der schepen zou worden geschorst. Tot onze groote verbazing deed de miniöter-president het echter in de Eerste Kamer voorkomen, dat er een compromis was gesloten tusschen regeering en Kamer, dat de afhouw voort gang zal hebben. Spreker heeft daarna in de daad van mr. BJjleveld, om de pantserplaten te bestellen, een provocatie tegenover hem en de andere tegenstanders gezien. Hoe is het'mogelijk, dat deze minister-ruwweg han delde tégen alle adviezen in? Spreker zou het een dwaasheid achten, dat we de booten, staando op de werf, gingen afbreken. Hij persoonlijk zou zich niet neer leggen'hij een besluit tot afbreking van het geen op de werf op stapel staat. Spreker vraagt den minister straks duidelijker te spreken dan hij in zijn memorie van ant woord deed. Thans waa de minister zeer vaag. Spreker waagt hem, of het volstrekt uitgesloten is, dat de commissie, die zal wor den ingesteld, hem zal mogen voorstellen toch kviiiscrs te bouwen.' Sluit cle minister nu en VO'i" i' -.nusers voorgoed uit? Of laat i:'nel ..re. erv.-arnog.door de commis sie bestudeeren? Vast sraat, «lat de minister, toen hij de pantserplaten bestelde, vóór bet afbouwen dor kruisers was. Eenige dagen later was hij tegen het afbouwenl Dat is een manier van werken, die niet door den heu gel kan. Men zegt, dat van Hecking Ooien brander 's ministers deskundige voorlichter is en zelfs'den geheelen ministerraad in zijn richting stuurde. En wat zeide hij? „Wij moeten eerst de kern hebben, de onder» zeeërs". En dan later zou blijkbaar toch de omlijsting noodig zijn, de kleine kruisers. Spreker heeft dien avond begrepen, dat deze oud-vlootvoogd zeer zwak stond, en dat hij wel degelijk bedoelde: eerst de kern, en dan (dus toch) do omlijsting. Dit moet dus ook wel het stelsel van den minister wezen. Wij willen niet onze marine likwideeren, niet Indië overgeven aan den loop der om standigheden. Spreker heeft er dan wel eeni ge millioenen voor over (gelach) om onze marine in stand te houden. Hij heeft zich echter afgevraagd: kunnen we dezen minis ter handhaven (geroep: néén!)? Spreker wil op deze vraag pas antwoorden als hij de de batten heeft aangehoord. Hij wil intusschen erkennen, zooals ook zelfs de heer Hugen- holtz deed, dat de m. v. a. van den minister veel goeds bevat. En hij vreest, dat we een duurdoren minister terug krijgen zullen. We moeten toegeven, dat deze minister thans zes millioon heeft weten te besparen. Als we de perspectieven bekijken, dan gelooft spreker niet lang met dezen minister te kunnen me degaan, maar voor het eerste jaar zullen we met hem kunnen bezuinigen, als vro er al thans acht op slaan, dat hij niet met een suppletoirs begrooting zal komen. Spreker stelt ten slotte d® volgende vragen: Ten eerste. Op bladzijde vier van de Me morie van antwoord staat te lezen, dat de afbouw van de kruisers gestopt wordt. Moet de mededeeling zoodanig worden op gevat dat do in aanbouw zijnde kruisers op de hellingen zullen worden gesloopt, of mag worden aangenomen dat de afbouw zal wor den voortgezet tot en met de rompen, zooals in de vergadering, van 18 Maart j.1. door den heer dr. Lely is verdedigd? Ten tweede. Op bladz. van de M. v. A. staat letterlijk te lezen: „Mocht in de toe komst blijken, dat als contingent voor den Volkenbond, of om welke reden ook, uitbrei ding noodig of gewenscht is, zoo zal nader worden beslist". Is deze opmerking zóó op te vatten dat de minister het opnieuw op stapel zetten van kruisers als dézen denkbaar acht als de vol kenbond dit wenscht? Ten derde. Zal do interdepartementale com missie bedoeld op blz. 6 van de M. v. A, vrij heid verkrijgen om in haar advies indien zjj, het noodig acht den aanschaf van krui pers in het vlootplan van den minister aan te hevelen? of zal haar opdracht zeer be perkt zijn? Mag worden aangenomen dat haar op dracht uitdrukkelijk zal worden beperkt tot het geven van advies in zake het klein ma terieel zonder kruisers? Ten vierde. Op blz. 12 van de M, v, A. is opgemerkt dat de vrijkomende hellingen zoo spoedig mogelijk moeten worden bezet voor den bouw van onderzeebooten. Op blz. 2 van de M, v. T. is reeds medege deeld d::; i iü20 gelden zullen worden aan- gevr.s.