HELOEiSSHE C011AÜT
ÜÜElj'MSJII
i weeüe Blad.
Heldersche Meubeltransport
^ndemaming
JB. HARJER ZN.,
VAN OONDERDAG 25 MAART 1820.
Oe S Hende groots verhyiswagens
van de
zijn aliéén te besteiien bij
Ons besteladres Spuistraat 20 is opgeheven
(Wordt vervolgd).
DE VVJbiEK.
li 8 Maart.
-üi de jongste dagen is de internationale
zoowel als ae nationale öelangstellmg plot
seling weer gericht, en met meer span
ning dan sinos .November i9l8 het gevai was
op de tieide plekjes in Nederland, het
liefeiyk-landelyke U trechtsche Amerongen
en het eenzame eilandje W leringen, waai
de ex-Keizer en zijn oudste zoon respectie
velijk vertoeven, liet Kappsche avontuur 111
Duitschland en zijne zoo ernstige, tragische
gevolgen deden de vraag rijzen, of W iihelm
\on rioiienzollern inderdaad genoegzaam
bewaakt wordt. Aan geruchten omtrent de
stemming bij oe Geallieerden natuurlijk ook
nu geen geurek! Ken derde nota zou op
komst zijn, Nederland beduidend, dat *h-
ex-iveizer thans toch wel naar een onzer ko
loniale bezittingen moet overgebracht. Vij
andige ontboezemingen over de „cynische
höuuing" der Nederlanders in Engelsche en
Franscue bladen.
Inmiddels werd ds bewaking van het
kasteel te Amerongen van Regeeringswege
beduidend versterkt; esn Koninklijk Kesluit
verscheen, gedeelte van de prov. Utrecht
aanwijzend als verblijf van den ex-keizer-
lijken vluchteling. De secretaris-generaal in
aigemeenen dienst mr. Kan vertrok naar
v\ leringen, confereerde er met den burge
meester, in verband met de voorbereiding
van interneering-maatregelen ook tegenover
den gewezen Duitschen Kroonprins. En in
antwoord aan den heer Schaper verklaarde
minister Ruys op 18 Maart j.1. in de Tweede
Kamer, dat de ex-Keizer en zijn zoon zich
verbonden houden, geenerlei politieke actie
ie voeren, welke Nederland in ongelegenheid
zou kunnen brengen. Z.Exc. herhaalde met
nadruk, dat onze Regeering in November '18
absoluut onkundig was van de vlucht des
Duitschen Keizers naar ons land. Wat den
heer Kruyt niet belette te insinueeren, dat
voor ex-Keizer en ex-Kroonprins wel dege
lijk „het bedje gespreid was", welke ver
dachtmaking van 's ministers eerlijk woord
den heer Ruys het zelfbedwang deed ver
liezen en in de openbare vergadering der-
Kamer van „leugen" spreken. En men moet
visschen- inplaats van warm Limburgsen
bloed in de aderen hebben om dergelijke
verdachtmaking, op geenerlei bewijs steu
nend, in kalmte te dulden.
De Tweede Kamer kreeg zeer zeker den
diepen indruk, dat men ook in deze op de
verstandige en tactvolle gestie van onze Re-
geerhig vertrouwen kan. En volgens be
trouwbare berichten schijnt dat besef toch
ook wel in de kringen der geallieerden al
lengs de bovenhand tfe krijgen. De heer
Schaper stelde den 18en ten slotte een zon
derlinge motie voor, door hem zelf „van
vermaning" genoemd, feitelijk een van
vertrouwen in de Regeering. Wij kennen
;;oodanige moties niet, merkte mr. Lob
man op. En dit behoefde nog geen reden te
zijn, zeker in dit bijzonder geval, om de Re
geering, ook tegenover het buitenland, niet
met eene motie van vertrouwen te steunen.
De heer Schaper trok echter, in warm-wre-
velige gemoedsstemming, zijn motie in. Be
grijpend dat zij overbodig was.
