MARIXEBEGROOTCN'G 1921.
Ihet personeel voor onze vloot kunnen leve
ren. Wat ik zou willen is dit, ^Mijnheer de
rAan de hand van officieel Kamerverslap Voorzitter. Een vaste kern vanberoepsoffi-
Handelngen en het Analytisch Verslag! eieren en kader en een uitbreiding van het
en wij hier in aanvulling op hetgeen wij reservepersoneel over de geheele linie: offi-
*ls vermelden, volgen wat door verschil- eieren, onderofficieren en manschappen.
endo sprekers nog te berde gebracht is en .Wij zien dat het niet gaat op de manier,
dat naar wij meenen direct of indirect van I die tot nu toe gevolgd is; welnu, laat ons
|f belang is voor onze gemeente. niet blijven hangen aan het oude.
De heer T e r H a 11 geeft den heer A. P. K* 1110611 naar nieuwe banen gezocht wor-
Staalman, naar aanleiidng van diens afbre- den. Laat men eens nagaan of de tegenwoor-
f kende kritiek, een geduchte afstraffing, en dige zoo kostbare opleiding onzer zeeofficie-
f betoogt, dat onze marine in de dagen van ren wel praktisch is; of men niet de eisohen
den oorlog, op schitterened wijze haar taak lager zou kunnen stellen/en de speciali-
heeft vervuld. Nu er weer decoraties zijn ge- seering laten vervallen,
geven, heeft spr. tot zijn ergernis, daaronder Kan voor de bevelvoering later niet gestu-
geen enkel officier van den marinestaf ge- deerd worden aan een hoogere krijgsschool?
vonden. Wel toevallig de heer A. P. Staal- Kan niet de gelegenheid geopend worden
man met het kruis virtis noblititat, de deugd wor geschikte onderofficieren en manschap-
adelt. Spr. houdt dan een pleidooi voor het P«£ om opgeleid te worden tot offcier?
productief maken der marine in vredestijd,
door haar voorhandelsdoeleinden te gebrui
ken, waardoor dan tevens de oude Rijkswerf
te Amsterdam met haar 7 braak liggende
hellingen productief gemaakt wordt. De heer
Ter Hall bepleitte een betere opleiding, in
zooverre, dat elke geschikte schepeling in de
gelegenheid moet kunnen .worden gesteld
zijn studie voor den officiersrang voort te
zetten, en protesteerde er voorts tegen, dat
de z.g. „marinedagen", welke bestemd wa
ren om propaganda te maken voor het ma
rine-monument, zouden worden gebruikt
voor propaganda voor den dienst. Niets is
minder waar dan dat. Naar spr. meening zijn
de lapmiddelen, waarmede het marinebe-
stuur steeds gewerkt heeft, in hoofdzaak de
schuld van den achteruitgang van het per
soneel. Steeds is te veel aandacht gewijd aan
het officierscorps. Men moet hier democra-
Wanneer aan hen, die bij de zeereserve
zich verbinden, faciliteiten verleend worden
betreffende Jaartijd voor het behalen van di
ploma's noodig, naast geldelijke vergoeding
voor hun verbintenis en voor hun in dienst
doorgebrachten tijd, dan zullen daarvoor de
officieren ozer koopvaardijvloot wel te vin
den zijn, meen ik.
Ik verschil dus hiern met den heer Ter
Hall. Die geachte afgvaardigde wil de parti
culiere ondernemingen vèrvangen door de
oorlogs-, ik zeg liever: verdedigingsmarine.
Ik omgekeerd, wil het personeel van de
handelsmarine in dienst stellen van de ver
dedigingsmarine. En ook in oorlogstijd het
materieel.
Wanneer aan het minder© personeel, dat
zich bij de reserve verbindt, een toelage
wordt verleend, meen ik, dat ook daar een
gedeelte der bemanning, die wij nu te kort
tischer te werk gaan, ook wat het algemeen romen, kan Worden gevonden.
beleid betreft.
De meening wordt wel vernomen, aldus
spr., al acht ik haar in haar algemeen
heid onjuist en te stellig dat er geen en
kel zee-officier is, die de ziel van ons matro-
zenvolk begrijpt of zich voldoende kan in
denken in hun toestanden aan boord of aan
Met ons tegenwoordig kader konden wij
al heel wat meer manschappen gebruiken.
