HELOEiSSHE C011AÜT ÜÜElj'MSJII i weeüe Blad. Heldersche Meubeltransport ^ndemaming JB. HARJER ZN., VAN OONDERDAG 25 MAART 1820. Oe S Hende groots verhyiswagens van de zijn aliéén te besteiien bij Ons besteladres Spuistraat 20 is opgeheven (Wordt vervolgd). DE VVJbiEK. li 8 Maart. -üi de jongste dagen is de internationale zoowel als ae nationale öelangstellmg plot seling weer gericht, en met meer span ning dan sinos .November i9l8 het gevai was op de tieide plekjes in Nederland, het liefeiyk-landelyke U trechtsche Amerongen en het eenzame eilandje W leringen, waai de ex-Keizer en zijn oudste zoon respectie velijk vertoeven, liet Kappsche avontuur 111 Duitschland en zijne zoo ernstige, tragische gevolgen deden de vraag rijzen, of W iihelm \on rioiienzollern inderdaad genoegzaam bewaakt wordt. Aan geruchten omtrent de stemming bij oe Geallieerden natuurlijk ook nu geen geurek! Ken derde nota zou op komst zijn, Nederland beduidend, dat *h- ex-iveizer thans toch wel naar een onzer ko loniale bezittingen moet overgebracht. Vij andige ontboezemingen over de „cynische höuuing" der Nederlanders in Engelsche en Franscue bladen. Inmiddels werd ds bewaking van het kasteel te Amerongen van Regeeringswege beduidend versterkt; esn Koninklijk Kesluit verscheen, gedeelte van de prov. Utrecht aanwijzend als verblijf van den ex-keizer- lijken vluchteling. De secretaris-generaal in aigemeenen dienst mr. Kan vertrok naar v\ leringen, confereerde er met den burge meester, in verband met de voorbereiding van interneering-maatregelen ook tegenover den gewezen Duitschen Kroonprins. En in antwoord aan den heer Schaper verklaarde minister Ruys op 18 Maart j.1. in de Tweede Kamer, dat de ex-Keizer en zijn zoon zich verbonden houden, geenerlei politieke actie ie voeren, welke Nederland in ongelegenheid zou kunnen brengen. Z.Exc. herhaalde met nadruk, dat onze Regeering in November '18 absoluut onkundig was van de vlucht des Duitschen Keizers naar ons land. Wat den heer Kruyt niet belette te insinueeren, dat voor ex-Keizer en ex-Kroonprins wel dege lijk „het bedje gespreid was", welke ver dachtmaking van 's ministers eerlijk woord den heer Ruys het zelfbedwang deed ver liezen en in de openbare vergadering der- Kamer van „leugen" spreken. En men moet visschen- inplaats van warm Limburgsen bloed in de aderen hebben om dergelijke verdachtmaking, op geenerlei bewijs steu nend, in kalmte te dulden. De Tweede Kamer kreeg zeer zeker den diepen indruk, dat men ook in deze op de verstandige en tactvolle gestie van onze Re- geerhig vertrouwen kan. En volgens be trouwbare berichten schijnt dat besef toch ook wel in de kringen der geallieerden al lengs de bovenhand tfe krijgen. De heer Schaper stelde den 18en ten slotte een zon derlinge motie voor, door hem zelf „van vermaning" genoemd, feitelijk een van vertrouwen in de Regeering. Wij kennen ;;oodanige moties niet, merkte mr. Lob man op. En dit behoefde nog geen reden te zijn, zeker in dit bijzonder geval, om de Re geering, ook tegenover het buitenland, niet met eene motie van vertrouwen te steunen. De heer Schaper trok echter, in warm-wre- velige gemoedsstemming, zijn motie in. Be grijpend dat zij overbodig was. 