't Was een korte arbeidsweek voor de
Kamer, want de Vrijdag 19 dezer werd uit
geschakeld, ook om gelegenheid te verschaf-
len het ontwerp-strafvordering met de dikke
reeds amendementen nog eens in te zien,
dat thans, weldra in behandeling komt,
den voor Paschen nog restenden tijd zullen
de vullen. Van aanvang der beschouwingen
over het Lager Onderwijs-ontwerp vóór het
Paasch-recès is geen sprake. De behande
ling van de lex-De Visser, welke vermoede
lijk zal worden gevolgd door de wijziging-
Leerplichtwet, zal vele zittingen vorderen!
Van groote beteekenis is het gerucht, dat
minister De Visser voornemens sou zijn de
onderwijzers op te nemen in het bezoldi
gingsbesluit voor de ambtenaren.
Dit ware voor de Schatkist vooraeker geen
kleinigheid!
In Februari j.1. overtrof de ontvangst voor
de Rijksmiddelen die van Febr. '19 met bijna
tien millioen gulden. Over de beide eerste
maanden van dit jaar bedroeg het accrès
eventjes 26 millioen! Wederom: 't is prachtig.
Maar.ik behoef het niet nogmaals te
herhalen, de uitgaven stijgen met nog
veel grooter snelheid. De nieuwe Pensioen
wetten zullen weldra bij het Parlement in-
FEUILLETON.
door
JESSIE DOUGLAS KERRUISH,
voor Nederland bewerkt door
L. ALETR1NO.
5)
Mijn stiefmoeder is in mijn herinnering
gebleven als een 1 linke, lieftallige en zaclit-
zinige vrouw. Het eenige onderscheid, dat
2jj maakte tusschen mij en haar eigen kin-
deren, toen die er eenmaal waren, bestond
daarin, dat zij mij niet al de standjes uaf die
i. «rprkfdük wel verdiende kaItpt.
O «J U
ilc werkelijk wel verdiende zeker uit mis
plaatste gevoeligheid. In Mosoel werd ge
fluisterd, dat de Honourable Mrs. Jerningham
Yvijanc pflrri&rfi 7.nn hpHp.rvpn -1
,iaar mans carrière zou bederven echt
'\Vestersch-grootsteedsch als zij was. Of zij
deze voorspelling ooit heeft gehoord, is een
0pen vraag gebleven; een feit is het echter,
(j.,t zij haar volkomen heeft te schande ge
bakt. Nooit te voren heeft mijn vader ge
kerkt als gedurende de twaalf jaren, dat zij
aan zijn zijde stond; in elk handboek kunt
over de triomfen lezen, die hij in dien
tijd heeft mogen vieren. En dat alles was
aan haar te danken. Geen plaats was haar
te gevaarlijk, geen levenswijze te ruw, als ze
liiaar bij hem was. Het was slechts met het
oog °P de kleintjes, dat zij nu en dan in
jytosoel of Bagdad moest wonen, waarbij dan
een eindelooze reeks boden de verbinding
tusschen de stad en het kamp onderhield.
men, en de minister van Financiën zal
Percei?tage tot veertig verhoogen. Z.Exc.
^at. hiermee dan ook „de uiter-
,^*eö8 bereikt is", maar in onze dagen
b xen zulke verklaringen slechts relatieve
a i He, zei fs wanneer de Regeering die doet.
ye wet uit bestrijding der Duurte is in
net Lagerhuis nu „op een oor na gevild", om
eens n beeld te kiezen uit de varkensslach-
erjj. Munster Heemskerk heeft gezegevierd;
ue Kamer handhaafde de bepaling, dat de
wentrale Duurte-raad overeenkomsten zal
Kunnen vernietigen; mr. Marchant's denk
beeld om sieehts publicatie en strafbepalin
gen tegen de woekerprijzen te stellen, werd
algewezen, intusschen kwam de Minister
den heer Marchaut toch tegemoet door over
te nemen diens voorstel, strekkend om den
lioogen Raad der Nederlanden (wien het
z.g. approbotie- of controie-recbt over de be
slissingen van de Duurteraad niet is opge
dragen, tot vreugde van dat hooge college)
wel het recht van cassatie dier beslissingen
te verleenen. Daarmee is de groote strijd
over het Duurte-ontwerp eindelyk achter den
rug.
intusschen doet het particulier initiatief
zich gelden. De coöperatieve groothande-
laarsvereeniging „Handelskamer" stelt zich
voor confectie-kostuums in den prijs van 25
a 30, niaat-dito's in dien van j 65 beschik
baar te stellen. Dit zijn in deze dagen fabel-
achtig-lage prijzen, en met Paschen vóór de
borst zal deze tijding velen in den lande met
groote vreugde vervuld hebben!
