MIME COURA» i
Tweede Blad.
VAN DINSDAG t MAART 1921.
VISSOHERIJ.
In de Vereeniging voor Handel, Nijverheid
en Gemeentebelangen te 's-Gravenhage is
aan de orde gesteld het vraagstuk van de
Scheveningsche havenplannen.
Uit het verslag in „Het Vaderland" van
die vergadering licht ik het volgende:
„Het gemeenteraadslid, de heer W. den
Duik Jac.Jzn. besprak het economische ge
deelte van deze plannen.
Allereerst herinnerde spr. aan de totstand
koming van de z.g. economische commissie.
Deze commissie is tot de conclusie gekomen,
dat het stoomschip (d. w. tz. als visschers-
vaartuig) het schip der toekomst is.
Evenwel wil spr. opmerken, dat de drie
reeders, welke mede in deze commissie zit
ting hadden, in de practijk geheel in strijd
handelden met hun theorieën. Hoewel zij
erkenden, dat de stoomschepen economischer
in gebruik zijn, hebben zij de in hun gebruik
zijnde stoomschepen niet vermeerderd. Wel
worden de stoomschepen naar het buitenland
verkocht.
De practijk heeft dus bewezen, dat de
stoomschepen voor de visscherjj geen toe
komst hebben, aangezien het aantal stoom
schepen na 1920 zelfs met 7 is verminderd,
terwijl het aantal zeilschepen is vermeerderd
met eenige honderden.
Tot zoover het verslag.
Ook hier heb ik wel eens de meening hoo-
ren verkondigen, dat de zeilschepen nooit de
concurrentie zouden kunnen volhouden met
de stoomschepen wel te verstaan op vis-
scherjjgebied. Daartegen heb ik*dan telkens
niets kunnen aanvoeren en kwam eigenlijk
ook tot dezelfde conclusie.
Daarom trof me de aangehaalde mededee-
ling van den heer Den Duik zoo sterk.
Voor onze zeilvisschersvaartuigen behoeft
dus het uitoefenen van het visckbedrijf óók
door stoomschepen niet beschouwd te worden
els een vernietiging van hun bedrijf. Inte-
géndeel het aanschaffen te Scheveningen
van eenige honderden zeilvaartuigen bewijst,
dat daarin meer loonend bedrijf werd gezien.
Want de reeders doen dat natuurlijk niet,
omdait ze meer poëzie in een zeilvaartuig
zien, doch uitsluitend om de grootere voor
deden.
Wel weten we, dat vele vischschuiten wor
den voorzien van een motor, doch die kracht
wordt dan ook meer beschouwd als hulp
kracht. Anders staat 't natuurlijk met de
stoomschepen, die uitsluitend zijn aangewe
zen op hun machinekracht.
En zooals aangehaald lat schijnt
minder loonende resultate. veren.
Mij dunkt, dat met de medeüeeling van den
heer Den Duik wel uitermate rekening dient
gehouden te worden.
In dezelfde vergadering werd ook gespro
ken door den hoofdingenieur, directeur van
de Rijkswaterstaat, den heer A. T. de Groot,
over verbetering van de haven van Scheve
ningen.
De kosten dier verbeteringen werden maar
even geraamd op 6 millioen, die geheel ten
laste zouden komen van de gemeente 's-Gra-
venhage, omdat Ged. Staten hebben ;i-
gerd subsidie te verleenen, daar uits ad
plaatselijke belangen zullen worden geuit>nd.
Zes millioen men watertandt ervan. Met
zoo'n bedrag was Helder .een stuk uit den
nood, want daarmee zouden hier grootsche
.werken tot stand kunnen worden gebracht,
die niet alleen van beteekenis zouden zijh
voor Helder, doch zeer zeker ook voor Hol-
land's noorderkwartier, terwijl het dóór
slechts geldt een speciaal Scheveningsch be
lang.
Misschien dat Ged. Staten van N.-H. wel
te vinden zullen zijn voor steun aan een niet
speciaal gemeentebelang, doch wel degelijk
algemeen belang.
PLAATSELIJK NIEUWS.
Te Utrecht slaagden voor het examen,
nuttige handwerken, de dames W. de Beuke-
laar, T. Blaauboer en S. van Es alhier.
Te 's-Gravenhage slaagden voor het
Machinistenexamen, diploma A, de heeren
C. K. Bakker, J. L. N. Baljeu en H. K. de
Groot, allen alhier.
Onze plaatsgenoot, de heer P. de Beurs,
slaagde te Weltevreden voor lsten stuurman.
Promotlelflst Marine.
