NIEUWSBLAD VOOR HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA ONS MAlÜDSYSTEENI Eerste Blad. De economische commissie. HERMAN NYPELS. No. 5198 DINSDAG 27 JANUARI 1920 48e JAARGANG Verschijnt Dinsdag-, Donderdag en Zaterdagmiddag REDACTEUR-UITGEVER: C. DE BOER Jr„ HELDER Bureau: Koningstnat 29 - Interc. Telefoon 50 DOELMATIG - GEMAKKELIJK. BEKNOPTE BESCHRIJVING DER LEVERINGS VOORWAARDEN, MET MAANOEUJKSCHE BE TALING NAAR VERHOUDING VAN HET BEDRAG DER JAARLIJKSCHE INKOOP, WORDT OP AAN VRAGE GAARNE FRANCO TOEGEZONDEN. v KLEEDINGMAGAZIJN Duitsche persstemmen. mmppi ■■■■V COURANT ABONNEMENTEN BIJ VOORUITBETALING: Heldersche Ct. per 3 mnd. f 1.40. franco per post f 1.60. Buitenland f 2.40 Zondagsblad 0.570.65. 1.05 Modeblad 0.95, 1.05. „1.30 Losse nummers der Courant 4 ct. AD VERTENTIËN. 20 ct. p. regel. Ingez. mededeelingen (kolombr. als redactioheele tekst) 60 ct. Kleine advert. (gevr., te koop, te huur) v. 1 tot 4 regels 50 ct., elke regel meer 10 ct. bi) vopruitb. (adresBur. v. d. bl. en mej br. onder nr. 10 ct. p. advert. extra). Bew.-exempl. 3'/i ct. Adv. op bep. aangew pl. worden 25 hooger berekend. BQ de behandeling der Gemeentebegroo- ting voor 1920 in den Raad is er door enkele leden gesproken over deze Oommissie, waar voor weder eene subsidie is uitgetrokken. Men achtte die subsidie te klein, om daar mede te doen, wat deze leden noodig achtten. Er moet, volgens hen, een vaste function- naris komen en er moet veel meer reclame voor de Gemeente worden gemaakt, enz., enz, Hoe gelukkig wij het nu achten, dat de Raad bereid is, voor den economischen vooruit gang der Gemeente de offers te brengen, die daan-oor noodig zijn, geloof ik toch, dat de sprekers over deze zaak niet geheel de pro porties van dit vraagstuk overzien. Als de zaak zoo eenvoudig was, dat een begrootingspost ware te verhoogen, om een man aan een bureau te zetten, die maar reclame voor Den Helder behoefde te maken, waren wij een stuk verder. Om reclame te maken is er echter nog iets meer noodig, dan waarover onze Gemeente vooralsnog beschikt. Een winkelier of ondernemer, die vóór hij zelf een artikel te leveren heeft, of een bedrijf in werking, reeds groote aanplakbiljetten, advertentiën en andere reclamemiddelen gaat bezigen, waarin zijn waren en producten worden aangeprezen, zou spoedig voor gek verklaard worden. En er zijn tien kansen tegen één, dat, als hij eenmaal klaar was, die malloterij hem meteen onmogelijk had gemaakt. Den Helder moet reclame maken, zoo gauw er iets is, waarvoor dat noodig en mogelijk is. Vooralsnog ontbreekt elk element voor reclame. Wij.bezitten een prachtige badplaats; doch reclame kunnen we er niet voor maken, aan gezien de badgasten zich "niet tevreden stel len, met zich in het zand in te graven. Wij bezitteq een prachtige haven, maar voorshands is er nog geen scheepvaart op. Er is ruimte voor industrieterrein; maar met de verbindingen van nu is er al evenmin gebruik van te maken en dus reclame voor te voeren. Die reclame, dat kunnen de voorstanders hiervan ^gerust aannemen, komt zeker, als het tijd is, en de Commissie voor de eco nomische Ontwikkeling is daar nog niet aan toe, terwijl haar secretaris, of dit ©en onge salarieerde, een laag of een hoog bezoldigde ambtenaar is, hierin zeer weinig werk zou vinden. Wat in 1917 door de instelling dier Com missie is begonnen, is een pionierswerk van groote beteekenis, maar waarvan de resulta ten pas later tastbaar zullen worden. Al hetgeen tot nu toe is gedaan, al schijnt 't voor het publiek weinig, en dat toch inder daad niet gering, is een tasten en voelen, om overal aanknoopingspunten te vinden. De Commissie heeft tal van vraagstukken in studie, onderhandelingen, die zeer langzaam plegen te verloopen, zijn op allerlei gebied gaande, overleg met verschillende personen en lichamen vindt plaats, in 't kort, de Com missie zorgt, dat, indien