Bij de nadering van liet voorjaarsrecès
zijn er vele „onopgeloste vragen", in en bui
ten de Parlementsfeer. De staking in het ha
venbedrijf duurt voort, den Minister van
Arbeid is beduid, dat men wel bemiddeling,
geen arbitrage wensebt.
In hoever deze houding het voorbereiden
van toenadering tusschen de beide partijen
toch zeker in deze dagen zóó dringend
noodig nog mogelijk maakt, dient men af
te wachten.
Over het Nederlandsch-Belgisch verdrag,
de kans, dat dit eindelijk zal worden be
krachtigd, zijn de geruchten ook uiteenloo-
pend. Nu eens wordt het voorgesteld, dat de
zaak beslecht is, ondanks allerlei bezwaren,
dan boort men weer van vertraging. Het
slot zal wel zijn, dat ook de laatste Belgische
tegenstand den kamp opgeeft.
Zéér groot en van „bonten inhoud" is.de
jongste criminaliteits-rubriek. Zij bevat o.a.
een geval van gruwelijke kinderverwaarloo-
zing en -mishandeling door eene Haagsche
moeder-straatdeern op wie de verontwaar
digde buurtjes bijna de „lynch-wet" hadden
toegepast. Voorts zijn er nadere bijzonder
heden over het vunzige Haagsche zeden-
schandaal, niet de aankondiging, dat nog tal
van arrestaties te wachten zijn. Ér is de gru
welijke mooi'd in het Geldersche Teuge ge
pleegd door een (vermoedelijk ontoereken-
baren) 17-jarigen knaap op eene 62-jarige
vrouw. Er zijn de gelukkig in 't net gevlogen
Haagsche inbrekers, wier allergevaarlijkste
hoofdman Jungschlager te Brussel geknipt
werd. Er is het geval der verduistering van
121.000 uit de kas van den Alg. Sigaren
makers- en Tabaksbewerkers-bond, te Am-
sterdam. Waarvan een groot deel in den
vorm van marken zou zijn teruggevonden.
Hier zou men dus te maken hebben met een
der tallooze slachtoffers van het „valuta-
geschacher", thans zoozeer bloeiend.
De strijd tegen de misdadigheid wordt met
kracht gevoerd. Het ontwerp, den kinder
rechter en 't onder toezicht stellen van min
derjarigen willend invoeren, mag een voor
treffelijke maatregel worden genoemd tot
bescherming van de jeugd tegen zedelijke
verwording. De wijziging der voeding in de
gevangenissen, het „menu" verbeterend eri
uitbreidend, de „houten lepel" afschaffend,
is een besluit van minister Heemskerk, waar
over alweer verschillend zal worden geoor
deeld, maai- dat over het algemeen met inge
nomenheid zal woruen begroet. Men kan er
zeker van zijn, dat de groote geleerde, ae
vermaarde jurist en orator, de nobele en
hooggeëerde priester van het Recht, die op
84-jarigen leeftijd in de afgeloopen week tot
de groote rust werd geroepen, tot oprechte
droefheid van zoovelen, dat wijlen mr. J.
A. Levy aan minister Heemskerk s maatre
gel ten gunste van de gevangenen zijn volle
goedkeuring zou hebben geschonken. Gelijk
mr. Levy alles toejuichte, in overeenstem
ming zijnde met waarachtige humaniteit.
De lente is er officieel en de temperatuur
is in overeenstemming met den kalender.
Van 5 April tot 27 September zal de zomer
tijd herschen, en gaandeweg vinden wij
dat uurtje vervroeging heel-gewoon,
schoon 't voor sommige landbouw-kringen
zijn eigenaardige bezwaren met zich blijft
brengen. De eerste kievitseieren zijn gevon
den; ouder gewoonte ging eentje naar de
Koningin. Of de zomersche reisplannen, die
wanneer zijn plicht hem voor geruimen tijd
op een ongezonde plaats riep.
