IE COURANT Tweede Blad. VAN DONDERDAG 3 FEBRUARI 1921. PLAATSELIJK NIEUWS. Te 's-Gravenbage slaagde voor het voor- loopig machinisten-diploma de heer H. Val kenburg, alhier. Mevwuw A. H. M. Itemeln-Verschtoor, vroeger alhier, 'behaalde te Deiden het doc toraal in de Nederlandsche Taal en Letteren. 6e Marine en Volksconcert. Het zesde der reeks marine-ooncerten had als solist den heer J. van Vessem, die een zeer merkwaardig en interessant concertstuk van den Franschanm Lalo op zijn violoncel ten beste gaf, waarbij hij weder bewees in alle opzichten meester op dit instrument te zijn. Het overtalrijke publiek ook op den „abonnementen"-avond was de opkomst igroot beloonde hem dan ook door aan dachtig gehoor en hartelijk applaus. Woens dagavond den avond van het volkscon cert werd den musicus een fraaien krans aangeboden. Van denzèlfden componist) werd als ope- nigsnummer diens ouverture „Le Roi d'Ys" uitgevoerd, een fraai en boeiend nummer. Na de pauize werd een reprise gege ven van Mendelssohn's fijne ,,Sommernachts- traum"ouverture en dé Wagner-muziek uit diens TannMuser en Götterdammerüng sloot zich dlaar waardig bij aan. Met een fanta siestuk van Wüerst, „M&hrahen'' betiteld, eindigde het programma. Marlnewonlngbonw-V ereenl ging „Algemeen Belang". Wij ontvingen het Jaarverslag 1020 van 'bovengenoemde vereeeniging, waaruit wij het volgende cateeren: 'De woningen kwamen in de onaand Januari 1920, voor zoover betreft het binnenwerk, alle gereed en werd in die maand de laatste door een huurder betrokken. In Maart 1020 was de bouw geheel beëindigd. Wat betreft de bewoonbaarheid der huizen, zij het volgende opgemerkt. Over het algemeen voldoen de wonigen, wat de grootte aangaat, zeer goed. De alge meen in den Helder voorkomende vochtig heid der huizen doet zich ook bij deze wo nigen geiden, vooral bij de woningen met buitenmuren, waarvan het gevolg is, dat het behangsel, hetwelk op onbeteugelde muren is geplakt, spoedig loslaat. 'Om hierin zooveel mogelijk te voorzien, werden de buitenmuren besmeerd met lijnolie, ten einde het binnen dringende vocht tegen te houden en hoewel dit niet geheel afdoende bleek, werd er tech eene belangrijke verbetering mee verkregen. Het houtwerk bleek in vrij' groote mate te krimpen, hetgeen vermoedelijk zijn oorzaak vindtin de omstandigheid, dat het hout nog te jong is. De vele aanvragen om een woning doen zien, dat de woningnood voor de gemeente Helder niet tot het verledene behoort, hun aantal overtreft eenige malen het totaal aan tal woningen der vereeniging, waaruit volgt, dat we met leegstaande woningen niet had den „te kampen". Opdrachten tot hunrverhoogingen waren in het afgeloopen jaar niet van de lucht, van daar dat het verslag op dit punt eenigszins uitgebreid is. Eene huurprijsverhooging werd door den Raad goedgekeurd. Het. ver slag bevat voorts nog allerlei mededeelingen GEMEENTERAAD. De Raad dezer gemeente vergadert op Dinsdag 8 Februari 1921, des f namiddags 8 uur. De agenda vermeldt de volgende onder werpen ter behandeling: Onderzoek der geloofsbrieven van het nieuw verkozen raadslid W. Poll. Ingekomen Stukken en mededeelingen. ten aanzien waarvan wordt voorgesteld ze te stellen in handen van Burg. en Weths. om prae-advies: a. Adres van den Helderscben Bestuur- dersbond, betreffende het verschaffen van productief werk aan werkloozen. b. Adres van de afdeeling Koegras van den Ned. Bond van Arbeiders in het Land bouw-, Tuinbouw- en Zuivelbedrijf, houden de verzoek alsvoren en tevens om verschil lende maatregelen te treffen