<-u bouw van de onder zeeërs n - .i:: i.ji ::i .et 14. Op hoeveel mhhoen .sdhat de minister de uitgaven voor den bouw van materieel in deze begrooting genoemd waartoe slechts memorieposten zijn uitgetrokken? Spreker sluit zich aan bij dén hoep Hu- genholtz wat betreft de concentratie der oefeningen en de torpedobooten. Tot slot wil hij den minister deze hulde brengen (ge lach), waarbij hij meent, de heele Kamer ach ter zich te hebben (harder gelach), dat hij zooveel goede maatregelen nam voor de be strijding der geslachtsziekten. De behandeling werd hierna verdaagd tot Woensdagmiddag 1 uur. In de avondzitting werd behandeld een wetsontwerp tot uitkeering ineens wegens den langen duur der buitengewone tijdsom standigheden aan hiervoor in aanmerking komende ambtenaren en beambten. Zitting van Woensdag 10 December. Aan de orde is de voortzetting der beraad slagingen over Hoofdstuk 6» der Staatsbe groting voor 1919. De beer A. P. Staalman (O. D.) kan in 's Ministers optreden niets anders zien dan zelfoverschatting en wispelturigheid. Deze Minister verstaat den volksgeest niet en ziet niet, dat het volk afkeerig is van het militai- risrae. Hij kent de marine niet en heeft van haar behoeften en verlangens geen notie. Hij wil het personeel zijn. wil opleggen en construeert zelf een marine, zooals hij zich die in verheven gezichten heeft gedroomd. Is het ooit beleefd, dat zulk een povere toelich ting van Memorie van Antwoord verscheen als de onderhavige. De Minister kent de richting niet, waarin gevaren moet worden en toch staat hij op de brug. 's Ministers stel sel bewijst, dat hij niet begrijpt, w;at een oor deel het volk heeft. Hij wil niet ingressief, maar verdedigend optreden. Maar dat is niets nieuws. Alle vroegere Ministers van Marino wilden het zelfde. Alle marinedeskundigen hebben verklaard, dat de Minister er niets van af weet. Deze zal zich thans wel moeten afvragen, of hij kan blijven varen op het kompas van zijn eeni- gen adviseur, den gep. vice-admiraal van Heoking Ooienbrander. Als de Volkenbond ook aan de kleinste naties den eisch stelde, dat zij in staat moe ten zijn, den eersten schok op te vangen, dan zou van toetreding niets voor die kleine na ties kunnen komen. De Volkenbond zou zijn eigen belang te zeer schaden, indien hij ons dezen dwazen eisch stelde. Dat wij in staat zouden zijn den eersten schok met kans op eenig succes op te vangen, is een illusie zoo absurd, dat zij slechts, kan opkomen in een door militarisme overspannen brein. En op die basis Is het -geheele systeem opgebouwd van dezen onervaren, niet ter zake kundigen Minister. En daarvoor worden ons gelden ge vraagd voor eon heele Golleotie onderzeeërs, watervliegtuigen, jagers, enz. en dat alles voor het Moederland! Dat zal ons schatten kosten, millioenen! Spr. waarschuwt de Ka mer voor deze nieuwe liefhebberij van don Minister; ?t wordt een spelen en morsen met millioenen, dat geheel onnoodig is, omdat het vaderland niet in gevaar is en ook niet in ge vaar zal komen. Een marinevliegdienst is voor een klein land als 't onze volmaakt on noodig. Voor Indië ontwikkelt de Minister dezelf de phantastische praatjes. Als wij dit deel van de Memorie van Antwoord lezen, is het alsof wij een romannetje 'lezen. De enorme sommen, die voor dit alles noodig zullen zijn, zijn ook door den Minister niet te ramen. Toch ontwikkelt hij op eigen risico een systeem tegen alle adviezen der deskundigen in. Onder geen beding volgt spr. den Minis ter dus. Vraagt men spr.: Wat wilt gij? dan antwoordt spr.: Het is niet mijn taak een systeem te ontwikkelen, maar spr, wenscht beperking van onze weermiddelen tot het al- lernoodigste en stopzetting van allen belang rijken nieuwen aanbouw. Voor Indië dienen wij alleen te behouden wat noodig is om