't Was een korte arbeidsweek voor de Kamer, want de Vrijdag 19 dezer werd uit geschakeld, ook om gelegenheid te verschaf- len het ontwerp-strafvordering met de dikke reeds amendementen nog eens in te zien, dat thans, weldra in behandeling komt, den voor Paschen nog restenden tijd zullen de vullen. Van aanvang der beschouwingen over het Lager Onderwijs-ontwerp vóór het Paasch-recès is geen sprake. De behande ling van de lex-De Visser, welke vermoede lijk zal worden gevolgd door de wijziging- Leerplichtwet, zal vele zittingen vorderen! Van groote beteekenis is het gerucht, dat minister De Visser voornemens sou zijn de onderwijzers op te nemen in het bezoldi gingsbesluit voor de ambtenaren. Dit ware voor de Schatkist vooraeker geen kleinigheid! In Februari j.1. overtrof de ontvangst voor de Rijksmiddelen die van Febr. '19 met bijna tien millioen gulden. Over de beide eerste maanden van dit jaar bedroeg het accrès eventjes 26 millioen! Wederom: 't is prachtig. Maar.ik behoef het niet nogmaals te herhalen, de uitgaven stijgen met nog veel grooter snelheid. De nieuwe Pensioen wetten zullen weldra bij het Parlement in- FEUILLETON. door JESSIE DOUGLAS KERRUISH, voor Nederland bewerkt door L. ALETR1NO. 5) Mijn stiefmoeder is in mijn herinnering gebleven als een 1 linke, lieftallige en zaclit- zinige vrouw. Het eenige onderscheid, dat 2jj maakte tusschen mij en haar eigen kin- deren, toen die er eenmaal waren, bestond daarin, dat zij mij niet al de standjes uaf die i. «rprkfdük wel verdiende kaItpt. O «J U ilc werkelijk wel verdiende zeker uit mis plaatste gevoeligheid. In Mosoel werd ge fluisterd, dat de Honourable Mrs. Jerningham Yvijanc pflrri&rfi 7.nn hpHp.rvpn -1 ,iaar mans carrière zou bederven echt '\Vestersch-grootsteedsch als zij was. Of zij deze voorspelling ooit heeft gehoord, is een 0pen vraag gebleven; een feit is het echter, (j.,t zij haar volkomen heeft te schande ge bakt. Nooit te voren heeft mijn vader ge kerkt als gedurende de twaalf jaren, dat zij aan zijn zijde stond; in elk handboek kunt over de triomfen lezen, die hij in dien tijd heeft mogen vieren. En dat alles was aan haar te danken. Geen plaats was haar te gevaarlijk, geen levenswijze te ruw, als ze liiaar bij hem was. Het was slechts met het oog °P de kleintjes, dat zij nu en dan in jytosoel of Bagdad moest wonen, waarbij dan een eindelooze reeks boden de verbinding tusschen de stad en het kamp onderhield. men, en de minister van Financiën zal Percei?tage tot veertig verhoogen. Z.Exc. ^at. hiermee dan ook „de uiter- ,^*eö8 bereikt is", maar in onze dagen b xen zulke verklaringen slechts relatieve a i He, zei fs wanneer de Regeering die doet. ye wet uit bestrijding der Duurte is in net Lagerhuis nu „op een oor na gevild", om eens n beeld te kiezen uit de varkensslach- erjj. Munster Heemskerk heeft gezegevierd; ue Kamer handhaafde de bepaling, dat de wentrale Duurte-raad overeenkomsten zal Kunnen vernietigen; mr. Marchant's denk beeld om sieehts publicatie en strafbepalin gen tegen de woekerprijzen te stellen, werd algewezen, intusschen kwam de Minister den heer Marchaut toch tegemoet door over te nemen diens voorstel, strekkend om den lioogen Raad der Nederlanden (wien het z.g. approbotie- of controie-recbt over de be slissingen van de Duurteraad niet is opge dragen, tot vreugde van dat hooge college) wel het recht van cassatie dier beslissingen te verleenen. Daarmee is de groote strijd over het Duurte-ontwerp eindelyk achter den rug. intusschen doet het particulier initiatief zich gelden. De coöperatieve groothande- laarsvereeniging „Handelskamer" stelt zich voor confectie-kostuums in den prijs van 25 a 30, niaat-dito's in dien van j 65 beschik baar te stellen. Dit zijn in deze dagen