Den eersten tijd scheidde ik nooit van
haar; wanneer zij reisde, ging ik ook mee.
En oh! hoe heerlijk was het dan! Een land
schap van een met palmboomen omzoomden
woestijnland en een heldere rivier of van
hemelhooge bergen, die voorbijglijden. Papa
op zijn grijzen Arabischen volbloed, met zijn
krachtigen, gebogen hals en golvende staart
en manen; mijn stiefmoeder op haar kleine
merrie; achteraan een reeks groote muildie
ren zwaar bepakt met bagage, geleid door
zingende dryvers, en een escorte van statige
kameelen, op wier ruggen, hoog gezeten, de
Arabieren in liun witte kleedereu, sterk af
stekend tegen de helblauwe luent, of van
gendarmen in kleurig groen en oranje, wier
met koperplaatjes versierde teugels en scha
brakken een hoogen discant vormden by de
lage tonen der muildierbellen. De zon, palm
boomen, de rivier, werken, reizen en muziek:
alles te tarnen een stukje paradys, daar,
waar hes ^radijs dan ook eeuwen geleden
is geweest
lk reed 'in een kajaweh, dat is een soort
doodkist zonder deksel, zooals er paaisgewys
°P den rug der muildieren worden gelegd.
anneer we langen tijd voorttrokken, sliep
ik er ook in, evenals 's nachts. Om mij in
evenwicht te houden, was de kajaweh aan
den anderen kant gevuld met eigendommen
van mijn stiefmoeder, 's Nachts werd een
muskietengaas over mij heen gelegd, en de
sterren, die ik altijd zoo prachtig vond, wraren
dan nog veel mooier, omdat ze veel verder
weg schenen. Er was iemand, die mij alles
van de sterren wist te vertellen, vooral over
Orion en de verloren Pleiade arme stak
ker, zoo alleen in die groote ruimte, en nie
sommigen reeds aan het ontwerpen zyn, niet
zullen belemmerd worden door tekort aan
treinenloop: 't is nog onzeker, gelijk zóóveel
in deze ernstige, veelbewogen dagen, waarin
men eigenlijk niet voorspellen kan wat de
dag, het uur na het moment, waarin we over
de situatie bespiegelen, zal brengen. Wèl
hebben w ij ons in steeds meerdere mate te
hoeden tegen sensatie-geruchten van allerlei
aard. De verzuchting, in 1848 door De Géne-
stet geslaakt over het gedoe, geweeklaag van
dc bibberende, sidderende alarmisten, zwart
kijkers, jobstijding-verspreiders, is nu van
zeer-bijzondere toepassing. Over de positie
der in Duitschlanü toevende Nederlanders
gingen in de jongste dagen de meest-schok-
kende, verontrustende „on dits". De tij
ding spoedig officieel gelogenstraft
over de komst, of vlucht van baron
Gevers, onzen gezant te Berlijn, per auto
over de grthis gesneld, joeg velen kippe-
vel op liet lijf. Om slechts iets te noemen.
Niemand zai betwisten, dat de tijdsomstan
digheden verre van geruststellend zijn.
Evenmin, dat men zich de mogelijkheid vóór
oogen heeft te stellen van heviger schokken
en beroeringen. Nooit heeft de menschlieid
doorgemaakt een periode van zóó schrikke-
lijken „overgang", van zulk eene gisting,
waarbij niemand zich een denkbeeld kan
vormen van hetgeen uit den wilden chaos,
den baaierd, eindelijk zal te voorschijn ko
men van stabielen, van duurzamen aard.
En nooit, ook, was 't meer noodzakelijk
dan nu om onze geestkracht, ons weerstands
vermogen zoo gaaf mogelijk te houden. Dat
mag niemand onzer uit 't oog verliezen.
Sterkende, bemoedigende voorbeelden van
energie vindt men nog gelukkig in allerlei
kring. Ik noemde vroeger reeds den onder-
ncmenden luitenant Koppen, die de eerste
vliegtocht naar onze Üost wil ondernemen,
en van wiens plan nu beweerd wordt, dat het
voorshands zou afstuiten op moeilijkheden,
van Engelsche zijde geopperd.