De promotie-lijst der Marine d.d. 1 Maart
is in het Tweede Blad opgenomen.
Chr. Marine-organisatie.
Dinsdag den 22en Februari 1.1. werd door
een aantal personen, behoorénde tot het
Marinepersoneel beneden den rang van Offi
cier, eene vergadering gehouden tot het op
richten eener Christelijke Marine-Organisa
tie. Op de vergadering gaf blijk van belang
stelling de Nederlan'dsche Roomsch-Katho-
lieke vereeniging van Marinepersoneel „Sint
Ohristopborus" door het zenden van twee
harer Hoofdbestuursleden als afgevaardig
den, terwijl later met hetzelfde doel ter ver
gadering verscheen een bestuurslid der „Nat.
Chr. Onderofficiersvereeniging", tevens be
stuurslid van de Nationale Vereeniging „Pro
Rege".
Door den Vloot-Predikant, Ds. Warners,
werd een woord van hartelijke belangstelling
gesproken; spr. wees op de principieel© daad,
door de aanwezigen verricht, en juichte het
tot stand komen dezer organisatie toe, omdat
zij in een reeds zeer lang gevoelde behoefte
voorziet, en wensohte de organisatie ir haren
arbeid Gods zegen toe. Met algemeene stem
men werd tot oprichting besloten, terwijl
allen zich als lid opgaven.
De statuten werden in onderling overleg
vastgesteld en goedgekeurd, waarna met al
gemeene stemmen besloten werd hierop de
Koninklijke goedkeuring aar te vragen.
De opgerichte organisatie den naam
van: „Bond van Christel^ ^personeel
beneden den rang van Onet hoofd
bestuur is gevestigd in het Tehuis voor Mili
tairen, Kanaalweg 91—95 te Helder, en be
staat uit: W. Benthem, Voorzitter; R. Zwols-
uan, Secretaris; J. Nielsen, Penningmeester;
ijbakker en Stikvoort, Commissarissen.
De grondslag van den bond is uitgedrukt
in art. 2 der Statuten, n.L: ,,D© bond erkent
de Heilige Schrift, als Gods woord en aan
vaardt die als grondslag en richtsnoer voor
zijn arbeid". Het doel van den bond is samen
gevat in Art. 3, aldus luidende: „De bond
stelt zich ten doel: het behartigen van de be
langen zijner leden, in den geest van Art. 2."
A. G. O.-avond.
De laatst© A.G.O.-avond is voor d© Veree-
nigingskas niet schitterend geweest. Om het
maar ronduit te zeggen: daar moest heel wat
geld bij.
Nu is dat zoo erg niet, als er dan een vol
gend maal maar eens wat kan overblijven.
Toen men den „Schoolmeester" verweet, dat
hij zulke rare regels schreef en zoo vrij met
het rhythme omsprong, antwoordde hij: „ja,
dat is' wel waar, maar er staat tegenover,
wat de eene regel aan versvoeten tekort komt,
heeft de andere teveel, en door elkaar komt
het dan toch weer uit."
Welnu, zoo gaat het nu ook met de A.G.O.-
avonden. Als er nu maar eens een avond-
komt, waarvan wat overblijft voor de kas,
kunnen die verliezen van vorige avonden
daarmede goedgemaakt worden.
Die avond komt nu op 7 Maart a.s. en wel
als „voordracht"-avond van mr. Kamp. U zal
zeggen: elke A.G.O.-lezing is een voordracht,
en dat is natuurlijk volkomen juist. Maar wij
bedoelen thans met „voordracht" het woord
in de engere beteekenis, namelijk een komi
sche of ernstige monoloog. Het wordt dus
een avond, gewijd niet aan een of anlder po-
pulair-wetenschappelijk onderwerp, maar
uitsluitend aan ontspanning en vermaak.
Mr. Kamp is een van onze beste declama
tors. Hetzelfde programma, dat thans voor
den A.G.O.-avond gegeven wordt, Is dezer
dagen ln het Amsterdamsch Comoertgebouw
gegeven voor een geheel uitverkochte zaal.
En de prijzen aldaar waren 10 maal zoo hoog
als die welkq hier gelden, n.1. f 4 per stukl
Voor het verwende Amsterdamsche publiek
zegt dat nogal iets!
Men zal zich in geen enkel geval de be
doelde 40 cents entrée dan ook beklagen.
Wat Mr. Kamp geeft, is beschaafd en met
goeden smaak gekozen. Met platte of banale
grapjes houdt hij zich niet op.
