dienst zullen kunnen verminderen; Ik vrees
echter dat dit moeilijk zal gaan, van een lee
ning kan natuurlijk geen sprake zijn doordat
deze, stel we zouden er mee slagen, de Gas
fabriek zou verlichten, doch aan den anderen
kant de gemeentenaren zwaarder zou belas-,
ten. Het Electrisch bedrijf is nog pas in wor
ding; wanneer spoedig tot algeheele aanleg
wordt overgegaan, moet noodzakelijk over-
wogen wonden hoe de verliespost weg te
werken.
M. d. V. De Gemeente reiniging is duur,
zeer duur, voor een deel toe te schrijven aan
de instelling van den Acht-urigen arbeids
dag, doch is het niet mogelijk 'hierop te be
zuinigen^
Het komt mij voor, dat te veel personeel
aan dien tak van dienst werkzaam is. Het
rapport van den Directeur van de Reiniging
daarover is do studie wel waard en hoop ik
dat de Wethouder van dien tak van dienst
niet te lang zal wachten om dit met de Com
missie van de Reiniging te bespreken.
De indeeling van het Algemeen Rapport
wijkt in hooge mate af van die van vorige
jaren en verzoek ik B. en W. voor het ver
volg deze te willen indeelen als vroeger,,
doordi enhet niet gemakkelijk is de antwoor
den van B. en W. op de gemaakte opmer
kingen te volgen.
M. de V. Ik ben thans aan het einde ge
komen van mijn algemeene beschouwingen.
Ik meende het ooilege van B. en W. mijn
kritiek niet te mogen onthouden. Ernstig
geef ik B. en W. in overweging om bij de
uitgaven, welke zij te doen hebben rekening
te houden met de inkomsten en ik kan het
niet genoeg herhalen dat de meest moge
lijke zuinigheid moet worden betracht
Handel en Nijverheid staan thans voor
een groot deel stil of werken met groote ver
liezen; de wereldtoestand is thans erger dan
voor en tijdens den oorlog, en wij mogen
niet op meevallers rekenen.
De werkloosheid neemt enorm toe en zal
van het Rijk zoowel als van de Gemeente
ontzaggelijke opofferingen vorderen om
daarin te voorzien. Waar het Gemeente per
soneel in de gunstige omstandigheden ver
keert gelijk dit thans het geval is, moge het
bedenken dat dit niet met edschen moet ko
men welke voor de financiën van onze Ge
meente niet uitvoerbaar zijn.
Ik meen nog dit te moeten zeggen, dat
wanneer de begrooting door de behandeling
niet gewijzigd wordt, ik moeilijk mijn stem
daaraan zal kunnen geven omdat ik voor
deze samenstelling niet de medeverantwoor
delijkheid wensoh te dragen.
De heer Tielrooy: In de eerste plaats
M. d. V., moet ik mijne verwondering uit
drukken, dat in het algemeen rapport niets
wordt gerept van een m.i. zeer belangrijke
opmerking die in de commissie, waar ik zit
ting in had, is naar voren gebracht. Zoowel
door den heer Grunwald ais door mij is het
bezwaar genoemd dat de ontvangstcijfers
van sommige zeer belangrijke posten veel te
hoog waren gesteld, waardoor een geflat
teerd ontvangstcijfer wordt verkregen, dat
in werkelijkheid veel lager zal blijken te zijn.
Het gevaarlijke hiervan is dat de geraamde
uitgaven dan wel zijn gedekt, maar dat op
het eind van het jaar de suppletoire begroo
tingen loskomen en het tenslotte weer op
grooter leeningen sluiten uitloopt, die de in
enkele jaren zoo ontzettend gestegen ge
meentelijke schuld (van 1.5 op 5 millioen)
nog hooger zal opvoeren. Ik zeg nog eens:
het verbaast mij dat hierover in het rapport
niets voorkomt, vooral omdat over eenigei
belangrijke posten, 1de JGasfabriek fbptref-i
fende, nog al een lange en vrij scherpe dis
cussie ils gevoerd. Ik zal dan ook de vrijheid
nemen op deze fouten straks terug te komen.