Er zijn de Bouwmeester's, de bejaarde
broeder en zuster, nog in de volle kracht van
hun -kleurig uitbeelden op de planken,
nog storm van bijval ontmoetend bij hun op
treden bij de door hen ondernomen tournée.
Evenals dertig jaar geleden, en langer nog.
Ziet-ge, zoowat alles om ons heen is nu
aan het veranderen met verbijsterende snel
heid. 't Is de groote, angstwekkende meta-
morphose, maar het innerlijk wezen van den
mensch blijft ondanks alle leuzen en theo
rieën tocli wat 't steeds was. Ook daarin
is iets bemoedigends verscholen voor wat de
toekomst ons zal brengen
Mr. ANTONIÖ.
Ingezonden mededeeling.
Nederland en België.
Omtrent de zitting van den gezantenraad,
waarin het verdrag met België zou worden
behandeld, is een communiqué gepubliceerd,
waarin gezegd wordt, dat de Oommissie ken
nis heeft genomen van het verdra" aange
gaan tusschen de Belgische en de Neder-
landsche delegatie ter regeling van de quae&-
ties betreffende de waterwegen. De oorr.
van het „Hbl." te Parijs merkt hierbij op,
dat het overigens niets zeggende communi
qué ditmaal van belang is, omdat het bewijst
dat de Belgen geteekend hebben.
Het communiqué vervolgt dat de commis
sie eveneens het ontwerp-verdrae beeft on
derzocht, aat tot grondsiag heeft herziening
van de politieke clausulen van de verdragen
van 1839. Men weet dat dit betrekking heeft
op de bepalingen in zake de onzijdigheid van
België welke buiten werking zullen worden
gesteld.
De Commissie zou hedenmiddag vergade
ren om haar rapport op te stellen.
Uit Brussel wordt gemeld:
Op het moment der ratificatie van het Ne-
derlandscli-Belgische verdrag door de Com
missie van Veertien, ontvingen de Belgische
gedelegeerden de opdracht, de nota der Re
geering betreffende de veiligheid van België
te overhandigen, waarin ook geprotesteerd
wordt tegen het feit, dat ondanks de belof
ten der Mogendheden, België nog steeds
zonder garantie gebleven is.
De havenarbeidersstaking.
In de Anjpterdamsche haven waren
Woensdag ongeveer 400 man aan het werk.
Zij waren over de verschillende onderne
mingen verdeeld. Van deze arbeiders behoo-
ren er ongeveer 200 tot de Vereeniging van
vaste werklieden „Promotheus", de overigen
zijn werkwilligen, die uit de provincie zijn
gekomen.
Op verschillende plaatsen in de stad zijn
Woensdag door de stakersposten weer voer
tuigen aangehouden. In de Rapenburger
mand om hulp by te zoeken, toen hij bang
werd!
In dien tijd leefden we nu eens in tenten,
dan weer in ons huis te Mosoel. Voor mij
bestond liet onderscheid in hoofdzaak hierin,
dat ik in het eene geval op een zandhoop, in
liet andere in een tuin werd te spelen gezet.
Evelyn arriveerde gedurende een tuinperio-
de. Een jaar daarna begon het reizen weer;
zij was al een heele dame met korte rokken,
en in staat deel te nemen aan een verstandig
gesprek, toen er nog een bij kwam. Het was
heerlijk met z'n tweeën op een zandhoop te
spelen, en het reizen, samen in de kajawefi,
nog veel leuker dan vroeger.
Na Evelyn kwam een jongen. De Moham-
medaansche vrienden voelden, dat zij Papa
konden gelukwenschen, zonder van ironie
verdacht te worden. Daarna kwamen nog
twee jongens. Een reeks gelukkige blijde
jaren met ons allen toen gebeurde iets
vreeselijks: mijn tweede moeder werd van
ons weggerukt en liet meer harten in droe
fenis achter, dan men ooit had kunnen
denken.
HOOFDSTUK III.
De komst van Evelyn.
