dienst zullen kunnen verminderen; Ik vrees echter dat dit moeilijk zal gaan, van een lee ning kan natuurlijk geen sprake zijn doordat deze, stel we zouden er mee slagen, de Gas fabriek zou verlichten, doch aan den anderen kant de gemeentenaren zwaarder zou belas-, ten. Het Electrisch bedrijf is nog pas in wor ding; wanneer spoedig tot algeheele aanleg wordt overgegaan, moet noodzakelijk over- wogen wonden hoe de verliespost weg te werken. M. d. V. De Gemeente reiniging is duur, zeer duur, voor een deel toe te schrijven aan de instelling van den Acht-urigen arbeids dag, doch is het niet mogelijk 'hierop te be zuinigen^ Het komt mij voor, dat te veel personeel aan dien tak van dienst werkzaam is. Het rapport van den Directeur van de Reiniging daarover is do studie wel waard en hoop ik dat de Wethouder van dien tak van dienst niet te lang zal wachten om dit met de Com missie van de Reiniging te bespreken. De indeeling van het Algemeen Rapport wijkt in hooge mate af van die van vorige jaren en verzoek ik B. en W. voor het ver volg deze te willen indeelen als vroeger,, doordi enhet niet gemakkelijk is de antwoor den van B. en W. op de gemaakte opmer kingen te volgen. M. de V. Ik ben thans aan het einde ge komen van mijn algemeene beschouwingen. Ik meende het ooilege van B. en W. mijn kritiek niet te mogen onthouden. Ernstig geef ik B. en W. in overweging om bij de uitgaven, welke zij te doen hebben rekening te houden met de inkomsten en ik kan het niet genoeg herhalen dat de meest moge lijke zuinigheid moet worden betracht Handel en Nijverheid staan thans voor een groot deel stil of werken met groote ver liezen; de wereldtoestand is thans erger dan voor en tijdens den oorlog, en wij mogen niet op meevallers rekenen. De werkloosheid neemt enorm toe en zal van het Rijk zoowel als van de Gemeente ontzaggelijke opofferingen vorderen om daarin te voorzien. Waar het Gemeente per soneel in de gunstige omstandigheden ver keert gelijk dit thans het geval is, moge het bedenken dat dit niet met edschen moet ko men welke voor de financiën van onze Ge meente niet uitvoerbaar zijn. Ik meen nog dit te moeten zeggen, dat wanneer de begrooting door de behandeling niet gewijzigd wordt, ik moeilijk mijn stem daaraan zal kunnen geven omdat ik voor deze samenstelling niet de medeverantwoor delijkheid wensoh te dragen. De heer Tielrooy: In de eerste plaats M. d. V., moet ik mijne verwondering uit drukken, dat in het algemeen rapport niets wordt gerept van een m.i. zeer belangrijke opmerking die in de commissie, waar ik zit ting in had, is naar voren gebracht. Zoowel door den heer Grunwald ais door mij is het bezwaar genoemd dat de ontvangstcijfers van sommige zeer belangrijke posten veel te hoog waren gesteld, waardoor een geflat teerd ontvangstcijfer wordt verkregen, dat in werkelijkheid veel lager zal blijken te zijn. Het gevaarlijke hiervan is dat de geraamde uitgaven dan wel zijn gedekt, maar dat op het eind van het jaar de suppletoire begroo tingen loskomen en het tenslotte weer op grooter leeningen sluiten uitloopt, die de in enkele jaren zoo ontzettend gestegen ge meentelijke schuld (van 1.5 op 5 millioen) nog hooger zal opvoeren. Ik zeg nog eens: het verbaast mij dat hierover in het rapport niets voorkomt, vooral omdat over eenigei belangrijke posten, 1de JGasfabriek fbptref-i fende, nog al een lange en vrij scherpe dis cussie ils gevoerd. Ik zal dan ook de vrijheid nemen op deze fouten straks terug te komen. Dan M. d. V. heeft men het blijkbaar in alle afdeelinigen betreurd dat de begrooting en bet Algen Verslag zoo laat zijn ingediend; maar M. d.V. het antwoord op deze klacht kan mij toch niet geheel bevredigen. Wan neer ik in Art. 203 van de Gemeentewet lees dat de begrooting moet worden ingediend vier maanden vóór den aanvang van het jaar, dan vind ik einde Dec. toch wel wat al te bar, en nu zegt het antwoord wel dat de tel kens en telkens zich voordoende omwerking van