onze positie tegenover de Inlandsche bevolking to'handhaven, waartoe spr. enkele groote' schepen voldoende aobt. Spr. kan niet voor dezo Begrooting stem men. Alle perspectief wordt door 's Ministers plan aan het personeel ontnomen. Zoo zal onze Marino karakterloos eÜL roemloos ten onder gaan en dezen Minister is daaraan schuld met zijn systeem, dat het product is van de motie-Oud en dé motie-Hugenholtz, de mannen, die de Marine willen afbreken. De Minister zwicht voor de revolutionnaire elementen. De heer Hugenholtz heeft zich erop geroemd, dat hij alles gedaéfc kan krij gen als men de Marine maar op haar taber nakel geeft! De Minister zet den afbouw der kruisers «top en handhaaft die verklaring. Spr. vraagt met hoogen ernst: „Hebt gij, Excellentie, gisteren de geheole waarheid ge sproken en niets dan de waarheid? De Voorzitter: „Zooiets moogt u aan den Minister niet vragen." De heer A. P. Staalman wijst erop, dat de heer Hugenholte en ook de pers gisteren daaromtrent geen Zekerheid had. Aan een Minister, die niet vaart, maar die zwabbert over zee, mag het roer van Marine niet lan ger worden toevertrouwd. Wat het personeel aangaat, dit verloopt geheel tengevolge van het faillissement der Marine. 3216 officieren en onderofficieren zijn er van onze marine tegenover slechts 1300 matrozen. Te meenen, dat men daarmede een vloot kan bemannen, die met succes den eersten stoot kan opvan gen, is eenvoudig onzinnig. Van af 1 Januari tot 1 November namen 833 matrozen hun ontslag tegenover slechts 131 nieuwe matro zen. Gaat 't zoo door, dan blijven over en kele jaren alleen gegradueerden over en heb ben we een marine zonder matrozen! Deze Minister heeft alle vertrouwen bij ons volle verspeeld^ Van hem is geen uitbouw te ver wachten. Hij kent de psyohe van het perso neel niot. Het beleid van dezen jongen Minister van Marine leidt tot een volslagen débaclo. De nieuwe traktementsregeling is niet voldoen de om aan de Marine blijvend personeel te verbinden. Ook de zorg voor de geestelijke ontwikkeling van het personeel is onvoldoen de. Wat op dit gebied geschiedt, is een pas kwil. Futloos en slap treedt deze 'anti-revolutio naire Minister op tegen den revolutionairen feest onder het personeel. Het kwaad, door e revolutionaire actie onder het personeel gesticht, wordt zeer ernstig, ook van Indië. Met de schepen der marine stuurt mep per jaar 300 revolutionaire zendelingen naar Indië, Spr. wenscht dit offer aan de revolu tionaire actie der sociaal-democraten niet .te brengen; hij wil een personeel, dat volkomen betrouwbaar is en niot de revolutionaire vrienden van den beer Troelstra van ovef de grenzen met gejuich' inhaalt. Spr. wenscht een regeeringsgetrouwe ma rine. Hij herinnert eraan, dat de Regeering in de revolutiedagen van November 1918 de sluitstukken van de kanonnen liet halen, uit vrees voor revolutie onder 't, personeel. De Minister die dezen revolutionairen' geest ontkent, geeft do Regeering een slag in. het gezicht. Hij pleit vóór deze revolutionairen. Ernstig protesteert spr, ertegen, dat de Minister, om zijn betoog ingang te doen vin den, de leden der marine-organisaties tegen elkander uitspeelt. Deze Minister laat „Het Anker" toe op de vloot, het blad, dat reeds jarenlang revolutie heeft gepredikt, en deze Minister vertrouwt de redactie van „Het Anker" en gelooft, dat deze de belangen van de marine zal behartigen. Deze Minister kan evenmin als anti-revolutionair,'maar, ook als Christen geen aanspraak maken op ons ver trouwen. Deze Minister, die niets doet dan de marine sloopen, die pantserschepen sloopt, kanonneérbooten sloopt, die het geheele per soneel sloopt, is geen Marineminister, hij is een marinesloop er, die zoo spoedig mogelijk heen moet gaan! De heer D u y m a e r van Twist (A. R.) zegt, dat een zijner politieke vrienden zal spreken over 's Ministers beleid. Spr. wenscht een woord te wijden aan het materieel, spe ciaal voor de verdediging van Indië. Spr. herinnert eraan, dat tegenover