Na dit tweede verlies vluchtte Papa weer
uit het Oosten. Thans was aan Evelyn en
de jongens de beurt om kennis met de tantes
te maken, bij wie zij dadelijk buitengewoon
in den smaak vielen. Dat was ook niet meer
dan natuurlijk. Zij hadden allen blonde haren
en blauwe oogen en leken daarbij sprekend
op hun moeder.
Een groot deel van den tijd brachten wy
door op de bezittingen van de Congreve's.
SPOORSTRAAT <^9, BOTHASTRAAT
straat was het dientengevolge eenigszins
rumoerig.
Te Rotterdam werd op 27 schepen gewerkt
door werkwilligen van de Scheepvaart Ver
eeniging Zuid, werklieden in dienst van de
Steenkolen Handels Vereeniging, visschers,
Fransche matrozen en eigen bemanningen.
De arbitrage.
Namens de Nederlandsclie Federatie van
Transportarbeiders is d.d. 20 Maart aan den
Minister van Arbeid een brief gericht van
den volgenden inhoud:
„Excellentie,
De discussiën, Donderdag en Vrijdag II
en 12 Maart j.1. in het Parlement over de
Transportarbeidersstaking gehouden, zyn in
onze besturen een onderwerp van uitvoeri
ge bespreking geweest.
Hoewel in onze besturen deze debatten
verschillend werden gewaardeerd, waren wij
eenstemmig van oordeel, dat alleen reeds
door de wijze waarop en den vorm waarin
Uwe Excellentie de vraag der arbitrage
heeft opgeworpen deze door de vakvereeni-
gingen niet kan worden aanvaard.
Onze vakvereenigingen hebben bij her
haling doen blijken, dat zij willen medewer
ken aan een spoedige oplossing van het con
flict, wanneer zulks kan geschieden op een
voor de arbeiders bevredigende wijze en dat
zij bereid zijn, daarvoor bemiddeling van
derden te aanvaarden.
Van de zijde der werkgevers is met even
groote stelligheid bij herhaling verklaard
dat zij van eenige bemiddeling niet gediend
zijn. Bij dergelijke, Uwe Excellentie volko
men bekende situatie, heeft het onze bestu
ren in hooge mate verwonderd, dat Uwe Ex
cellentie gemeend heeft, inplaats van bemid
deling arbitrage te moeten stellen en boven
dien van de vakvereenigingen verlangt,
arbitrage aan te vragen, zonder dat van de
werkgevers iets wordt gevraagd.
Afgezien van bovenstaande overwegingen
meenen onze besturen, dat, wie ernstig naar
beëindiging van het conflict wil streven, al
lereerst aan zal moeten sturen op een be
spreking tusschen partijen onder leiding
van een gezaghebbend, buiten het conflict
staand persoon, waartoe men door bemidde
lend optreden zou kunnen geraken.
Een optreden in deze richting zou in over
eenstemming zijn met de door het conflict
geschapen situatie en de grootst denkbare
mogelijkheid scheppen eene bevredigende
oplossing te bereiken.
Wanneer Uwe Excellentie meent, dat eene
bespreking met onze besturen aan zoodanige
oplossing bevorderlijk zou kunnen zijn, dan
zullen wij daarvan gaarne mededeeling en
uitnoodigmg tot een dergelijke bijeenkomst
ontvangen."
In antwoord hierop heeft de Minister aan
de Ned. Federatie van Transportarbeiders
en den Centr. Bond van Transportarbeiders
het volgende medegedeeld:
„Gaarne bericht ik U de goede ontvangst
van Uw schrijven dd. 20 Maart 1920.
Naar aanleiding daarvan heb ik een schrij
ven gericht aan ue werkgevers-organisaties,
waarvan ik U hierbij een afschrift doe toe
komen.
Evenwel geeft Uw brief mij aanleiding
tot de volgende opmerkingen.
In de 2e alinea zegt U, dat door de vak
vereenigingen arbitrage niet kan worden
aanvaard alleen reeds door de wijze, waarop
den vorm, waarin ik de vraag der arbitrage
heb opgeworpen.
Vergis ik mij niet, dan vind ik de verkla
ring van hetgeen U met deze mededeeling
bedoelt in de le alinea, waarin U opmerkt,
dat ik van de vakvereenigingen verlang ar
bitrage aan te vragen zonder dat van de
werkgevers iets wordt gevraagd.