de onderscheidene deelen der begroo ting daar een storende uitwerking op heeft uitgeoefend, maar ik meen diat daar toch wel verandering in te brengen is, door bet vaststellen van een zekere datum, welke alle nog inkomende veranderingen, berekeningen en wijzigingen door van hoo- gerhand gegeven voorschriften worden recht gezet, bij aanvullingsblad of nota van wijzi ging. Want M. d. V. aan het op tijd gereed hebben van de begrooting zit te veel vast om niet alle mogelijke middelen ter hand te nemen, die daartoe kunnen leiden. Zoowel de ingezetenen als het gemeentebestuur heeft daar belang bij. In de eerste plaats zullen onze schrikverwekkende belasting- e papiertjes niet zoo laat in het Jaar worden bezorgd, met nog slechts enkele maanden crödiet, het kasgeld voor de Gemeente-ont vanger vloeit sneller in, wat ifet opnemen tegen hooge rente aanmerkelijk zal vermin deren, terwijl de gemeentelijke ophaaldienst niet behoeft te worden uitgebreid,, daar de ingezetenen in behoorlijke termijnen kunnen aflossen. Wat de tegenwoordige samenstelling van het College betreft, de vraag daarover is ook door mij gedaan die in de huidige samen- stellig part noch deel heb. Natuurlijk heeft die samenstelling op vol komen wettige wijze door den Raad zelve plaats gehad, maan ik neem de vrijheid het hier uit te spreken, dat ik het betreur, dat het onderlinge gehaspel der verschillende partijen tot deze samenstelling heeft geleid. Niet dat ik iets wil afdoen van de geschikt heid voor hun taak van de socialistische wet houders, integendeel, voorzoover ik het kan beoordeelen, vervullen zij hun taak naar be- hooren, maar ik betreur het dóórom, omdat de politiek van Soc. Dem. partij niet mijn po litiek is, omdat door hen over het algemeen in een richting wordt gestuurd, die vooral onze arme gemeente op lasten en in schul den brengt, waar het eind van zoek is. Ik vind de S. D. A. P. als tegenwicht in onze rotte egoistische Maatschappij een pro baat middel en ik zou haar bij de tegenwoor dige maatschappelijke verhoudingen niet gaarne uit de versbhillende partijen zien ver dwijnen, maar zij moet niet de leiding heb ben, waint dan zal het blijken dat hun goed bedoelen stradt op het egoisme van „de ka meraden", wamt M. d. V. de zuoht naar ka pitaal en de daaraan verbonden heerlijkhe den zit ook „de kameraden" in het bloed. Ik heb mijzelve niet alleen, maar ook in de Commissie de vraag gedaan: kan onze Anti-Revolutionaire wethouder van finantiën geheel acooord gaan met deze begrootings- cijfers. Durft hij er op uit te geven en ziet Ibjj de geraamde ontvangsten ook binnenko men? Zegt hij ja, dan M. d. V. zwijg ik en erken gaarne mijne absolute onkunde In deze, maar zegt hij neen, is het dan niet beter dat de uiterste vooruitstrevende partij in het college ook de portefeuille van financiën gaat beheeren. Straks zal er ook misschien voor mij gele genheid zijn om de aandacht te vestigen op enkele volgens mijn inziens veel te hoog ge raamde praten, maar ik wil nu toch reeds mijn leedwezen uitspreken dat in deze be grooting rekening is gehouden mot de even- tueele opbrengst van de kermis. De oorlogs jaren hadden ons bij al de misère, die zij ons brachten, in deze aardig op den goedön weg gebracht en het is mij altijd nog een raadsel, hioe de raad het vorig jaar heeft kunnen besluiten deze opgesmukte pret weer in te voeren. Afgezien van de principieele zpe van de zaak ben ik er beslist van overtuigd dat, wanneer bij referendum de gemeente Helder in de gelegenheid werd gesteld zich over het: „vóór of tegen" uit te spreken, er met een overgroote meerderheid zou worden verklaard: „weg met den rommel". M. d. V., ik wil het voorioopig hier bij laten. De heer Staalman neemt met gemeng de gevoelens deel aan de Algem. Beschou wingen. In dezen ernstigen tijd hebben wij iets anders noodig dan het naar voren bren gen van geschillen; wij dienen thans samen te werken om den wagen, die in het moeras is geraakt, weder