de vloot van groot materieel van Minister Rambonnet, van dezo zijde der Kamer werd voorgesteld een vloot van klein materieel. Daartoe behooren ook de kruisers, dat is op te maken uit de grootte, de bepantsering, de bewapening. In 1917 werd dezerzijds aangedrongen op voort gang van den afbouw der kruisers en ook de heer de Meester achtte voor Indië kruisers noodig; eveneens de heer J,anscn. Kamerle den van alle richtingen hebben toen met een zeker soort instemming gestemd voor den afbouw der kruisers. Kruisers zijn noodig, evengoed in 1919 als in 1917. Een onderzee- vloot zonder kruisers is voor de verdediging van Indië zonder beteekenis. Onderzeebooten alleen kunnen zich niet verdedigen zonder steun van kruisers. Een kleine vloot eischt een doeltreffende concentratie en deze is niet mogelijk zonder voorafgaande behoorlijke verkenning...Snel ler verplaatsing der vloot is niet mogelijk, tenzij de verkenning plaats heeft gehad door snelvarende kruisers, die den koers kunnen nagaan en vroegtijdig kunnen waarschuwen. Hier dient de hoofdaanval onderscheiden te worden van een schijnaotie. Verkennen is het ABC van het gevecht. Kruisers met goede pantsers en vliegtuigen zijn voor dien verkenningsdlenst onontbeerlijk. De Minister wil alleen vliegtuigen, die in zijn stelsel aan de kust gebonden zijn. Het stelsel van verkenning met vliegtui gen is zeer inferieur aan dat met kruisers. Ook '«Ministers, adviseur, de vice-admiraal van Hecking Colenbrandcr, acht een omlijs ting van het kleine materieel met kruisers noodig. Zullen wij nu de „Java" en de „Su- matra" voor afbraak gaan verkoop-en? Neen. De Minister staat hier met zijn stelsel geheel alleen .Wil hij een vloot alleen van klein ma terieel zonder kruisers, dan zal die vloot geen beteekenis hebben, de personecl-quaes- tio groote moeilijkheden opleveren en zijn Vlootplan veel duurder zijn «Jan met kruisers; Ter verkenning zullen groote aantallen on derzeeërs mot al wat daarbij behoort beschik baar moeten zijn en stations voor de vliegtui gen op tal van punten van den Oceaan. Bij onvoldoende verkenning is dus een groote vloot noodig. Men spreekt reeds van honderd onderzeeërs. Zulk een vloot acht spr. onbe taalbaar. In 's lands belang doet spr.-eeh be roep op den Ministèr om met den afbouw der kruisers voort te gaan. De heer Oud (V. D.) herinnert er aan, verleden jaar erop te hebben gewezen, dat in de eerste plaats aan de grieven van het personeel een einde moest worden gemaakt, die geleid hadden tot de revolutionnaire ge beurtenissen van November 1918. Spr. acht 's Ministers optreden tegenover het personeel intusschen juist, nien make zioh dus tegen over den revolutionnairen' geest onder bet personeel niet. al te ongerust. Er zijn com munisten onder het personeel en die hooren niet thuis bij de marine; maar mén zal ze niet vinden in den Bond van Minder Marine personeel. Als men den raad van den heer Staalman volgt, van niet met dien hond te praten, dan werkt men de ontbinding van de marine in de band. Ook op de gegradueerden kan men vertrouwen. Spreker raadt den Minister en de Kamer aan, de gebeurtenissen van Nov. 1918 als g e d a a n te beschouwen. Er zijn of ficieren, die hoofd .voor hoofd aan hun man schappen hebben gevraagd: Zijt gij betrouw baar? Het ligt voor de hand, dat niet allen „ja" antwoorden, maar men moet er nu niet meer over spreken en spoed maken met de* regeling der rechtspositie, en van het georga niseerd overleg. Het vraagstuk van de personeelsvoorzie ning is allermoeilijkst. Maar de Minister doet zijn best om het op te lossen. Hij heeft goed- gedaan, proeven» te nemen met het uitzenden van de officieren met hunne gezinnen. Spre ker wijst erop, dat bij de Marine een groot tekort aan officieren van gezondheid bestaat. Het is hier geen kwestie van geld, men kan best een grooter aantal off. v. gez. aanstellen. Van het Bacteriologisch Instituut in Indië wordt .niet voldoende profijt getrokken voor de vorming der officieren van