in het belang van verzekerde arbeiders. c. Adres van de Vereeniging „Pensioen- belang" om verhooging der gemeentelijke pensioenen, Verzoek van P. de Geus om ontslag als lid der Schattingscommissie voor de Rijks inkomstenbelasting. (Burg. en Weths. stellen voor dit ontslag eervol en onder dankbetuiging te verleenen). Antwoord van den Burgemeester op de door het raadslid L. F. van Loo In de verga dering van 2 November j.1. gedane vragen, betreffende het optreden van den Commis saris van Politie. Beantwoording vragen raadslid J. H. Staalman, betreffende de economische lei ding der Gemeentebedrijven, de gasprijs- r('geling en de exploitatie der zweminrich ting (aangehouden in de vergadering van 21 December 1920). Voorstel met betrekking tot de aanstelling van een lijnwerker-monteur aan het gemeen telijk electrisch bedrijf. Voorstel tot het sluiten van een overeen komst, ter verkrijging van grond in erfpacht, ten behoeve van een nieuw te stichten Visch- afslaggebouw. Voorstel om te besluiten tot verbetering sn de abri van school no. 3. Beantwoording adres van de Afdeeling Helder van den Ned. Aannemersbond, no pens het inheien van ongeveer 800 palen, ten behoeve van het SpuikanaaL Voorstel tot vaststelling eener verorde ning tot wijziging en aanvulling der Alg. Politieverordening, tot het plaatsen van bor den en het verleenen van een blanco crediet aan Burg. en Weths. Voorstel, betreffende de chirurgische be handeling door Dr. Tange van patiënten in het Ziekenhuis en het gebruik van toestellen van het Marine-Hospitaal. Voorstel om aan de Commissie tot wering van Schoolverzuim een presentiegeld toe te kennen voor het bijwonen van vergaderin gen. Voorstel tot vaststelling van het 2e kohier Hondenbelasting, het 6e kohier van School geldheffing en het 2e en 3e suppl. kohier der PI. Directe Belasting naar het Inkomen, dienst 1920. Voorstel met betrekking tot de invoering van lichamelijke oefening van het politie korps. Voorstel tot toepassing van een jaarlijksch subsidie aan de Vereeniging van Reclassee- rihgsinstellingen, ten behoeve van den door die Vereeniging ondernomen arbeid. Voorstel tot wijziging van den titel „Ge meente-Bouwmeester" in Directeur van Gemeentewerken", tot aanstelling van een Adjunct-Directeur van Gemeentewerken en betreffende de bezoldiging van deze func- tionnarissen. Voorstel tot uitbreiding van het korps onderwijzers met voorloopig 3 vaste reserve onderwijzers. Voorstel om aan de Afd. Helder vqn de Hollandsche Maatschappij van Landbouw, ten behoeve van een tuinbouwwintercursus te Helder, een tuinbouwwintercursus voor volwassenen, eveneens te Helder en een Landbouwwintercursus te Koegras, een sub sidie te Verleenen van ƒ850. Voorstel tot vaststelling eener Verorde ning, houdende bepalingen omtrent loon en arbeidsvoorwaarden, die moeten worden op genomen in bestekken en voorwaarden van aanbesteding van werken ten behoeve der gemeente. Voorstel om met de H.IJ.S.-Maatschappij een overeenkomst aan te gaan voor de leve ring van duinwater. Voorstel tot toekenning van een gratifi catie over 1921 aan H. J. van Woudenberg. Voorstel om aan H. C. Hulzebos eervol ontslag teverleenen als onderwijzer aan school 7a, met ingang van 1 Maart a.s. Voorstel betreffende onderhandsche ver huring van de perceelen Prins Hendriklaan 6b, 7 en 8. Voorstel tot vaststelling eener verorde ning tot beperking der woongelegenheid. Voorstel om vrijstelling te vragen van de verplichting, dat aan de hoofden van scholen reeds nu het onderwijs eener klasse wordt opgedragen. Voorstel nopens toekenning van een duur- tetoeslag aan het personeel der gemeente over 1920, in verband met de beslissing van Ged. Staten op de le suppl. begrooting, dienst 1920. Benoeming leeraar in de wiskunde aan de Zeevaartschool, Vissoherysehool en Machi nistenavondschool. 