Hopen wij dan ook op een uitverkochte
zaal. Heusch niet om die AG.O.-kas, dat
moet u vooral niet denken, hoor! Maar *t zou
zonde wezen om dit te laten schieten. Dat
kan schrijver dezes, die Mi*. Kamp een jaar
of wat geleden hoorde, met de hand op het
hart verklaren.
Concert Toonkunst
Door de afdeeling Helder van de Maat
schappij tot Bevordering der Toonkunst
werd gisterenavond een in alle opzichten uit
stekend geslaagd concert gegeven, dat door
zijn afwisseling eene groote verscheidenheid
van „toonkunst" bood. (A propos, waarom
die naam „Muziekvereeniging Crescendo"
nog op het programma gehandhaafd is, is
niet duidelijk; jaren terug had dit wellicht
nog zin, maar thans niet meer, en men kent
de Vereeniging toch alleen als de afdeeling
Toonkunst). De directeur, de heer De Hoogh,
had zich de medewerking van een zevental
dames en heeren krachten weten te verze
keren, die met uitzondering van den heer
Blokhuis, welke nè de pauize begeleidde, het
eerste deel van het programma vulden.
En hetgeen dit zevental wamt nu telt de
heer De'Hoogh zelf als pianist mede ten
gehoore gaf, was in elk opzicht te roemen.
Allereerst de heeren Toon de Hoogh (piano)
Joh. Pala (viool) en Jan van Vessem (violon
cel), die Haydn's trio no. 1 schitterend ver
tolkten. In het eerste deel van het adagio
cantabile bijvoorbeeld heeft de piano de lei
ding, en de opvatting, waarmede dit canta
bile vertolkt werd, was boven onzen lof ver
heven. De heer De Hoogh heeft geleerd zich
op den vleugel te beheerschen, en dit kwaim
de artisticiteit van de uitvoering zeer ten
goede. Ook de prachtige novelette van Gade
(op. 29) boeide buitengewoon, vooral in het
heerlijke larghetto.
Onze vroegere stadgenoot©, mevrouw J. B.
MoojjMolenaar, vertolkte een cyclus van
zeven Zigeunerliederen, compositie van den
Tsjechischen componist Ant. Dvorak. Zij
werd hierbij begeleid door haar echtgenoot,
den heer A. J. C. Mooij. Deze eigenaardige
Slavische melodieën waren van een groot©
bekoring, niet het minst wegens de bijzon
dere 'begeleiding, die van eigenaardige, exoti
sche schoonheid is, en in den heer Mooij een
consciëntieus en artistiek vertolker vond.
Mevrouw Mooij's sopraan heeft aan volheid
en rijpheid gewonnen, maar hier en daar
waren de liederen haar wel eens te machtig,
zoodat een geforceerd geluid ontstond, dat
aan de volmaaktheid der vertolking afbreuk
deed. Met name was dit het geval in het for
tissimo van het ,Rein gestimmt die Saitenl"
Ook haar uitspraak was niet onberispelijk;
zij zong „rieselt" in plaats van „rieselt's" en
„lasst" in plaats van „lfisst". Aan kracht en
dictie is deze zangeres evenwel ongetwijfeld
vooruitgegaan.
Tenslotte Mahler's „Lieder eines fahrenden
Gesellen". Deze werden gezongen door Me
vrouw BartelsDorper, die op den vleugel
begeleid werd door den hr. dr. A.C.N. Jansen
De vertolking was in alle opzichten te roe
men; hier en .daar hadden wij gaarne wat
meer kleur aangebracht gezien en wat meer
temperament, maar over 't algemeen viel de
vertolking, ook bij de aanwezigen, zeer in
den smaak. De piano-partij viel tenslotte
voor een concert-uitvoering, wat tegen; beter
ware hieT een orkestrale begeleiding ge
weest, die Mahler trouwens ook bedoeld
heeft. Maar de accompagnateur verrichtte
zijn taak nauwgezet.
Bloemen werden den beiden dames aange
boden.
Na de pauze trad het koor der afdeeling op
met een tweetal kleinere nummers. „Früh-
lings-Botschaft" van Gade en Sohumann's
Adventlied", beide met piano-begeleiding
door den heer Blokhuis. Ook deze koorzang
viel te roeiften; hij was beschaafd, geache
veerd en de weinige mannenstemmen, waar
mede een dergelijke vereeniging nu eenmaal
altijd sukkelt, deden zich voldoende gelden
om met de sopranen en alten een K-aaien
samenzang te geven. Van Schumann s com
positie was, bij gebrek aan geschikte krach
ten, het kwartet vervallen; de solo-partij
werd door Mevrouw Mooij gezongen. De
leiding was vaster, zekerder dan bij vroegere
gelegenheden; hier viel een melkbare stij
ging waar te nemen. De heer De Hoogh ont
ving een welverdiende krans voor dit in elk
opzicht geslaagde concert.
