NIEUWSBLAD VOOR
HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
ONS MAlÜDSYSTEENI
Eerste Blad.
De economische commissie.
HERMAN NYPELS.
No. 5198
DINSDAG 27 JANUARI 1920
48e JAARGANG
Verschijnt Dinsdag-, Donderdag en Zaterdagmiddag
REDACTEUR-UITGEVER: C. DE BOER Jr„ HELDER
Bureau: Koningstnat 29 - Interc. Telefoon 50
DOELMATIG - GEMAKKELIJK.
BEKNOPTE BESCHRIJVING DER LEVERINGS
VOORWAARDEN, MET MAANOEUJKSCHE BE
TALING NAAR VERHOUDING VAN HET BEDRAG
DER JAARLIJKSCHE INKOOP, WORDT OP AAN
VRAGE GAARNE FRANCO TOEGEZONDEN.
v KLEEDINGMAGAZIJN
Duitsche persstemmen.
mmppi
■■■■V
COURANT
ABONNEMENTEN BIJ VOORUITBETALING:
Heldersche Ct. per 3 mnd. f 1.40. franco per post f 1.60. Buitenland f 2.40
Zondagsblad 0.570.65. 1.05
Modeblad 0.95, 1.05. „1.30
Losse nummers der Courant 4 ct.
AD VERTENTIËN.
20 ct. p. regel. Ingez. mededeelingen (kolombr. als redactioheele tekst) 60 ct.
Kleine advert. (gevr., te koop, te huur) v. 1 tot 4 regels 50 ct., elke regel meer 10
ct. bi) vopruitb. (adresBur. v. d. bl. en mej br. onder nr. 10 ct. p. advert. extra).
Bew.-exempl. 3'/i ct. Adv. op bep. aangew pl. worden 25 hooger berekend.
BQ de behandeling der Gemeentebegroo-
ting voor 1920 in den Raad is er door enkele
leden gesproken over deze Oommissie, waar
voor weder eene subsidie is uitgetrokken.
Men achtte die subsidie te klein, om daar
mede te doen, wat deze leden noodig achtten.
Er moet, volgens hen, een vaste function-
naris komen en er moet veel meer reclame
voor de Gemeente worden gemaakt, enz., enz,
Hoe gelukkig wij het nu achten, dat de Raad
bereid is, voor den economischen vooruit
gang der Gemeente de offers te brengen, die
daan-oor noodig zijn, geloof ik toch, dat de
sprekers over deze zaak niet geheel de pro
porties van dit vraagstuk overzien.
Als de zaak zoo eenvoudig was, dat een
begrootingspost ware te verhoogen, om een
man aan een bureau te zetten, die maar
reclame voor Den Helder behoefde te maken,
waren wij een stuk verder.
Om reclame te maken is er echter nog iets
meer noodig, dan waarover onze Gemeente
vooralsnog beschikt.
Een winkelier of ondernemer, die vóór hij
zelf een artikel te leveren heeft, of een bedrijf
in werking, reeds groote aanplakbiljetten,
advertentiën en andere reclamemiddelen
gaat bezigen, waarin zijn waren en producten
worden aangeprezen, zou spoedig voor gek
verklaard worden.
En er zijn tien kansen tegen één, dat, als
hij eenmaal klaar was, die malloterij hem
meteen onmogelijk had gemaakt.
Den Helder moet reclame maken, zoo gauw
er iets is, waarvoor dat noodig en mogelijk
is. Vooralsnog ontbreekt elk element voor
reclame.
Wij.bezitten een prachtige badplaats; doch
reclame kunnen we er niet voor maken, aan
gezien de badgasten zich "niet tevreden stel
len, met zich in het zand in te graven.
Wij bezitteq een prachtige haven, maar
voorshands is er nog geen scheepvaart op.
Er is ruimte voor industrieterrein; maar
met de verbindingen van nu is er al evenmin
gebruik van te maken en dus reclame voor
te voeren.