Dan M. d. V. heeft men het blijkbaar in
alle afdeelinigen betreurd dat de begrooting
en bet Algen Verslag zoo laat zijn ingediend;
maar M. d.V. het antwoord op deze klacht
kan mij toch niet geheel bevredigen. Wan
neer ik in Art. 203 van de Gemeentewet lees
dat de begrooting moet worden ingediend
vier maanden vóór den aanvang van het jaar,
dan vind ik einde Dec. toch wel wat al te
bar, en nu zegt het antwoord wel dat de tel
kens en telkens zich voordoende omwerking
van de onderscheidene deelen der begroo
ting daar een storende uitwerking op heeft
uitgeoefend, maar ik meen diat daar
toch wel verandering in te brengen is, door
bet vaststellen van een zekere datum,
welke alle nog inkomende veranderingen,
berekeningen en wijzigingen door van hoo-
gerhand gegeven voorschriften worden recht
gezet, bij aanvullingsblad of nota van wijzi
ging. Want M. d. V. aan het op tijd gereed
hebben van de begrooting zit te veel vast
om niet alle mogelijke middelen ter hand te
nemen, die daartoe kunnen leiden. Zoowel
de ingezetenen als het gemeentebestuur
heeft daar belang bij. In de eerste plaats
zullen onze schrikverwekkende belasting-
e papiertjes niet zoo laat in het Jaar worden
bezorgd, met nog slechts enkele maanden
crödiet, het kasgeld voor de Gemeente-ont
vanger vloeit sneller in, wat ifet opnemen
tegen hooge rente aanmerkelijk zal vermin
deren, terwijl de gemeentelijke ophaaldienst
niet behoeft te worden uitgebreid,, daar de
ingezetenen in behoorlijke termijnen kunnen
aflossen.
Wat de tegenwoordige samenstelling van
het College betreft, de vraag daarover is ook
door mij gedaan die in de huidige samen-
stellig part noch deel heb.
Natuurlijk heeft die samenstelling op vol
komen wettige wijze door den Raad zelve
plaats gehad, maan ik neem de vrijheid het
hier uit te spreken, dat ik het betreur, dat
het onderlinge gehaspel der verschillende
partijen tot deze samenstelling heeft geleid.
Niet dat ik iets wil afdoen van de geschikt
heid voor hun taak van de socialistische wet
houders, integendeel, voorzoover ik het kan
beoordeelen, vervullen zij hun taak naar be-
hooren, maar ik betreur het dóórom, omdat
de politiek van Soc. Dem. partij niet mijn po
litiek is, omdat door hen over het algemeen
in een richting wordt gestuurd, die vooral
onze arme gemeente op lasten en in schul
den brengt, waar het eind van zoek is.
Ik vind de S. D. A. P. als tegenwicht in
onze rotte egoistische Maatschappij een pro
baat middel en ik zou haar bij de tegenwoor
dige maatschappelijke verhoudingen niet
gaarne uit de versbhillende partijen zien ver
dwijnen, maar zij moet niet de leiding heb
ben, waint dan zal het blijken dat hun goed
bedoelen stradt op het egoisme van „de ka
meraden", wamt M. d. V. de zuoht naar ka
pitaal en de daaraan verbonden heerlijkhe
den zit ook „de kameraden" in het bloed.
Ik heb mijzelve niet alleen, maar ook in
de Commissie de vraag gedaan: kan onze
Anti-Revolutionaire wethouder van finantiën
geheel acooord gaan met deze begrootings-
cijfers. Durft hij er op uit te geven en ziet
Ibjj de geraamde ontvangsten ook binnenko
men? Zegt hij ja, dan M. d. V. zwijg ik en
erken gaarne mijne absolute onkunde In
deze, maar zegt hij neen, is het dan niet beter
dat de uiterste vooruitstrevende partij in het
college ook de portefeuille van financiën gaat
beheeren.
Straks zal er ook misschien voor mij gele
genheid zijn om de aandacht te vestigen op
enkele volgens mijn inziens veel te hoog ge
raamde praten, maar ik wil nu toch reeds
mijn leedwezen uitspreken dat in deze be
grooting rekening is gehouden mot de even-
tueele opbrengst van de kermis. De oorlogs
jaren hadden ons bij al de misère, die zij ons
brachten, in deze aardig op den goedön weg
gebracht en het is mij altijd nog een raadsel,
hioe de raad het vorig jaar heeft kunnen
besluiten deze opgesmukte pret weer in te
voeren. Afgezien van de principieele zpe
van de zaak ben ik er beslist van overtuigd
dat, wanneer bij referendum de gemeente
Helder in de gelegenheid werd gesteld zich
over het: „vóór of tegen" uit te spreken, er
met een overgroote meerderheid zou worden
verklaard: „weg met den rommel".
M. d. V., ik wil het voorioopig hier bij
laten.