fabel- achtig-lage prijzen, en met Paschen vóór de borst zal deze tijding velen in den lande met groote vreugde vervuld hebben! Bij de nadering van liet voorjaarsrecès zijn er vele „onopgeloste vragen", in en bui ten de Parlementsfeer. De staking in het ha venbedrijf duurt voort, den Minister van Arbeid is beduid, dat men wel bemiddeling, geen arbitrage wensebt. In hoever deze houding het voorbereiden van toenadering tusschen de beide partijen toch zeker in deze dagen zóó dringend noodig nog mogelijk maakt, dient men af te wachten. Over het Nederlandsch-Belgisch verdrag, de kans, dat dit eindelijk zal worden be krachtigd, zijn de geruchten ook uiteenloo- pend. Nu eens wordt het voorgesteld, dat de zaak beslecht is, ondanks allerlei bezwaren, dan boort men weer van vertraging. Het slot zal wel zijn, dat ook de laatste Belgische tegenstand den kamp opgeeft. Zéér groot en van „bonten inhoud" is.de jongste criminaliteits-rubriek. Zij bevat o.a. een geval van gruwelijke kinderverwaarloo- zing en -mishandeling door eene Haagsche moeder-straatdeern op wie de verontwaar digde buurtjes bijna de „lynch-wet" hadden toegepast. Voorts zijn er nadere bijzonder heden over het vunzige Haagsche zeden- schandaal, niet de aankondiging, dat nog tal van arrestaties te wachten zijn. Ér is de gru welijke mooi'd in het Geldersche Teuge ge pleegd door een (vermoedelijk ontoereken- baren) 17-jarigen knaap op eene 62-jarige vrouw. Er zijn de gelukkig in 't net gevlogen Haagsche inbrekers, wier allergevaarlijkste hoofdman Jungschlager te Brussel geknipt werd. Er is het geval der verduistering van 121.000 uit de kas van den Alg. Sigaren makers- en Tabaksbewerkers-bond, te Am- sterdam. Waarvan een groot deel in den vorm van marken zou zijn teruggevonden. Hier zou men dus te maken hebben met een der tallooze slachtoffers van het „valuta- geschacher", thans zoozeer bloeiend. De strijd tegen de misdadigheid wordt met kracht gevoerd. Het ontwerp, den kinder rechter en 't onder toezicht stellen van min derjarigen willend invoeren, mag een voor treffelijke maatregel worden genoemd tot bescherming van de jeugd tegen zedelijke verwording. De wijziging der voeding in de gevangenissen, het „menu" verbeterend eri uitbreidend, de „houten lepel" afschaffend, is een besluit van minister Heemskerk, waar over alweer verschillend zal worden geoor deeld, maai- dat over het algemeen met inge nomenheid zal woruen begroet. Men kan er zeker van zijn, dat de groote geleerde, ae vermaarde jurist en orator, de nobele en hooggeëerde priester van het Recht, die op 84-jarigen leeftijd in de afgeloopen week tot de groote rust werd geroepen, tot oprechte droefheid van zoovelen, dat wijlen mr. J. A. Levy aan minister Heemskerk s maatre gel ten gunste van de gevangenen zijn volle goedkeuring zou hebben geschonken. Gelijk mr. Levy alles toejuichte, in overeenstem ming zijnde met waarachtige humaniteit. De lente is er officieel en de temperatuur is in overeenstemming met den kalender. Van 5 April tot 27 September zal de zomer tijd herschen, en gaandeweg vinden wij dat uurtje vervroeging heel-gewoon, schoon 't voor sommige landbouw-kringen zijn eigenaardige bezwaren met zich blijft brengen. De eerste kievitseieren zijn gevon den; ouder gewoonte ging eentje naar de Koningin. Of de zomersche reisplannen, die wanneer zijn plicht hem voor geruimen tijd op een ongezonde plaats riep. Den eersten tijd scheidde ik nooit van haar; wanneer zij reisde, ging ik ook mee. En