IELDEISC1E Clllftll
Tweede Blad.
VAN ZATERDAG 11 JUNI 1921.
DE PLAATSELIJKE
INKOMSTENBELASTING.
Een nieuw voorstel van de kleinst mogelijke
meerderheid van het College van B. en W.
De totale heffing verhoogd tot 1.275.000.
Mem zal zich wel herinneren, dat de Raad
besloot bat advies van B. en W. af te wachten
alvorens de besprekingen aan te vangen over
hst door de Raadscommissie ingediende
voorstel inzake de Plaatselijke Inkomsten
belasting. Het blijkt thans, dat de meerder
heid van het College zich niet met de Inge
diende voorstellen kan vereenigen. De ver
schillende gronden) hiervoor worden aan den
Raad voorgelegd is een uitvoerig schrijven,
waarin tevens een nieuw voorstel aan de
hand wordt gedaan. Dit schrijven vaa B. en
W. luidt als volgt:
In Uwe vergadering van den 3 Mei j.1.
werd om prae-advies in onze handen gesteld
het voorstel van de Raadscommissie inzake
de herziening van de Plaatselijke Directe
Belasting naar het Inkomen, tot wijziging
der verordeningen tot heffing en invordering
•ener Plaatselijke Inkomstenbelasting.
Wij kunnen ons met de door de Commissie
gegeven beschouwingen, wat betreft de over
dracht van de heffing en invordering aan de
Rijksbelasting-administratie, volkomen ver
eenigen, al ontveinzen wij ons niet, dat de
daaruit voor de Gemeente voortvloeiende be
langrijke bezuinigingen op salarissen voor
personeel ter Oontróle der belastingen en bij
den Ontvanger, zooals door de Commissie
wordt aangehaald, eerst na verloop van ge-
rulmen tijd zullen kunnen intreden. Met het
oog toch op de afdoening van het eerst met
80 April j.1. afgeloopen belastingjaar 1920/21
aal den eersten tijd in het geheel geen ver
mindering van arbeid Intreden, terwijl voorts
ter Oontröla der belastingen ln de toekomst
de gegevens ingevolge art. 245d der Gewij
zigde Gemeentewet zullen moeten worden
verschaft aan de Rijksadministratie.
Eindelijk boude men wel in het oog, dat de
andere gemeentelijke belasting-verordenin
gen ook voortaan ten volle zullen moeten
worden uitgevoerd' door den gemeentelijken
dienst.
Wij hebben met de genoemde Raadscom
missie over het door haar ingediende voor
stel van gedachten gewisseld, ten einde zoo
mogelijk omtrent het tarief der belasting tot
overeenstemming te komen.
Die overeenstemming Ls echter niet be
reikt, terwijl ln den boezem van ons College
evenmin homogeniteit omtrent het tarief of
omtrent de wijze van belastingheffing be
staat. Ons Ooilege ls te dien opzichte name
lijk verdeeld in een grootst mogelijke min
derheid en eene kleinst mogelijke meerder
heid. Waar de eerstgenoemde zich zoowel
met het voorstel der Commissie als met de
door deze gegeven toelichting, in alle opzich
ten kan vereenigen, zoodat zij daaraan voor-
loopig niets heeft toe te voegen, meent ae
laatstgenoemde hare, in velerlei opzicht af
wijkende, meening daartegenover te moeten
«tellen.
Vooraf ga de opmerking, dat onlang» het
College van Gedeputeerde Staten dezer Pro
vincie zloh omtrent de sluitposten der be
grooting in zoodanigen zin heeft uitgespro
ken, dat uit het middel Plaatselijke Inkom
stenbelasting eene opbrengst zal moeten wor
den verkregen van l1/» maal het aanvankelijk
geraamde bedrag, met welke uitspraak de
Raad zloh inmiddels heeft vereenigd. In ver
band hiermede en rekening houdende met
het aandeel der gemeente in de kwade pos
ten, meenen wij dat het kohier der plaatse
lijke Inkomstenbelasting voor 1921/22 moet
worden opgemaakt tot een bedrag van
1.275.000.