De heer Van der Bilt wees verder op den
„ontredderden toestand" waarvan d© Minis
ter spreekt, en meent, dat er toch ook wel be
moedigende teekenen zijn. Ook deze spreker
wijst op de prestaties der beide onderzeeboo-
den wal. De reden hiervan zou hierin gele- ten. Spr. ziet mert belangstelling het rapport
gen zijn, dat de zee-officier uit een geheel der interdepentementale commissie tegemoet,
ander milieu komt en geen of te weinig aan
raking heeft met het volk. Hij omgeeft zich
wordt gezegd met een waas van hoog
heid en strekt zijn bemoeien met het volk
alleen uit in zooverre de dorre bepalingen,
uitgebroed op het Departement, dit voor
schrijven. Wel heeft de Minister Rambomnet
getracht hierin verbetering te brengen, door
het z.g. divisieverband in te voeren, maar
dit schijnt een mislukking te zijn geworden.
Te dezer zake schijnt er toch inderdaad, iets
te zeggen voor hetgeen ik zooeven naar vo
ren bracht, dat men het mogelykmoet maken
zee-ófficieren te kunnen doen voortspruiten
ook uit de volksklasse.
Nu geeft men verder af op het mindere
marinepersoneel, dat het zoo ,,rood" is. Op
goede gronden meen ik als mijn overtuiging
te mogen uitpsreken, dat zulks collectief
zeer zeker niet het geval is. Socialistisch, als
men dat woord goed begrijpt en het in zijn
ware betoekenis beschouwt, zijn wij tegen
woordig allemaal zoo'n beetje. Maar al moge
er een geest van verzet zijn, aangekweekt
en uitgebreid langzamerhand door het euvel,
waarop ik zooeven wees, n.1. dat men van
hoogerhand de psyche van den minderen
schepeling niet voldoende begrijpt, een geest
van geweld is er niet Als men nu goed weet
te onderscheiden en geen spoken ziet van
revolutie, bloedplassen, enz., dan wordt de
blik verruimd en kan men zich geroepen ge
voelen het zijne er toe bij te' dragen om dien
geest van verzet te leiden in banen, die het
belang van ons land niet*schaden.
Men moet van hoogerhand preveptief op
treden in dezen zin, dat men zich moet be-
i*- ijveren aan billijke grieven een einde te ma-
kerf en zich niet elke verbetering te laten
afdwingen. Ik ga verder. Men moet het zoo
ver niet laten komen, dat men met grieven
komt aandragen, mij moet zoo rusteloos speu
ren uit zich zelf naar misstanden, dat ze
eigenlijk al zijn uit den weg geruimd als de
zich gegriefd achtenden zich opmaken om
imet een klacht aan te komen.
Ten slotte bepleit de heer Ter Hall het me-
denemen naar Indië van de gezinnen ook
van onderofficieren en minderen. De huwe
lijkstrouw zal daarmede gebaat worden, en
huldigt de prestaties van de onderzeebooten
K 8 en K 5, die op eigen gelegenheid de reis
naar Indië aanvaardden.
De heer VandeLaar daarentegen deed
een ganach andere noot hooren. Deze spr.
achtte do vloot van weinig of^een beteeke-
nis en de millioenen, die er aan worden be
steed weggegooid geld. Hij bespreekt de
desbetreffende zinsneden in de Memorie van
Antwoord. Voorts bespreekt hij het feit, dat
uit orthodoxe kringen zoo weinig ouders hun
kinderen bij de marine doen dlonstnemen.
Hij acht het dan ook niet Juist, dat de ortho-
dox-ohristelijken niettemin toch van die ma-
j rine, waar zij hun eigen kinderen niq$ heen
zenden, willen profiteeren als Instituut van
landsv erdediging.
De heer Van der Bilt verklaart zich
geneigd den Minister toe te staan wat strikt
noodzakelijk is.
Ik ga uit van de stelling, dat wij onze de-
fense op bescheiden schaal willen inrichten.
Dan moet de gevechtswaarde ter zee tot
den hoogst mogelijken graad worden opge
voerd.
En daarvoor is noodig een bewust perse
neel, dat geheel voor zijn taak berekend is.
Zoo las ik het mijns inziens zeer juist arti
kel in De Maasbode,, verschenen kort na
de Utrechtsche vergadering, waarin het
Roomseh-Katholiek defensierapport werd
besproken. En het is niet te ontkennen, Mijn
heer de Voorzitter, de quaeetie der perso
neelsvoorziening-baart groote zorg.
Uit do staatjes waarop het verloop is aan
gegeven, kunnen wij dat herhaaldelijk op
maken.
De Minister zegt dan c*)k op bladz. 23 van
de Memorie van Toelichting: „maatregelen
zijn in voorbereiding om te geipoet te komen
aan het ondeugdelijk gebleken wervingstel
sel van het militaire personeel."