Het publiek betoonde zich een- en ander
maal zeer ingenomen met het gehoorde.
Hopen wij, dat het Toonkunst den volgenden
winter wat nieuwe leden bezorge! Vooral het
sterke geslacht heeft versterking noodig.
De Boemelbaron.
De aandüge operette „de Boemolbaron",
reedls vroeger hier gegeven* eveneens met
Piet Köhlier in de heofdnoQ, wordt blijkens
d© advertentie An dit nummer, a.& Donder
dag weder wordt opgevoerd. De Opr. Haarl.
Grt. schrijft omtrent eene uitvoering aldaar:
Voor een bfSna uitverkochte schouwburg
zaal werd gisteravond door de Nederland-
sohe Opera en Operette, dir. Piet K&hler,
Ger. Leendlers en Joa Mastenbroek, opge
voerd de kluchtoperette in 3 bedrijven „De
BoemeLbaron" van Pondes Milo en Herman
Hallier.
Deze operette is geen onbekend© meer en
geniet zeer terecht een goeden naaim. De in
houd toch is hoogst vermakelijk en doet de
toeschouwers onophoudelijk in een hartelij-
ken liach schieten. Bovendien -is de luim in
het stuk van hoogst onschuldiger! aard.
De operette geeft de geschiedenis weer
van een jong getrouwd paartje, dat de witte
broodsweken alleen wil doorbrengen. Te dien
edndie verzint manlief een noodleugentie om
de schoonouders van den vloer te houden, n.1.
dlat de zakenvriend iis gearriveerd. De
schoonouders komen toch eri nu begaat de
jonge echtgenoot het ongeluk „Droogkeel-
tje", een luie vagebond, zoo lang tot zaken
vriend', in oasu „baron van Kimimel" te pio-
moveeren, waardoor alerwermakelijkste scè
nes ontstaan, die de toeschouwers onbedaar
lijk doen lachen.
Plet Köthier vervuilde de rol van Droo^-
keeltje en dleed dit op éénige wijze. Hij
„droeg" het stuk. Bet geheel werd uitstekend
gespeeld en oogstte een buitengewoon suc
ces. Een .goed orkest zorgde voor de aardig
muziek, waardoor het stuk mooi geïllustreerd
was.
Wij kunnen dlan ook iedereen, die een
vroolijken avond wenscht door te brengen,
aanraden eens naar den sohouwiburg Jana-
weg te gaan.
Marine-Sanatorlumfonda Pnm-canda-
Commlssle te Helder.
Zondag 6 Maart a.s. zal ten bate van het
Marine-Sanatorium-Fonds een uitvoering
worden gegeven in „Casino", waarbij zal wor
den opgevoerd: „Uitgediend", gevolgd door:
„In naam der Koningin". De Commissie
hoopt wederom hetzelfde vertrouwen van het
geachte publiek te mogen hebben, als zij
dit bij voorgaande uitvoeringen heeft mogen
genieten. De prijzen der plaatsen zijn: le
rang 1.2e rang 0.75, 3e rang 0.40.
Plaatskaarten zijn te verkrijgen bij den
heer Kokelaar, Kanaalweg, waar tevens ge
legenheid bestaat voor het bespreken van
plaatsen, bij correspondenten aan boord van
schepen en inrichting. Zie verder de adver
tentie in het nummer van 3 en 5 Maart as.
Ernstig ongeval.
Gisterennamiddag ten omstreeks 2' ure
moest er een zeer zwaar houten luikhoofd
van een op de Marinewerf liggend vuurschip
over twee naast elkaar liggende planken op
den wal gekanteld worden. Hiermede waren
eenige werklieden bezig, waarvan de 26-jarige
J. T. van Sinteren, wonende aan de Tulp
straat, het ongeluk had om naast de plank
te s appen. H\j haakte in z(jn val met z(jn
jas aan een uitstekend stuk ijzer van het luik
hoofd en sleepte dit mede naar beneden,
waar hij op een vlot terecht kwam en het
zware voorwerp op zich kreeg. Toen hij
daaronder uitgehaald was, bleek hij zwaar
gekwetst te zijn. Hij werd naar het Marine
hospitaal vervoerd, doch overleed, toen hij
aldaar aankwam. De man laat eene vrouw
en twee kinderen achter.