op het rechte spoor te brengen. Toch wenscht spr. een woord van kritiek te doen hooren, het is hem te doen om het zuivere gemeentebelang en persoon lijke of partij-aanvallen zullen van spr. zijde niet komem De Begrooting geeft teleurstelling; het is een zuiver burgerlijk stuk, dat door welk College ook zou kunnen zijn geleverd, en tot spr. spijt valt een mooiere democrati sche geest er niet in op te merken. Waarom was het dan noodig, dat de zittende wet houders werden vervangen door de tegen woordige, indien zij toch de zaak op den ouden voet doorzetten? Er is immers niets nieuws gebracht door hen, zelfs meent spr. te mogen constateeren, dat deze begrooting minder is dan die van vroegere jaren. Ook spr. acht de ontvangstcijfers te hoog opge voerd en betreurt de hooge raming van de Oorlogswinstbelasting. Op dit cijfer is de geheele begrooting opgetrokken, en onze fiyantieele opzet zal, meent spr., op dezen post schipbreuk lijden. Wij zullen niet kun nen uitvoeren hetgeen we ons bij dezen post voornamen. Aan deze begrooting ontbreekt een voor woord. B. en W. maken er zich af met de mededeeling, dat ze omtrent den finantieelen toestand der gemeente niet optimistisch konden zijn, en het wel kon gebeu ren, dat wij onze leeningen niet geplaatst konden krijgen, indien men precies wist hoe de toestand was. Eenerzijds is dit stand punt al dadelijk verkeerd, omdat men nu de zaak nóg erger maakt. Immers, men stuurt het toch de wereld in, en ook deze beschou wingen hebben in het openbaar plaats. Veel beter ware het geweest in een royaal stuk openlijk voor de waarheid uit te komen. Waarheid siert den mensch, en men laat er dan niemand in vliegen. Natuurlijk is zoo iets niet gemakkelijk, maar beter ware dan geweest de zaak heelemaal dood te zwijgen, de desbetreffende opmerkingen onbeant woord. te laten, dan eene beantwoording te geven ais deze. Het College heeft nagelaten af te breken hetgeen door de vroegere Colleges verkeerd was gedaan. Het vorig jaar heeft spr. ge sproken over den nieuwbouw der gasfa briek. Toen werd, op spr. opmerkingen, ge zegd, dat het College nog te kort aan 't be wind was, om te dezen opzichte iets te kun nen doen. Nu, na een jaar, is er nog niets gedaan. In October jj. zeide de heer Ver stegen nog, dat het werkelijk niet zoo gek zou zijn indien niet alle ovens werden afge bouwd. Toch zette men den verderen af bouw niet stop. Over deze houding der s.d. wethouders is spr. verbaasd. De beer Tielrooy heeft gesproken over de samenstelling van het College en zin speelde op het Algemeen «Rapport. Dit alge meen rapport zegt, dat het niet anders kon dan geschied is. Spr. zal niet weer de onver kwikkelijke geschiedenis ophalen van ver leden jaar; men weet het wel, dat de heer Adriaanse niet met onze instemming als wet houder van finantiën fungeert. Toen het College met een wethouder zou worden uit gebreid en de heer De Zwart de plaats in nam van een vrijz. democraat, werd het voor de raadsmeerderheid moeilijk. Eenerzijds wilden wij ons slechts laten leiden door het gemeentebelang alleen en anderzijds zou het den schijn wekken, bij kritiek onzerzijds alsof wij tegen de soo.-dem. optraden. Door spr. noch door anderen is ooit aldus ge handeld; men kan niet zeggen dat wij ooit tegen den soc.-dem. wethouder zijn opgetre den omdat hij soc.-dem. was. In deze begrooting wordt nog eene vreem de zaak goedgepraat. De begrooting van den Armenraad nJ. was nog niet ingekomen, en nu nam men de cijfers van het vorig jaar maar over. Tegen een dergelijke houding protesteert spr., we moeten armenzorg be oefenen wèl doordacht, en dan is het nor maal als we eene begrooting ook niet aan den Raad voorleggen indien die niet is in gediend. Omtrent den post verhooging voor gelden aan doortrekkende reizigers zijn ook inlich tingen gevraagd in de secties. Men maakt er zich af door te verwijzen naar vorige jaren, dodh een ernstig onderzoek ware in deze gewenscht geweest. De heer