De heer Staalman neemt met gemeng
de gevoelens deel aan de Algem. Beschou
wingen. In dezen ernstigen tijd hebben wij
iets anders noodig dan het naar voren bren
gen van geschillen; wij dienen thans samen
te werken om den wagen, die in het moeras
is geraakt, weder op het rechte spoor te
brengen. Toch wenscht spr. een woord van
kritiek te doen hooren, het is hem te doen
om het zuivere gemeentebelang en persoon
lijke of partij-aanvallen zullen van spr. zijde
niet komem
De Begrooting geeft teleurstelling; het is
een zuiver burgerlijk stuk, dat door welk
College ook zou kunnen zijn geleverd, en
tot spr. spijt valt een mooiere democrati
sche geest er niet in op te merken. Waarom
was het dan noodig, dat de zittende wet
houders werden vervangen door de tegen
woordige, indien zij toch de zaak op den
ouden voet doorzetten? Er is immers niets
nieuws gebracht door hen, zelfs meent spr.
te mogen constateeren, dat deze begrooting
minder is dan die van vroegere jaren. Ook
spr. acht de ontvangstcijfers te hoog opge
voerd en betreurt de hooge raming van de
Oorlogswinstbelasting. Op dit cijfer is de
geheele begrooting opgetrokken, en onze
fiyantieele opzet zal, meent spr., op dezen
post schipbreuk lijden. Wij zullen niet kun
nen uitvoeren hetgeen we ons bij dezen post
voornamen.
Aan deze begrooting ontbreekt een voor
woord. B. en W. maken er zich af met de
mededeeling, dat ze omtrent den finantieelen
toestand der gemeente niet optimistisch
konden zijn, en het wel kon gebeu
ren, dat wij onze leeningen niet geplaatst
konden krijgen, indien men precies wist hoe
de toestand was. Eenerzijds is dit stand
punt al dadelijk verkeerd, omdat men nu de
zaak nóg erger maakt. Immers, men stuurt
het toch de wereld in, en ook deze beschou
wingen hebben in het openbaar plaats. Veel
beter ware het geweest in een royaal stuk
openlijk voor de waarheid uit te komen.
Waarheid siert den mensch, en men laat er
dan niemand in vliegen. Natuurlijk is zoo
iets niet gemakkelijk, maar beter ware dan
geweest de zaak heelemaal dood te zwijgen,
de desbetreffende opmerkingen onbeant
woord. te laten, dan eene beantwoording te
geven ais deze.
Het College heeft nagelaten af te breken
hetgeen door de vroegere Colleges verkeerd
was gedaan. Het vorig jaar heeft spr. ge
sproken over den nieuwbouw der gasfa
briek. Toen werd, op spr. opmerkingen, ge
zegd, dat het College nog te kort aan 't be
wind was, om te dezen opzichte iets te kun
nen doen. Nu, na een jaar, is er nog niets
gedaan. In October jj. zeide de heer Ver
stegen nog, dat het werkelijk niet zoo gek
zou zijn indien niet alle ovens werden afge
bouwd. Toch zette men den verderen af
bouw niet stop. Over deze houding der s.d.
wethouders is spr. verbaasd.
De beer Tielrooy heeft gesproken over
de samenstelling van het College en zin
speelde op het Algemeen «Rapport. Dit alge
meen rapport zegt, dat het niet anders kon
dan geschied is. Spr. zal niet weer de onver
kwikkelijke geschiedenis ophalen van ver
leden jaar; men weet het wel, dat de heer
Adriaanse niet met onze instemming als wet
houder van finantiën fungeert. Toen het
College met een wethouder zou worden uit
gebreid en de heer De Zwart de plaats in
nam van een vrijz. democraat, werd het voor
de raadsmeerderheid moeilijk. Eenerzijds
wilden wij ons slechts laten leiden door het
gemeentebelang alleen en anderzijds zou het
den schijn wekken, bij kritiek onzerzijds
alsof wij tegen de soo.-dem. optraden. Door
spr. noch door anderen is ooit aldus ge
handeld; men kan niet zeggen dat wij ooit
tegen den soc.-dem. wethouder zijn opgetre
den omdat hij soc.-dem. was.
In deze begrooting wordt nog eene vreem
de zaak goedgepraat. De begrooting van den
Armenraad nJ. was nog niet ingekomen,
en nu nam men de cijfers van het vorig jaar
maar over. Tegen een dergelijke houding
protesteert spr., we moeten armenzorg be
oefenen wèl doordacht, en dan is het nor
maal als we eene begrooting ook niet aan
den Raad voorleggen indien die niet is in
gediend.
Omtrent den post verhooging voor gelden
aan doortrekkende reizigers zijn ook inlich
tingen gevraagd in de secties. Men maakt
er zich af door te verwijzen naar vorige
jaren, dodh een ernstig onderzoek ware in
deze gewenscht geweest.