1. R. E. Kamps te Drachten. 2. G. Bollebakker te Haarlem. Benoeming onderwijzeres aan de O. L School No. 5. 1. Mej. F. A. Harjer te Helder. 2. C. A. van Zoonen te Helder. 8. H. J. Prass te Julianadorp. Benoeming onderwijzeres aan de O. L. School No. 2. 1. Mej. C. A. van Zoonen te Helder. 2. F. A. Harjer te Helder. 3. H. J. Prass te Julianadorp. Benoeming regenten en regentessen van het Algemeen Weeshuis. Benoeming P. van den'Bos, officier-machi nist K. M. alhier, tot leeraar in de Stoom werktuigkunde aan de Zeeivaart-, Visscherij- en Machinistenavondschool. Reclames. Bepalingen omtrent loon, arbeidsduur cnr. In bestekken. Loonen GemeentepersoneeL Reserve-onderwijzers. B. en W. hebben het volgende schryven aan den Raad gericht Bij adres aan den Raad wordt door het Bestuur der Afdeeling Helder van de Hol landsche Maatschappij van Landbouw ver zocht ten behoeve van een tuinbouwwinter cursus te Helder, een tuinbouwwintercursus voor volwassenen, eveneens te Helder, en een landbouwwintercursus te Koegras, welke cursussen gedurende 'het winterhalfjaar 1920—1921 zullen worden gegeven, voor elk dier cursussen een subsidie uit de gemeente kas te mogen ontvangen van 100. Met de Commissie van Bijstand voor het Lager Onderwijs staan ook B. en W. zeer sympathiek tegenover dit onderwijs en mee- nen zij den Raad met gerustheid te mogen adviseeren het gevraagde subsidie toe te staan. Bovendien is door het Bestuur aan het Rijk en de Provincie ten behoeve van dezelfde cursussen een subsidie aange vraagd van respectievelijk 1553.29 en 162. Tevens verzoekt bovengenoemd Bestuur ten behoeve van de lessen een verlicht en verwarmd lokaal beschikbaar te willen stel len. Ook met 'betrekking tot dit verzoek mee- nen B. en W. den Raad een gunstige be schikking in overweging te moeten geven en hiervoor een lokaal van school 1 en een van school 8 aan te wijzen. Door het beschik baar stellen van deze 2 lokalen behooren, naar de meening van B. en W., de conciërges der betrokken scholen voor het verrichten van meerdere werkzaamheden billijkheids halve hiervoor een extra vergoeding te ont vangen, welke vergoeding zij op 25.wen schen te zien behaald, zullende deze vergoe ding, evenals zulks voor het in gebruik geven van andere schoollokalen geschiedt, door de Afdeeling zelf betaald moeten worden. Waar de finantiën van adressanten echter geen meerdere uitgaven toelaten, stellen B. en W. voor dit bedrag in het toe te kennen subsidie op te nemen, alzoo dit in totaal te bepalen op ƒ350.onder verplichting na tuurlijk, dat de hiervoren bedoelde conciër ges elk een vergoeding van 25 ontvangen. B. en W. merken hierbij op, dat de Raad bij besluit van 21 Januari 1920 aan bovenbe doeld Bestuur tot wederopzeggens een sub sidie heeft toegekend van 100.per jaar ten behoeve van de tuinbouwwinterschool. In verband hiermede en naar aanleiding van het bovenstaande, stellen B. en W. den Raad voor, onder intrekking van genoemd Raads besluit, thans in den aangegeven zin te be sluiten. DUITSCHE REISINDRUKKEN. Levy GruinwaM. Berlijn, 1 Februari 1921. Met duizelingwekkende vaart heeft de ex press-trein AmsterdamBerlijn ons naar de ex-keizerstad 'gebracht. Welk een 'groote verandering heeft sinds het vorige jaar in deze jonge republiek plaats gegrepenl Als verbaasd