Die reclame, dat kunnen de voorstanders
hiervan ^gerust aannemen, komt zeker,
als het tijd is, en de Commissie voor de eco
nomische Ontwikkeling is daar nog niet aan
toe, terwijl haar secretaris, of dit ©en onge
salarieerde, een laag of een hoog bezoldigde
ambtenaar is, hierin zeer weinig werk zou
vinden.
Wat in 1917 door de instelling dier Com
missie is begonnen, is een pionierswerk van
groote beteekenis, maar waarvan de resulta
ten pas later tastbaar zullen worden.
Al hetgeen tot nu toe is gedaan, al schijnt
't voor het publiek weinig, en dat toch inder
daad niet gering, is een tasten en voelen, om
overal aanknoopingspunten te vinden. De
Commissie heeft tal van vraagstukken in
studie, onderhandelingen, die zeer langzaam
plegen te verloopen, zijn op allerlei gebied
gaande, overleg met verschillende personen
en lichamen vindt plaats, in 't kort, de Com
missie zorgt, dat, indien de gemeente klaar
moet zijn, indien de omstandigheden dit noo
dig makeu, zij ook werkelijk klaar is.
Niemand weet beter dan de leden dezer
Commissie, welk ondankbaar werk zij eigen
lijk doet. Want wie laat niet gaarne Zoo spoe
dig mogelijk resultaten zien?
Eenerzijds zijn de tijdsomstandigheden
allerongunstigst, om iets te beginnen, ander
zijds, en dat dient vooral niet uit het oog te
worden verloren, moet er in den geest der
Heldersche bevolking een ontzaglijke veran
dering komen, vóór de Gemeente eigenlijk
behoorlijk plaats kan nemen in de rij der
ondernemende lichamen, waartoe zij zeker
over eenige jaren geroepen is, in verband
met de aanhangige Zuiderzeeplannen.
Het is niet nieuw, wat hier wordt gezegd,
integendeel. Toen bij de behandeling der Ge-
meentebegrooting voor 1917 over deze vraag
stukken in onzen Raad is gesproken, was het
het toenmalige Raadslid Michels, die op 20
Dec. 1916, nadat hij op de geringe ontwikke-
nngsvoorwaarden dezer gemeente had ge
wezen, sprak (blz. 767 e.v. der Notulen):
vP6 Saven der natuur, die wij hier nog
hebben en die hebben wij hier toch in
derdaad moeten wij beter exploiteeren.
i verband wees ik op Huisduinen. Ik
geloof, dat het heel gevaarlijk is, om in
dezen tijd, waarin de toestanden zoo pre-
cair zijn, uit den Raad al te zwaarmoedige
tonen te doen hooren."
„Ea de Raad mag wel bedenken, dat
wanneer wij hier met elkander alleen maar
zwaarmoedige beschouwingen houden, dan
slaat dat ongetwijfeld terug op de inwo
ners; dan moet dat van invloed zijn op de
stemming der burgerij.
En wij hebben meer behoefte aan wat
energie, ook om van de gemeente wat be
ters te maken dan het is. Wij moeten de
burgerij doordringen van het besef, dat de
gemeente behoefte heeft aan krachtdadige
hulp en dat belasting betalen werkelijk niet
zoo'n kwaad werk is, als dat het in den
regel wordt beschouwd."
En bij de replieken sprak datzelfde Raads
lid als volgt (blz. 808/809 der Notulen 21 Dec.
1916):
„De heer De Geus heeft wel een klein
beetje de oude Heldersche toon laten hoo
ren ou die zou ik juist zoo graag wilen'hoc. A de berichten, u.er en daar in de En
laten varen. Zooiets van: nou 1a, ik wil gelsche en Fransche pers verspreid, deden
eerst eens weten, wat er aan te verdienen
is."
Ik wenschte dat we zelf eens toonden,
dat we wat aandurfden.
Daardoor zou ook de energie van de bur
gerij worden aangewakkerd. Zoolang dat
niet gebeurt, blijft de gemeente in de mi
sère.0
Daarom achtte de spreker een wel over
dacht voorgaan der Gemeente geboden, om
klaar te zijn, tegen den tijd, dat het noodig
is, en hij besloot:
„Daarom zou ik het College ernstig in
overweging willen geven, om zoo spoedig
mogelijk eene Commissie samen te stellen.