Thans terugkomende op de door meerge
noemde Raadscmmissie ontworpen hefflngs-
schaal, wenscht de meerderheid ln ons Col
lege dienaangaande tweeërlei op te merken
en wel, dat de uiterste grens van progressie,
zooals die sedert de jongste wetswijziging ls
geoorloofd, tot uitdrukking is gebracht en
dat het bedrag van de aftrek voor noodzake
lijk levensonderhoud ls verhoogd tot ƒ750.
Wat het eerste punt aangaat, meent de
meerderheid, dat ongetwijfeld ln sommige
plaatsen in den lande de behoefte werd ge
voeld om de soms bulten alle verhoudingen
uitstekende hooge Inkomens met een zwaar
der helfings-percentage te 'kunnen belasten,
dan met de oude progressiegrens was te be
reiken. Dit brengt haars inziens echter niet.
mede, dat, nu sedert de jongste wetswijziging
daartoe wel de gelegenheid is geopend, ook
in die gemeenten, waar die behoefte, bij ge
breke van exorbitant hooge inkomens nim
mer is aan den dag getreden, de uiterst toe
gelaten progressie bij de heffing mede zou
moeten worden bereikt.
Zij meent dan ook, dat de op het gebied
van progressie gegeven ruimere bevoegdhe
den, in deze gemeente niet ten volle toepas
sing behooren te erlangen.
Wat betreft de door de Commissie voor
gestelde verhooging van den aftrek voor
noodzakelijk levensonderhoud, merkt de
meerderheid op, dat bepaling van dit bedrag
ten nauwste samenhangt met de verhoudin
gen in de heffingsschaal neergelegd tussohen
de van de verschillende opeenvolgende dee-
■len van het belastbaar inkomen te heffen be
lasting. De voorheen vrij algemeen gegolden
meening, dat het af te trekken bedrag ook
inderdaad toereikend zou moeten zijn voor
levensonderhoud, heeft wel geheel afgedaan
sedert den Gemeentebesturen de bevoegd
heid is gegeven tusschen het bedrag van af
trek en dat, waarhij de heffing een aanvang
neemt, een ruime marge buiten de heffing
te laten.
Of en ln hoeverre de voorgestelde heffings
schaal aan de bij het ontwerpen daarvan voor
gezeten bedoeling, de belasting in evenredig
heid van ieders draagkracht te doen zijn, be
antwoordt, ls tenslotte nieit uitsluitend te be-
oordeelen naar de cijfers der schaal, die toch
slechts aangeeft de verhouding, waarin door
de verschillende belastingschuldigen in ver
band met hun inkomen zal worden bijge
dragen. Het werkelijk te betalen bedrag bij
een zeker inkomen hangt immeis af van de
totaal benoodigde opbrengst, in verband
waarmede de in de heffingsschaal neerge
legde verhouding met een zekeren factor zal
moeten worden vermenigvuldigd. r
Een duidelijke voorstelling van de eigen
lijke beteekenis van de heffingsschaal ver
krijgt men dan ook eerst, wanneer, in verband
met de behoefte en het totaal belastbaar in
komen, de werkelijke belastingbedragen kun
nen worden bepaald.
Zooals boven reeds met een enkel woord
werd toegelicht, zal de bruto opbrengst van
het kohier der Plaatselijke Inkomstenbelas-
ting over het belastingjaar 1921/22 moeten
bedragen ƒ1.275.000.—.
De in beginsel door U reeds aanvaarde
.overdracht der heffing en invordering aan
de Rijksbelasting-administratie, brengt mede,
dat niet, zooals voorheen als regel placht te
gebeuren, het heffingscijfer kan worden vast
gesteld, nadat omtrent de hoegrootheid van
het op het kohier voorkomende totaal belast-
haar inkomen zekerheid was verkregen. Im
mers de kohieren zullen voortaan niet ineens,
doch bij gedeelten achtereenvolgens worden
vastgesteld. Het belastbaar inkomen zal der
halve voortaan vooraf zijn te begrooten. Juist
in dit overgangs-tijdperk ontmoet deze ra
ming grooter moeilijkheden dan in den ver
volge is te verwachten.