Wij moeten dus naar een ander stelsel, dat
ben ik met den Minister eens.
Het moet toch verwondering baren, dat in
een zeevarend land als het onze, niet de ele
menten aanwezig zouden zijn voor de bevol
king van onze verdedigingsvloot. Onze vis-
schers- en trawlervloot heeft toch personeel
genoeg, onze koopaardijvloot krijgt toch ook
personeel genoeg.
Onze zeevaartscholen zijn flink bevolkt Ik
meen, dat daar, dat is dus bij de visschers-
vloot, de koopvaardijvloot en de zeevaart
scholen, de elementen aanwezig zijn, die ons
maar wijst er reeds op, dat er geen gelegen
heid is voor minderen om zeeofficier te wor
den en dat waar bij de marine vooral ge
brek is aan subalterne zeeofficieren, een op
lossing zou zijn: de allerbeste krachten uit
het minder personeel na een vierjarige op
leiding te bekwamen voor luitenant ter zee
3de klasse; later kunnen de besten hunner,
na een hoogere opleiding, bekwaamd worden
voor den rang van hoofdofficier. Waar bij
de koopvaardij dit alles wèl gaat megn ik
dat het ook bij de marine zou 'kunnen.
Spr. zou er gaarne het Departement van
Handel in vertegenwoordigd wensohen te,
zien. De verhouding tot de koopvaardij mag
bij de marine wel eens worden nagegaan.
Betreffende het bouwen van woningen
voor marinepersoneel merkt spr. op, dat dit
vanwege de marine kon worden bevorderd.
Laat de Minister zich in deze in verbinding
stellen met de woningbouwvereenigingen in
onze zeeplaatsen. Van de bewoners zou een
zeker percentage bijv. 10 pct„ van het loon,
als huur worden ingehouden. Spr. bindt zich
echter niet aan dit percentage. Dan betaalt
een korporaal minder dan een bootsman. Zoo
gebeurt het ook bij andere Departenmenten.
Voor de toezegging van den Minister, dat
hij zal nagaan of het mogelijk is de onder-
offiiceren, voor wie geen hoogere rang dan
die van sergqant is te krijgen, bedoeld
worden koks. en hofmeesters een hoogere
bezoldiging te giéven, is spreker dankbaar.
Een enkel woord over de werven. Spreker
is getroffen door helgroot aantal ambtena
ren en beambten. Te Willemsoord heeft men
op 292 werklieden 30 ambtenaren en 114 be
ambten, Te Amsterdam heeft men op 118
werklieden 10 ambtenaren en 42 beambten.
Die verhouding acht spreker een onjuiste
Met genoegen heeft spreker gezen dat de
Minister een proef wil nemen met den aan
bouw van klein materieel op de werf te Wil
lemsoord. De gemeente Helder behoeft dan
niet bang te zijn voor vermindering van
werfpersoneel, waarmee rekening moet wor
den gehouden ten aanzien van den woning
bouw.
Spr. wijst er op, dat voor het stoomwerk-
tuigkundig laboratorium nog zeer veel be
zuinigd kan worden en bespreekt voorts den
vliegdienst.
Is de bedoeling de Kaoi alleen te gebrui
ken dn oorlogstijd? Is het de bedoeellng er
voortaan slechts een paar vliegtuigen te laten
eu de rest over te brengen naar Soesterberg?
Maar dan zou ik toch wllen vragen. Excel
lentie, waarom dan bij de Kooi nog geen
viertal jaren geleden een zoo duur terrein
aangekooht en in orde gemaakt? 't Kon toen
niet eens wachten op onteigening. Krach
tens de oorlogsnoodzakelijkheid werden de
boeren, bnnen heel korten tijd, van hun er
ven gewezen, het terrein geraseerd on ge1-
dralneerd, van watermaoblnes voorzien en
van electrische geleiding, een aanlegsteiger
ln het Noordhollandsoh kanaal gemaakt, het
welk alles te zamen meer dan 1 millioen
kostte. De betaling van den grond heeft nog
niet eens plaats gehad.
Wat is er gebeurd dat dit terrein, dat vol
gens deskundigen een der beste vliegterrei
nen inons land is, nu hulpstation moet wor
den?
De kop van Noordholland is vrij boomloos.
Bekend is 't gezegde dat een paard uit t
Koegras schrikt als het een boom ziet. Die
boomloosheid is juist een groot voordeel voor
een vliegveld.