Zoo veelzijdig mogelijk, ook bestaande uit
personen, die zich op het gebied van
vreemdelingenverkeer bewegen. Welke
Commissie een" onderzoek moet instellen
naar de voorwaarden, waardoor Huisdui
nen tot bloei kan komen."
Het College heeft in den Raad op dit ver
zoek niet geantwoord; dooh er in het jaar
1917 gevolg aan gegeven (wat veel beter is).
In dat jaar werd namelijk uit verschillende
kringen de Economische Oommissie gevormd,
die zioh niet alleen met het badplaatsvraag-
stuk, doch ook met de vraagstukken omtrent
handel, industrie en verkeer bezig houdt en
zich ten dien einde in drie sub-commissies
heeft gesplitst.
Ik neem mij voor, al is in de Pers zoo nu
en dan reeds qen en ander over dat werk
vermeld, in een volgend artikel iets van
de tot nu toe gedane stappen, door de
Commissie ondernomen, mede te deelen en
tevens over hoe ik mij haar verdere taak in
groote lijnen denk.
Eén ding staat daarbij reeds vast, n.1., dat
door de Oommissie véél reclame zal moeten
worden gemaakt en een vaste secretaris op
dit punt genoeg te doen krijgt, maar dat die
reclame niet zoo zeer naar buiten, maar voor
al naar binnen gevoerd zal moeten worden.
Zelfsonder de leden der Economische
Commissie zelf!
Helder, 24/1 '20.
M.
(Wordt vervolgd).
HET ANTWOORD VAN NEDERLAND
OP HET VERZOEK TOT UITLEVERING
VAN DEN EX-KEIZER.
Een Reuterbericht uit Londen d.d. 24 Jan.
zegt, dat men in welingelichte kringen het
antwoord van Nederland niet als het einde
der quaestie beschouwt. Het antwoord, niet
geheel onverwacht, zal door den Oppersten
Raad te Parijs of door diens opvolger in
overweging worden genomen en het onder
werp uitmaken van nieuwe onderhandelin
gen tusschen de geallieerden en Nederland.
De juridische adviseurs zullen beslissen in
welken vorm dit zal geschieden.
Engelsche persstemmen.
Over.het algemeen is de Engelsche pers
eensgezind in de meening, dat van Neder
land geen ander antwoord op het verzoek
om uitlevering viel te verwachten, doch bo
vendien wijfen verschillende bladen er op,
dat men blikbaar de inwilliging van het ver
zoek niet verwachtte en ook niet verlangde.
Zoo zegt de „Star":
Dit besluit is in overeenstemming met het
geen verwacht werd en zal niemand minder ver
wonderen dan heii, die het verzoek tot Neder
land gericht hebben. Het schijnt al even zoo
onwaarschijnlijk, dat de keizer zichzelf ter be
schikking der geallieerden zal stellen. Dat hij
terechtgesteld zal worden zonder aanwezig té
zijn, ligt voor de hand. Dit zal niemand in moei
lijkheden brengen.
Massingham, de hoofdredacteur van de
„Nation" schreef, voordat het Nederlandsche
antwoord bekend was:
Ik veronderstel, dat do schrijvers van de nota
aan Nederland 's keizers uitlevering niet ver
langen of verwachten. De nota is zoo los op
gesteld, dat het antwoord, dat Nederland zal
geven, er bijna ln wordt uitgelokt. De nota is
leeg van vorm en inhoud. Twee der belangrijk
ste mogendheden zijn tegen het proces. Geen is
er krachtig voor. Als wo den keizer ophangen,
bieden we den troon feitelijk aan zijn zoon aan.
Dat is een te dure prijs om voor het volbrengen
van Lloyd George's belofte te betalen.