Prijzen verloting „Herwonnen Levenskracht"
11 prentenboek. 1094 messenbak.
15, doos sigaretten. 1106 doos sigaretten.
25 leesboek. 1115 theelichtje
71 sauslepel. 1135 leesboek.
81 prentenboek. 1199 leesboek.
115 kunstplaat. 1201 kunstplaat
120 doos sigaretten. 1205 prentenboek.
193 leesboek 1220 slavenband.
198 doos sigaretten. 1230 kunstplaat,
204 zaketui. 1284 toiletspiegel.
237 zoutpot. 1286 hooikist.
239 doos sigaretten. 1304 kaarsenblaker.
240 kinderboek.- 1314 kunstplaat.
254 kunstplaat. 1336 doos sigaretten.
297 doos sigaretten. 1346 leesboek.
313 boodschaptasch. 1371 doos zeep.
314 voetenbank 1375 handdoekrek.
367 doos zandvormen. 1392 kunstplaat.
390 schuimspaan en 1418 stofzuiger.
lepel. 1430 leesboek.
419 zoutvaatje. 1468 kunstplaat.
421 leesboek. 1475 pan.
430 serie sprookjes. 1490 boodschaptasch.
466 leesboek. 1502 slavenband.
469 borstelhanger. 1518 prentenboek.
510 broodplank. 1523 leesboek.
520 prentenboek. 1526 leesboek.
560 kinderservies. 1547 drinkbeker.
598 portefeuille., 1552 broodplank.
632 doos sigaretten. 1558 kunstplaat.
662 aluminium bordje. 1574 zoutvaatje.
664 zaklantaarn. 1632 handschoenendoos
679 theelichtje. 1661 boodschaptasch.
680 citroenpers. 1664 prentenboek.
692 closetplankje. 1668 theeblad.
712 prentenboek. 1685 pan.
714 doos sigaretten 1702 theelichtje.
745 kunstplaat. 1712 kunstplaat.
761 gummi spons. 1715 servetband.
785 slavenband. 1780 kunstplaat.
793' drinkbeker. 1785 prentenboek.
807 haardstel. 1786 kist sigaren.
820 handdoekrek. 1804 flesch odeur.
829 leesboek. 1811 kunstplaat.
832 closetplankje. 1815 zeepklopper.
833 prentenboek. 1825 vliegenvanger.
873 doos waxinelicht. 1829 leesboek.
903 prentenboek. 1830 slavenband.
913 ■chuimspaan. 1832 kunstplaat.
915 leesboek. 1854 kunstplaat.
928 petroleumkan. 1859 soeplepel.
939 theeblad. 1867 doos sigaretten.
978 doos sigaretten. 1874 theeservies.
992 schuimspaan en 1876 zoutpot.
lepel. 1894 leesboek.
995 prentenboek. 1902 voetbankje.
1038 kunstplaat. 1951 leesboek.
1047 broodtrommel. 1955 theelichtje.
1075 zoutpot. 1969 kunstplaat.
1086 doos sigaretten. 1972 kunstplaat.
1088 prentenboek. 1990 kunstplaat.
De prijzen kunnen tot 12 Maart, iederen
dag van 4 tot 5 uur, worden afgehaald ln
het gebouw van den R.-K. Volksbond.
Diefstal.
Een bewoner van de Balistraat deed aan
gifte dat men Zaterdagavond j.1., toen hij
met zijne vrouw uit was, een bedrag van
f 60.zijnde de kas van een loterijclub, uit
een ongesloten kast in zijne woning had
ontvreemd.
LANGS DE STRAAT.
e
Zaterdagavondmarkt.
Het is van deze plaats al eens meer ge
zegd: Helder groeit. Niet slechts uitwendig,
want die uitwendige groei, aohl kon nog wel
wat harder, gezien den nog steeds heerschen-
den -woningnood. Maar vooral inwendig
groeit onze stad; van een eertijds onmondige,
dorpsche, onbeholpen plaats met de allures
van een stad en de innerlijke geaardheid van
een plattelandsgemeente, is zij vooral na de
mobilisatie zich haar beteekenis als plaats
meer en meer -beiwust geworden. Meer en
meer is, ook innerlijk, het aanzien der plaats
veranderd. Gegroeid, volwassener geworden.
En onwillekeurig plant zoo'n proces van
innerlijken groei zich aan alle kanten voort.