De heer Van der Veer wijst op de
noodzakelijkheid dat men zoo min mogelijk
onnoodige dingen uitgeve teneinde de be
grooting niet onnoodig op te voeren. Spr.
wijst op de verhoogde grondlasten die in
hoofdzaak ten platten lande moeten worden
opgebracht ten behoeve der geheele bevol
king. En men denke niet dat de eigenaars
van de landerijen deze belasting betalen,
neen zij wentelen die af op de pachters. Spr.
hoopt dat men rekening houde met het plat
teland en dit niet te veel exploiteere. Overi
gens kan spr. zich met de beschouwingen
van den heer Tielrooy inzake de kermis
vereenigen.
De heer B o r k e r t deelt mede dat na ken
nisname van het antwoord op. het Algemeen
Rapport welk antwoord in doorsnee bevre
digend was nog overwogen is of het noodig
was daarop alsnog bij de algemeene be-
schouwingon terug te komen. Maar spr.
meent dat het goed is aan het begin van het
jaar elkander in de oogen te zien en te vra
gen: wat kunnen we doen. In het vorig jaar
is veel voorgevallen dat aan de vergetelheid
dient te worden ontrukt. Met goeden moed
gingen wij de begrooting in, er was eene
meerderheid in het Ooilege, en we werden
in ons optimisme gesterkt door den heer
Staalman die zijn beginselverklaring voor
las. In die beginselverklaring kwamen zin
nen voor waarmede wij ons zeer konden ver
eenigen en wij meenden dan ook in den
heer Staalman een steun te zullen krijgen
indien het op hervormingen in democrati
sche richting aankwam.
Helaas bij een voorstel onzerzijds om
conform de voorstellen van het Georgani
seerd Overleg en in afwaéhting van de defi
nitieve salarisherziening een voorschot van
5.aan de arbeiders en gemeente-ambte
naren te geven, welk voorstel door den heer
Biersteker als woordvoerder der vrijzinnige
fractie bestreden werd kreeg deze heer
lonkj es van den heer Staalman. Het voorstel,
dat naar wij meenden van. een vrijzinnige
meerderheid kwam, werd door den heer
Biersteker „onbekookt" genoemd en deze
wees het terug en de lieer Staalman die
krachtens zijn beginselprogram naast ons
moest staan zweeg in duizend talen. Dit was
de eerste maal dat wij den heer Staalman
konden verwijten zijn beginselprogram in
den steek te laten.
De tweede maal geschiedde dit bij het
voorstel betreffende den Ophaaldienst der
plaats, belastingen. Deze poging van het ge
meentebestuur om den belastingdruk voor
de kleine luyden zooveel mogelijk te ver
lichten verdiende den steun ook van den
heer Staalman. Maar opnieuw stelde deze
heer te leur.
Het voorstel inzake de Schóolbioscoop
voor het onderwijs van zoo groot belang
vond in den heer Staalman eveneens een
bestrijder.
Toen kwam onze interpellatie inzake de
verhoogde gasprijzen. Bij het debat om
trent het voorschot aan het gemeenteper-
soneel zeide de heer Staalman in de derde
vergadering dat de gemeente-financiën hem
niet interesseerden en het belang van het
personeel vóórging. Maar by dit punt dacht
die heer er anders over, toen interesseerden
de finantiën hem wel en hij stemde niet
vóór verlaging. Spr. vindt die bezorgdheid
des heeren Staalman voor de gemeente-be
drijven verdacht. Laat de heer Staalman kla
ren wijn schenken in dit opzicht. Hij wil
den gemeentelijken wagen uit' het moeras
helpen, maar als het tot een daad moet
komen blijft deze heer in gebreke.
Thans is een nieuwe situatie geschapen
door de wethouders-aangelegenheid. Die
kwestie ligt veel leden nog altijd zwaar op
de maag want steeds wordt zij er met de
haren bijgesleept. Waarom? Wij hebben al
zooveel vergaderingen daarover gehad men
late thans de verschillende bestuursleden
zich eens uitspreken en ais er dan verande
ring moet komen moeten de heeren die
brengen. Toen de soc.-dem. wethouder ge
kozen was hebben wij eene verklaring ge
kregen van de vrijz.-dem. fractie waarin'het
bestaande compromis werd opgezegd en ver
der verklaard werd dat ieder voorstel dat
van de bestuurstafel kwam ernstig zou wor
den overwogen èn getoetst aan de billijk
heid.