De „Daily Express" zegt jn een hoofd
artikel:
Door het verzoek der geallieerden om den
keizer uit te leveren te weigeren, is Nederland
er in ieder geval in geslaagd de geallieerden
en hun oppersten raad een uiterst gek figuur
te laten slaan. Zoo'n gedin" moet snel, waardig
en op voorbeeldige wijze plaats vinden. Het
langdurige uitstel, het luid geschreeuw vooraf,
het schuchtere en tastende begin van de actie
hebben reeds een belachelijke zijde aan deze
ernstige zaak gegeven. Waarom niet gezorgc^
dat hij naar St. Helena verbannen wordt, om
daar alle kwellingen te ondergaan van een
smartelijke vergetelheid en zoo een eind ge
maakt aan de bijkomende zaken, die van dit
treurspeL een klucht maken. Dat of een onmid-
dellijke rechtspraak zijn de eenige gezonde al
ternatieven.
D'e „Mornirig Post" zegt, dat Nederland's
antwoord volkomen met het internationaal
recht overeenstemt.
Ingezonden mededeeling.
Aangaande den indriik, die het Nederland
sche antwoord te Parijs maakte, meldt de
correspondent van het „Hbl." aldaar:
Ik heb den indruk, dat men hier een wei
nig verwonderd is, dat het antwoord van de
Nederlandsche regeering, hoe hoffelijk ook,
op zoo ferme wijze is ingekleed. Het komt
mij voor, dat men een of andere manier van
uitstellen had verwacht, dat men had veron
dersteld als zoude Nederland bijvoorbeeld
lebben "^eze^ .ar den slechten gezond-
ïeidstoes.and van den ex-Keizer, teneinde
stel te verkrijgen. Deze meening bestond,
voorzien van welken aard het antwoord zou
zijn.
Fransche persstemmen.
Evenals in de annexionistische Belgische
pers, komen ook in het meerendeel der Fran
sche bladen aanvallen op Nederland los,
waarbij men onze regeering van Duitsoh-
gezindheid beschuldigt.
Het „Petit Journal" ziet er niet tegen op
te beweren, dat Nederland heeft aangenomen
onder den druk van Duitschland en insinu
eert verder, dat detotstandkoming van de
credietregeling tusschen Nederland en
Duitschland op denkvorm van het antwoord
van invloed geweest is.
De „Petit Parisien" zegt, dat het asylrecht
alleen respectabel is indien het beschermt
een persoon, die zelf respectabel is en dat de
Nederlandsche eer niet betrokken kan zijn,
nu het betreft iemand, die, zelf eerloos, aldus
toonend absoluut verstoken te zijn van eenig
begrip omtrent datzelfde asylrecht.
Het „Journal" merkt terecht op, dat de
quaestie niets meer te maken heeft met recht
en zuiver politiek is geworden. Dit blad acht
het onmogelijk, thans nog aan Duitschland
te vragen, aan de uitlevering mede te werken.
In de „Echo de Paris" schrijft Pertinax:
Ook andere bladen meenen, dat men thans
te ver gegaan is om de zaak op zijn beloop te
laten.
Wij hobberi al lang gezegd, wat wij dachten
van dat kinderachtige plan den koizer te von
nissen, dat misschien voor de groote massa in
Engeland en voor de Aiierikanen, die niets van
Europa af weten, van belang is, maar dat ons
Franschen koud laat, omdat wij ernstiger com
pensaties te vorderen hebben en geen belang
hebben om de schuld van den keizer van die
van het Duitsche volk af te scheiden. Toch moet
nu wat gedaan worden' voor het prestige.van
de Entente. Van eischen met wapengeweld of
een economische blokkade kan natuurlijk geen
sprake zijn. Dat laatste is trouwens al onmoge
lijk, omdat Amerika niet meedoet. Een veroor-
- deeling bij verstek is niet wenschelijk. Men
contenteert zich toch al te veel op de vormen in
plaats op de realiteiten. Het beste is, dat de En
tente zich verstaat mot Nederland over voor
waarden tot interneering van den keizer, waar
bij de geallieerden zeker toezicht zouden hebben.