We hebben om nu maar bij het onderwerp
te 'blijven, in ons opschrift aangeduid eerst
een enkel Zaterdagavondkraampje gehad op
het plein, door den volksmond allang aange
duid als Koningsplein, doch officiëel nog
steeds alsja, wat is het eigenlijk Ko
ningstraat, Prins Hendriklaan, Polderweg?
te boek staand. En thans verdringen zich
de Japen al die marktkooplieden heeten
Jaap in vreedzame, zij het dan ieitwat luid
ruchtige concurrentie.
Luidruchtig.... Je hoort ze, tien straten
ver, al schreeuwen. Tien straten ver klinkt
de stem van Jaap Wallegaal in de ooren, die
zijn onvolprezen waar met kracht van longen
uitvent. En geloof maar, dat hij de koopers
weet te suggereerenl ,,'t Is de echte Jaap
Wallega niet", zei een der toeschouwers, die
blijkbaar goed op de hoogte was. Eoht of
onecht, wat doet net er toe? De waar, ziet u,
die ls echt.
„Steekt u eens op, meneer", aldus de koop
man, die een aangebroken kistje sigaren te
voorschijn heeft gehaald en met kwistige
hand uitdeelt; „wie wil d'r eens opsteken?
't Kos't u niets, meneer!" zegt hij tot een, die
ietwat aarzelt de hem zoo gul aangeboden
sigaar te acoepteeron.
De tien aldus begiftigden steken er den
-brand in, en ondertusschen doet Jaap zijn
verhalen, die met lyriek en romantiek door
drenkt zijn. De politie hief is hem goed ge
zind, hier laat men hem rustig staan, maar
in Hoensbroek van de week.o wee, o wee.
„Daar hebben ze me opgepakt, mij en m'n
kameraad; ziet u maar, hij is er nog witjes
van! A propos, meneer, hoe bevalt u het
sigaartje? Zegt u 't imaar gerust hoor. Van'de
week was d'r een, die zei tegen me: „Nou
Jaap, dat kon beter!" Dat was een leelij'ke
misrekening!"
Natuurlijk durft thans niemand van de aan
wezigen zoo iieftis te herhalen, en allen verze-
ren dan ook, dat de sigaar overheerlijk is.
Plotseling zegt de koopman tot een der
omstanders, die van zijn gekregen sigaar
staat te genieten: „Meneer, geeft u me die
sigaar eens terug!" De man schrikt ervan;
de koopman, fijn menschenkenner, voegt er
aanstonds aan toe: „U krijgt van mij een
andere terug!"
Hij neemt de brandende sigaar in de hand,
en met stemverheffing vervolgt hij zijn
woordenstortvloed: „Allo, allo, kijk er is naar
dat sigaartje! Wat een pracht brand, me-
neerenl Zoo wit als sneeuw!" Hij houdt de
sigaar onder het licht der acetyleenlantaarn
en vervolgt: „Maar u moet altijd een sigaar
van binnen bekijken, net als een jonge meid.
Wat ibaat een aardig gezichtje als het van
binnen niet deugt?"
Met vakkundige hand peutert hij dekblad
„Braziel meneer!" en omblad „eoht
Vorstenlanden 1" los, werpt den inhoud
op een hoopje, duwt die den dichtstbijstaan-
den uit het publiek'onder den neus met de
woorden „Vijtig gulden voor ieder, die
daarin één blaadje vindt, dat geen taibak is!"
De koopman begint nu aan den verkoop.
Als het per kistje niet gaat, dan maar in het
klein, en bij tientallen tegelijk vliegen de
Bijgaren weg.
Naast hem staat een confrater zich ook de
longen stuk te schreeuwen. Maar hij heeft
niet zoo den slag om het publiek met een
praatje van niets betzig te houden, zoodat zijn
nerinkje niet zoo voorspoedig gaat. Een lang
mager jongmensch doet heelemaal geen
mond open. Ja zeker, de sigaren gaan van
zelf weg! Kan je net denken! Neen, wie niet
praten kan, doet beter in te pakken. Ook een
handel in rijwielonderdeelen is niet erg flo
rissant.
Neen, dan onze parapluie-koopman. Deze
luistert óók naar den naam van- Jaap. Hij
heeft de gratis verlichting van de gemeente
lijke lantaarn. Het publiek staat in een wij
den kring rondom zijn kar geschaard,
nochtans op eerbiedigen afstand. Niemand
durft dichtbij te komen. De koopman, een
jonge vent, staat boven op zijn kar heftig te
gesticuleeren. Hij haalt een parapluie uit zijn
voorraad een dertigtal, en prijst luide üe
goede hoedanigheden daarvan aan. Onder
wijl spant hij haar open en dicht, houdt haar
onder den lantaarn, met de blijkbare bedoe
ling ze door het publiek te laten keuren. De
uitwerking Ls juist omgekeerd aan de ver
wachting, want de uitgespannen parapluie
neemt al het lantaarnlicht weg.
