kruisers noo
dig acht.
Er is eon streven om do lasten van deze
verdediging hoe langer hoe meer op de inl
landsehe bevolking te schuiven, een verder-
flijlc streven waartegen spr. protesteert.
De heer Van der V o o r t v a n Z ij p
(A.-R.) verheugt zich, dat de Minister goede
verwachtingen koestert van do Staatscom
missie voor den rechtstoestand van het Ma
rinepersoneel. Deze is met het grootste deel
der punten, staande op hanr lange lijst, ge
reed. gekomen. Op spoed behoeft dus niet te
worden aangedrongen. Het marinepersoneel
zal door communiqués van den stand der
werkzaamhedon op de hoogto worden ge
bonden. Terecht drong de heer Hugenholtz
ér op aan, dat or particuliere voorstellen zul
len worden gedaan tot verbetering der
rechtspositie. Inzake het georganiseerd over
leg is een voorstel ingezonden. Do Minister
bedoelt oen proefneming hiermede te nemen.
Bij de Algemeene Beschouwingen heeft de
Voorzitter der A.-R. Kamorclub het stand
punt der club uiteengezet. Deze ging mede
met bezuinigingen, mits onze weerkracht er
niet door verminderd werd. De minister-pre
sident verwees hem naar de behandeling der
Hoofdstukken VI en Vin. De aanhef van
de Memorie van Antwoord doet nu bij spr.
twijfel rijzen of de Minister niet moer be
dacht is óp bezuiniging dan op het weerbaar
houden onzer Marine.
Spr. betwijfelt of bezuiniging mogelijk is
waar onze Maripe door jarenlange verwaar
lozing in een noodtoestand is geraakt. In
tegenstelling met Hoofdstuk VTH, waarop
door vereenvoudiging met behoud van het
stelsel bezuinigd kan worden, betwijfelt spr.
of dit hier mogelijk is. Wellicht valt te be
zuinigen op de werven, door aanschaffing
van nieuwe machines e. d., misschien ook op
de commandementen en hoofdofficieren.
Maar dit zal hoogstens een hezuiniging van
1 of 2 millioen zijn, maar niet van betefeke-
nis. Spr. mist echter aanwijzingen, dat de
Minister op deze kleintjes heeft gelet. Er