Het was eèn pracht van eene verklaring
en zij bevestigde onze meening die wij reeds
lang hadden n.1. dat wij ten opzichte van de
vrijz.-dem. te doen hadden met een bevrien
de mogendhejd. Te meer werden wij in die
meening versterkt daar het vrijz. gemeente
program vrijwel gelijk was aan het onze.
Twaalf dagen na de verklaring van den
heer'Grunwald zeide de heer Biersteker dat
ons voorstel inzake een voorschot van 5.
onbekookt was en den steun der vrijzinnigen
niet zou kunnenkrijgen. Alle raadsleden ston
den gezamenlijk tegen het door hen zelf in
het leven geroepen instituut voor georgani
seerd overleg op.
Sedert is er wel wat veranderd, want de
heer Staalman heeft in Augustus geijverd
om het voorschot te geven. De heer Bierste
ker is intusschen. 'gesneuveld, zoodat de toe
stand zich te onzen gunste wijzigde en wij
thans in de goede richting gaan.
De Heldersche burgerij kan overigens
haar hoofd rustig neerleggen: voor ƒ800.
per jaar waakt de Burgerwacht (plus nog een
voorschot van 1500, hetwelk eohter terug
betaald wordt). Toen spr. dit las, dacht hij:
a ba, dat is zeker voor de muggenverdel-
ging, want dat was precies dit bedrag. Ja,
meneer Staalman, u kijkt een beetje raar,
het is misschien' ook minder eervol tegen
muggen te moeten strijden, inplaats van
tegen menschen, maar in ieder geval is het
toch nog beter het geld aan de maiarla-be-
strijding te besteden, dan het te reserveeren
voor een revolutie, die maar niet komen wil.
Mocht men werkelijk dit 'geld voor malaria
bestrijding door middel van de Burgerwacht
besteden, dan heeft spr. er vrede mee. Hoe
verder we van de fameuse November-maand
1918 afkomen, des te minder noodzakelijk
wordt deze post. Spr. vraagt dus aan den
Raad: neem die paar duizend gulden terug
en besteedt ze op andere wijze.
De heer H e y b 1 o k wenscht elven recht
te zetten hetgeen door spr. in een van de
secties gezegd is en in het Algemeen Rapport
is voorgegeven als zou het een groote stom
miteit zijn dat de Vrijz. dem. een niet voor
hen geschikt persoon tot wethouder hebben
gekozen. Spr. heeft dit niet aldus gezegd. De
vrijz. dem. wilden den heer de Geus niet
als wethouder en hadden 'als soc. dem. liever
den heer De Zwart dan den heer Verstegen.
Toen heeft spr. gezegd: dan is het een
groote stommiteit van jelui dat ja de Geus
ntet gekozen hebt.
Spr. brengt een woord van dank aan het
Ooilege voor hetgeen het in het af geloop en
jaar verricht heeft. Spr. hoopt dat nog veel
zal worden gedaan in de richting van moe-
derschapszorg en zuigelingenzorg ook volks-
badhudzen e.d. Hoe staat het met de plannen
daaromtrent vraagt spr.
De plannen betreffende speel- en werk-
tuinen zullen offers van de gemeente ver
gen; evenwel hoopt spr. dat de Raad daar
niet» terug voor zal deinzen omdat het van
grooten invloed is op de ontwikkeling onzer
jeugd. Spr. brengt hulde aap den wethouder
van onderwijs voor hetgeen deze deed. Ais
er niet meer gedaan is is dat de schuld van
de Commissie voor het L. O. wier leden al
te vaak, welicht onopzettelijk vergaderingen
verzuimden. De heer Staalman verwijt het
College niets te hehben gedaan; indien deze
heer niet zoo dikwijls verzuimde zou het
College wellicht meer kunnen doen.
SpT. releveert nog in 't kort plannen be
treffende betere medische hulp op de scho
len en de instelling van een instituut school
arts, voorts schoolbaden, schoolkleeding en
voeding en hoopt ook op voorstellen daar
omtrent
Ten opzichte van wonigbouw is het College
met voortvarendheid werkzaam. Evenwel be
pleit spr. een betere voorziening in werke
loosheid ook bij woningbouw omdat veel ar
beiders thans naar Schagen en elders gaan
werken, terwijl anderen hier werkeloos rond-
'loopen.
De heer Staalman vraagt het woord
voor een persoonlijk feit. Spr. acht zich mi.
beleedigd door hetgeen door den heer Hey-
blok gezegd is omtrent spr. afwezigheid in
de Commissievergaderingen. Spr. zal van
den wethouder van onderwijs gaarne verne
men of door zijn verzuim inderdaad de be
langen van het onderwijs geschaad zijn.