„Kijkt u eens naar dit perrepluutje", aldus
onze koopman. „Zijden stof, kijk die balei
nen eens, een sierlijke knop om aan den arm
te hangen. Prachtig, eerste klas. Als het u
niet bevalt, komt u de volgende week maar
terug en krijgt u uw geM terug". Zoo gaat
het een tijd door, totdat de peroratie eindigt
in den volgenden zin:
„Bil de woekeraars, bij de handelaars, bij
winkeliers betaalt u voor deze perreplu
zeven gulden en vijftig cent. Bij mij betaalt
u geen zeven gulden en vijftig, geen zeven,
geen zes, vijf, "vier, drie, twee gulden, geen
©en gtullidlen rvljf e<n zerventlg, geen een guldien
zestig, vijfenvijftig, vier-, drie-, twee-, een
envijftig. wat zeg ik één gulden en vijftig
cent voor dat keurige parapluutje. Kijkt u
't eens aan, juffrouw!"
Eén gulden vijftig cents voor een parapluie,
dames- of heeren. Zooeven heeft Jaap, de
sigarenkoopman, gezegd, dat als er maar één
schaap over den dam was, er wel meerderen
volgden. Maar dat ééne schaap.
Waarlijk, daar is het. Een Juffrouw, die
dicht bij den koopman staat, heeft den moed
de parapluie ter 'bezichtiging te nemen. Alsof
hét afgesproken werk was, komen alle om
standers naar voren en omringen den koop
man. Het eerste regenscherm is reeds ver
kocht; enkele stoutmoedige huismoeders
wagen het de waar te bekijken, te betasten,
uit te zoeken. Binnen vijf minuten na het
„eerste schaap" komt de koopman handen te
kort om zijn ohétèl© te bedienen.
„Een eindje achteruit, menschenl" is zijn
eerste verzoek. Hij laat er onmiddellijk op
volgen: „Eerst geld ontvangen, vóór ik ver
der ga. Hier aan dezen kant 1 j>0, daar twee
maal 1.50. Alsjeblieftl Neen, juffrouw, u
mag niet uitzoeken. Ik verkoop voetstoots;
straks karnt da© u hebben wil aan d© beunt,
dan wacht u maar even. Wou u een damee-
parapluie, juffrouw? Ik moet eerst deze hee-
renparapluie verkoopen, dan komt weer een
dames. Allo, allo, nog twintig stuks!"
De heerenparapluie is weg, de damesdito
As vdJe andere gevolgd!, en de anAmo stivrt on
der hert publiek. PLotsediinig roept een mannen
geliquideerd. Dit jong© mensch oreert
voor?" en een scherm wordt omhoog ge
stoken.
„Mankeert er wat aan, meneer?" vraagt de
koopman.
„Houd hem maar eens tegen het licht", is
het antwoord.
„Ik zal u dadelijk helpen, meneer", zegt
Jaap, „eerst even deze juffrouw."
Hij neemt dan de parapluie van den kooper
aan, houdt haar open tegen het licht, en
zegt: „U hebt gelijk, meneer, er zitten een
paar kleine gaatjes ln. Hier heeft u een
andere!"
Het publiek lacht en is gerustgesteld ten
opzichte van de eerlijkheid en betrouwbaar
heid van den koopman.
„Nog achttien stuks, menschen! Geen
zeven en een half, geen zes, geen vijf".
De achttien stuks vliegen weg. „Eerst cen
ten, anders verkoop ik niet meer! Ga een
eindje op zij, jongen, anders raak ik nog
onder den lantaarn vandaan!"
U ziet, de koopman moet „achter en voor"
oogen hebben. Maar zijn affaire bloeit. Over
een paar minuten is de zaak uitverkocht en
-geliquideerd. Dit jonge mensch oreert nog
te veel; zijn koopwaar gaat ook zonder
„praatje" wel weg. Maar het oreeren ls hem
tot een tweede gewoonte geworden, en het
laatste parapluletje, een snoezig damespara-
pluietje, zal ook wel weggaan onder den in
razend tempo uitgesproken „afteldeun"
„zes vijf vier drie twee
Het Zaterdagavondpubliek amuseert zich
best op deze avondmarkt. En met ongeduld
wachten een twintigtal Helderschen de eerst
volgende regenbui af om hun nieuwe para
pluie te kunnen Idemonstreeren. Voqr ƒ1.50
zoo'n prachtparaplui-tje't is te geef.