staar ik om mij heen, is dit nog hetzelfde ellendige, ontmoedigde verslagen, versufte Duitschland vian 1919? Ik ben hier pas twiee dagen, doch al aanschouw ik dan ook tal van dingen natuurlijk opper vlakkig, wanneer ik nu alles vergelijk met mijn 'bezoek aan dit land in 1919 dan voel-je merkbaar dat het verslagen Duitschland, de gewaande doode, zich weer, althans van eco nomisch standpunt beschouwd, gaat verhef fen. weer gaat arbeiden. De polsslag van het landl klopt en hamert en alle® tintelt weer van levenslust. Reeds bij het douane-station BentheimO, ik herinner mij nog dien vrieskouden avond van 1919, toen ik met een licht-loos onverwarmd locaal-treintje in dat station binnen boemelde; hoe ellendig, ver veloos zag alles er uit, in welk een verscho ten plunje stonden daar die douane-beamb ten!. en vanaf Bentheim door heel Westt- falen en Zuid-Duitschland zag ik de diepste armoede en ellende rondwaren, en wanneer je dan na uren en uren gewacht te hebben, eens een locaal-treintje kon oppikken dat je een stukje verder naar het Zuiden bracht, was jenden koning te rijk. En die tusschen- stations, waar mannen en vrouwen als bees ten vochten, om zich een plaatsje te bemach tigen, waar alleen het recht van den sterkste gold... ik zie in gedachten nog den dankbaren blik van die schamel gekleed© vrouw die met een uitgeteerd kind van 2 jaar op den arm in de overvolle ooupee stond en welke ik mijn zitplaats]© aanbood. Het scheen destijds in Duitschland geen gewoonte meer te zijn negards voor den zwakkere te hebben. Waarom zou het ook? Was geheel Duitschland niet zwak en uitge put; was geheel het volk niet stervende? Als 'n groote somberte lag de moedeloosheid over alles en allen, geen lachje, geen opgewekt woord hoorde men in de coupee. Was het wonder? Straks als zij die coupees verlaten zouden hebben, en in hunne onverwarmde ongezellige woningen zouden terugkeeren, dan zouden daar de kinderen evenals jonge spreeuwen schreeuwen: Ich habe Hunger, Mutter, wir sind so schrecklich kalt. En een groote zielesmaxt kwam over je, als je daar die schamele vreugdelooze menigte gadesloeg.Waarom moesten deze lijden?Voor hetgeen een 'krankzinnige groep, di. de oor logspartij in Duitschland op zijn geweten heeft, moest dit volk ten gronde gaan, moes ten die arme vrouwen en kinderen nameloos .lijden; pmdat het misdadige drijven van een regeeringspartij de wereld In brand had ge zet, omdat die partij onder een nationaal mom, de menschon als gekken tegen elkaar had opgejaagd, doen moorden en branden en plunderen. Moesten daarom nu de onaohul- dj ge kinderen vau een land lijden? Ik sta immer neutraal, tegenover elke politiek, tegenover e 1 k staatkundig beginsel, zoowel in ons land als in het buitenland en wil er daarom op wijzen, dat bet geen pas geeft een geheel volk jaren en jaren te doen Ojden voor hetgeen een oorlogspartij mis dreef, vooral niet nu, want zooals ik in het begin van mijn reisbeschrijving schreef „Het Duitschland van heden gaat zich ont worstelen aan den doodslaap." Is het daarom niet onverantwoordelijk van de Entente om milliarden en milliarden te persen uit deze herstellende? Niet dat uw correspondent geen innig, diep medelijden voelt voor de bewo ners van het vertrapte en verwoeste Frank rijk! Neenl ook zij hebben recht op hulp en steun; doch mag men het geheele econo misch bestaan van een volk bedreigen, moet alles tot een chaos worden met dergelijke overdreven eischen? Mijne opinie is, dat als men nu Duitsoh- land rustig laat voortarbeiden, het na ver loop van