de gemeente klaar moet zijn, indien de omstandigheden dit noo dig makeu, zij ook werkelijk klaar is. Niemand weet beter dan de leden dezer Commissie, welk ondankbaar werk zij eigen lijk doet. Want wie laat niet gaarne Zoo spoe dig mogelijk resultaten zien? Eenerzijds zijn de tijdsomstandigheden allerongunstigst, om iets te beginnen, ander zijds, en dat dient vooral niet uit het oog te worden verloren, moet er in den geest der Heldersche bevolking een ontzaglijke veran dering komen, vóór de Gemeente eigenlijk behoorlijk plaats kan nemen in de rij der ondernemende lichamen, waartoe zij zeker over eenige jaren geroepen is, in verband met de aanhangige Zuiderzeeplannen. Het is niet nieuw, wat hier wordt gezegd, integendeel. Toen bij de behandeling der Ge- meentebegrooting voor 1917 over deze vraag stukken in onzen Raad is gesproken, was het het toenmalige Raadslid Michels, die op 20 Dec. 1916, nadat hij op de geringe ontwikke- nngsvoorwaarden dezer gemeente had ge wezen, sprak (blz. 767 e.v. der Notulen): vP6 Saven der natuur, die wij hier nog hebben en die hebben wij hier toch in derdaad moeten wij beter exploiteeren. i verband wees ik op Huisduinen. Ik geloof, dat het heel gevaarlijk is, om in dezen tijd, waarin de toestanden zoo pre- cair zijn, uit den Raad al te zwaarmoedige tonen te doen hooren." „Ea de Raad mag wel bedenken, dat wanneer wij hier met elkander alleen maar zwaarmoedige beschouwingen houden, dan slaat dat ongetwijfeld terug op de inwo ners; dan moet dat van invloed zijn op de stemming der burgerij. En wij hebben meer behoefte aan wat energie, ook om van de gemeente wat be ters te maken dan het is. Wij moeten de burgerij doordringen van het besef, dat de gemeente behoefte heeft aan krachtdadige hulp en dat belasting betalen werkelijk niet zoo'n kwaad werk is, als dat het in den regel wordt beschouwd." En bij de replieken sprak datzelfde Raads lid als volgt (blz. 808/809 der Notulen 21 Dec. 1916): „De heer De Geus heeft wel een klein beetje de oude Heldersche toon laten hoo ren ou die zou ik juist zoo graag wilen'hoc. A de berichten, u.er en daar in de En laten varen. Zooiets van: nou 1a, ik wil gelsche en Fransche pers verspreid, deden eerst eens weten, wat er aan te verdienen is." Ik wenschte dat we zelf eens toonden, dat we wat aandurfden. Daardoor zou ook de energie van de bur gerij worden aangewakkerd. Zoolang dat niet gebeurt, blijft de gemeente in de mi sère.0 Daarom achtte de spreker een wel over dacht voorgaan der Gemeente geboden, om klaar te zijn, tegen den tijd, dat het noodig is, en hij besloot: „Daarom zou ik het College ernstig in overweging willen geven, om zoo spoedig mogelijk eene Commissie samen te stellen. Zoo veelzijdig mogelijk, ook bestaande uit personen, die zich op het gebied van vreemdelingenverkeer bewegen. Welke Commissie een" onderzoek moet instellen naar de voorwaarden, waardoor Huisdui nen tot bloei kan komen." Het College heeft in den Raad op dit ver zoek niet geantwoord; dooh er in het jaar 1917 gevolg aan gegeven (wat veel beter is). In dat jaar werd namelijk uit verschillende kringen de Economische Oommissie gevormd, die zioh niet alleen met het badplaatsvraag- stuk, doch ook met de vraagstukken omtrent handel, industrie en verkeer bezig houdt en zich ten dien einde in drie sub-commissies heeft gesplitst. Ik neem mij voor, al is in de Pers zoo nu en dan reeds qen en ander over dat werk vermeld, in een volgend artikel iets van de tot nu toe gedane stappen, door de Commissie ondernomen, mede te deelen en tevens over hoe ik mij haar verdere taak in groote lijnen denk. Eén ding staat daarbij reeds vast, n.1., dat door de Oommissie véél reclame zal moeten worden gemaakt en een vaste secretaris op dit punt genoeg te doen krijgt, maar dat die reclame niet zoo zeer naar buiten, maar voor al naar binnen gevoerd zal moeten worden. Zelfsonder de