AMSTERDAMSCHE BRIEVEN.
ROND DEN DAM.
Het mtddendamterretn.
Honk.
I.
Het
Rond den Dam. Hart van onze hoofd
stad, zooals deze, op haar beurt dan weer,
het hart van het land is en blijft! Want hoe
zeer dan ook het „offlciëele hart" klopt rond
Binnenhof, Vijversberg en „Witte" in Den
Haag, voor wie het levende leven meer Hef
heeft dan de papieren en wettelijke neerslag
en afspiegeling daarvan (dit laatste immers
is alles wat „officiëel" heet!) blijft Amster
dam het centrum.
-Centrum en symbool beidel En wie dat
zóó ziet ergert zich méér nog dan de meer
nuchtere, uitsluitend hygiënisohngeorien-
teerde beschouwer aan het feit, dat in dit
hart der harten nog steeds de kikkerkweek
plaats en modderpoel bleef bestaan, dóór
waar eens het drukke zakenleven in de oude
Beurs een middelpunt vond.
Heit zou inderdaad voor een dergelijk
„symbolistisch" aangelegd mensch, die daar
bij nog pessimist was, een „mislijck teeken"
kunnen beduiden. Hij zou de conclusie trek
ken en zijn er niet zoo? dat midden in
het hart van ons volk een ziekelijke haard
voortwoekert, een rotte plek, waarover de
of f iciëele medische d. w. z. de Gemeente
en Rijksautoriteiten lang en breed deliibi-
reeren en eindelooze verhandelingen schrij
ven, zonder ooit te komen tot het voorschrij
ven van een eenvoudige, natuurlijke levens
wijs.
Waarlijk, het middendam-terrein kan als
beeld der tijden fungeeren. Een 'beeld, dat
men echter niet pessimistisch behoeft te
zien. Dit levende beeld spiegelt alleen, tijde
lijk, het doode punt, dat alom zich vertoonde
als resultaat van een .evenwicht der krachten:
krachten aan de eene zijde opkomend uit de
overheidsbemoeiing en aan den anderen kant
uit het „particulier initiatief". Alom, ook In
de hoofdstad 1 Maar er zijn teekenen, dat men
over dit doode punt 'begint heen te komen.
Ook hier. Meer en meer komt men tot de op
vatting, dat, inplaats van uit zuiver politiek-
propagandistische overwegingen, die vrije
krachten in de maatschappij te dempen en
tegen te werken, het zaak is van gezonden
economischen zin, die krachten zoo forsoh
mogelijk te laten opkomen 'binnen de in het
groot uitgestippelde richtingslijnen. Zoo ging
het op ruimer, „landelijk" gebied met de
ziekte-verzekering Talma, die men nu dan
aan het omvormen is tot een wettelijk ge-
sanctionneerde regeling tusschen werkne
mers en werkgevers zoo zal 't gaan met
de bestemming van het midden-Damterrein.
Nu de „Bijenkorf' de optie-termijn zonder
verder ingrijpen liet verstrijken sloegen de
onmiddellijk belanghebbenden (d. w. z. de
direct-omwonenden) de handen ineen, lieten
plannen ontwerpen voor een plantsoen, pu
bliceerden deze, belegden vergaderingen,
daarin gesteund door een groot deel der nog
niet verpolitiekte burgerij (die inderdaad óók
nog bestaat!) en wij hebben, niet pessimist
zijnde, dan ook alle hoop, dat binnenkort de
ln de lunchroom van de „Bijenkorf" thee
drinkende dames en plattelanders; de bij
Polman tafelende zakenlieden en de in de
Industriëele Club zich ernstig beradende of
kalm ontspanning zoekende njjveren, zullen
blikken op een zonnig, aangenaam plantsoen
beeld van het ln werkelijkheid toch ge
zonde hart der harten van net land en
daardoor oen 'beter aanknoopingspunt voor
hun overdenkingen zullen hebben dan de nu
wel noodgedrongen door dit modderbad
wat zwaar van wal stekende Journalistiek
zwerver rond den Dam.
Wie het overigens niet in symbolen zoekt
heeft nog minder reden om pessimist te zijn.
Hij voelt de levénde klop van het hart zoowel
op zaken- als op „cultuur"gabied sterk ge
noeg aan om van de wezenlijke gezondheid
van den bloedsomloop hier en daar ver
traagd door malalses overtuigd te zijn.
Groote werken werden op beide gebieden met
nieuwe stuwkracht aangepakt. De bouw van
een 2de Westelijk viaduct aan den ingang