gezondheid. De regeling van den dienst wekt ook wei nig animo voor geneeskundigen om bij de Marine te gaan. De geneeskundige dienst moet zelfstandig egmaalct worden. In de hos pitalen moet ander personeel komen. En men moet 'ze niet alnger beschouwen als oorlogs schepen, De verpleging moet vakkundig we zen, het liefst mako men gebruik van." ver pleegsters. Wat de geestelijke verzorging betreft, de tractementen der vlootprecükanten zijn te laag. Pleitende voor verhooging, wordt men van het kastje naar den muur gestuurd. •Spr. komt vervolgens tot het materieel. Bij de vorige .begrooting heeft spr. gezegd, dat wij eerst moesten afwachten,, hoe de interna tionale verhoudingen zich zouden ontwikke len, alvorens door te gaan met den afbouw van materieel. Dat was de bedoeling van sprekers motie. Ten aanzien daarvan heeft heel wat misverstand gehuisd. Het is nooit de bedoeling, geweest, dat wat op stapel stond, zou moeten worden -afgebroken. Do bedoeling was alleen te stoppen met den aanbouw der kruisers. De toestand op internationaal gebied is sinds verleden jaar echter niet gewijzigd. Wij moeten dus ook thans niets doen en blijven afwachten. Het argument: de kruisers passen in elk systeem, kan niet meer door de Regee ring worden aangevoerd. Want in 's Minis ters systeem paskm de kruisers niet. De heer Ruys do Beérenbrouck was dus wèl ongeluk kig met zijn keuze van deze n Minister van Marine. Deze Minister wil geen agressieve maar een verdedigende vlooi politiek voeren. Bedoelt hij daarmede om geen tactisch -offen sief to willen voeren, dan is dat onzinnig. Het nieuwe plan is ons aangekondigd door den Minister-president bij- do Algemeen© Be schouwingen; de Ministers van Oorlog en Marine zouden aanmerkelijk bezuinigen. Sprekers indruk echter is dat dit nieuwe plan lang niet zoo goedkoop zal zijn. Spr. heeft eens een becijfering gemaakt doch komt tot de conclusie, dat niet is na te gaan hoeveel een en ander zal kosten, daar de Minister zelf den omvang van zijn plan niet kent, daar deze zal worden aangegoveh door de deskundige commissie, welke de Minister daarvoor wil aanwijzen. Dat de Marine front maakt tegen dezen Minister, acht spr. niet zoo erg; datzelfde zag men bij de plannen van generaal Staal niet de landmacht. Maar als in de deskundige commissie tegenstan ders komen van 's Ministers plannen, zullen zij hun eigen systeem toch wel weten door te voeren, en van -een „snelvarenden torpet dobootjager" een kruiser, dreadnought of super-dreadnought weten te maken. Elke be slissing is dus praematuur; we moeten niet beslissen over het systeem van dezen Minis ter of van welken -anderen 'zee-officier -ook! (V r o o 1 ij k h e i d). Bovendien zullen de nieuwe kruisers stel lig weldra weder verouderd of -onbruikbaar zijn, evenals ons verdere materieel. Spr. wijst op de 4 mijnenvegers, die in 1918 te water zijn gelaten; „hun diepgang is iets te groot!" Wij moeten dus buitengewoon voorzichtig zijn. De voorlichting die wij krijgen is al tij buitengewoon onvolledig. Zoo zijn nu weder verscheidene posten voor den vliegdienst, to zamen tot. -een bedrag van 693.000 gulden, niet opgegeven onder de kosten van den vlieg dienst. Alles wat voor de marine wordt uit gegeven is ten slotte weggegooid geld, men krijgt er alleen oud-roest voor.-Zoo is voor 9 ton verbouwd aan de onbruikbare „Gel derland", inplaats van dat schip voor afbraak te verkoopen. Spr. concludeert: wij moeten op het stand punt van verleden jaar blijven staan: niet af breken, maar ook niet opbouwen, afwachten! Spr. is tegen het standpunt van aen heer Hugenholtz, dat eenvoudig dat van den heer Wijnkoop is. De motie stelt zich op het stand punt dat. reeds tot liquidatie der Marine be sloten is en alleen het meest geschikte oogen- blik daarvoor dient bepaald. Dat gaat spr. te ver. Spr. wil liever de kat hit den boom kij ken, om geen kat in den zak to koopen. De heer Bomans (R. K.) heeft in het •algemeen een bevredigenden indruk van 'de Memorie van Antwoord