tijd veel, zeer veel kan goed maken, veel geslagen wonden helen, want het Duitschland van nu is het „ijzeren" land niet meer van een dolzinnige oorlogspartij; het land is nu beu van overdreven militaris tisch gedoe, men walgt van den paradepas. De arbeiders werken, werken hard in handel en nijverheid. In Bentheim reeds: een strikt rechtvaar dig en correct handelende douane. De regeering Ebert schijnt krachtige maatregelen genomen te hebben tegen om- kooping. Een sigaar, een busje geconden seerde melk, wordt geweigerd: „um Gottes- willen, nein, so etwas darf nicht." Aldus wordt omkooping hier geweerd- Is dit geen verblijdend toeken? In de Friedrichstrasse en Unter den Linden te Berlijn is er verkeer als vanouds, tallooze aapjes-koetsiers rijden heen en weer, alles is leven en vertier; in de zakenwereld is geen malaise zo'oals in Nederland. Als een reuzenbyenkorf overhuift „Tietz" het groote Warenhaus duizenden Berlijners, die hier hunne inkoopen komen doen. Voor ons, Hollanders, is het spot, spot goedkoop; voor een glas thee betaal ik zoo juist 1 mark, dat is 5 cent, mijn broer, die mijn medereiziger is, betaalt voor een glas bier 90 pfennig, dit is 4'/* cent. Het is haast voor Maandaghouders om te watertanden. pardon, te biertanden. Een heerlijk diner krijgt men voor 25 mark, d. i. 1.25. Meen nu niet, stadgenooten, dat het hier nu alles botertje tot den bodem is, dat het hier een luilekkerland is geworden, waar men alleen heerlijkheden zietAls een droeve in druk, een pijnlijke herinnering zie ik ze voor mij de arme oorlogsverminkten. Op de. hoeken der straten staan tallooze wrakken, eens jonge blijde levenslustige menschen, die, door de voorjaarszon des levens besche nen, plannen maakten voor een toekomst, met een lieve vrouw en een huisje met blijde kinderstemmen vol vreugde.... .Een huivering van afschuw bekruipt ons, wanneer wij staren in het gelaat van den armen orgeldraaier; „ganz blind" staat op een bordje, dat hij voor zijn borst draagt. Het bordje is overbodig. Zijn oogen zijn uit geschoten, alleen de roode oogholten zijn over. Nimmer zal die man, en duizenden met hem, de zon weer zien schijnen. Nimmer zal hij zijn kinderen aanschouwen! Wat is zijn leven nog waard? Niets! O, ellendigs oorlogspartij! ellendige bewerker van alle droefheid en ellende van alle somberheid en vreugdeloosheid in de wereld. Deze man is immers een held voor het vaderland, en dit vaderland, waarvoor hij alles gaf, kan hein niet helpen. Wee het land, dat oorlog wil, dat zijn zonen ongelukkig maakt, hen uit hun gezin rukt en dan als belooning tot die arme slachtoffers met veel pathos zegt: „gij zijt een held." Wat heeft die man aan dien titel, kan deze den armen marinesoldaat, neerge strekt op het trottoir, een man, die nooit bedelaar was geworden, kan deze titel dien man zjjn afgeschoten beenen teruggeven, kan de arme jongen, die tegen ons hotel in de Friedrichstrasse steeds als een dolzinnige angstig zit te zenuwschokken, daardoor zijn gemoedsrust terugkregen? Neen. „Da-da- da-nke scho-ön", moet hij, die held, zwaar sprekende, dank zeggen aan den voorbijgan ger, die hem een aalmoes toewerpt. Ik ben afgedwaald van mijn chapiter en hoop mijn verdere brieven over de genoe gens en het leven van Berlijn te schrijven. Deze week vertrekken wij naar Zuid-Duitsch land en hoop vandaar u verder te berichten. Over een week hoop ik weer in ons Helder- tje te zijn en ben reuze-benieuwd naar onze schoone rivier, bijgenaamd „Het Heldersche Kanaal." INGEZONDEN. Aan de Redactie van de Heldemrehe