In de „Victoire" spreekt Hervé onomwon
den zijn vreugde uit over het Nederlandsche
antwoord.
Wie Nederland kent, den asylgrond gedurende
zoovele eeuwen, kon geen oogenblik anders ver
wachten. De pogingen otn te beweren, dat W il-
helm een gewoon misdadiger is en niet 'een
politieke, gaan natuurlijk niet op. Dat foefje
wordt altijd geprobeerd. Men denkt er tbch,
hoop ik, niet over, Nederland thans den oorlog
aan te doen of economisch te blokkeeren of zoo
iets, vervolgt Hervé. Velen betreuren het, dat
Wilhelm thans slechts bij verstek zal veroor
deeld worden en niet feitelijk ter dood gebracht,
Maar boter zool Waarom hem tot martelaar to
maken, dat zou een strop voor ons zijn, indien
Wilhelm zichzelf overleverde. Was hij tot zoo
iets in staat, dan zou dit de Hohenzollerns in
Duitschland misschien weer zóó in aanzien
brongon, dat do Duitsche republiek verloren is.
De meening van Fransche rechtsgeleerden.
De „Libre Parole" heeft verschillende spe
cialisten naar hun opinie gevraagd. Lapra-
delle en Weiss weigerden te antwoorden als
officieele raadsmannen van het Ministerie
van Buitenlandsche Zaken. Berthelmy van
de Parijsche universiteit beweert met storm
achtige overtuiging, dat Wilhelm kan en
moet uitgeleverd worden en dat Holland het
recht schendt, althans „les principes du
droit" door zijn negatief antwoord. Het in
roepen van het sinds eeuwen verouduerde
asylrecht is een „plaisanterie".
Alle andere deskundigen zijn het met deze
onstuimige redeneering oneens. Pillet, pro
fessor in het tractatenrecht, vindt de juridi
sche basis van aanvraag der geallieerden
absurd en keurt de Holiandsche weigering
goed, maar wil geen verdere argumenten
geven om geen wapenen te smeden voor de
Duitschers, die natuurlijk hun Keizer ver
dedigen. Joseph Barthelemy, eveneens pro
fessor te Parijs en nieuwe afgevaardigde,
zeide: Als Franschman wensch ik de bestraf
fing van alle schuldigen, vooral van den
grootste, maar als jurist meen ik, dat de aan
vraag der Entente alle basis mist. Hij geeft
dus Holland gelijk wegens zijn antwoord en
meent trouwens, dat de Geallieerden leelijk
in de war zouden zitten, indien Wilhelm in
derdaad uitgeleverd werd.
In artikelen in de bladen blijkt de overwe
gende stemming, dat men tegen Holland
niets kan doen, maar dat men pressie moet
oefenen 'op Duitschland, opdat het den kei
zer opvragen en zelf zou uitleveren.
Zooals te begrijpen was, is de Duitsche
pers zoo goed als eenstemmig in de beoordee
ling van het Nederlandsche antwoord. De
bladen brengen hulde aan het kleine Neder
land, waarvan men tenslotte ook geen andere
houding had verwacht.
De „Vossisohe Zeitung" zegt:
De Nederlandsche regeling heeft een besluit
genomen, dat volmaakt overeenstemt met het
karakter van den Nederlander, die-trots en na
ijverig, over zijn oude vrijheid waakt en zijn
onafhankelijkheid tegen eiken aanval weet te
beschermen.
Sympathieën voor het Duitsche rijk of v.oor
den Duitschen keizer hebben bij het nemen van
dit basluit geen rol gespeeld. De Nederlanders
verwachten geen dank, evenmin als zij raad
noodig hadden om datgene te doen, wat zij vo r
waardig en rechtvaardig hielden.
De „Deutsche Allgeimeine Zeitung" somt
op, wat Nederland sinds Hugo de Groot op
het gebied van het volkenrecht heeft gepres
teerd.
Sinds ongeveer vier eeuwen heeft Holland op
het gebied van het volkenrecht een scheppende
kracht ontplooid. Door de antwoord-nota heeft
het zijn roem op dit gebied opnieuw bevestigd.