In de wet is verder thans vastgelegd, dat
de berekening van het inkomen zal moeten
geschieden op de wijze als voorgeschreven in
de wet op de Rijiksinkomstenbelasting. De
toepassing van dit voorschrift komt voor het
belastingjaar 1921/22 hierop neer, dat in den
regel tot grondslag zal strekken het Inkomen
in het kalenderjaar 1920 genoten.
Tot nog toe gold als grondslag van ver
anderlijke inkomsten het gemiddeld bedrag
daarvan genoten in de voorafgaande twee
kalenderjaren. De oorzaak der niet onbe
langrijke stijging, voorkomende in de hoo
gere inkomens van het kohier belastingjaar
1920, is dan ook grootendeels te zoeken in de
belangriike conjunotuurwinsten ln 1918 en
gedeeltelijk ook ln 1919, door diverse per
sonen ln deze gemeente behaald.
In het jaar 1920 is echter eene malaise in
verschillende bedrijven ontstaan, waarvan
ook deze gemeente den terugslag voelt en
tengevolge waarvan het kohier van het vorig
jaar, voor wat betreft de hoogere inkomens,
geen betrouwbare maatstaf meer is te achten.
Dat de hoogere inkomens, voorkomende
op het kohier van 1920, hun ontstaan voorna
melijk te danken moeten hebben aan de in
de jaren 1918 en 1919 gemaakte conjunctuur
winsten, moge U uit bijlage A dezes, hou
dende vergelijking van het aantal aanslagen
der verschillende lnkomstengroepen ln d«
jaren 1914 tot en met 1920, duidelijk zijn.
Tot zoodanige vermeerdering van het aan
tal der hooogere aanslagen hebben verboo-
ging van vaste inkomsten toch slechts weinig
kunnen bijdragen.
Het vermoeden is dan ook voldoende ge
wettigd te achten, dat voor het belastingjaar
1921/22 een belangrijke daling van het aantal
der hoogste inkomens is te verwachten, waar
door het totaal bedrag, aan de heffing onder
worpen,. eveneens belangrijke vermindering
zal ondergaan.
Weliswaar zijn ook enkele gunstige fac
toren aanwezig, die wijzen op eenige verhoo
ging van inkomen, doch de slotsom, waartoe
ons College, na overleg ook met het Hoofd
van Dienst der Rijksbelastingen is bekomen
geeft aan, dat het totaal zuiver kom' n
waarnaar de belasting voor 1921/ 7 is tc b' -
rekenen, is te stellen op lö.^OQ.POO.—
Rekening houdende voorts met de door de
Commissie voorgestelde verhooging van den
kinderaftrek tot 100.— per kind beneden
den zestienjarigen, respectievelijk den een
entwintig-jarigen leeftijd, met welk voorstel
ook de meerderheid zich in beginsel wel kan
vereenigen zal toepassing van de voorgestel
de schaal leiden tot een vermenigvuldigings-
oljfer van 4 en tot heffing van belastingbe
dragen als in bijlage B (kol. 8) dezes worden
aangegeven.
De meerderheid meent, dat de daarin dui
delijker uitkomende toegepaste mate van pro
gressie verder reikt dan in verband met de
gewijzigde tijdsomstandigheden praotlsch ls
uit te voeren.
In nog duidelijker vorm moge U hieronder
een beknopte vergelijking aantreffen van wat
de Commissie zich had voorgesteld en van
hetgeen, zulks door de Inmenging van het
provinciaal bestuur, zal moeten worden be
taald:
men' niet voorbij, dat de vermeerderde inkom
sten voor een deel het gevolg zijn van de ge
ringe koopkracht van het geld, dan valt toch
op te merken, dat ditzelfde motief ook op het
bedrag van de belasting van toepassing is.
Voorts dient in aanmerking te worden ge
nomen, dat de lasten, voortvloeiende uit de
zeer belangrijke stijging der gemeentelijke
uitgaven, grootendeels veroorzaakt door maat
regelen, welke voornamelijk ten goede komen
aan de in deze gemeente zoo ruim vertegen
woordigde lagere klassen van bevolking, be
zwaarlijk uitsluitend kunnen worden gedra
gen door de betrekkelijk weinigen van hen,
die als beter gesitueerd zouden kunnen wor
den aangemerkt, zonder deze laatsten van
wie het lang niet altijd zeker is, dat zij ook
in gunstige economische positie verkeeren,
bovenmatig zwaar te belasten.