leden der Economische Commissie zelf! Helder, 24/1 '20. M. (Wordt vervolgd). HET ANTWOORD VAN NEDERLAND OP HET VERZOEK TOT UITLEVERING VAN DEN EX-KEIZER. Een Reuterbericht uit Londen d.d. 24 Jan. zegt, dat men in welingelichte kringen het antwoord van Nederland niet als het einde der quaestie beschouwt. Het antwoord, niet geheel onverwacht, zal door den Oppersten Raad te Parijs of door diens opvolger in overweging worden genomen en het onder werp uitmaken van nieuwe onderhandelin gen tusschen de geallieerden en Nederland. De juridische adviseurs zullen beslissen in welken vorm dit zal geschieden. Engelsche persstemmen. Over.het algemeen is de Engelsche pers eensgezind in de meening, dat van Neder land geen ander antwoord op het verzoek om uitlevering viel te verwachten, doch bo vendien wijfen verschillende bladen er op, dat men blikbaar de inwilliging van het ver zoek niet verwachtte en ook niet verlangde. Zoo zegt de „Star": Dit besluit is in overeenstemming met het geen verwacht werd en zal niemand minder ver wonderen dan heii, die het verzoek tot Neder land gericht hebben. Het schijnt al even zoo onwaarschijnlijk, dat de keizer zichzelf ter be schikking der geallieerden zal stellen. Dat hij terechtgesteld zal worden zonder aanwezig té zijn, ligt voor de hand. Dit zal niemand in moei lijkheden brengen. Massingham, de hoofdredacteur van de „Nation" schreef, voordat het Nederlandsche antwoord bekend was: Ik veronderstel, dat do schrijvers van de nota aan Nederland 's keizers uitlevering niet ver langen of verwachten. De nota is zoo los op gesteld, dat het antwoord, dat Nederland zal geven, er bijna ln wordt uitgelokt. De nota is leeg van vorm en inhoud. Twee der belangrijk ste mogendheden zijn tegen het proces. Geen is er krachtig voor. Als wo den keizer ophangen, bieden we den troon feitelijk aan zijn zoon aan. Dat is een te dure prijs om voor het volbrengen van Lloyd George's belofte te betalen. De „Daily Express" zegt jn een hoofd artikel: Door het verzoek der geallieerden om den keizer uit te leveren te weigeren, is Nederland er in ieder geval in geslaagd de geallieerden en hun oppersten raad een uiterst gek figuur te laten slaan. Zoo'n gedin" moet snel, waardig en op voorbeeldige wijze plaats vinden. Het langdurige uitstel, het luid geschreeuw vooraf, het schuchtere en tastende begin van de actie hebben reeds een belachelijke zijde aan deze ernstige zaak gegeven. Waarom niet gezorgc^ dat hij naar St. Helena verbannen wordt, om daar alle kwellingen te ondergaan van een smartelijke vergetelheid en zoo een eind ge maakt aan de bijkomende zaken, die van dit treurspeL een klucht maken. Dat of een onmid- dellijke rechtspraak zijn de eenige gezonde al ternatieven. D'e „Mornirig Post" zegt, dat Nederland's antwoord volkomen met het internationaal recht overeenstemt. Ingezonden mededeeling. Aangaande den indriik, die het Nederland sche antwoord te Parijs maakte, meldt de correspondent van het „Hbl." aldaar: Ik heb den indruk, dat men hier een wei nig verwonderd is, dat het antwoord van de Nederlandsche regeering, hoe hoffelijk ook, op zoo ferme wijze is ingekleed. Het komt mij voor, dat men een of andere manier van uitstellen had verwacht, dat men had veron dersteld als zoude Nederland bijvoorbeeld lebben "^eze^ .ar den slechten gezond- ïeidstoes.and van den ex-Keizer, teneinde stel te verkrijgen. Deze meening bestond, voorzien van welken aard het antwoord zou zijn. Fransche persstemmen. Evenals in de annexionistische Belgische pers, komen ook in het meerendeel der Fran sche bladen aanvallen op Nederland los, waarbij men onze regeering van Duitsoh- gezindheid beschuldigt. Het „Petit Journal" ziet er niet tegen op te beweren, dat Nederland heeft aangenomen onder den druk van Duitschland en insinu eert verder, dat detotstandkoming van de credietregeling tusschen Nederland en Duitschland op