De „Lokalanzeiger" zegt, dat de Holiand
sche nota als frissche zuiverende lucht in de
stikkende atmosfeer van de Europeesche
diplomatie werkt.
De mannelijke taal, de rechte weg, die gevolgd
wordt en het zich beroepen zonder ajjgst op de
onwrikbare tradities, die hier op het, spel staan,
waarborgen aan deze nota voor eeuwig eeu
eereplaats in de geschiedenis van het Holiand
sche volk en verheft haar boven de van leugen
achtige huichelarij druipende nota's en geschrif
ten, waarmede de wereld in de laatste jaren van
al de hoeken werd overstroomd. De Hollanders
zullen weigeren bijzondere dankbetuigingen
voor hun dappere houding te aanvaarden, want
zij zijn er van overtuigd, dat ze slechts hun
plicht doen en zij zijn geen vrienden van over
tollige woorden.
Het „Berliner Tageblatt" zegt, dat de Duit
sche democratie het antwoord van Nederland
nog béter naar waarde zal weten te schatten
dan de Duitsche monarchistische partijen,
want alle byzantijnsche gevoelens en politieke
óverweging, die op de redactie zijn ontstaan,
bij het beoordeelen van dit vraagstuk, zwij
gen Voor het feit, dat de democratie hier
slechts een antwoord van recht en billijkheid
ziet.
De Holiandsche regeering wijst op de traditie
van haar land, dat steeds een toevluchtsoord
voor vervolgden en overwonnenen was. Er be
staat niets edelers dan aan deze traditie vast te
houden. De Holiandsche regeering spreekt van
het recht en van haar eer, die zij niet wil prijs-
geveen. Het werkt voldoend te zien, dat de re
geering van een vrij land met deze woorden net
eenvoudige gevoel weergeeft, dat een elk fat
soenlijk mensch gelooft, omdat juist zooveel
misbruik is gemaakt van de eer der volkeren.
De „Vorwprts" gaat wel het verst van alle
bladen in het onderzoeken van de mogelijke
gevolgen van de weigering van Nederland.
Het blad schrijft:
Het kleine Nederland buigt niet voor het bevel
van de overwinnaars. Het antwoord van Hol
land is dapper, vastberaden en krachtig. De
heersohzucht van de entente, in het bijzonder1
van de Engelsche regeering, die met het von
nissen van Wilhelm word belast, moet nu zien
wat zij met die weigering doet. Zij bezit genoeg
middelen om het kleine, werkelijk democratische
land te dwingen. De vraag is of zij het zal wa
gen, deze middelen toe te passen. Zij heeft zich
niet voor fliets gedurende deze jaren als be
schermer van recht en democratie doen door
gaan en zij zal toch nog eens moeten nadenken
of zij haar economische en financieele machts
middelen kunnen gebruiken om thans recht en
democratie neer te slaan.
BINNENLAND.
De Dultsch Nederlandsche overeenkomst.
In ons vorig nummer deelden wij reeds
een en ander mede omtrent de tusschen de
Duitsche en Holiandsche regeeringen geslo
ten overeenkomst. De hoofdpunten daarvan
kwamen daarin reeds voor.
Hek „Hbl." meldt hieromtrent nog eenige
nadere bizonderheden:
In de eerste plaats h e t c r e d i e t.
Blijkens de officieele ïnededeeling, die be
reids over de onderhandelingen en de ont-
werp-overeenkomst gepubliceerd is, wordt
het crediet aan Duitschland gesplitst in twee
deelen. Zestig millioen is bestemd voor den
aankoop van levensmiddelen van Nederland-
schen of Nederlandsch-Indischen oorsprong.
Er staat nog niet vast, of een nadere rege
ling omtrent den aard van dien aankoop zal
worden vastgesteld, dan wel dat men
Duitschland volkomen vrij zal laten in het
besteden van het crediet. De mogelijkheid
lijkt niet uitgesloten, dat men van deze ge
legenheid gebruik zou maken om zekeren
steun te verleenen aan bijvoorbeeld de zui
velindustrie of den tuinbouw. Daaromtrent
valt echter thans nog niets te zeggen.