Van der Veer wijst op de noodzakelijkheid dat men zoo min mogelijk onnoodige dingen uitgeve teneinde de be grooting niet onnoodig op te voeren. Spr. wijst op de verhoogde grondlasten die in hoofdzaak ten platten lande moeten worden opgebracht ten behoeve der geheele bevol king. En men denke niet dat de eigenaars van de landerijen deze belasting betalen, neen zij wentelen die af op de pachters. Spr. hoopt dat men rekening houde met het plat teland en dit niet te veel exploiteere. Overi gens kan spr. zich met de beschouwingen van den heer Tielrooy inzake de kermis vereenigen. De heer B o r k e r t deelt mede dat na ken nisname van het antwoord op. het Algemeen Rapport welk antwoord in doorsnee bevre digend was nog overwogen is of het noodig was daarop alsnog bij de algemeene be- schouwingon terug te komen. Maar spr. meent dat het goed is aan het begin van het jaar elkander in de oogen te zien en te vra gen: wat kunnen we doen. In het vorig jaar is veel voorgevallen dat aan de vergetelheid dient te worden ontrukt. Met goeden moed gingen wij de begrooting in, er was eene meerderheid in het Ooilege, en we werden in ons optimisme gesterkt door den heer Staalman die zijn beginselverklaring voor las. In die beginselverklaring kwamen zin nen voor waarmede wij ons zeer konden ver eenigen en wij meenden dan ook in den heer Staalman een steun te zullen krijgen indien het op hervormingen in democrati sche richting aankwam. Helaas bij een voorstel onzerzijds om conform de voorstellen van het Georgani seerd Overleg en in afwaéhting van de defi nitieve salarisherziening een voorschot van 5.aan de arbeiders en gemeente-ambte naren te geven, welk voorstel door den heer Biersteker als woordvoerder der vrijzinnige fractie bestreden werd kreeg deze heer lonkj es van den heer Staalman. Het voorstel, dat naar wij meenden van. een vrijzinnige meerderheid kwam, werd door den heer Biersteker „onbekookt" genoemd en deze wees het terug en de lieer Staalman die krachtens zijn beginselprogram naast ons moest staan zweeg in duizend talen. Dit was de eerste maal dat wij den heer Staalman konden verwijten zijn beginselprogram in den steek te laten. De tweede maal geschiedde dit bij het voorstel betreffende den Ophaaldienst der plaats, belastingen. Deze poging van het ge meentebestuur om den belastingdruk voor de kleine luyden zooveel mogelijk te ver lichten verdiende den steun ook van den heer Staalman. Maar opnieuw stelde deze heer te leur. Het voorstel inzake de Schóolbioscoop voor het onderwijs van zoo groot belang vond in den heer Staalman eveneens een bestrijder. Toen kwam onze interpellatie inzake de verhoogde gasprijzen. Bij het debat om trent het voorschot aan het gemeenteper- soneel zeide de heer Staalman in de derde vergadering dat de gemeente-financiën hem niet interesseerden en het belang van het personeel vóórging. Maar by dit punt dacht die heer er anders over, toen interesseerden de finantiën hem wel en hij stemde niet vóór verlaging. Spr. vindt die bezorgdheid des heeren Staalman voor de gemeente-be drijven verdacht. Laat de heer Staalman kla ren wijn schenken in dit opzicht. Hij wil den gemeentelijken wagen uit' het moeras helpen, maar als het tot een daad moet komen blijft deze heer in gebreke. Thans is een nieuwe situatie geschapen door de wethouders-aangelegenheid. Die kwestie ligt veel leden nog altijd zwaar op de maag want steeds wordt zij er met de haren bijgesleept. Waarom? Wij hebben al zooveel vergaderingen daarover gehad men late thans de verschillende bestuursleden zich eens uitspreken en ais er dan verande ring moet komen moeten de heeren die brengen. Toen de soc.-dem. wethouder ge kozen was hebben wij eene verklaring ge kregen van de vrijz.-dem. fractie waarin'het bestaande compromis werd opgezegd en ver der verklaard werd dat ieder voorstel dat van de bestuurstafel kwam ernstig zou wor den overwogen èn getoetst aan de billijk heid. Het was eèn pracht van eene verklaring en zij bevestigde onze meening die wij reeds lang hadden n.1. dat wij ten opzichte van de vrijz.