denkvorm van het antwoord van invloed geweest is. De „Petit Parisien" zegt, dat het asylrecht alleen respectabel is indien het beschermt een persoon, die zelf respectabel is en dat de Nederlandsche eer niet betrokken kan zijn, nu het betreft iemand, die, zelf eerloos, aldus toonend absoluut verstoken te zijn van eenig begrip omtrent datzelfde asylrecht. Het „Journal" merkt terecht op, dat de quaestie niets meer te maken heeft met recht en zuiver politiek is geworden. Dit blad acht het onmogelijk, thans nog aan Duitschland te vragen, aan de uitlevering mede te werken. In de „Echo de Paris" schrijft Pertinax: Ook andere bladen meenen, dat men thans te ver gegaan is om de zaak op zijn beloop te laten. Wij hobberi al lang gezegd, wat wij dachten van dat kinderachtige plan den koizer te von nissen, dat misschien voor de groote massa in Engeland en voor de Aiierikanen, die niets van Europa af weten, van belang is, maar dat ons Franschen koud laat, omdat wij ernstiger com pensaties te vorderen hebben en geen belang hebben om de schuld van den keizer van die van het Duitsche volk af te scheiden. Toch moet nu wat gedaan worden' voor het prestige.van de Entente. Van eischen met wapengeweld of een economische blokkade kan natuurlijk geen sprake zijn. Dat laatste is trouwens al onmoge lijk, omdat Amerika niet meedoet. Een veroor- - deeling bij verstek is niet wenschelijk. Men contenteert zich toch al te veel op de vormen in plaats op de realiteiten. Het beste is, dat de En tente zich verstaat mot Nederland over voor waarden tot interneering van den keizer, waar bij de geallieerden zeker toezicht zouden hebben. In de „Victoire" spreekt Hervé onomwon den zijn vreugde uit over het Nederlandsche antwoord. Wie Nederland kent, den asylgrond gedurende zoovele eeuwen, kon geen oogenblik anders ver wachten. De pogingen otn te beweren, dat W il- helm een gewoon misdadiger is en niet 'een politieke, gaan natuurlijk niet op. Dat foefje wordt altijd geprobeerd. Men denkt er tbch, hoop ik, niet over, Nederland thans den oorlog aan te doen of economisch te blokkeeren of zoo iets, vervolgt Hervé. Velen betreuren het, dat Wilhelm thans slechts bij verstek zal veroor deeld worden en niet feitelijk ter dood gebracht, Maar boter zool Waarom hem tot martelaar to maken, dat zou een strop voor ons zijn, indien Wilhelm zichzelf overleverde. Was hij tot zoo iets in staat, dan zou dit de Hohenzollerns in Duitschland misschien weer zóó in aanzien brongon, dat do Duitsche republiek verloren is. De meening van Fransche rechtsgeleerden. De „Libre Parole" heeft verschillende spe cialisten naar hun opinie gevraagd. Lapra- delle en Weiss weigerden te antwoorden als officieele raadsmannen van het Ministerie van Buitenlandsche Zaken. Berthelmy van de Parijsche universiteit beweert met storm achtige overtuiging, dat Wilhelm kan en moet uitgeleverd worden en dat Holland het recht schendt, althans „les principes du droit" door zijn negatief antwoord. Het in roepen van het sinds eeuwen verouduerde asylrecht is een „plaisanterie". Alle andere deskundigen zijn het met deze onstuimige redeneering oneens. Pillet, pro fessor in het tractatenrecht, vindt de juridi sche basis van aanvraag der geallieerden absurd en keurt de Holiandsche weigering goed, maar wil geen verdere argumenten geven om geen wapenen te smeden voor de Duitschers, die natuurlijk hun Keizer ver dedigen. Joseph Barthelemy, eveneens pro fessor te Parijs en nieuwe afgevaardigde, zeide: Als Franschman wensch ik de bestraf fing van alle schuldigen, vooral van den grootste, maar als jurist meen ik, dat de aan vraag der Entente alle basis mist. Hij geeft dus Holland gelijk wegens zijn antwoord en meent trouwens, dat de Geallieerden leelijk in de war zouden zitten, indien Wilhelm in derdaad uitgeleverd werd. In artikelen in de bladen blijkt de overwe gende stemming, dat men tegen Holland