De heer Bok meent dat in de begrooting
niet gestreefd is naar zuinigheid en dat ver
schillende posten met royaliteit'zijn behan
deld. De algemeene beschouwingen van het
Rapport zijn behandeld hoewel niet zoo uit
voerig en zakelijk als wel noodig was. Spe
ciaal één punt heeft spr. daarin getroffen n.1.
het antwoord inzake de opmerking over ver
pachting van de reiniging. Spr. had verwacht
dat op een dergelijke ernstige vraag ook een
ernstig anttwoord zou zijn gekomen; de zaak
was toch wel de aandacht ven het College
waard. Echter blijkt van oen antwoord, tittel
noch jota. Spr. meent dat hierdoor groote
bezuiniging op dezen dienst wordt verkregen
die zeer zeker wel de moeite van een ant
woord waard is.
De heer Adriaanse zal de in het alge
meen gemaakte opmerkingen omtrent gelijke
punten ook in het algemeen beantwoorden.
De heer Grunwald heeft nog op 'andere din
gen gewezen en is op verschillende punten
ernstig teleurgesteld in het beleid van B. en
W. Ik kan me dat voorstellen maar in dat
ontbreken van een voorwoord aan de Be
grooting zoekt de heer Grunwald toch inder
daad meer dan er achter zit. Ook vroeger
werd dat niet gedaan en het is eigenlijk een
kwestie van inzicht.
In menig opzicht kan spr. de bezwaren
van den heer Grunwald ten opzichte van de
belastmgcijfers deelen.
Betreffende de samenstelling van het Col
lege is tot spr. gezegd: kom nu eens uit den
hoekl Spr. zal het op prijs stellen als de
Raad zich positief uitspreekt. Spr. zal in dat
geval tot onmiddellijk aftreden bereid zijn.
Maar dan niet om de zaak heengedraaid doch
positieve uitspraken gedaan. Spr. waardeert
het intusschen dat hy niet persoonlijk is aan
gevallen en dat juist zij die het vorig jaar
zooveel kritiek op spr. beleid gaven thans
zoozeer medewerken. Natuurlijk betreurt spr.
met den heer Tielrooy den post kermis en
zal daaraan nimmer zijn stem geven. Maar
zoolang men een minderheid blijft is daar
tegen niets te doen.
Een beknopt overzicht over den financiee-
len toestand te geven, waarin tevens een per
soonlijk inzicht tot uitdrukking komt, meen
ik, dat in deze niet moet ontbreken.
Nemen wij hiervoor de jaren, welke In het
algemeen tot basis voor de berekening der
O.W.-uitkeering dienen, dan behoorden wij
te nemen 1918 tot en met 1919. Een staat
over die jaren van uitgaven en ontvangsten
zal ons treffende cijfers doen kennen, ik
meen evenwel, dat als de Raad zich alleen
i zou bepalen bij de werkelijke uitgaven en
ontvangsten van de jaren 1919 en de daaraan
toegevoegde begrootingscijfers 1921, welke U
vindt op blaidz. 22 en 82 dezer begrooting, er
voldoende grond is U erop te wijzen, dat de
daarop voorkomende cijfers genoegzaam
spreken om U te doen zien, dat de uitgaven
in de 'laatste jareni sterk zijn gestegen, wat
trouwens door den oorlogstoestand niet an
ders was te verwachten. De uitgaven toch
over 1919 zijn immers 519.437.92 minder dan
de geraamde cyifers voor 1921.
Daarnaast steeg natuurlijk ook de hoofde
lijke omstlag, ook als gevolg van de sterk
vermeerderde inkomsten van vele ingeze-
tenen.
Maar bladz. 22 geeft U in de verzameling
der inkomsten een stijging te aanschouwen,
waarin de geraamde O.W.-belasting is opge
nomen ad 400.000. Neemt U deze eraf, dan
is een stijging te verwachten ad 421.412.48'
door verschillende belastingen, zoodat de ver
meerdering der uitgaven verre uitkomt te
genover de vermeerdering der inkomsten.
Dit neemt echter niet weg, dat we thans
staan voor een crisis in den handel, wier
verloop neigt naar het normale. En wanneer
ook andere takken van nijverheid die daling,
welke zich in vele zaken is gaan vertoouon,
volgen, dan zal men voor het feit komen
te staan, dat de inkomens gaan zakken, ter
wijl de uitgaven gaan stijgen. Dan vertoont
zich weer een abnormale verhouding, die
een particulier wel zou weten weg te wer
ken, door öf zyn uitgaven te gaan vermin
deren öf anders te moeten failleeren.