Aan de Kooi kan men 't geheele jaar door
vliegen, men heeft er een zeer gelijkmatige
lucht. In den zomer ligt men alleen van 11
tot 3 stil. Te Soesterberg vliegt men in den
zomertusschen 9 en 6 in den regel niet. De
benutbare tijd is dus aan de Kooi veel groo-
ter.
Men heeft er geen last van z.g. remoua,
wat vooral voor leerling-vliegers van belang
is. Het is bekend dat in boschlucht bij 't vlie
gen telkens schokken worden gevoeld door
de ongelijkmatig verwarmde luchtlagen, wat
den beginnenden vlieger niet tot gerustheid
en zekerheid stemt, twee dingen die toch bij
den beginnenden vlieger noodzakelijk zijn.
Er is nog meer dat voor 't behoud van de
Kooi pleit. In oorlogstijd zal op behoud van
's Rjjks werf te Nieuwediep en op de haven
daar als vlootbasis zeker worden prijsgesteld.
Waarom dan het vliegkamp weggenomen?
In de onmiddeiijke nabijheid van het kamp
zullen mede aangelegd worden de Zuiderzee
sluizen bij Wieringen. Voor de verdediging
van die sluizen zullen later gelden worden
aangevraagd. Is nu de nabijheid van een
goed Ingericht vliegkamp niet van betee-
kecta voor de verdediging van die sluizen?
Indertijd werd een gedeelte van den vlieg
dienst uit Soesterberg teruggenomen, omdat
het er te vol was van vliegers. Moet het
daar nu weer voller worden? Op Soesterberg
zijn geen woningen voor het personeel. De
Minister vroeg op de Ooriogsbegrooting, art.
113, hoofdstuk "VIII, een toelage als schade-
loossteelling voor het personeel. Dat heeft
hij voor de Kooi niet gedaan.
Bat zijn alle redenen, Mijnheer de Voor
zitter, die pleiten tegen het verplaatsen van
het vliegkamp bij de Kooi. Ik zou dus uit
een nuttigheids- en zuinigheidsoogpunt wil
len aandringen op het behoud van het vlieg
kamp de Kooi ais oefenterrein.
Fusie van Marine en Oorlog zal in de prak
tijk niet voldoen, meent spr.
De heer Hugenholtz hield een rede,
waaruit wij alleen vermelden kunnen, dat
spr. de marine wenscht te liquideeren, maar
niettemin van meening is, dat wij ons moeten
verdedigen. Wil men dat inoonsequent noe
men. dan draagt spr. dat verwijt gelaten.'
Uit de rede van den heer A. P. Staal
man stippen wij aan, dat deze spreker het
betreurt, dat de Nederlandsche marine staat
in bet teeken van Henri ter Hall en blijk
baar dezen als impressario noodig heeft. Dat
teekent den toestand. Wanneer een man als
hij, op deze wijze het, woord voerende, de
marine moet verdedigen, dan is haar val na
bij. Spr. constateert, dat, terwijl allerwege
in ons land de menschen ontstemd zijn over
de ontzettend hooge belastingen, die zij op
moeten brengen, bij de marine de millioenen
maar weder over de straat rollen. Maar de
Regeering moet aanblijven, zij mag geen
echec lijden, dat is het groote doel van de
rechterijde en de vrijzinnigen. Spr. zondert
daar echter de vrijzinnig-democraten van uit
Voor Indië acht spr. een goed geoutilleerde
marine noodig, en wenscht dan ook de ma
rine niet af te schaffen. Geen oorlogsmarine
evenwel, daar die, gezien de ontzaggelijke
grootte van ons eilandenrijk, door ons landje
immers toch niet kan worden onderhouden.
Wij kunnen zelfs niet eens de bemanning
er voor bij elkander krijgen. Spr. wenscht
dus wel een krachtige marine, maar wil geen
millioenen voteeren voor een caricatuur als
deonze. En spr. wil met zijn betoog trachten
regeering en Kamer een anderen weg te doen
inslaan. In deze stinkende wond moet het
mes diep worden ingezet
Het meest essentdeele uit zijne rede heb-
bij wij overigens reeds vermeld.
Daar de overige sprekers ook meer den
algemeenen toestand behandelden kunnen
wij volstaan met over de algemeen© beschou
wingen verder te zwijgen.
In zijn antwoord wijst de Miinister ad
interim er op, dat de verhouding van het hoo
gere kadef tot de schepelingen veel gunsti
ger is dan men doet voorkomen. Overwogen
zal worden of uit de bemanning officieren
kunnen worden gerecruteerd.