niets kan doen, maar dat men pressie moet oefenen 'op Duitschland, opdat het den kei zer opvragen en zelf zou uitleveren. Zooals te begrijpen was, is de Duitsche pers zoo goed als eenstemmig in de beoordee ling van het Nederlandsche antwoord. De bladen brengen hulde aan het kleine Neder land, waarvan men tenslotte ook geen andere houding had verwacht. De „Vossisohe Zeitung" zegt: De Nederlandsche regeling heeft een besluit genomen, dat volmaakt overeenstemt met het karakter van den Nederlander, die-trots en na ijverig, over zijn oude vrijheid waakt en zijn onafhankelijkheid tegen eiken aanval weet te beschermen. Sympathieën voor het Duitsche rijk of v.oor den Duitschen keizer hebben bij het nemen van dit basluit geen rol gespeeld. De Nederlanders verwachten geen dank, evenmin als zij raad noodig hadden om datgene te doen, wat zij vo r waardig en rechtvaardig hielden. De „Deutsche Allgeimeine Zeitung" somt op, wat Nederland sinds Hugo de Groot op het gebied van het volkenrecht heeft gepres teerd. Sinds ongeveer vier eeuwen heeft Holland op het gebied van het volkenrecht een scheppende kracht ontplooid. Door de antwoord-nota heeft het zijn roem op dit gebied opnieuw bevestigd. De „Lokalanzeiger" zegt, dat de Holiand sche nota als frissche zuiverende lucht in de stikkende atmosfeer van de Europeesche diplomatie werkt. De mannelijke taal, de rechte weg, die gevolgd wordt en het zich beroepen zonder ajjgst op de onwrikbare tradities, die hier op het, spel staan, waarborgen aan deze nota voor eeuwig eeu eereplaats in de geschiedenis van het Holiand sche volk en verheft haar boven de van leugen achtige huichelarij druipende nota's en geschrif ten, waarmede de wereld in de laatste jaren van al de hoeken werd overstroomd. De Hollanders zullen weigeren bijzondere dankbetuigingen voor hun dappere houding te aanvaarden, want zij zijn er van overtuigd, dat ze slechts hun plicht doen en zij zijn geen vrienden van over tollige woorden. Het „Berliner Tageblatt" zegt, dat de Duit sche democratie het antwoord van Nederland nog béter naar waarde zal weten te schatten dan de Duitsche monarchistische partijen, want alle byzantijnsche gevoelens en politieke óverweging, die op de redactie zijn ontstaan, bij het beoordeelen van dit vraagstuk, zwij gen Voor het feit, dat de democratie hier slechts een antwoord van recht en billijkheid ziet. De Holiandsche regeering wijst op de traditie van haar land, dat steeds een toevluchtsoord voor vervolgden en overwonnenen was. Er be staat niets edelers dan aan deze traditie vast te houden. De Holiandsche regeering spreekt van het recht en van haar eer, die zij niet wil prijs- geveen. Het werkt voldoend te zien, dat de re geering van een vrij land met deze woorden net eenvoudige gevoel weergeeft, dat een elk fat soenlijk mensch gelooft, omdat juist zooveel misbruik is gemaakt van de eer der volkeren. De „Vorwprts" gaat wel het verst van alle bladen in het onderzoeken van de mogelijke gevolgen van de weigering van Nederland. Het blad schrijft: Het kleine Nederland buigt niet voor het bevel van de overwinnaars. Het antwoord van Hol land is dapper, vastberaden en krachtig. De heersohzucht van de entente, in het bijzonder1 van de Engelsche regeering, die met het von nissen van Wilhelm word belast, moet nu zien wat zij met die weigering doet. Zij bezit genoeg middelen om het kleine, werkelijk democratische land te dwingen. De vraag is of zij het zal wa gen, deze middelen toe te passen. Zij heeft zich niet voor fliets gedurende deze jaren als be schermer van recht en democratie doen door gaan en zij zal toch nog eens moeten nadenken of zij haar economische en financieele machts middelen kunnen gebruiken om thans recht en democratie neer te slaan. BINNENLAND. De Dultsch Nederlandsche overeenkomst. In ons vorig nummer deelden wij reeds een en ander mede omtrent de tusschen de