Houdt men verder rekening met de veelal
uiterst geringe bijdragen van de lagere Inko
mens in 's Rijksbelastingen en de niet gering
te schatten sommen van de hoogere inkomens
aan Rijksbelastingen te voldoen, dan zal
kunnen blijken, dat, indien de voorgestelde
schaal ongewijzigd zou worden toegepast,
aan den eenen kant door de gegoede arbei
dersklasse slechts betrekkelijk weinig per
centen van het inkomen zouden behoeven te
worden bijgedragen in de algemeene lasten,
terwijl, aan den anderen kant, verscheidene
personen 40 en meer van hun Inkomen aan
belastingen zouden moeten offeren.
Op grond van een en ander meent de
meerderheid U te moeten adviseeren het
voorstel der Commissie voor zooveel betreft
de door baar aangegeven heffingsschaal niet
aan te nemen.
De samenstelling van een andere heffings
schaal werd door de meerderheid intusaohen
uit verschillende oogpunten bezien. Bij het
betrekkelijk gering bedrag aan Inkomen in
verband met het aantal aangeslagenen het
gemiddeld bedrag aan inkomen over 1920 be
droeg per aangeslagene nog slechts 2100
en het voor dit jaar zeer verhoogde totaal
heffingsbedrag, is het onvermijdelijk, dat
ook in deze gemeente zoo talrijk vertegen
woordigde lagere inkomens een belangrijk
aandeel in de gemeentelijke lasten zullen
hebben te dragen ywil men het geringe aan
tal Inkomens van hoven de 6700 niet boven
mate zwaar belasten.
Wij meenen U dit niet beter te kunnen
demonstreeren dan door het bovenstaande
staatje, aangevende de mate van verhooging
die de inkomens boven 5700 zouden moeten
ondergaan bij1 vermindering der lagere inko
mens.
2
04 a s
O M
«M
(3
5000
O* bo
P If
'G
3 oo
212
1-3 3 9
O
•T3
T3
f 1,
2,
4.'
5.
6.
7.
8.
3 S
I
ei O o
,m x> <a
.8
o
5ö
•3 2
9 i
CO
s
3 a
r 25.—
50.—
75.—
100.—
125
150.-
175
200.—
225.--
260.—
Zuiver
inkomen.
Bedrag der Belasting
Zooals de
Commissie zich
de toepassing
van hare schaal
had gedacht
1000
2000
8500
5000
10 Oo -
Boven f 5700
van elke
f 100 meer
f
7 08
79 46
229.55
481 10
1258.30
16.64
Waartoe toe
passing van het
voorstel der
Raadscomm.
thans zou leiden
f 14
152.80
441.44
829 04
2419 80
32.-
Het vraagstuk tot welks oplossing de Com
missie zich blijkbaar niet geroepen heeft ge
acht, n.1. in welke verhouding een belangrijk
hoogere opbrengst over de respectieve inko
mens wtlre te verdeelen, is door de Com
missie niet beantwoord.
De meerderheid1 meent zich verschoond te
mogen achten, aan te toonen, dat eene heffing
van 26% tot 82% van het inkomen, dat resp.
boven ƒ4000.— tot ƒ5700.— en daarboven
wordt genoten, aan het, aan de schaal der
Commissie ten grondslag liggende, beginsel
„belasting naar draagkracht" geweld aandoet.
Hoe prijzenswaard het overigens is te ach
ten de lagere inkomens niet in dezelfde mate
te doen deelen in de zoo belangrijk hoogere
lasten, valt ook hier een grens aan te houden,
wil de belastingheffing als zoodanig niet een
averechtsche uitwerking hebben.