De Gemeente als gemeenschap, staat daar
tegenover anders. Eenerzijds worden aan
de Gemeente steeds zwaardere lasten van
tx>ven af opgelegd, zonder dat het Rijk naar
verhouding bijdraagt, terwijl anderzijds een
openbaar lichaam niet goedkoop kan wer
ken door verschillende factoren, die met
eenparticulier bedrijf niet te vergelijken
zijn, omdat men te doen heeft met rechts
positie, pensioenwetten en dergelijke. Wan
neer men de Gemeente wil afspiegelen aan
particulier bedrijf of initiatief, dan zal men
zich altijd teleurgesteld gevoelen.
Een andere vraag is, of de uitgaven niet
gedeeltelijk kunnen dalen, en dan geloof ik,
dat hierop de meeste aandacht gevestigd
moet worden. Ziet men de begrooting in,
dan geloof ik, dat er nog wel posten voor
vermindering in aanmerking komen, doch
daarin zit niet het groote kwaad. Wil men
voorkomen, dat de groote lasten straks on
dragelijk zijn, dan moet men beginnen angst
vallig te vermijden datgene wat voorioopig
niet strikt noodzakelijk is.
Ie. dat de Gemeente erin slagen moet de
z.g.n. gewone uitgaven te dekken door ge
wone inkomsten, vrijwel uitsluitend be
staande uit belastingen.
2e. dat door leening slechts zulke uitga
ven worden gedékt, van welke aannemelijk
is, dat ze niet terstond in het loopende jaar
uit belastingen dienen te worden gekreten,
doch dat de lasten over een grooter of klei
ner aantal jaren dienen te worden verdeeld.
3e. dat voor de aflossing van- zulke lee
ningen een termijn worde aanvaard, die in
overeenstemming is met het karakter van
het object, voor hetwelk wordt geleend, d.
w. z. dat bij het tempo van de aflossing ten
volle rekening wordt gehouden, met den
tijdsduur, die aan de voorziening, door het
leeningsoibjeot verkregen, kan worden toe
gekend.
4e. dat ook bij de verdeeling van de af
lossing over dien termijn van haar duur reke
ning worde gehouden imet een redelijke ver
deeling der lasten, uit het leeniingobject
ontstaande, tusschen de ingezetenen van het
oogenblik en die van do komende, jaren.
6e. dat de gelden, vereisebt voor rente en
rationeele aflossing, d.i. aflossing, die aan
deze edschen voldoet, eveneens uit de gewone
inkomsten der gemeente worden gedekt.
Wat men in de toekomst ook onderneemt,
dit staat vrijwel vast, dat uitbreidingswer
ken, en wat daarmede samenhangt, gevonden
moet worden uit leening. En nu is er niets
verleidelijker dan dit, omdat men de lasten
niet dadelijk voelt
De lasten immers over een reeks van ja
ren verdeeld, voelt men blijkbaar niet zoo
sterk, doch wanneer de leeningen opeenvol
gend zijn, dan komt men er in de naaste toe
komst niet onder uit. Het gevolg is, dat men
voortaan te doen heeft met absoluut vaste
uitgaven. Wel komt daarvoor een deel ten
laste der bedrijven, doch dat heeft tenge
volge, dat de tarieven niet voor verminde
ring vatbaur zullen zijn, terwijl, wanneer
men de politiek doorvoert, de bedrijven ook
geen winsten meer zullen geven, en alle uit
gaven rechtstreeks zullen drukken op don
hoofdolijken omslag en deze daardoor zeer
hoog zal worden.
Woonden hier kapitaalkrachtige perso
nen, dan bestond er vrees voor verlegging
van de lasten op diegenen, die men gewoon
lijk als kapitalisten aanduidt, maar nu wij
dezulken missen, zal de H. O. steeds sterk
drukken op hen, die middelmatige inkomens
hebben. In vergelijking met vele gemeenten
alzoo een m. i. niet genoeg gemotiveerde last,
ook in de naaste toekomst.
Ontkoming aan dien last is alleen te ver
wachten van hot Rijk. Het is evenwel be
kend, dat het Riik treurig treuzelt. Men ziet
het aan verschillende bijdragen in het alge
meen, die nu nog staan op den grondslag
van 1914. Ik noem b.v. de Rijksbijdrage in
de kosten van krankzinnigen verpleging van
40 per patiënt per jaar, niettegenstaande
de verplegingskosten zijn opgeloopen van
310 in 1914 tot 700 en 800 in 1921..
Het Rijk zal dus voor den .dag moeten
komen, op welke wijze dan ook, want anders
staan de Gemeentelasten, voor het aandeel
van het Rijk in te ongelijke verhouding. Er
is nu een noodrepeling aanhangig, doch 'het
getwist, wie den voorrang zal hebben, het
Rijk of De Geer c.s., zal nog wel aanhouden.