oh! hoe heerlijk was het dan! Een land schap van een met palmboomen omzoomden woestijnland en een heldere rivier of van hemelhooge bergen, die voorbijglijden. Papa op zijn grijzen Arabischen volbloed, met zijn krachtigen, gebogen hals en golvende staart en manen; mijn stiefmoeder op haar kleine merrie; achteraan een reeks groote muildie ren zwaar bepakt met bagage, geleid door zingende dryvers, en een escorte van statige kameelen, op wier ruggen, hoog gezeten, de Arabieren in liun witte kleedereu, sterk af stekend tegen de helblauwe luent, of van gendarmen in kleurig groen en oranje, wier met koperplaatjes versierde teugels en scha brakken een hoogen discant vormden by de lage tonen der muildierbellen. De zon, palm boomen, de rivier, werken, reizen en muziek: alles te tarnen een stukje paradys, daar, waar hes ^radijs dan ook eeuwen geleden is geweest lk reed 'in een kajaweh, dat is een soort doodkist zonder deksel, zooals er paaisgewys °P den rug der muildieren worden gelegd. anneer we langen tijd voorttrokken, sliep ik er ook in, evenals 's nachts. Om mij in evenwicht te houden, was de kajaweh aan den anderen kant gevuld met eigendommen van mijn stiefmoeder, 's Nachts werd een muskietengaas over mij heen gelegd, en de sterren, die ik altijd zoo prachtig vond, wraren dan nog veel mooier, omdat ze veel verder weg schenen. Er was iemand, die mij alles van de sterren wist te vertellen, vooral over Orion en de verloren Pleiade arme stak ker, zoo alleen in die groote ruimte, en nie sommigen reeds aan het ontwerpen zyn, niet zullen belemmerd worden door tekort aan treinenloop: 't is nog onzeker, gelijk zóóveel in deze ernstige, veelbewogen dagen, waarin men eigenlijk niet voorspellen kan wat de dag, het uur na het moment, waarin we over de situatie bespiegelen, zal brengen. Wèl hebben w ij ons in steeds meerdere mate te hoeden tegen sensatie-geruchten van allerlei aard. De verzuchting, in 1848 door De Géne- stet geslaakt over het gedoe, geweeklaag van dc bibberende, sidderende alarmisten, zwart kijkers, jobstijding-verspreiders, is nu van zeer-bijzondere toepassing. Over de positie der in Duitschlanü toevende Nederlanders gingen in de jongste dagen de meest-schok- kende, verontrustende „on dits". De tij ding spoedig officieel gelogenstraft over de komst, of vlucht van baron Gevers, onzen gezant te Berlijn, per auto over de grthis gesneld, joeg velen kippe- vel op liet lijf. Om slechts iets te noemen. Niemand zai betwisten, dat de tijdsomstan digheden verre van geruststellend zijn. Evenmin, dat men zich de mogelijkheid vóór oogen heeft te stellen van heviger schokken en beroeringen. Nooit heeft de menschlieid doorgemaakt een periode van zóó schrikke- lijken „overgang", van zulk eene gisting, waarbij niemand zich een denkbeeld kan vormen van hetgeen uit den wilden chaos, den baaierd, eindelijk zal te voorschijn ko men van stabielen, van duurzamen aard. En nooit, ook, was 't meer noodzakelijk dan nu om onze geestkracht, ons weerstands vermogen zoo gaaf mogelijk te houden. Dat mag niemand onzer uit 't oog verliezen. Sterkende, bemoedigende voorbeelden van energie vindt men nog gelukkig in allerlei kring. Ik noemde vroeger reeds den onder- ncmenden luitenant Koppen, die de eerste vliegtocht naar onze Üost wil ondernemen, en van wiens plan nu beweerd wordt, dat het voorshands zou afstuiten op moeilijkheden, van Engelsche zijde geopperd. Er zijn de Bouwmeester's, de bejaarde broeder en zuster, nog in de volle kracht van hun -kleurig uitbeelden op de planken, nog storm van bijval ontmoetend bij hun op treden bij de door hen ondernomen tournée. Evenals dertig jaar geleden, en langer nog. Ziet-ge, zoowat alles om ons heen is nu aan het veranderen met verbijsterende snel heid. 