"Het is voorts een van zelf sprekend feit,
dat tegenover de in zoo belangrijke mate
plaats gevonden hebbende vermeerdering
van inkomsten, in den vorm van hooger trac-
temenï welke vermeerdering verhoudings
gewijs bij de arbeidende klasse aanmerke
lijk meer bedraagt dan bij de andere klassen
der maatschappij een verzwaring der las
ten staat, en dat men zioh ook in eerstge
noemde kringen zal moeten gaan gewennen
aan een hooger belastingbedrag. Want al ziet
Indien de meerderheid zich derhalve heeft
gezet tot het ontwerpen eener gewijzigde hef
fingsschaal is daarbij met de vorenstaande be
schouwingen rekening gehouden.
De meerderheid zou zich met de bestaande
heffingssohaal kunnen vereenigen, ware het
niet, dat ook zij van meening ls, dat de over
gang van het halve op het volle percentage
geen geleidelijkheid bevat en voorts, dat de
laagste in de belasting betrokken inkomens
daardoor zwaarder dan noodig ls te achten
zouden worden belast, ln verhouding tot de
naasthoogere inkomens, terwijl, indien men
zulks zou willen ondervangen door het be
drag van den hoofdaftrek daarbij te vexhoo-
gen tot 750.—, door de daaruit voortsprui
tende verhooging van het percentage de be
zwaren van den zooeven aangehaalden over
gang tot het volle heffingspercentage weder
zouden worden verergerd.
Door de meerderheid is dan ook 'ln afwij
king van het advies der Commissie de op
lossing gezocht, en naar wij meenen op be
vredigende wijze gevonden, in de heffing
van het maximaal bij de wet toegelaten aan
tal opcenten op de Rijks Inkomstenbelasting,
gepaard met heffing van een Plaatselijke In
komstenbelasting naar een gelijk heffings
percentage.
Door daarbij den door de Commissie voor
gestelden hoofd-aftrek toe te passen (welken
hoofdaftrek de meerderheid voor ongehuw-
den en andere niet-gezinshoofden wenscht te
verminderen tot 600.—), kunnen deze hef
fingen te samen niet geacht worden de klei
nere Inkomens te zwaar te belasten, terwijl
de grootere Inkomens een behoorlijk aandeel
ln de stijging der algemeene uitgaven te tor
sen krijgen.
Houdt men daarbij ln het oog, dat het ln
de bedoeling ligt, een aftrek voor kinderen te
vorleenen zooais door de Commissie wordt
voorgesteld van 100.— per kind beneden
den lfljarigen leeftijd, respectievelijk den 21-
jarigen leeftijd, dan zijn de alsdan te betalen
belastingbedragen, in verband met de meer
dere gemeentelijke uitgaven, ook voor de la
gere inkomens geenszins hoog te achten, in
vergelijking met wat ook in andere gemeen
ten aan den fiscus moet worden geofferd.
(Bijlage C.)
De samenstelling van het belastbaar in
komen in deze gemeente in het oog houden
de, is mest het beginsel „belasting naar
draagkracht", naar de meerderheid meent, in
voldoende mate rekening gehouden.
Door den heer W. H. Tielrooy werd be
reids op de ontwerp verordening der Raads
commissie een amendement ingediend tot wij
ziging van art. 6 van den volgenden inhoud:
Afgezien van de houding, die ondergetee-
kende zal inneanen tegenover het ontwerp:
„Verordening tot heffing van een Plaatselij
ke Belasting naar het Inkomen", ingediend
door de Raadscommissie inzake de herziening
van de PL Dir. Bel. n/h. Ink., na ontvangst
van het prae-adviea en de te houden bespre
kingen, meent o. g. nu reeds onderstaand
amendement op art. 5 te moeten natellen,
om a en b te doen lezen als volgt
a. voor het eigen of aangehuwde kind of
pleegkind, dat bij den aanvang van het
belastingjaar den leeftijd van 21 jaar
nog niet heeft bereikt en hetwelk gere
geld aan een onderwijsinrichting volle
dig dagonderwijs geniet;
b. voor kinderen, die door lichaams- of
zielsgebreken bulten staat zijn in hun
onderhoud te voorzien en -*eheel ult-
B1JLAGE A.
GROEPSGEWIJZE OVERZICHT van bet aantal aanslagen ln de
Plaatselijke Directe Belasting naar het inkomen over de jaren
1914 tot en met 1920.