-dem. te doen hadden met een bevrien de mogendhejd. Te meer werden wij in die meening versterkt daar het vrijz. gemeente program vrijwel gelijk was aan het onze. Twaalf dagen na de verklaring van den heer'Grunwald zeide de heer Biersteker dat ons voorstel inzake een voorschot van 5. onbekookt was en den steun der vrijzinnigen niet zou kunnenkrijgen. Alle raadsleden ston den gezamenlijk tegen het door hen zelf in het leven geroepen instituut voor georgani seerd overleg op. Sedert is er wel wat veranderd, want de heer Staalman heeft in Augustus geijverd om het voorschot te geven. De heer Bierste ker is intusschen. 'gesneuveld, zoodat de toe stand zich te onzen gunste wijzigde en wij thans in de goede richting gaan. De Heldersche burgerij kan overigens haar hoofd rustig neerleggen: voor ƒ800. per jaar waakt de Burgerwacht (plus nog een voorschot van 1500, hetwelk eohter terug betaald wordt). Toen spr. dit las, dacht hij: a ba, dat is zeker voor de muggenverdel- ging, want dat was precies dit bedrag. Ja, meneer Staalman, u kijkt een beetje raar, het is misschien' ook minder eervol tegen muggen te moeten strijden, inplaats van tegen menschen, maar in ieder geval is het toch nog beter het geld aan de maiarla-be- strijding te besteden, dan het te reserveeren voor een revolutie, die maar niet komen wil. Mocht men werkelijk dit 'geld voor malaria bestrijding door middel van de Burgerwacht besteden, dan heeft spr. er vrede mee. Hoe verder we van de fameuse November-maand 1918 afkomen, des te minder noodzakelijk wordt deze post. Spr. vraagt dus aan den Raad: neem die paar duizend gulden terug en besteedt ze op andere wijze. De heer H e y b 1 o k wenscht elven recht te zetten hetgeen door spr. in een van de secties gezegd is en in het Algemeen Rapport is voorgegeven als zou het een groote stom miteit zijn dat de Vrijz. dem. een niet voor hen geschikt persoon tot wethouder hebben gekozen. Spr. heeft dit niet aldus gezegd. De vrijz. dem. wilden den heer de Geus niet als wethouder en hadden 'als soc. dem. liever den heer De Zwart dan den heer Verstegen. Toen heeft spr. gezegd: dan is het een groote stommiteit van jelui dat ja de Geus ntet gekozen hebt. Spr. brengt een woord van dank aan het Ooilege voor hetgeen het in het af geloop en jaar verricht heeft. Spr. hoopt dat nog veel zal worden gedaan in de richting van moe- derschapszorg en zuigelingenzorg ook volks- badhudzen e.d. Hoe staat het met de plannen daaromtrent vraagt spr. De plannen betreffende speel- en werk- tuinen zullen offers van de gemeente ver gen; evenwel hoopt spr. dat de Raad daar niet» terug voor zal deinzen omdat het van grooten invloed is op de ontwikkeling onzer jeugd. Spr. brengt hulde aap den wethouder van onderwijs voor hetgeen deze deed. Ais er niet meer gedaan is is dat de schuld van de Commissie voor het L. O. wier leden al te vaak, welicht onopzettelijk vergaderingen verzuimden. De heer Staalman verwijt het College niets te hehben gedaan; indien deze heer niet zoo dikwijls verzuimde zou het College wellicht meer kunnen doen. SpT. releveert nog in 't kort plannen be treffende betere medische hulp op de scho len en de instelling van een instituut school arts, voorts schoolbaden, schoolkleeding en voeding en hoopt ook op voorstellen daar omtrent Ten opzichte van wonigbouw is het College met voortvarendheid werkzaam. Evenwel be pleit spr. een betere voorziening in werke loosheid ook bij woningbouw omdat veel ar beiders thans naar Schagen en elders gaan werken, terwijl anderen hier werkeloos rond- 'loopen. De heer Staalman vraagt het woord voor een persoonlijk feit. Spr. acht zich mi. beleedigd door hetgeen door den heer Hey- blok gezegd is omtrent spr. afwezigheid in de Commissievergaderingen. Spr. zal van den wethouder van onderwijs gaarne verne men of door zijn verzuim inderdaad de be