Courant. Mag ik U vriendelijk verzoeken onder staande regelen in Uw blad op te nemen. In het Raadsoverzdcht in Uw blad van 20 Januari j.1. komt aan het adres van de Soc. dem. Raadsfractie een opmerking voor die eenige nadere toelichting vereisoht. Het is niet mijn bedoeling in te gaan op de .van hoog verantwoordelijkheidsgevoel ge tuigende opmerking als zou onze fractie reeds een ambtenaar ,Jn petto" 'hebben. Niet waar heer Redacteur dergelijke uitdruk kingen komen voor weerlegging niet in aan merking. Maar wiaar U zegt het debat over de Economische Commissie ,yOverziende": „Laten wij het kind maar bij den naam „noemen. Die gansche oppositie van de „sociaal-democraten tegen deze instelling ,yhad 'n sterk persoonlijk tintje. Hie zat de „achtergrond van een persoonlijke antago- „ni© jegens den secretaris der Commissie „achter; dat lag er al te dik op", daar staat U ons zeker wel toe U te verzoe ken voor deze bewering ridderlijk de bewij zen te geven. Mij dunkt waar onze fractie door U in het openbaar aldus is beoordeeld heeft zij ook recht van U te vernemen waarop deze be weringen steunen. Hoogachtend, J. Borkert Secretaris der Soo.-Dem. Raadsfractie. Deze vraag ls wel wat onnoozel, waar het in onze Gemeente een publiek geheim la, op welke wijze het laatste jaar zoo al tegen den persoon van den Secretaris der Economische Commissie is geageerd ln de kringen der S.D.A.P. En de heer Borkert zal niet kunnen ont kennen, dat deze secretaris feitelijk' wordt gedwongen voor de functie te bedanken, al leen omdat h}j bij sommige heeren in de partij nu eenmaal niet meer in de gratie ls. Want dat de Economische Commissie, op Initiatief en met volle instemming der S.D. A.P. zelf ontstaan, zelf ook maar iets zou bevatten, dat in strijd met het principe of i Ingekomen Stukken, Vragen van Raadsleden. By Raadsbesluit van 30 Januari 1917 werden laatstelijk gewijzigd de „Bepalingen omtrent Loon, Arbeidsduur, Loon bij ziekte, enz.", zoo als deze moeten worden opgenomen in bestek ken en voorwaarden van aanbesteding van werken ten behoeve der gemeente. Het minimum-loon werd toen by niet aan wezigheid van een collectief contract voor de best betaalde categorie van werklieden bepaald op 30 cent per uur, hetgeen niet meer in over stemming is met den tegenwoordigen loon- standaard. Aangezien de loonen aan schommelingen onderhevig zyn, is het weinig rationeel om de minimum-loonen by Raadsbesluit te regelen. B. en W. zyn van meening, dat arbeiders in dienst van aannemers, die werken voor de gemeente hebben aangenomen, ouder geen mindere arbeidsvoorwaarden behooren te wer ken dan hier ter plaatse gebruikelijk zijn. Als norm daarvoor zouden kunnen worden genomen de loontarieven en arbeidsvoorwaarden door de betrokken organisaties vastgesteld en door het College goedgekeurd, alleen echter, voor zoover geen collectief contract bestaat. Deze methode wordt reeds toegepast by het steenkolen lossen voor de gasfabriek, terwijl, naar het College is geïnformeerd, ook de Rijkswerf aldus handelt. Voorts wy'ken de algemeene besteksbepalin gen, wat aangaat de loonpercentages voor jeugdige werklieden, de voorschriften nopens arbeidsduur en betaling van overwerk ten eenenmale af van de desbetreffende bepalingen van het Werkiiedenreglement. Het is gewenscht dat daaromtrent uniformiteit bestaat, terwijl bovendien het beginsel van den 8-urigen werk dag ook behoort té gelden voor werklieden, die indirect arbeid voor de gemeente verrichten. Verder werden nog eenige wijzigingen van ondergeschikten aard aangebracht. B. en