De aflossing van dit deel van het crediet
primeert: 25 pCt. van de schuld van Neder
land, die ontstaat door de levering van
steenkool, wordt ten. behoeve daarvan gebe
zigd. Een eenvoudige rekensom kan aantoo-
nen, dat ten gevolge van deze regeling het
crediet voorloopig maandelijks reeds tot een
bedrag van ruim 1 millioen wordt afgelost
bij een minimum-aanvoer.
Het tweede deel van hef crediet zal een
z.g. revolving credit zijn. Duitschland kan,
met behulp van het beschikbaar crediet,
grondstoffen aankoopen (naar het wenscht)
en lost het crediet af met het bedrag van
den verkoop van geëxporteerde fabrikaten
uit die grondstof. Het land van export is on
bepaald. Het afgelost bedrag wordt opnieuw
bij het crediet gevoegd, en de mogelijkheid
is opengelaten, eventueel méér dan de ver-
eischte aflossing onder te brengen, zoodat
het crediet zich automatisch uitbreidt.
Onderpand voor de leening vormen Schatz-
scheine tot een bedrag van 200 millioen. Het
crediet is met zes maanden opzegbaar, wan
neer de Duitsche regeering haar verplich
tingen niet nakomt, terwijl het uiterlijk 81
December 1929 wordt afgelost.
De voornaamste bepalingen betreffende
dekolenleveri n g zijn reeds bekend. De
prijs zal ongeveer 60 per ton beloopen.
Deze raming was, voor het oogenblik, te on
gunstig.
De kolenprijs is niet gefixeerd, doch wordt
bepaald door het moyenne van de prijzen der
te zelfder tijd aangevoerde kolen uit Enge
land en Amerika. In dier voege, dat het ge
middelde evenredig den aanvoer wordt be
rekend van den prijs c. i. f. der kolen aan
gevoerd met regeeringsschepen (thans om
streeks 50 per ton), met andere vaartuigen
(omstlteeks V 60 uit Amerika en omstreeks
50 uit Engeland). Die prijs wordt iedere
zes maanden vastgesteld door Nederlandsche
en Duitsche experts.
Het mij ng ebied-en de grens.
Naarmate de industrife hier te lande op
ruimer schaal aan den arbeid tijgt, worden
de brandstofbehoeften grooter. De aanvoer
van Duitsche kolen zal vermoedelijk niet vol
doende blijken om de beschikbare hoeveel
heid te doen aanpassen aan de behoefte.
Vergrooting van den aanvoer van overzee
is niet zonder bedenking met het oog op de
occupatie van scheepsruimte. Wel is waar
zal Duitschland tot 250.000 ton voor dep vast-
gestelden prijs leveren, maar dit komt neer
op een platonische liefdesverklaring.
De oplossing die men gevonden heeft voqr
de moeilijkheid, onze kolen voorziening zoo
veel mogelijk te bevorderen, is de volgende:
Het aan de „Nederlandsche maatschappij tot
ontginning van kolenvelden" behoorende
Duitsche kolengebied, dat geologisch geheel
aansluit bij het Nederlandsche Staatsveld bij
Vlodorp en het best geëxploiteerd kan wor
den in verband met de ontginning daar, zal
in exploitatie gebracht worden in dier voe
ge, dat onmiddellijke uitvoer van 50 pet. der
productie tot een maximum van l1/» millioen
ton per jaar zal zijn gewaarborgd van 1
Januari 1920 af tot 31 December 1923. Tot die
datum zal Duitschland het recht bezitten uit
voerrechten te heffen, die evenwel niet hoo-
gvr mogen zijn dan de helft van het verschil
tusschen den binnenlandschen kolenprijs in
Duitschland en dien, welke bij uitvoer naar
Nederland wordt bedongen. Van 1 Jan. 1924
31 Dec. 1953 gaat 50 pet. van de productie
met een maximum van l1/* millioen ton zon
der eenige voorwaarde of heffing naar Ne
derland.