langen van het onderwijs geschaad zijn. De heer Bok meent dat in de begrooting niet gestreefd is naar zuinigheid en dat ver schillende posten met royaliteit'zijn behan deld. De algemeene beschouwingen van het Rapport zijn behandeld hoewel niet zoo uit voerig en zakelijk als wel noodig was. Spe ciaal één punt heeft spr. daarin getroffen n.1. het antwoord inzake de opmerking over ver pachting van de reiniging. Spr. had verwacht dat op een dergelijke ernstige vraag ook een ernstig anttwoord zou zijn gekomen; de zaak was toch wel de aandacht ven het College waard. Echter blijkt van oen antwoord, tittel noch jota. Spr. meent dat hierdoor groote bezuiniging op dezen dienst wordt verkregen die zeer zeker wel de moeite van een ant woord waard is. De heer Adriaanse zal de in het alge meen gemaakte opmerkingen omtrent gelijke punten ook in het algemeen beantwoorden. De heer Grunwald heeft nog op 'andere din gen gewezen en is op verschillende punten ernstig teleurgesteld in het beleid van B. en W. Ik kan me dat voorstellen maar in dat ontbreken van een voorwoord aan de Be grooting zoekt de heer Grunwald toch inder daad meer dan er achter zit. Ook vroeger werd dat niet gedaan en het is eigenlijk een kwestie van inzicht. In menig opzicht kan spr. de bezwaren van den heer Grunwald ten opzichte van de belastmgcijfers deelen. Betreffende de samenstelling van het Col lege is tot spr. gezegd: kom nu eens uit den hoekl Spr. zal het op prijs stellen als de Raad zich positief uitspreekt. Spr. zal in dat geval tot onmiddellijk aftreden bereid zijn. Maar dan niet om de zaak heengedraaid doch positieve uitspraken gedaan. Spr. waardeert het intusschen dat hy niet persoonlijk is aan gevallen en dat juist zij die het vorig jaar zooveel kritiek op spr. beleid gaven thans zoozeer medewerken. Natuurlijk betreurt spr. met den heer Tielrooy den post kermis en zal daaraan nimmer zijn stem geven. Maar zoolang men een minderheid blijft is daar tegen niets te doen. Een beknopt overzicht over den financiee- len toestand te geven, waarin tevens een per soonlijk inzicht tot uitdrukking komt, meen ik, dat in deze niet moet ontbreken. Nemen wij hiervoor de jaren, welke In het algemeen tot basis voor de berekening der O.W.-uitkeering dienen, dan behoorden wij te nemen 1918 tot en met 1919. Een staat over die jaren van uitgaven en ontvangsten zal ons treffende cijfers doen kennen, ik meen evenwel, dat als de Raad zich alleen i zou bepalen bij de werkelijke uitgaven en ontvangsten van de jaren 1919 en de daaraan toegevoegde begrootingscijfers 1921, welke U vindt op blaidz. 22 en 82 dezer begrooting, er voldoende grond is U erop te wijzen, dat de daarop voorkomende cijfers genoegzaam spreken om U te doen zien, dat de uitgaven in de 'laatste jareni sterk zijn gestegen, wat trouwens door den oorlogstoestand niet an ders was te verwachten. De uitgaven toch over 1919 zijn immers 519.437.92 minder dan de geraamde cyifers voor 1921. Daarnaast steeg natuurlijk ook de hoofde lijke omstlag, ook als gevolg van de sterk vermeerderde inkomsten van vele ingeze- tenen. Maar bladz. 22 geeft U in de verzameling der inkomsten een stijging te aanschouwen, waarin de geraamde O.W.-belasting is opge nomen ad 400.000. Neemt U deze eraf, dan is een stijging te verwachten ad 421.412.48' door verschillende belastingen, zoodat de ver meerdering der uitgaven verre uitkomt te genover de vermeerdering der inkomsten. Dit neemt echter niet weg, dat we thans staan voor een crisis in den handel, wier verloop neigt naar het normale. En wanneer ook andere takken van nijverheid die daling, welke zich in vele zaken is gaan vertoouon, volgen, dan zal men voor het feit komen te staan, dat de inkomens gaan zakken, ter wijl de uitgaven gaan stijgen. Dan vertoont zich weer een abnormale verhouding, die een particulier wel zou weten weg te wer ken, door öf zyn uitgaven te gaan vermin deren öf anders te moeten failleeren. De Gemeente als