Dil zou het geval kunnen zijn, wanneer men
onder de bemanning personen zou vinden,
die een voldoende algemeene ontwkkeling
jezirten, om daarop te kunnen voortbouwen
en hen een verdere speciale opleiding te
geven, en indien het aantal dezer personen
groot genoeg zou blijken te zijn, dat daar
voor een speciale opleiding zou kunnen wor
den ingericht.
Een opleiding is in ieder geval noodig, en
het is zeer zeker te begrijpen dat men een
dergelijke opleiding niet zou kunnen orga-
niseeren voor slechts een enkelen dergely-
ten persoon, die men hier of daar onder
de bemanning zou aantreffen.
>vdr bezuiniging zegt de Minister het
volgende:
Wanneer men van den aanvang af, toen
men een marinevliegdienst heeft willen in
richten, onmiddellijk had zorg gedragen
voer een vereeniging van den marinevlieg
dienst van Oorlog, dan zouden heel wat
uitgaven zijn vermeden. De organisatie, die
in oorlogstijd voor de marine noodig is en
die welke voor Oorlog vereischt wordt, zijn
twee zaken, welke geheel op zich zelf be
schouwd moeten worden. Maar wat wij nu
willen bevorderen is alleen de vestiging van
een leerinstituut, waar men leert, alles wat
noodig is voor den vliegdienst te land en te
water en voor den waarnemingsdienst: dit
alles kan zeer goed gecombineerd plaats
hebben en zelfs met voerdeel.
Laat ik eens een voorbeeld geven. Men
ïeeft bij de marinevliegdienst ln oorlogs
tijd noodig 'behalve do watervliegtuigen ook
landvliegtuigen, jagers. Het personeel, dat
die jagers bemant, wordt op het oogenblik
bij marine opgeleid, terwijl het toch zeer
goed mogelijk was, dit personeel te nemen
uit hen, die bij Oorlog opgeleid zijn.
Hetzelfde geldt voor de opleiding, voor
het Koninklijk Instituut voor de Marino, of
de Koninklijke Militaire Acadeimie. Dat is
eenvoudig een hoogere burgersdhooloplei-
ding, waar hetzelfde onderwijs wordt ge-
Sven als in de 4de en do 6de klasse der
E S.; hierbij komt militair onderwijs na
genoeg in het geheel niet voor. Te Alk
maar heeft men nu de leermiddelen, de
logiesruimte, het personeel voor allen be
schikbaar; is het dan niet het'eenvoudigste
de beide zaken te oombineeren?
Ik zie niet in, dat men daardoor niet in
het welbegrepen belang van het land zou
handelen.
is gevraagd: wanneer werkelijk die
vliegdiensten werden gecombineerd en men
zou krijgen 2 hoofdvliegplaatsen: voor de
landvliegtuigen te Soesterberg, voor de wa
tervliegtuigen te Schellingwoude, wat wordt
er dan mede bedoeld, dat de Mok en de
Koov nevenstations zouden worden? Die be
doeling is eenvoudig, niet dat zij opgeruimd
zouden worden, maar dat zij alleen gebezigd
zouden worden voor zoover ze nog noodza
kelijk zijn. Als leerinstituut zouden ze, als
al;- s geregeld is, niet noodig zijn, maar wel
bij de oefeningen van de marine, waarbij
de vliegdienst in samenwerking met de vloot
moe: optreden. Wanneer die oefeningen
plaats hebben in het noorden, in de directie
-.emsoord, dan zullen natuurlijk die ne-
vcL>:ations gebruikt worden. Zij kunnen ook
in oorlogstijd diensten bewijzen.
Ten aanzien van het personeel tracht spre
ker zoovee 1 mogelijk te «gemoet te komen
aan verzoeken. De vragen worden vrij re
gelmatig beantwoord, gedurende dit jaar 41
van de 49. Er zijn er nog 13 in behandeling.
Als iemand een verzoek doet, krijgt hij een
antwoord, ook al duurt het soms wat lang.
De woningbouw is een moeilijke questie
in verband met de regelen die zijn gesteld
voor Regeeringssteun. Het is moeilijk een
extra subsidie te geven. Doet het eene De
partement het, dan zal het andere het ook
willen doen.
Nu heeft spreker een uitgebreide uiteen-
zetting gegeven, om zich aan te sluiten bij
ibouwvereenigingen of die zelf te stichten.
Spreker zou gaarne zien, dat door eigen
initiatief deze zaak tot stand kwam.
Het stoomwerktuig-kundig bureau heeft
spreker nog eens afzonderlijk laten nagaan.
Wil men de voeding van het personeel goed
doen plaats hebben, dan moet het -laborato
rium aan dat bureau verbonden, goed ge
outilleerd zijn.