't Is de groote, angstwekkende meta- morphose, maar het innerlijk wezen van den mensch blijft ondanks alle leuzen en theo rieën tocli wat 't steeds was. Ook daarin is iets bemoedigends verscholen voor wat de toekomst ons zal brengen Mr. ANTONIÖ. Ingezonden mededeeling. Nederland en België. Omtrent de zitting van den gezantenraad, waarin het verdrag met België zou worden behandeld, is een communiqué gepubliceerd, waarin gezegd wordt, dat de Oommissie ken nis heeft genomen van het verdra" aange gaan tusschen de Belgische en de Neder- landsche delegatie ter regeling van de quae&- ties betreffende de waterwegen. De oorr. van het „Hbl." te Parijs merkt hierbij op, dat het overigens niets zeggende communi qué ditmaal van belang is, omdat het bewijst dat de Belgen geteekend hebben. Het communiqué vervolgt dat de commis sie eveneens het ontwerp-verdrae beeft on derzocht, aat tot grondsiag heeft herziening van de politieke clausulen van de verdragen van 1839. Men weet dat dit betrekking heeft op de bepalingen in zake de onzijdigheid van België welke buiten werking zullen worden gesteld. De Commissie zou hedenmiddag vergade ren om haar rapport op te stellen. Uit Brussel wordt gemeld: Op het moment der ratificatie van het Ne- derlandscli-Belgische verdrag door de Com missie van Veertien, ontvingen de Belgische gedelegeerden de opdracht, de nota der Re geering betreffende de veiligheid van België te overhandigen, waarin ook geprotesteerd wordt tegen het feit, dat ondanks de belof ten der Mogendheden, België nog steeds zonder garantie gebleven is. De havenarbeidersstaking. In de Anjpterdamsche haven waren Woensdag ongeveer 400 man aan het werk. Zij waren over de verschillende onderne mingen verdeeld. Van deze arbeiders behoo- ren er ongeveer 200 tot de Vereeniging van vaste werklieden „Promotheus", de overigen zijn werkwilligen, die uit de provincie zijn gekomen. Op verschillende plaatsen in de stad zijn Woensdag door de stakersposten weer voer tuigen aangehouden. In de Rapenburger mand om hulp by te zoeken, toen hij bang werd! In dien tijd leefden we nu eens in tenten, dan weer in ons huis te Mosoel. Voor mij bestond liet onderscheid in hoofdzaak hierin, dat ik in het eene geval op een zandhoop, in liet andere in een tuin werd te spelen gezet. Evelyn arriveerde gedurende een tuinperio- de. Een jaar daarna begon het reizen weer; zij was al een heele dame met korte rokken, en in staat deel te nemen aan een verstandig gesprek, toen er nog een bij kwam. Het was heerlijk met z'n tweeën op een zandhoop te spelen, en het reizen, samen in de kajawefi, nog veel leuker dan vroeger. Na Evelyn kwam een jongen. De Moham- medaansche vrienden voelden, dat zij Papa konden gelukwenschen, zonder van ironie verdacht te worden. Daarna kwamen nog twee jongens. Een reeks gelukkige blijde jaren met ons allen toen gebeurde iets vreeselijks: mijn tweede moeder werd van ons weggerukt en liet meer harten in droe fenis achter, dan men ooit had kunnen denken. HOOFDSTUK III. De komst van Evelyn. Na dit tweede verlies vluchtte Papa weer uit het Oosten. Thans was aan Evelyn en de jongens de beurt om kennis met de tantes te maken, bij wie zij dadelijk buitengewoon