gemeenschap, staat daar tegenover anders. Eenerzijds worden aan de Gemeente steeds zwaardere lasten van tx>ven af opgelegd, zonder dat het Rijk naar verhouding bijdraagt, terwijl anderzijds een openbaar lichaam niet goedkoop kan wer ken door verschillende factoren, die met eenparticulier bedrijf niet te vergelijken zijn, omdat men te doen heeft met rechts positie, pensioenwetten en dergelijke. Wan neer men de Gemeente wil afspiegelen aan particulier bedrijf of initiatief, dan zal men zich altijd teleurgesteld gevoelen. Een andere vraag is, of de uitgaven niet gedeeltelijk kunnen dalen, en dan geloof ik, dat hierop de meeste aandacht gevestigd moet worden. Ziet men de begrooting in, dan geloof ik, dat er nog wel posten voor vermindering in aanmerking komen, doch daarin zit niet het groote kwaad. Wil men voorkomen, dat de groote lasten straks on dragelijk zijn, dan moet men beginnen angst vallig te vermijden datgene wat voorioopig niet strikt noodzakelijk is. Ie. dat de Gemeente erin slagen moet de z.g.n. gewone uitgaven te dekken door ge wone inkomsten, vrijwel uitsluitend be staande uit belastingen. 2e. dat door leening slechts zulke uitga ven worden gedékt, van welke aannemelijk is, dat ze niet terstond in het loopende jaar uit belastingen dienen te worden gekreten, doch dat de lasten over een grooter of klei ner aantal jaren dienen te worden verdeeld. 3e. dat voor de aflossing van- zulke lee ningen een termijn worde aanvaard, die in overeenstemming is met het karakter van het object, voor hetwelk wordt geleend, d. w. z. dat bij het tempo van de aflossing ten volle rekening wordt gehouden, met den tijdsduur, die aan de voorziening, door het leeningsoibjeot verkregen, kan worden toe gekend. 4e. dat ook bij de verdeeling van de af lossing over dien termijn van haar duur reke ning worde gehouden imet een redelijke ver deeling der lasten, uit het leeniingobject ontstaande, tusschen de ingezetenen van het oogenblik en die van do komende, jaren. 6e. dat de gelden, vereisebt voor rente en rationeele aflossing, d.i. aflossing, die aan deze edschen voldoet, eveneens uit de gewone inkomsten der gemeente worden gedekt. Wat men in de toekomst ook onderneemt, dit staat vrijwel vast, dat uitbreidingswer ken, en wat daarmede samenhangt, gevonden moet worden uit leening. En nu is er niets verleidelijker dan dit, omdat men de lasten niet dadelijk voelt De lasten immers over een reeks van ja ren verdeeld, voelt men blijkbaar niet zoo sterk, doch wanneer de leeningen opeenvol gend zijn, dan komt men er in de naaste toe komst niet onder uit. Het gevolg is, dat men voortaan te doen heeft met absoluut vaste uitgaven. Wel komt daarvoor een deel ten laste der bedrijven, doch dat heeft tenge volge, dat de tarieven niet voor verminde ring vatbaur zullen zijn, terwijl, wanneer men de politiek doorvoert, de bedrijven ook geen winsten meer zullen geven, en alle uit gaven rechtstreeks zullen drukken op don hoofdolijken omslag en deze daardoor zeer hoog zal worden. Woonden hier kapitaalkrachtige perso nen, dan bestond er vrees voor verlegging van de lasten op diegenen, die men gewoon lijk als kapitalisten aanduidt, maar nu wij dezulken missen, zal de H. O. steeds sterk drukken op hen, die middelmatige inkomens hebben. In vergelijking met vele gemeenten alzoo een m. i. niet genoeg gemotiveerde last, ook in de naaste toekomst. Ontkoming aan dien last is alleen te ver wachten van hot Rijk. Het is evenwel be kend, dat het Riik treurig treuzelt. Men ziet het aan verschillende bijdragen in het alge meen, die nu nog staan op den grondslag van 1914. Ik noem b.v. de Rijksbijdrage in de kosten van krankzinnigen verpleging van 40 per patiënt per jaar, niettegenstaande de verplegingskosten zijn opgeloopen van 310 in 1914 tot 700 en 800 in 1921.. Het Rijk zal dus voor den .dag moeten komen, op welke wijze dan ook, want anders staan de Gemeentelasten, voor het aandeel van het Rijk in te ongelijke verhouding. Er is nu een noodrepeling aanhangig, doch 'het getwist, wie den voorrang zal hebben, het Rijk of De Geer c.s., zal nog wel aanhouden. De voorstellingen zijn zoo uiteenloopend, dat zeker gezocht zal moeten worden naar een middenweg, stellig ten koste der Ge meenten. De laatste uitkeering der O.W.