Gevraagd is naar de verhouding der werk
lieden op de werf te Willemsoord en het
Marine-établissement te Amsterdam. De werf
nu is een werkplaats; heit Marine-établisse
ment een magazijn.
Bij de artikelen zegt de heer A. P. Staal
man, dat herhaaldelijk geklaagd wordt
over den toestand der Rijkswerven. Die wer
ven moeten kunnen ooncurreeren met de
particuliere Industrie. Als- er geen werk is
voor de marine, moeten ze bun personeel
aan het werk kunnen houden.
De werf te Willemsoord kan zeker met de
particuliere nijverheid ooncurreeren.
Bij den Minister Van IJsselsteijn heeft
spreker indertijd aangedrongen, d^ze werf
te laten werken voor de particuliere indus
trie. Het doet spreker genoegen, dat deze
Minister daaraan gevolg geeft.
Echter rijst de vraag, of er niet te bezui
nigen is op het ambtenaren- en beambten-
personeel, dat een belangrijk aandeel heeft
in de verhooging van den kostprijs. Er ge
beuren ontoelaatbare dingen en de werven
krijgen een slechten naam ten nadeele van
de arbeiders. Te Amsterdam is er één amb
tenaar en beambte op twee werklieden. Dat
is exorbitant. Er is een nadere verklaring
voor noodig.
Thans slechts een enkel woord over de
erts- en vuurwerkers. Spreker zal den Mi
nister verzoeken op andere wijze met hem
hierover van gedachten te wisselen.
De heer Pop, Minister van Marine ad in
terim, heeft juist uitgelegd, waarom de ver
houding anders is te Amsterdam dan te
Willemsoord. Hij zal gaarne met den heer
Staalman bespreken wat deze te zijner ken
nis zal willen brengen.
De heer Van de Bilt heeft waardee-
ring voor het mede -uitzenden der gezinnen.
Hij -erkent met waardeering, dat de Minister
toestaat burgerkleeding te dragen. Dit wordt
zeer gewaardeerd.
Spreker wijst nog op een ander verzoek,
n.L betreffende den wachtdienst op Zondag.
De menschen mogen niet naar de kerk gaan,
maar wel naar de cantine.
Het ligt niet in de bedoeling, den gehee-
len morgen vrij te hebben om naar de kerk
te gaan, doch alleen de gelegenheid daar
voor bij do z.g. passieve wacht. De Minister
zegt wel, dat de commandanten de bevoegd
heid hébben dat toe te staan, doch wil de
Minister de commandanten ter kennis bren
gen, dat dit op zoo ruim mogelijke schaal
geschiede?
Spreker wijst op den order van 8 April
1919; in dezen geest zou spreker een oplos
sing willen.
De heer Pop, Minister van Marine ad In
terim, zal dat gaarne overwegen.
De heer Van de Bilt bespreekt ook het
hospitaal der marine te Nieuwediep.
Bij de behandeling van de begrooting ten
vorigeu jare brak de heer Oud de staf over
do verpleging in het hospitaal, maar hij
kwam daarop later terug. Spreker is dik
werf ln het hospitaal geweest, toen de Bel
gische geïnterneerden er verpleegd werden.
Men was zeer voldaan en vol lof over do ver
pleging. Dat mag wel eens gezegd worden.
Nergens hadden zij het zoo goed gehad. De
behandeling staat inderdaad zeer hoog. Men
leze daarover maar de bladen van het per
soneel, die overigens geen blad voor hun
mond nemen.
Spreker constateert met genoegen, dat het i
stelsel van wijlen dr. Honooop wordt voort
gezet. Hij verheugt zich, dat de Minister niet
de bedoeling heeft de verplegers van het
hospitaal te vervangen door verpleegsters,
al zullen die dan vrouwen en kinderen hel
pen. De opleiding der verplegers kan ver
beterd worden. Men moet een cursus doen
houden door de officieren van gezondheid
en een diploma geven. Ook de milicien-ver
plegers moeten kunnen opgeleid worden.
Spreker 'beveelt dit den Minister aan.
Spreker wijst er nog op, dat het gewenscht
is, om het verlóóp onder de officieren van
gezondheid tegen te gaan, en dezen meer
zelfstandigheid te geven.
Eén woord over de cijfers der venerische
ziekten; die blijven nog steeds laag. Wil de
Minister maatregelen namen, dat de lijders
er aan voorloopig van promotie zijn uitge
sloten?
De beer Pop, Minister van Marine ad In
terim, vreest, oat het niet mogelijk is, daar
aan te voldoen.