in den smaak vielen. Dat was ook niet meer dan natuurlijk. Zij hadden allen blonde haren en blauwe oogen en leken daarbij sprekend op hun moeder. Een groot deel van den tijd brachten wy door op de bezittingen van de Congreve's. SPOORSTRAAT <^9, BOTHASTRAAT straat was het dientengevolge eenigszins rumoerig. Te Rotterdam werd op 27 schepen gewerkt door werkwilligen van de Scheepvaart Ver eeniging Zuid, werklieden in dienst van de Steenkolen Handels Vereeniging, visschers, Fransche matrozen en eigen bemanningen. De arbitrage. Namens de Nederlandsclie Federatie van Transportarbeiders is d.d. 20 Maart aan den Minister van Arbeid een brief gericht van den volgenden inhoud: „Excellentie, De discussiën, Donderdag en Vrijdag II en 12 Maart j.1. in het Parlement over de Transportarbeidersstaking gehouden, zyn in onze besturen een onderwerp van uitvoeri ge bespreking geweest. Hoewel in onze besturen deze debatten verschillend werden gewaardeerd, waren wij eenstemmig van oordeel, dat alleen reeds door de wijze waarop en den vorm waarin Uwe Excellentie de vraag der arbitrage heeft opgeworpen deze door de vakvereeni- gingen niet kan worden aanvaard. Onze vakvereenigingen hebben bij her haling doen blijken, dat zij willen medewer ken aan een spoedige oplossing van het con flict, wanneer zulks kan geschieden op een voor de arbeiders bevredigende wijze en dat zij bereid zijn, daarvoor bemiddeling van derden te aanvaarden. Van de zijde der werkgevers is met even groote stelligheid bij herhaling verklaard dat zij van eenige bemiddeling niet gediend zijn. Bij dergelijke, Uwe Excellentie volko men bekende situatie, heeft het onze bestu ren in hooge mate verwonderd, dat Uwe Ex cellentie gemeend heeft, inplaats van bemid deling arbitrage te moeten stellen en boven dien van de vakvereenigingen verlangt, arbitrage aan te vragen, zonder dat van de werkgevers iets wordt gevraagd. Afgezien van bovenstaande overwegingen meenen onze besturen, dat, wie ernstig naar beëindiging van het conflict wil streven, al lereerst aan zal moeten sturen op een be spreking tusschen partijen onder leiding van een gezaghebbend, buiten het conflict staand persoon, waartoe men door bemidde lend optreden zou kunnen geraken. Een optreden in deze richting zou in over eenstemming zijn met de door het conflict geschapen situatie en de grootst denkbare mogelijkheid scheppen eene bevredigende oplossing te bereiken. Wanneer Uwe Excellentie meent, dat eene bespreking met onze besturen aan zoodanige oplossing bevorderlijk zou kunnen zijn, dan zullen wij daarvan gaarne mededeeling en uitnoodigmg tot een dergelijke bijeenkomst ontvangen." In antwoord hierop heeft de Minister aan de Ned. Federatie van Transportarbeiders en den Centr. Bond van Transportarbeiders het volgende medegedeeld: „Gaarne bericht ik U de goede ontvangst van Uw schrijven dd. 20 Maart 1920. Naar aanleiding daarvan heb ik een schrij ven gericht aan ue werkgevers-organisaties, waarvan ik U hierbij een afschrift doe toe komen. Evenwel geeft Uw brief mij aanleiding tot de volgende opmerkingen. In de 2e alinea zegt U, dat door de vak vereenigingen arbitrage niet kan worden aanvaard alleen reeds door de wijze, waarop den vorm, waarin ik de vraag der arbitrage heb opgeworpen. Vergis ik mij niet, dan vind ik de verkla ring van hetgeen U met deze mededeeling bedoelt in de le alinea, waarin U opmerkt, dat ik van de vakvereenigingen verlang ar bitrage aan te vragen zonder dat van de werkgevers