want hij leest erin reorganisatie en bezuiniging: klein materieel; juist wat spr, steeds voor oogen heeft gestaan als passend voor een klein land. Een land dat zichzelf respecteert kan niet ge heel onverdedigd blijven; daarom kan de keuze niet anders vallen dan op klein mate rieel. Dit opent de mogelijkheid op belang rijke bezuiniging. De kosten voor duikbooten en vliegtuigen mogen echter nit ongehoord worden opgevoerd. Want juist hpt streven naar bezuiniging voerde tot de keuze eau klein materieel. Spr. weet echter niet of ook voor I n d i niets anders noodig is dan klein materieel. Steeds meende spr. dat voor Indië snelvarende kruisers noodig waren. Deze 'zijn dan ook steeds door de Staten-Generaal gehandhaafd. Spr. kan zich niet neerleggen bij den< enkelen regel van den Minister: de kruisers, passen -niet in mijn systeem. Kan de Minister hem echter overtuigen dat de kruisers niet noodi gzijn dan zal spr. zich daarbij neerleggen. Over de actie der marine-officieren zegt spr. alleen, dat. deze buitengewoon weinig indruk op hem maakt. Bij iedere verandering komt het officierskorps in"oppositie, 's Mi nisters Memorie van Antwoord ontneemt spr. overigens zijn laatste illusie over het materieel. Spr. wist wel, dat de toestand treu rig was, maar niet, dat hij zoo desolaat was. G erust kan dus worden gezegd, dat e 1 k .e verandering een verbetering is. Onjuist acht spn. het, dat de Minister tot de officieren ge zegd hoeft, dat spreken plicht was, .maar zij spreken tegen zijn systeem. Wat de onbe trouwbaarheid aangaat van het minder ma rinepersoneel, vereenigt spr. zich in grossen Ganzen met den heer Staalman. Op de be grooting ware overigens nog heel wat te be zuinigen. Maar daartoe moot een andere reorganisatieweg worden ingeslagen. Spr. dankt den Miniser, dat hij voor het oerst dien kant opgaat, maar al is spr. dankbaar, hij is niet voldaan. Spr. vreest, dat door deze reorganisatie de bezuiniging over eenige jaren iillusoir zal worden gemaakt. Spr. wenscht een andere reorganisatie, die ons daarvoor behoedt. Vandaar zijn teleurstel- lingover de plannen van dezen Minister. Spr. dacht zich een reorganisatie op den grond slag van zijn ten vorigen jare ingetrokken motie. Sinds verleden jaar is spr. geen streep van zienswijze veranderd. Het oogenblik van vermindering van bewapening is zeer zeker aangebroken; voorts dient de defensie ter zee van Indië en Nederland gesplitst. Dit doet de Minister thans zelf ook. De oplos sing van de Departementen van Oorlog en Marine in één Departement van Landsver dediging wordt'méér en méér erkend als de ware oplossing. Aan het Departement van Marine zitten 160 bureau-ambtenaren en voorts hebben we tal Tan bureau-ambtenaren in de Marine-dirocties, enz., alsmede 40 gep. vice-admiraals, 120 gep. kolonels, 60 gep. oversten, 180 gep. kapiteins, 90 gep. luite nants en 870 actief dienende officieren. Vol gens do. plannen van den Minister echter zullen er geen groote schuitenmeer zijn, waarop men schout-hij-nachts en vice-admi raals zal kunnen hebben. Spr. kan komen in het verzet van 't officierskorps. Hoe echter een goed officierskorps to krijgen bij klein materieel? Alleen kan deze p u z z 1 e wor den opgelost door vorming van één Depar tement. van Landsdefensie. De zeeofficier heeft de bekwaamheid Vuur een compagnie van 't landleger aan te voeren. Dat is bij de mobilisatie gebleken. Met eenige opleiding op de Krijgsschool kunnen zij hoogere ran gen bij de landmacht bekleed en. Op deze wijze zal men voldoende personeel kunnen recruteeron bij de Marine. Ook met het oog op de centrale leiding bij de kustverdediging en op het vliegwezén is één Departement gewenscht. Einheitllche opleiding bij dit korps is gewenscht; één commando i ntijd van vrede, zoo goed als tijdens do mobilisatie -het geval is geweest. Tn de vergadering van „Ons Léger- onder presidium van generaal Snijders is do instel ling van .