Tenslotte eiteeren wij nog hetgeen door de
heeren A. P. Staalman en Ch. van de Bilt is
gesproken over de geestelijke verzorging van
de bemanning der vloot.
De heer A. P. Staalman: Mijnheer de
Voorzittirl Het is u bekend, dat ilf u bij dit
artikel gevraagd heb mij een ruime gelegen
heid om het woord te voeren toe te slaan.
Blijkbaar heeft a my bij al deze haast door
een misverstand het woord bij art. 65 niet
verleend, en daarom zal ik mij nu opnieuw
zeer moeten bekorten. De Minister vraagt by
art. 65 twee vlootpredikanten, een aalmoeze
nier en een semi-geestelijke, een soort gods-
dienstonderwyzar of zoo iets. Deze zaak is
voor mij een quaestie van zeer principieelen
aard en ik betreur het ln hooge mate, dat ik
op dit oogenblik niet de gelegenheid heb, om
over deze saak met den Minister breedvoerig
van gedachten te wisselen. Wat hier wordt
voorgesteld, is zoo lijnrecht ln strijd met de
taak en de roeping van de Overheid, dat ik
onmogelijk aan een dergelijk voorstel mijn
stem kan en mag geven. Wanneer de Kerk of
de Kerken de Minister kent blijkbaar niet
het' onderscheid tusschen de Kerk en de
Kerken zóó weinig belang stellen in het
geestelijk welzijn en de geestelijke verzorging
van haar lidmaten, die bij de marine dienen,
dat zil die taak, voor welk deel dan ook, uit
handen geven aan door den Staat aan te
stellen en te betalen herders en leeraren, dan
hebben die Kerk en de Keiken zich diep te
schamen voor God en is al hun vroom ge
zucht en geroep om de geestelijke verzorging
en het geestelijk welzijn dier marinemannen
niets anders dan) weerzinwekkende vrome
schyn.
De Kerken hebben die taak en niet de Over
heid of de Kamer. Wat hier geschiedt is het
meest ergerlijke Overheidsclericalisme, waar
tegen ik mij met allen nadruk verzet. Boven
dien wil de Minister aanstellen iemand, die
zoo ongeveer de positie tusschen die van
cateehesatiemeester en leek schijnt te moeten
innemen,de Minister schndt van neen, maar
in de Memorie van Toelichting wordt eerst
gesproken van iemand, die de geestelijke ver
zorging op zieh zal nemenin de Memorie
van Antwoord wordt dan weer gezegd, dat
niet bedoeld wordt iemand, die die geestelijke
verzorging in engeren zin op zich neemt en
weer later heet het, dat hy zal zijn het geeste
lijke middelpunt
Deze eigenaardige „geestelijke persoonlijk
heid, die voor een salaris van f 1200 zijn zonder
linge diensten moet praesteeren, ik weet niet
in welke positie, wensch ik niet op de vloot.
Ik verzet my nadrukkelijk tegen deze gansche
instelling, waardoor men den schijn geert, de
geestelijke belangen te behartigen, maar ten
gevolge waarvan den godsdienst nog meer tot
een voorwerp van belaching wordt gemaakt
aan boord, dan nu reeds het geval is.
Mijnheer de Voorzitter 1 Ik kon geen stemming
vragen bij het artikel, maar wil geacht worden
tegen te hebben gestemd.
De heer van de BiltMijnheer de Voorzitter
Als ik mij ooit verbaasd heb over een rede
van iemand, die zich Christelijk voelend noemt,
dan wel nu. Verbaasd en geërgerd hebikmy
over de rede van den heer Staalman.
Mijnheer de Voorzitter 1 Het zal wel geen
betoog behoeven, dat ik den maatregel, door
den Minister voorgesteld ten aanzien van de
vlootpredikanten en den aalmoezenier, ten
zeerste toejuich I
De verzorging der geestelijke belangen op
de vloot is iets, waarop de marineman, die
zijn geloof belijdt, prys stelt.
Niemand wordt gedwongen, maar hun, die
leven naar het geloof, mag niet de gelegenheid
worden onthouden met hun geestelijken te
spreken en,» zoo zy dat wenachen, door hen
te worden gestieht en gesterkt.
Naast de zorg voor het stoffelijke, mag
zeker de zielzorg voor de schepelingen, die
daarop prys stellen (en die zijn er gelukkig
nog), niet worden vergeten.