iets wordt gevraagd. Ik stel er prijs op, hier een klaarblijkelijk misverstand uit den weg te ruimen. Uw grief toch schijnt te zijn, dat ik een zijdig alleen aan de vakvereenigingen den raad zou hebben gegeven: vraag arbitrage aan. In het midden van mijn op 12 Maart in de Tweede Kamer gehouden rede betoogde ik, dat sommige sprekers bemiddeling en arbi Toen Lady Naseby Evelyn voor het eerst zag, slaakte «ij een gil, Lord Naseby keerde ons bij die gelegenheid geruimen tijd den rug toe. Evelyn dacht, dat grootvaders slechte manieren hadden, maar ik begreep hem, toen hij zooiets mompelde van de klok twintig jaar terug zetten. Wij bleven twee jaren in Engeland. Voor mij waren zij verdeeld in een jaar van streng onderwijs thuis, en een jaar in de „wereld". En hoe vreeselijk dat is voor een meisje, dat van haar prilste jeugd heeft geleefd in een tent of in den zadel, kan alleen zoo'n meisje zelf beseffen! Toen kon mijn vader niet lan ger weerstand bieden aan den roep van het Oosten en de verzoeken van het Oxford- fonds. Wij' vertrokken weer naar Assyrië. Ik ging met Papa mee, maar het was de laatste wensch van mijn stiefmoeder geweest, dat haar kinderen in haar land zouden wor den opgevoed. Evelyn zou op achttienjarigen leeftijd hebben te kiezen bij wie ze zich zou aansluiten, de jongens, wanneer ze een-en- twintig waren. Ik geloof stellig, dat hun moe der in haar hart een afkeer van het Oosten had. Vier heerlijke jaren gingen voorbij; vier jaren van hard werken en overwinnen in de betooverende oorden van een vroegere be schaving, in oases waar de Oostersche gast vrijheid warm klopte, de slechte jaarge tijden in ons huis te Mosoel, dat met tro- pheeën behangen was; toen: Papa's liok. Evelyn zou dat jaar achttien worden, en daar wij niet in Engeland geweest waren sinds ik zelf zoo oud was, oordeelden wij, dat wij haar besluit van haar eigen lippen moesten vernemen. Wy lieten het werk aan de zorgen van Piers over, en spoedden ons naar Konstantinopel. trage met elkaar hadden verward. Vast stond, dat de arbeiders wel, de werkgevers geen bemiddeling wenschten. Hoe stond het echter met arbitrage? En in dat verband stelde ik toen de waag: „Willen de arbeiders in dit geding arbi trage?" En ik betoogde, dat, als dit zoo was, ik hun voorstel daartoe met alle kracht wil de steunen. (Zie Handelingen, 12 Maart 1920, blz. 1598, 2e kolom). ik liet daar echter deze samenvatting van mijn betoog op volgen: „Ook wanneer ik maar van één van beide kanton zou bemer ken, dat er neiging is om arbitrage te aan vaarden, dan ben ik bereid, dat verzoek aan de andere partij over te brengen en zoo krachtig mogelijk te ondersteunen, omdat daarmede het conflict uit zou zijn langs lega- len, het rechtsgevoel bevredigenden weg". Uit deze woorden blijkt overtuigend, dat uw voorstelling, alsof ik alleen van de arbei ders verlangde „arbitrage aan te vragen zonder dat van de werkgevers iets wordt ge vraagd", volkomen onjuist is. Ik heb op dit punt geenerlei onderscheid tusschen de bei de partijen gemaakt. Mocht u na deze opmerkingen mijnerzijds, alsnog u tot arbitrage in het looneonflict be reid verklaren, dan zal ik dit gaarne van u vernemen, benevens de punten, waarover naar uwe meening de arbitrage zou moeten loopen." Aan de Scheepvaartvereeniging „Noord" en de Scheepvaartvereeniging „Zuid", per adres Paul Nijgh te Rotterdam, schreef de Minister het volgende, d.d. 22 Maart 1920: „Ingesloten doe ik u toekomen een af schrift van