De voorstellingen zijn zoo uiteenloopend,
dat zeker gezocht zal moeten worden naar
een middenweg, stellig ten koste der Ge
meenten.
De laatste uitkeering der O.W.-belasting
is op komst en wij hopen, dat deze voor onze
Gemeente op zijn 'aller voordeeligst berekend
wordt.
Maar de vraag blijft, nu de winst op de
Gasfabriek op post 62 is afgevoerd, hoe de
Gemeente aan de 4 ton zal toekomen. Boven
dien heeft de Raad nu reeds te bedenken bij
het verder vaststelten van uitgaven, dat in
1922 er geen O.W.-ultkeering zal zijn, dat
De heer Vajn Os. Mijnheer de Voorzitter:
Als men al de wenschen, door zekere party'
'geregeld naar voren gebracht, zoo eens nagaat,
zou men geneigd zyn hen voor te stellen
hiervan een plaat op een fonograaf te lateü
maken op kosten van de party, dan kon die
overal in den lande by de behandeling der
begrootingen dienst doen, en werd het beoogde
doel reclame en propaganda maken voor
de publieke tribune overal en op dezelfde
wyze gevoerd en behoefden de verschillende
leden dier party zich hierover niet meer druk
te maken. Want het is toch om niets anders
dan reclame en propaganda maken te doen en
men krijgt zoo den indruk, dat de heeren
zelf niet gaarne al hun uitgesproken wenschen
b\j zoo een gelegenheid in vervulling zouden
zien gaan, want dan raakten zy hun stok
paardje^ kwyt. Het bewijs, dat zy niet meenen
wat zij zeggen, kwam bijv. onlangs tot uiting,
toen door de R.-K. Vrouwen-Vereeniging sub
sidie werd aangevraagd voor hulp in de huis
houding, een parig werd door hen tegenge
stemd dus wel woorden en wenschen, achter
geen daden.
2de. Verder vind ik in het algemeene rap
port den wensch, door verscheidene leden
geuit, om over te gaan tot het stichten van
een Gemeente-drukkerij en -blad. De vr&ag is
al eens meer door mjj gesteld: wordt er voor
het gemeente-drukwerk te veel berekend of
is het enkel maar de zucht van die leden tot
gemeente-exploitatie, met de daaraan verbon
den Ambtenarij en verdere misère, met als
slot eene veel duurdere exploitatie en groote
tekorten? Zie naar Zaandam en Amsterdam,
met hun eigen blad, wasscherij, groenten en
visch, winkels enz.; en uit ik den wensch, dat
wy hier aan Den Helder van al dat gedoe
verschoond mogen blijven. Wij hebben voor
ioopig hier aan eigen beheer en uitvoering
al meer dan genoeg.
3. Wat het hulde brengen aan Wethouders
betreft, zy men zeer voorzichtig. Ik voor mij
had ten minste het optreden van den Wet
houder van Publieke Werken, inzake het
Spuikanaal, gaarne wat krachtiger gezien.
Verder wordt ten 4de in het rapport eerst
hulde gebracht aan 't Burgerlijk Armbestuur,
en by de behandeling der post Subsidie B.A.B.
wordt dit College een verwijt gemaakt, dat
het niet genoeg uitkeert. Mijnheer de Voor
zitter, dit is nu alweer heele goedkoope re
clame en armenzorg voor de Tribune, maar
te betreuren is het, dat hier herhaaldelijk zoo
over het B. A. bestuur wordt gesproken, een
College toch, vrijwel uit alle richtingen be
staande en geheel vrijwillig zich gevende, waar
het noodig is natuurlijk na voldoend onder
zoek wordt hier zonder meer een verwijt
gedaan van schrielheid. Als men dan werke
lijk van oordeel is, dat dit college verkeert
handelt, welnu ontbiDdt het dan, en laten B.
en W. den Gemeente-Ontvanger last geven, met
ruime en onbekrompen hand betalingen te
doen, zooals ieder zich die dan wenscht.
En nu nog, mijnheer de Voorzitter, ten 5de,
Subsidie Burgerwacht. Ik vertrouw, dat even
als het vorige jaar, deze weer zal worden
toegestaan, daar ik meen, dat zoo lang er
nog eene groote party zich verwant voelt met
revolutie en wanorde, het zeer gewenscht is,
paraat te blijven voor alle mogelijke gebeur
tenissen tegen orde en gezag.
Hierbij zal ik het voorioopig laten.
Antwoorden van B. en W.