W. verzoekèn den Raad naar aanleiding van een en ander, overeenkomstig het advies van de Commissie voor de Publieke Werken en met verwijzing naar de overgelegde stukken, in te trekken de thans geldende bepalingen, en nieuwe bepalingen vast te stellen met in achtneming van het bovenstaande. By besluit van den Raad van 23 Novem ber 1920 werd in handen van B. en W. om praeadvies gesteld het schrijven van Gede puteerde Staten van Noord-Holland betreffen de de ter goedkeuring gezonden le Supple toirs Begrooting voor den dienst 1920, als mede de naar aanleiding van dit schrijven ingekomen adressen. B. en W. hebben terzake het advies inge wonnen van de Commissies voor de Ambte naren- en Werkliedenaangelegenheden. Deze geven in overweging om den post van f30.000.— op de toegezonden begrooting uitgetrokken voor de verhooging van de salarissen van 1 October 1919 31 December 1920 te bestem men voor een duurtetoeslag aan het gemeen te-personeel over het jaar 1920, maar in hare vergadering werd geen overeenkomst ver kregen over het bedrag aan ieder lid van dit personeel uit te keeren. De meerderheid van het College stelt zich op het standpunt van Gedeputeerde Staten, dat een salarisverordening niet behoort terug te werken tot een tydstip, voorafgaand^ aan het dienstjaar, waarop de daaruit voortvloei ende uitgaven moeten worden gebracht. Zulks is haars inziens niet in overeenstem ming met de regelen van een goed financieel beheer. Door een besluit tot toekenning van een duurtetoeslag over 1920 tot een bedrag van f30.000.— te nemen, zou letterlijk misschien geheel aan de wenschen van Gedeputeerde Staten worden voldaan; maar het financieel belang der gem. wordt daardoor niet gediend. Om deze redenen meent zy conform haar voorstel' van 13 Juli 1920 met het advies der Commissies niet mede te kunnen gaan en stelt zij voor de door Gedeputeerde Staten teruggezonden suppletoirs begrooting aldus te wyzigen, dat de post onvoorziene uitgaven met f. 30.000.wordt verminderd en dit be drag wordt gebruikt om tekorten over den dienst 1920 te dekken. Deze tekorten vinden hun oorzaak ten deele in besluiten door den Raad in den loop van 1920 genomen, voor een ander deel in de verhooging, die enkele op de begrooting van 1920 gevoteerde posten moesten ondergaan tengevolge van prijsstijgingen, waarmede geen rekening is kunnen worden gehouden, zooals de posten leermiddelen, schryf- en bureaube hoeften. Voor het overige verwyst de meerderheid van het College naar de overgelegde supple- toire begrooting. De minderheid van het College kan zich, evenmin als in .de salarisvoorstellen van 13 Juli, met de zienswyze van de meerderheid vefeenigen. Toen wensehte zy terugwerkende kracht der salarisverordening 1920 tot 1 Oct. 1919 en de Raad heeft zich bij besluit van 13 Augustus j.1. hiermede vereenigd. Ook thans blyft de minderheid by hare opvatting, te meer, waar het bezwaar van Gedeputeer de Staten louter van formeelen aard is. Zy is van oordeel, dat de Raad in dezen conse quent moet zyn en het meerdere salaris, dat het personeel zón hebben ontvangen by te rugwerkende kracht der salarisverordening over het tydvak 1 October 1919—1 Januari 1920 aan dit personeel uit moet keeren in den vorm van een duurtetoeslag op het loon in 1920. Het advies in de Centrale Commissie uit gebracht door de grooto meerderheid der or ganisaties, hoe loffelyk ook bedoeld, meent de minderheid van het Ooilege buiten be schouwing te moeten laten, omdat hiervoor een nieuwe uitspraak van den Raad noodig zou zyn. In de door de minderheid