Ik stel er prijs op, hier een klaarblijkelijk
misverstand uit den weg te ruimen.
Uw grief toch schijnt te zijn, dat ik een
zijdig alleen aan de vakvereenigingen den
raad zou hebben gegeven: vraag arbitrage
aan.
In het midden van mijn op 12 Maart in de
Tweede Kamer gehouden rede betoogde ik,
dat sommige sprekers bemiddeling en arbi
Toen Lady Naseby Evelyn voor het eerst
zag, slaakte «ij een gil, Lord Naseby keerde
ons bij die gelegenheid geruimen tijd den
rug toe. Evelyn dacht, dat grootvaders
slechte manieren hadden, maar ik begreep
hem, toen hij zooiets mompelde van de klok
twintig jaar terug zetten.
Wij bleven twee jaren in Engeland. Voor
mij waren zij verdeeld in een jaar van streng
onderwijs thuis, en een jaar in de „wereld".
En hoe vreeselijk dat is voor een meisje, dat
van haar prilste jeugd heeft geleefd in een
tent of in den zadel, kan alleen zoo'n meisje
zelf beseffen! Toen kon mijn vader niet lan
ger weerstand bieden aan den roep van het
Oosten en de verzoeken van het Oxford-
fonds. Wij' vertrokken weer naar Assyrië.
Ik ging met Papa mee, maar het was de
laatste wensch van mijn stiefmoeder geweest,
dat haar kinderen in haar land zouden wor
den opgevoed. Evelyn zou op achttienjarigen
leeftijd hebben te kiezen bij wie ze zich zou
aansluiten, de jongens, wanneer ze een-en-
twintig waren. Ik geloof stellig, dat hun moe
der in haar hart een afkeer van het Oosten
had.
Vier heerlijke jaren gingen voorbij; vier
jaren van hard werken en overwinnen in de
betooverende oorden van een vroegere be
schaving, in oases waar de Oostersche gast
vrijheid warm klopte, de slechte jaarge
tijden in ons huis te Mosoel, dat met tro-
pheeën behangen was; toen: Papa's liok.
Evelyn zou dat jaar achttien worden, en
daar wij niet in Engeland geweest waren
sinds ik zelf zoo oud was, oordeelden wij,
dat wij haar besluit van haar eigen lippen
moesten vernemen. Wy lieten het werk aan
de zorgen van Piers over, en spoedden ons
naar Konstantinopel.
trage met elkaar hadden verward. Vast
stond, dat de arbeiders wel, de werkgevers
geen bemiddeling wenschten. Hoe stond het
echter met arbitrage?
En in dat verband stelde ik toen de waag:
„Willen de arbeiders in dit geding arbi
trage?" En ik betoogde, dat, als dit zoo was,
ik hun voorstel daartoe met alle kracht wil
de steunen. (Zie Handelingen, 12 Maart 1920,
blz. 1598, 2e kolom).
ik liet daar echter deze samenvatting van
mijn betoog op volgen: „Ook wanneer ik
maar van één van beide kanton zou bemer
ken, dat er neiging is om arbitrage te aan
vaarden, dan ben ik bereid, dat verzoek aan
de andere partij over te brengen en zoo
krachtig mogelijk te ondersteunen, omdat
daarmede het conflict uit zou zijn langs lega-
len, het rechtsgevoel bevredigenden weg".
Uit deze woorden blijkt overtuigend, dat
uw voorstelling, alsof ik alleen van de arbei
ders verlangde „arbitrage aan te vragen
zonder dat van de werkgevers iets wordt ge
vraagd", volkomen onjuist is. Ik heb op dit
punt geenerlei onderscheid tusschen de bei
de partijen gemaakt.
Mocht u na deze opmerkingen mijnerzijds,
alsnog u tot arbitrage in het looneonflict be
reid verklaren, dan zal ik dit gaarne van u
vernemen, benevens de punten, waarover
naar uwe meening de arbitrage zou moeten
loopen."