een schrijven door mij d.d. 20 Maart 1920 van het Stakingscomité ontvan gen, benevens een afschrift van mijn brief aan dit comité d.d. 22 Maart 1920. Zeer gaarne zal ik van u ten spoedigste vernemen, tot welke opmerkingen beide brieven u aanleiding geven en of uwe orga nisaties bereid zijn, om door arbitrage in het looneonflict een einde aan de stakingen te maken. Indien ja, dan zou het mij aangenaam zijn van u te vernemen de punten, waar over naar uwe meening de arbitrage zou moeten loopen." De Noordzeevisscherfl. Uit IJmuiden wordt gemeld: Als gevolg van de slechte bedrijfsuitkom- sten van het stoomtreilerbedryf zijn van de weinige in de vaart zijnde stoomtreilers weer tien opgelegd, en binnen enkele dagen zullen nog meer volgen. Behalve de hooge assurantiepremiën zijn het in hoofdzaak de buitengewoon hooge kolenpryzen, dat het bedrijf niet loonend is te maken. De prijzen van de kolen, de vorige maand nog 53.15, werden deze maand weer met 5.per ton verhoogd, en het moet in het voornemen van het centraal verrekenkantoor te 's-Graven- hage liggen, de prijzen maandelijks met een gelijk bedrag op te voeren, tot de prijzen van J 70 per ton bereikt zijn. De ongelukken bij den vliegdlenst. De commissie inzake het instellen van een onderzoek naar de oorzaken van de ongeval len, welke laatstelijk bij den marine-lucht vaartdienst hebben plaats gehad, en om na te gaan, welke verbeteringen noodig wor den geacht om herhaling van die ongevallen te voorkomen, staat onder voorzitterschap van ir. A. Kapteyn, vice-president van de Kon. Vereeniging voor de Luchtvaart. Ver der hebben er als leden zitting in: prof. H. Zwaardemaker, hoogleeraar in de physio- logie aan de rijksuniversiteit té Utrecht; dr. E. B. Wolff, directeur van den Rijksstudie dienst voor de Luchtvaart; D. Vreede, lui tenant ter zee le kl., commandant van den marine-luchtvaartdienst; F. A. van Heijst, kapitein-vlieger bij de landmacht, en H. Nieuwenkuis, luitenant ter zee le klasse. Verhooging van de pensioenen. Op het wetsontwerp ter verhooging van de pensioenen zijn de volgende amendemen ten ingediend: le. door de commissie van rapporteurs, om art. 8 te lezen: „Door de verhooging mag het bedrag, dat in het geheel aan pensioen Piers Blessing is myn neef, de eenige zoon van Papa's lievelingszuster. Zij was de eeni ge, die geen goude, blauwe oogen had; mis schien was dat de oorzaak, dat zij hals-over- kop een mésalliance deed, en later blij moest zijn, dat Papa, toen zij weduwe geworden was, er voor zorgde, dat haar jongen de school van Harrow en de universiteit van Oxford kon bezoeken. Nu twee jaren gele den, was Piers tot onze onderbevelhebber benoemd. Door via Konstantinopel naar Engeland te gaan, sloegen wij twee vliegen in één klap. De tijd van vier jaar, waarover onze firman, onze graafvergunning, liep, was juist verstreken, en Papa moest den padisja spreken, om een nieuwe te krijgen. Dat was in het laatste tiental jaren van evolutie der vorige eeuw, toen Papa, niettegenstaande het schandaal met Bulgarije, niet schroom de een gunst van Abdoel Hamid te vragen. Piers had vreeselijk graag ook mee gewild, maar Papa zei hem kalm: „Het komt er alleen maar op aan, mijn jongen, HBey en Madame HBey gunstig voor ons te stemmen, en bij dat werk is Rathia tien mam meer waard dan jij. Blijf jij nu maar hier, en zorg, dat de Louvre-expeditie niet aan een van onze heuvels komt."

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1920 | | pagina 3