één Departement, ernstig onder de oogen gezien. ICon spr. hereiken, dat Marino en Oorlog tot ééri Departement werden 'ver- eenigd, dan zouden wij dit jaar uitnemend werk hebben gedaan. Do Minister Imoft de splitsing van do Marine voor het Rijk in .Europa en Indië onomwonden aanvaard. Ook administratief echter is dit noodig, in dien zin, dat laalstgenooemd onder hot Departe ment van Koloniën dient to ressorteeron. Het gaat niet aan to zeggen, dat in de ver dediging van Indië do kruisers niet vallen. Bij sprekers oplossing zal een der Ministers moeten verdwijnen, maar dit prest niet van vandaag op morgen. Spr. gaat nog na, welk' materieel vóór de kustverdediging dient ge bruikt. Voor do verkenning zouden ook vlugge stoomschepen niet in militair verhand kunnen worden gebezigd. Voor afweer kun nen pantserbooten en niijnenversperringen dienen. Maar de Minister schuift duikbooten en vliegtuigen naar voren. Het is voor spr. de vraag of deze onmisbaar zijii, al ontkent spr. niet, dat zij zeer nuttig zijn. De. vraag is echter of het nut geövenredigd is aan de kosten. Hoe staan wij nu tegenover deze beminds- man? Zijn reorganisatie is hem ten deele af geperst. Wij zouden zoo gaarne vertrouwen in dezen bewindsman hebben. Van spr., kan niet gevergd worden onomwonden vertrou wen. 'Ais de Minister straks zijn begrooting ziet, dan wil dat niet zeggen, dat hij sprekers vertrouwen heeft. Zeer verheugend zal spr. het vinden, als de Minister hem duidelijk maakt, dat hij niet gewankeld, of geaarzeld heeft. Gaat de Minister heen, wien zullen wij dan in zijn plaats krijgen? Spr .zou geen Rambonnets, Cohen Stuarts of Naudin ton Oates wenschen. Tenslotte komt deze Minis ter toch met plannen van reorganisatie en bezuiniging. Spr. zou niet weten, wie den Minister zou kunnen vervangen. Tenslotte dient spr. een motie in tot instel ling van een Departement van Landsverde diging, die echter geen „consilium abeundi" inhoudt. Zij luidt: De Kamer van oordeel, dat voor de verdediging van het Rijk in Europa met één Departement van Landsver dediging kan worden volstaan, gaat over tot de orde van den dag. De Voorzitter stelt voor deze motie •op nader te bepalen dag te behandelen. De heer Bomans (R.-K.) zou in elk ge val geen uitstel van de motie ^verlangen tot later dan Februari. De Voorzitter zegt toe, zoo spoedig mogelijk na hot reces te zullen voorstellen de motie in behandeling te nemen; Dienovereenkomstig wordt besloten. De heer V a n R a v e s t e ij n (O. P.) con stateert, dat de Minister zich op het stand punt stelt, dat zoowel voor Indië als voor Nederland met kleih materieel kan worden volstaan. Verschillende deskundigen zijn het ten deze met den Minister eens, o.a. de heer Doornbos, in het „HIJ.". Maar de Marine officieren zien daardoor een aangename, lucratieve loopbaan voor zich afgesneden. Op de vliegtuigen- loopen zij gevaar, de dienst van torpedobooten is weinig aange naam en de diienst aan boord van duikboo ten is inderdaad afgrijselijk. Dat geldt in nog hooger mate in do tropen. Ja het uit physïek oogpunt wel mogelijk in de tropen in oorlogstijd met duikbooten te op ere eren? net moreel der bemanning aan boord van die 'booten gaat zeer snel achteruit. Dit sys teem beteekent het eind. van de vroegere frissche, vroolijke, gezonde en aardige ma rine-carrière. Het is echter niet md, dat dit bysteem van dezen Minister ivomt. Twee schimmen wonen dit debat bij: die van dr. Kuyper en van Van Heutsz, bewonderaars van von Tir- pitz, Ludendorff en von Hindenburg. Wij moeten echter niet rekening hóuden met schimmen als de Volkenbond, maar met de realiteit. En deze is, dat Engeland en 'Amerika de zee beheerschen en dat ook Ja- p*m tegenover die beide kolossen op mari tiem gebied niets vermag. Nu zijn die twee groote zeemogendheden niet van zins Neder- 1 landsch-Indië in te palmen. Er zijn dus geen omstandigheden denkbaar, dat Indië verde digd zou moeten worden. Want behalve Frankrijk en Italië zijn er geen andere zee mogendheden. Kruisertjes te gaan bouwen zou voor ons land betöclcenen de poging