Aan de Scheepvaartvereeniging „Noord"
en de Scheepvaartvereeniging „Zuid", per
adres Paul Nijgh te Rotterdam, schreef de
Minister het volgende, d.d. 22 Maart 1920:
„Ingesloten doe ik u toekomen een af
schrift van een schrijven door mij d.d. 20
Maart 1920 van het Stakingscomité ontvan
gen, benevens een afschrift van mijn brief
aan dit comité d.d. 22 Maart 1920.
Zeer gaarne zal ik van u ten spoedigste
vernemen, tot welke opmerkingen beide
brieven u aanleiding geven en of uwe orga
nisaties bereid zijn, om door arbitrage in het
looneonflict een einde aan de stakingen te
maken. Indien ja, dan zou het mij aangenaam
zijn van u te vernemen de punten, waar
over naar uwe meening de arbitrage zou
moeten loopen."
De Noordzeevisscherfl.
Uit IJmuiden wordt gemeld:
Als gevolg van de slechte bedrijfsuitkom-
sten van het stoomtreilerbedryf zijn van de
weinige in de vaart zijnde stoomtreilers
weer tien opgelegd, en binnen enkele dagen
zullen nog meer volgen. Behalve de hooge
assurantiepremiën zijn het in hoofdzaak de
buitengewoon hooge kolenpryzen, dat het
bedrijf niet loonend is te maken. De prijzen
van de kolen, de vorige maand nog 53.15,
werden deze maand weer met 5.per ton
verhoogd, en het moet in het voornemen van
het centraal verrekenkantoor te 's-Graven-
hage liggen, de prijzen maandelijks met een
gelijk bedrag op te voeren, tot de prijzen van
J 70 per ton bereikt zijn.
De ongelukken bij den vliegdlenst.
De commissie inzake het instellen van een
onderzoek naar de oorzaken van de ongeval
len, welke laatstelijk bij den marine-lucht
vaartdienst hebben plaats gehad, en om na
te gaan, welke verbeteringen noodig wor
den geacht om herhaling van die ongevallen
te voorkomen, staat onder voorzitterschap
van ir. A. Kapteyn, vice-president van de
Kon. Vereeniging voor de Luchtvaart. Ver
der hebben er als leden zitting in: prof. H.
Zwaardemaker, hoogleeraar in de physio-
logie aan de rijksuniversiteit té Utrecht; dr.
E. B. Wolff, directeur van den Rijksstudie
dienst voor de Luchtvaart; D. Vreede, lui
tenant ter zee le kl., commandant van den
marine-luchtvaartdienst; F. A. van Heijst,
kapitein-vlieger bij de landmacht, en H.
Nieuwenkuis, luitenant ter zee le klasse.
Verhooging van de pensioenen.
Op het wetsontwerp ter verhooging van
de pensioenen zijn de volgende amendemen
ten ingediend:
le. door de commissie van rapporteurs, om
art. 8 te lezen: „Door de verhooging mag
het bedrag, dat in het geheel aan pensioen
Piers Blessing is myn neef, de eenige zoon
van Papa's lievelingszuster. Zij was de eeni
ge, die geen goude, blauwe oogen had; mis
schien was dat de oorzaak, dat zij hals-over-
kop een mésalliance deed, en later blij moest
zijn, dat Papa, toen zij weduwe geworden
was, er voor zorgde, dat haar jongen de
school van Harrow en de universiteit van
Oxford kon bezoeken. Nu twee jaren gele
den, was Piers tot onze onderbevelhebber
benoemd.
Door via Konstantinopel naar Engeland
te gaan, sloegen wij twee vliegen in één
klap. De tijd van vier jaar, waarover onze
firman, onze graafvergunning, liep, was
juist verstreken, en Papa moest den padisja
spreken, om een nieuwe te krijgen. Dat was
in het laatste tiental jaren van evolutie der
vorige eeuw, toen Papa, niettegenstaande
het schandaal met Bulgarije, niet schroom
de een gunst van Abdoel Hamid te vragen.
Piers had vreeselijk graag ook mee gewild,
maar Papa zei hem kalm: „Het komt er
alleen maar op aan, mijn jongen, HBey
en Madame HBey gunstig voor ons te
stemmen, en bij dat werk is Rathia tien mam
meer waard dan jij. Blijf jij nu maar hier, en
zorg, dat de Louvre-expeditie niet aan een
van onze heuvels komt."