-belasting is op komst en wij hopen, dat deze voor onze Gemeente op zijn 'aller voordeeligst berekend wordt. Maar de vraag blijft, nu de winst op de Gasfabriek op post 62 is afgevoerd, hoe de Gemeente aan de 4 ton zal toekomen. Boven dien heeft de Raad nu reeds te bedenken bij het verder vaststelten van uitgaven, dat in 1922 er geen O.W.-ultkeering zal zijn, dat De heer Vajn Os. Mijnheer de Voorzitter: Als men al de wenschen, door zekere party' 'geregeld naar voren gebracht, zoo eens nagaat, zou men geneigd zyn hen voor te stellen hiervan een plaat op een fonograaf te lateü maken op kosten van de party, dan kon die overal in den lande by de behandeling der begrootingen dienst doen, en werd het beoogde doel reclame en propaganda maken voor de publieke tribune overal en op dezelfde wyze gevoerd en behoefden de verschillende leden dier party zich hierover niet meer druk te maken. Want het is toch om niets anders dan reclame en propaganda maken te doen en men krijgt zoo den indruk, dat de heeren zelf niet gaarne al hun uitgesproken wenschen b\j zoo een gelegenheid in vervulling zouden zien gaan, want dan raakten zy hun stok paardje^ kwyt. Het bewijs, dat zy niet meenen wat zij zeggen, kwam bijv. onlangs tot uiting, toen door de R.-K. Vrouwen-Vereeniging sub sidie werd aangevraagd voor hulp in de huis houding, een parig werd door hen tegenge stemd dus wel woorden en wenschen, achter geen daden. 2de. Verder vind ik in het algemeene rap port den wensch, door verscheidene leden geuit, om over te gaan tot het stichten van een Gemeente-drukkerij en -blad. De vr&ag is al eens meer door mjj gesteld: wordt er voor het gemeente-drukwerk te veel berekend of is het enkel maar de zucht van die leden tot gemeente-exploitatie, met de daaraan verbon den Ambtenarij en verdere misère, met als slot eene veel duurdere exploitatie en groote tekorten? Zie naar Zaandam en Amsterdam, met hun eigen blad, wasscherij, groenten en visch, winkels enz.; en uit ik den wensch, dat wy hier aan Den Helder van al dat gedoe verschoond mogen blijven. Wij hebben voor ioopig hier aan eigen beheer en uitvoering al meer dan genoeg. 3. Wat het hulde brengen aan Wethouders betreft, zy men zeer voorzichtig. Ik voor mij had ten minste het optreden van den Wet houder van Publieke Werken, inzake het Spuikanaal, gaarne wat krachtiger gezien. Verder wordt ten 4de in het rapport eerst hulde gebracht aan 't Burgerlijk Armbestuur, en by de behandeling der post Subsidie B.A.B. wordt dit College een verwijt gemaakt, dat het niet genoeg uitkeert. Mijnheer de Voor zitter, dit is nu alweer heele goedkoope re clame en armenzorg voor de Tribune, maar te betreuren is het, dat hier herhaaldelijk zoo over het B. A. bestuur wordt gesproken, een College toch, vrijwel uit alle richtingen be staande en geheel vrijwillig zich gevende, waar het noodig is natuurlijk na voldoend onder zoek wordt hier zonder meer een verwijt gedaan van schrielheid. Als men dan werke lijk van oordeel is, dat dit college verkeert handelt, welnu ontbiDdt het dan, en laten B. en W. den Gemeente-Ontvanger last geven, met ruime en onbekrompen hand betalingen te doen, zooals ieder zich die dan wenscht. En nu nog, mijnheer de Voorzitter, ten 5de, Subsidie Burgerwacht. Ik vertrouw, dat even als het vorige jaar, deze weer zal worden toegestaan, daar ik meen, dat zoo lang er nog eene groote party zich verwant voelt met revolutie en wanorde, het zeer gewenscht is, paraat te blijven voor alle mogelijke gebeur tenissen tegen orde en gezag. Hierbij zal ik het voorioopig laten. Antwoorden van B. en W.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1921 | | pagina 2