Duitsche en Holiandsche regeeringen geslo ten overeenkomst. De hoofdpunten daarvan kwamen daarin reeds voor. Hek „Hbl." meldt hieromtrent nog eenige nadere bizonderheden: In de eerste plaats h e t c r e d i e t. Blijkens de officieele ïnededeeling, die be reids over de onderhandelingen en de ont- werp-overeenkomst gepubliceerd is, wordt het crediet aan Duitschland gesplitst in twee deelen. Zestig millioen is bestemd voor den aankoop van levensmiddelen van Nederland- schen of Nederlandsch-Indischen oorsprong. Er staat nog niet vast, of een nadere rege ling omtrent den aard van dien aankoop zal worden vastgesteld, dan wel dat men Duitschland volkomen vrij zal laten in het besteden van het crediet. De mogelijkheid lijkt niet uitgesloten, dat men van deze ge legenheid gebruik zou maken om zekeren steun te verleenen aan bijvoorbeeld de zui velindustrie of den tuinbouw. Daaromtrent valt echter thans nog niets te zeggen. De aflossing van dit deel van het crediet primeert: 25 pCt. van de schuld van Neder land, die ontstaat door de levering van steenkool, wordt ten. behoeve daarvan gebe zigd. Een eenvoudige rekensom kan aantoo- nen, dat ten gevolge van deze regeling het crediet voorloopig maandelijks reeds tot een bedrag van ruim 1 millioen wordt afgelost bij een minimum-aanvoer. Het tweede deel van hef crediet zal een z.g. revolving credit zijn. Duitschland kan, met behulp van het beschikbaar crediet, grondstoffen aankoopen (naar het wenscht) en lost het crediet af met het bedrag van den verkoop van geëxporteerde fabrikaten uit die grondstof. Het land van export is on bepaald. Het afgelost bedrag wordt opnieuw bij het crediet gevoegd, en de mogelijkheid is opengelaten, eventueel méér dan de ver- eischte aflossing onder te brengen, zoodat het crediet zich automatisch uitbreidt. Onderpand voor de leening vormen Schatz- scheine tot een bedrag van 200 millioen. Het crediet is met zes maanden opzegbaar, wan neer de Duitsche regeering haar verplich tingen niet nakomt, terwijl het uiterlijk 81 December 1929 wordt afgelost. De voornaamste bepalingen betreffende dekolenleveri n g zijn reeds bekend. De prijs zal ongeveer 60 per ton beloopen. Deze raming was, voor het oogenblik, te on gunstig. De kolenprijs is niet gefixeerd, doch wordt bepaald door het moyenne van de prijzen der te zelfder tijd aangevoerde kolen uit Enge land en Amerika. In dier voege, dat het ge middelde evenredig den aanvoer wordt be rekend van den prijs c. i. f. der kolen aan gevoerd met regeeringsschepen (thans om streeks 50 per ton), met andere vaartuigen (omstlteeks V 60 uit Amerika en omstreeks 50 uit Engeland). Die prijs wordt iedere zes maanden vastgesteld door Nederlandsche en Duitsche experts. Het mij ng ebied-en de grens. Naarmate de industrife hier te lande op ruimer schaal aan den arbeid tijgt, worden de brandstofbehoeften grooter. De aanvoer van Duitsche kolen zal vermoedelijk niet vol doende blijken om de beschikbare hoeveel heid te doen aanpassen aan de behoefte. Vergrooting van den aanvoer van overzee is niet zonder bedenking met het oog op de occupatie van scheepsruimte. Wel is waar zal Duitschland tot 250.000 ton voor dep vast- gestelden prijs leveren, maar dit komt neer op een platonische liefdesverklaring. De oplossing die men gevonden heeft voqr de moeilijkheid, onze kolen voorziening zoo veel mogelijk te bevorderen, is de volgende: Het aan de „Nederlandsche maatschappij tot ontginning van kolenvelden" behoorende Duitsche kolengebied, dat geologisch geheel aansluit bij het Nederlandsche Staatsveld bij Vlodorp en het best geëxploiteerd kan wor den in verband met de ontginning daar, zal in exploitatie gebracht worden in dier voe ge, dat onmiddellijke uitvoer van 50 pet. der productie tot een maximum van l1/» millioen ton per jaar zal zijn gewaarborgd van 1 Januari 1920 af tot 31 December 1923. Tot die datum zal Duitschland