Tusschen haakjes: van opheffing der
Rijkskolendistributie kan uitteraard, afge
zien van andere motieven, in verband met
deze overeenkomst voorloopig geen sprake
zijn. Dit is een zaak op zich zelf, maar daar
om nog niet van geringe beteekenis.
De Tooneelspelersstaklng.
De staking der tooneel spelers heeft Za
terdagavond te Amsterdam aanleiding ge
geven tot incidenten. Door den heer Ver-
kade was een voorstelling aangekondigd
van „De Gardeluitenant", welke gegeven
werd door uit de Vereeniging van tooneel-
spelers getreden acteurs en actrioès. Al om
zeven uur werd het in de omgeving van het
Leidscheplein drukker; postende stakers èn
sandwichmannen met borden verschenen;
toen Verkade in een -taxi kwam aanrijden,
werd hem toegeroepen „Koekebakker". Even
later kwam de taxi met Verkade en een
tweetal dames weer voor en toen barstte van
alle kan-ten gejoel en geschreeuw los.
In de vestibule van den schouwburg was
inmiddels het publiek al in een lange rij
voor het bespreekbureau gekomen. Toen men
vernam, dat voor de bovenrangen- -niet ver
kocht werd, gaf dit begrijpelijkerwijs ont
stemming en gemopper. Er werd geprotes
teerd, dat men in een stedelijken schouw
burg alleen de kapitaalkrachtigen toeliet.
Op het Leidscheplein werd het voller en vol
ler, vooral was er heel veel publiek. Plotse
ling komt, onder wild getoeter, een tweetal
auto's aangereden. .In de eerste zaten Co Bal-
foort en van Staalduijnen, in de tweede Mau-
rits de Vries en Ju-lius Brongers. De laat
ste houdt een scheepsroeper aan den mond
en schreeuwt over de hoofden der men-
schenmenigte heen: „Menschen, bezoekt den
schouwburg niet. Het is een voorstelling van
onderkruipers". Verschilende incidenten
van de zijde van het publiek en de stakers
hebben plaats; het bleef zeer rumoerig op
het Leidscheplein.
Inmiddels was het acht uur geworden en
zou men met de opvoering van het stuk aan
vangen. Al dadelijk staat achter in de zaal
een heer later bleek het de schoonzoon
van mevrouw de Boervan Rijk te zijn
van zijn plaats op om het publiek wat toe te
schreeuwen. Hij' werd onmiddellijk door
rechercheurs beetgepakt en verwijderd. Toen
het scherm opging kregen de spelende ac
teurs en actrices, Fie Carelsen, Caroline van
Dommelen, Janny van Oogen, Verkade en
Paul Huf een ovatie van het publiek. Tien
minuten lang gaat het goed; dan gilt in het
parterre een schelle, hooge vrouwenstem een
protest. Ook deze wordt aanstonds verwij
derd.
Midden onder het eerste bedrijf betreden
twee mannen-,de stalles. Ze doen een beetje
luidruchtig, óouverseeren op half luiden
toon, zoodat al spoedig de belangstelling van
het publiek zich concentreert meer op hen
dan op het tooneel. In het tweede bedrijf het
incident. Een der mannen tast in zijn zak en
haalt te voorschijn.een duif, die onrustig
fladderend bij de afschutting voor het or-
kest neerstrijkt en daar blijft zitten. Aan het
eind van het tweede bedrijf, vlak vóór d^
pauze, verspreidt zich een ondraaglijke stank
in de zaal. Het blijken z.g. „stinkbommen"
te zijn, die hier neergelegd zijn. Suppoosten
komen met eau de cologne de afschuwelijke
geuren verdrijven.
De voorstelling verliep verder zonder in
cidenten, hoewel het aan den uitgang nog een
groote drukte was.
Ook Zondagavond werd getracht de voor
stelling in den Stadsschouwburg op gelijke
wijze in de war te sturen. Nadat echter een
5-tal rustverstoorders waren verwijderd had
de voorstelling een gewoon verloop.