van het College voorgestelde suppletoire begrooting, waarnaar zy overigens verwyst, zijn bedragen opgeno men voor duurtebyslagen aan gemeente-amb tenaren en werklieden, gelijkstaande met de verhooging, die de salarissen van belang hebbenden zouden hebben ondergaan bij toe passing der terugwerkende kracht der salaris verordening 1920 tot 1 October 1919, tot een totaal bedrag van f30.000 Zooals nw College zeer waarschijnlijk be kend zal zyn, moet de gemeente, naast het korps vaste onderwijzers voldoende de beschik king kunnen verkrijgen over tydelyke leer krachten, ten einde „door tewerkstelling van deze leefkrachten, by ziekte, vacature e. d. in het vaste personeel, den geregelden gang van het onderwijs te onderhouden. In dit verband zyn dan ook aan de o. 1. scholen steeds een aantal tydelyke onderwyzers(essen) werkzaam, welke naar gelang van behoefte worden benoemd en weder by infunctietreding van de(n) vaste(n) onderwyzer(ea) worden ontslagen. Alhoewel dit voor korten tyd reeds aanleiding gaf tot moeilykheden, doch van ernstige stoornis in het onderwys nog niet gesproken kon worden, is hierin thans een ongunstige wending gekomen. In de behoefte aan tydelyke leerkrachten kan n.1. momenteel niet meer worden voorzien, met het gevolg, dat dikwijls de leerlingen van bepaalde klassen der diverse scholen naar huis moeten worden gezonden. De reden van het tekort aan tydelyk onder- wyzend personeel is o. i. gelegen in de te ge ringe salarieering, aangezien eventueele dienst jaren voor hen niet in aanmerking komen voor verhooging der wedde. Voorts staan ze steeds voor de mogelijkheid om elk oogenblik te kunnen worden ontslagen en dan geen inkomsten te genieten. Hierby nog in aan merking genomen, dat er een tekort aan onderwyzers(essen) is te duchten en dat tevens ingevolge do Lager Onderwijswet 1920, welke wet 1 Januari j.1. in werking is getreden, het ambulantisme der hoofden zal worden opge heven, volgens welken maatregel'de hooi'den eventueel niet meer tydelyk een klas kunnen waarnemen, en, bovendien door invoering van een zevende leerjaar óver het geheele land enkele duizenden betrekkingen vacant znllen komen, dan zal uw College voldoende blyken, dat, waar ruim voldoende vaste betrek kingen zyn te vervullen, geen animo meer zal bestaan voor het waarnemen van tydelyke. Een oplossing om hierin te voorzien opent echter art. 36, lid 10 der Lager Onderwijswet 1920, volgens welke bepaling voor twee of meer scholen gezameniyk in een gemeente reserve onderwijzers kunnen worden benoemd. Alhoewel het Ryk de jaarwedden dezer onder wijzers niet vergoedt, en zy derhalve voor rekening der gemeente komen, merken wy in dit verband op, dat de salarissen voor de tydelyke leerkrachten eveneens uit de gemeen te- kas behooren te worden betaald. In verband met het vorenstaande en na ingewonnen advies van den Schoolopziener in het Arrondissemefit Helder, de Vereeniging van hoofden van o. 1. scholen en de Commissie van Bijstand voor het lager onderwijs, welke allen zich met een en ander kunnen vereeni gen, stellen wy nwen Raad voor te besluiten tot uitbreiding van het korps vaste onderwijzers met voorloopig 8 vaste reserve onderwijzers. Mocht nw College hiertoe overgaan, dan ligt het in onze bedoeling voor deze betrekkingen onderwijskrachten te trachten te verkrijgen, die in het bezit der hoofdakte zyn, aangezien de reserve-onderwyzers in alle klassen werk zaam kunnen moeten worden gesteld. Tuinbon w-wlnterenrsus. door

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1921 | | pagina 5