het recht bezitten uit voerrechten te heffen, die evenwel niet hoo- gvr mogen zijn dan de helft van het verschil tusschen den binnenlandschen kolenprijs in Duitschland en dien, welke bij uitvoer naar Nederland wordt bedongen. Van 1 Jan. 1924 31 Dec. 1953 gaat 50 pet. van de productie met een maximum van l1/* millioen ton zon der eenige voorwaarde of heffing naar Ne derland. Tusschen haakjes: van opheffing der Rijkskolendistributie kan uitteraard, afge zien van andere motieven, in verband met deze overeenkomst voorloopig geen sprake zijn. Dit is een zaak op zich zelf, maar daar om nog niet van geringe beteekenis. De Tooneelspelersstaklng. De staking der tooneel spelers heeft Za terdagavond te Amsterdam aanleiding ge geven tot incidenten. Door den heer Ver- kade was een voorstelling aangekondigd van „De Gardeluitenant", welke gegeven werd door uit de Vereeniging van tooneel- spelers getreden acteurs en actrioès. Al om zeven uur werd het in de omgeving van het Leidscheplein drukker; postende stakers èn sandwichmannen met borden verschenen; toen Verkade in een -taxi kwam aanrijden, werd hem toegeroepen „Koekebakker". Even later kwam de taxi met Verkade en een tweetal dames weer voor en toen barstte van alle kan-ten gejoel en geschreeuw los. In de vestibule van den schouwburg was inmiddels het publiek al in een lange rij voor het bespreekbureau gekomen. Toen men vernam, dat voor de bovenrangen- -niet ver kocht werd, gaf dit begrijpelijkerwijs ont stemming en gemopper. Er werd geprotes teerd, dat men in een stedelijken schouw burg alleen de kapitaalkrachtigen toeliet. Op het Leidscheplein werd het voller en vol ler, vooral was er heel veel publiek. Plotse ling komt, onder wild getoeter, een tweetal auto's aangereden. .In de eerste zaten Co Bal- foort en van Staalduijnen, in de tweede Mau- rits de Vries en Ju-lius Brongers. De laat ste houdt een scheepsroeper aan den mond en schreeuwt over de hoofden der men- schenmenigte heen: „Menschen, bezoekt den schouwburg niet. Het is een voorstelling van onderkruipers". Verschilende incidenten van de zijde van het publiek en de stakers hebben plaats; het bleef zeer rumoerig op het Leidscheplein. Inmiddels was het acht uur geworden en zou men met de opvoering van het stuk aan vangen. Al dadelijk staat achter in de zaal een heer later bleek het de schoonzoon van mevrouw de Boervan Rijk te zijn van zijn plaats op om het publiek wat toe te schreeuwen. Hij' werd onmiddellijk door rechercheurs beetgepakt en verwijderd. Toen het scherm opging kregen de spelende ac teurs en actrices, Fie Carelsen, Caroline van Dommelen, Janny van Oogen, Verkade en Paul Huf een ovatie van het publiek. Tien minuten lang gaat het goed; dan gilt in het parterre een schelle, hooge vrouwenstem een protest. Ook deze wordt aanstonds verwij derd. Midden onder het eerste bedrijf betreden twee mannen-,de stalles. Ze doen een beetje luidruchtig, óouverseeren op half luiden toon, zoodat al spoedig de belangstelling van het publiek zich concentreert meer op hen dan op het tooneel. In het tweede bedrijf het incident. Een der mannen tast in zijn zak en haalt te voorschijn.een duif, die onrustig fladderend bij de afschutting voor het or- kest neerstrijkt en daar blijft zitten. Aan het eind van het tweede bedrijf, vlak vóór d^ pauze, verspreidt zich een ondraaglijke stank in de zaal. Het blijken z.g. „stinkbommen" te zijn, die hier neergelegd zijn. Suppoosten komen met eau de cologne de afschuwelijke geuren verdrijven. De voorstelling verliep verder zonder in cidenten, hoewel het aan den uitgang nog een groote drukte was. Ook Zondagavond werd getracht de voor stelling in den Stadsschouwburg op gelijke wijze in de war te sturen. Nadat echter een 5-tal rustverstoorders waren verwijderd had de voorstelling een gewoon verloop.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1920 | | pagina 1