van een kikker om te gaan wedijveren met een haai. Heel het gepraat van de officieren over de kruisers doet dan ook denken aan een kindertooneelvoorstelling. Onze imperialis ten dienden de waarheid te erkennen, dat zij Indië alle enbezitfen bij de gratie van Enge land en Amerika. Maar dit zou beteekenen de geheele opheffing onzer Marine. Daarté gen verzetten zich echter de domheidsmacht der traditie en allerlei materieele belangen, ook die van het kapitaal. Men wil het nu daarheen sturen, dat Indië steeds meer de kosten van de eigen verdediging zal dragen, wat dus beteekent, dat uit de inlandsche be volking nutteloos millioenen zullen worden geperst en inlandsche schopelingen zullen worden gebruikt in den strijd tegen hun eigen landgenooten. Dit streven zal zich op. den dur echter wreken op de regeering zelf. Doch de Regeering en de bezittende klasse wil nu eenmaal de marine niet opheffen, ge lijk uit de rede van den heer Bomans geble ken is. Nu is gezegd, dat deze Minister zoö in den smaak valt van het personeel. Maar do Bond van Minder Marinepersoneel is hoe langer hoe meer een steun geworden van het gezag en voor de arbeidersbeweging een rem. Die Bond iis zelfs als denunciant opgetreden van den matroos Brandstedor, als gevaarlijk voor Indië. - De lieer Hugenholtz: Dat is geen dcnuntiatiol Ik heb hetzelfde in de Kamer gezegd. De heer Troelstra; Het is de gewonè manier, van doen. De heer Van Ravesteüjn: Daarop is gevolgd de externeoring van Brandsteder. De heer Hugenholtz; Och, wat een nonsens. De heer VanRavesteijn komt vervol gens tot de moties. Onweerlegbaar is, dat de heer Hugenholtz, die verleden jaar nog niet op het standpunt stond van liquidatie der vloot, thans dit standpunt heeft aanvaard. Spreker zal diens motie met genoegen steu nen. Wat de motie-Bomans aangaat, spreker neemt aan, dat hij sprak namens de Katho lieke Staatspartij. Do heer Bomans (R.-K,): Alleen voor mijn persoon! De heer Van Ravestcijn constateert, dat de heer Bomans voor Indië kruisers noo dig acht. Er is eon streven om do lasten van deze verdediging hoe langer hoe meer op de inl landsehe bevolking te schuiven, een verder- flijlc streven waartegen spr. protesteert. De heer Van der V o o r t v a n Z ij p (A.-R.) verheugt zich, dat de Minister goede verwachtingen koestert van do Staatscom missie voor den rechtstoestand van het Ma rinepersoneel. Deze is met het grootste deel der punten, staande op hanr lange lijst, ge reed. gekomen. Op spoed behoeft dus niet te worden aangedrongen. Het marinepersoneel zal door communiqués van den stand der werkzaamhedon op de hoogto worden ge bonden. Terecht drong de heer Hugenholtz ér op aan, dat or particuliere voorstellen zul len worden gedaan tot verbetering der rechtspositie. Inzake het georganiseerd over leg is een voorstel ingezonden. Do Minister bedoelt oen proefneming hiermede te nemen. Bij de Algemeene Beschouwingen heeft de Voorzitter der A.-R. Kamorclub het stand punt der club uiteengezet. Deze ging mede met bezuinigingen, mits onze weerkracht er niet door verminderd werd. De minister-pre sident verwees hem naar de behandeling der Hoofdstukken VI en Vin. De aanhef van de Memorie van Antwoord doet nu bij spr. twijfel rijzen of de Minister niet moer be dacht is óp bezuiniging dan op het weerbaar houden onzer Marine. Spr. betwijfelt of bezuiniging mogelijk is waar onze Maripe door jarenlange verwaar lozing in een noodtoestand is geraakt. In tegenstelling met Hoofdstuk VTH, waarop door vereenvoudiging met behoud van het stelsel bezuinigd kan worden, betwijfelt spr. of dit hier mogelijk is. Wellicht valt te be zuinigen op de werven, door aanschaffing van nieuwe machines e. d., misschien ook op de commandementen en hoofdofficieren. Maar dit zal hoogstens een hezuiniging van 1 of 2 millioen zijn, maar niet van betefeke- nis. Spr. mist echter aanwijzingen, dat de Minister op deze kleintjes heeft gelet. Er

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1919 | | pagina 2