Het zal voor menig ouder een geruststelling
zijn, als hij weet, dat zyn zoon aan boord niet
van geestelijk voedsel zal verstoken zyn. En
een geloovig mensch zal niet zijn zoon, met
het oog op het ontbreken daarvan, het dienst
nemen bij de marine verder behoeven te ont
raden, wat nn wel voorkomt. Dat te bevor
deren, is ook de taak der Overheid 1 Een zoo
klein bedrag voor de geestelijke verzorging,
tegenover een kolossaal bedrag voor de materi
eel» verzorging, is van geen beteekeniB.
De heer Staalman is ook niet consequent.
Hy had zich ook moeten verzetten tegen den
post aan het Zeemanstehuis te Helder. Dat
betreft ook geestelijke verzorging.
Mijnheer de Voorzitter 1 Ik juich den post
voor de vlootpredikanten en den vlootaaimoe-
zenier ten zeerste toe.
De heer van der Voort van Zyp: Mijnheer
de Voorzitter I Ik wensoh met een enkel woord
my aan te sluiten bij den heer van de Bilt.
Men kan, als de heer A. P. Staalman, een the
oretische beschouwing houden en zeggen: de
Kerken moeten het zelf doen, maar wjj staan
voor de werkelijkheid. Wy hebben eenmaal
vlootpredikanten en een aalmoezenier, en ik
jnich het toe, dat de Ministers hier dezelfde
regeling treft als by het leger.
Wat den post van f1200 betreft ion ik den
Minister voorzichtigheid willen aanbevelen.
Wanneer een eskader zpu uitvaren en men
zon als proef een geestelyke mede geven, zon
ik dat toejuigen, maar wij hebben weinig
groote schepèn en een geestelijke uit te zen-,
den met een torpedoboot of een ander klein
Bcheepje, zou 'ik verkeerd achten. Ik dank
den Minister, dat hy toont met de geestelyke
verzorging van het personeel ernst te maken.
De Minister van Marine ad Interim ant
woordt dat de bedoeling is een proef te ne
men op een van de groote sohepen, das wan
neer by voorbeeld de Zeeland uitgaat voor
een toobt van zes weken of een paar maan
den.
Charlie Chaplin.
P. K. schrijft onder de streep ln het „HbL":
Charlie Chaplin is gehuwd geweest met
een naar het uiterlijk zeer lieftallige vrouw,
Mildxed Harris. Hy trouwde haar, toen zy
zeventien jaar was, dat was twee jaar gele
den. Maar het huwelijk tras niet bijzonder
gelukkig. Charlie is het poseeren zoo ln zyn
hoofd geslagen, dat hij ook tegenover zijn
vrouw poseerde, en wel alsfilosoof. Hy
placht bijvoorbeeld midden in den nacht de
echtelijke woning te verlaten „om te den
ken", zooals hy zei Charlie ging, en bleef
soms zus weken weg „om te denken". Hy
„dacht" veel, en steeds op ongelegen tijden,
wanneer andere menschen hoogstens droo-
>nien. Na die „denk"-partyen kwam Charlie
altyd thuis „ln the small hours", en dan was
hij zeer slecht in zijn humeur.
Charlie is vele malen millionalr en rijdt
rond in een auto van vyftienduizend dollar.
Maar zyn vrouw imocht nog niet in een tram
zitten. Loopen vond Charlie voor jonge vrou
wen veel gezonder. Dat kwam allemaal uit
by de echtscheiding-procedure.
Charlie zei op alles vrijwel Ja en amen.
Wat wilde men ook van hem. „Marriage is
not suited for genius!" Een waarheid als een
koe, het is maar wat men „genius" wil
noemen 1
Zoo scheidden de echtelieden, Charlie met
een glimlach en Mildred met tranen in haar
oogen. Want ze hield nog altyd van den
hekkenspringer
Charlie's rijkdom kan men opmaken uit
het bedrag, dat hij moest uitbetalen aan zyn
voormalige vrouw: tweehonderd vyftig dui
zend dollar. Daar had hy niets tegen.
Geld kon ze krijgen, als hy maar „denken"
mocht in pais en vree. En ja, tot één ding
moest ze zich verbinden: ze mocht den naam
Chaplin idet meer gebruiken „for professio
nal purposes" de sdhoone Mildred is na-
melyk zelf ook filim-artiste. Ze beloofde. En
Charlie ging, biy met de 'teruggewonnen vrij
heid. Zyn vrienden wachtten hem huiten het
gerechtsgebouw.
Het was „all right", zei Charlie, de voor
malige derde-rangs variété-komiek, die, nu
met het geld kan smijten, en vaak behoefte
heeft te „denken".
Tot in de „small hours" van den nieuwen
dag!