BIJLAGE B.
STAAT houdende overzicht van de over het belastingjaar 1921/22 te be
talen belastingbedragen, volgens verschillende beffingisohalen berekend
op een zuivere opbrengst van f 1.200.000.
(Aanslagen van belastingplichtigen met drie kinderen.)
ZUIVER INKOMEN.
800.-
850.—
900.-
950.—
1000.-
1060. -
1100-
1150.
1200.
1250.—
1800.
1350
140
1450.—
1500.—
1650.—
1600.-
1700.—
1800.—
1900.—
2000.—
2100.-
22o0.—
2800.—
2400.—
2500.—
2600.-
2700.—
2800.—
2900.—
8000.—
3500.—
4000. -
4500.-
5000,
6000. -
7000.—
8000.—
9000.
10000.—
11000.-
12000.—
18000.-
14000. -
16000.—
16000.-
17000.—
18000.—
19000.-
20000.-
doch minder dan f
850,
900,
950.
1000'
1050.
1100'
1150.
1200.'
1250,
1300
1350,
14 0,
1450.
1600,
1550.
1600.
1700.
1800.
1900.
2000'
2100,
2200.
2800,
24'0.
2500,
2600,
2700,
2800.
2900.
8000,
8100.
3600
4100.
4600.
5100,
6100,
7100,
81o0,
9100,
10100.
„11100,
12100,
18100.
14100.
„15100,
16100.
„17100.
18100.-
„19100,
„2ul00,
Aans'lag 1920
berekend naar
een zuivere
opbrengst van
t 750.000,—.
2.25
4.50
6.75
9
11.25
18.60
16.76
18.—
20.25
22.50
24.75
27.—
29.25
81.50
83.76
86.—
86.—
45.—
64.—
63.—
72.—
81.—
90.—
432.-
622.-
813.-
702.-
792.-
882.-
972.-
1062.—
1882.
1428.-
1612-
1602.-
1692.—
N Hrt
g O
8
T o
I
CD
P P-
1.13
1.29
1.43
1.57
1 69
1.80
1.90
3 31
3.60
3.85
4.09
4.80
4.50
4.68
4.84
5.-
6.14
5.27
5.40
5.91
6.30
7 20
7 46
7 65
7 80
7.92
8.83
8 86
8.40
8.48
8.46
Voorstel Raads
commissie
Hoofdaftrek f 750
Kinderaftrek flOO
per kind.
Bedrag
van den
aanslag.
f 2.-
4.40
7.20
10.40
14.-
18.—
22.40
27.20
32.40
38.-
44.-
57.20
,72.-
88.08
104.24
120.40
186.60
152.80
169.—
185.63
202.64
220.12
287.24
256.40
275.20
'375.80
487.4
610
743 60
1043.8 i
1363 80
1688.80
„2n 3.80
2828.80
2648.80
2968.80
8288 80
8608 8 i
8923.80
4243.80
„4668.80
„4883.80
„6203.80
6523.80
g
s.
O
O
1 g
Ë'j»
0
1
g B?
1.83
1.60
1.88
4.63
5.21
5.73
6.21
6.64
7.04
7.42
7.79
8.15
8 47
8.84
9.17
10.73
12.18
13 65
14.87
17 40
19.48
21.06
22.26
28.24
24.08
24.70
25.26
25.74
26.16
26.62
26.86
27.18
27 39
27.62
Opcenten (100) op
de R.I.B. bene
vens Plaats. Ink.
Bel. naar een
gelijk perc. (12)
Hoofdaftrek f 750
Kinderaftrek f 100
per kind.
Bedrag
H *rj
1
B
D»
i
P P4
0.65
1.13
1.66
2.16
2.64
2.96
4 62
5 26
6.75
6.16
9.87
10.24
I .90
II 41
18.04
18.44
13.78
14.05
14 29
14.52
14.78
14.87
15.01
15 16
15.33
15.48
15.61
15.73
BIJLAGE C.
VERGELIJKENDE STAAT van verschuldigde belasting (in guldens) door gehuwden met drie kinderen
in een aantal Nederlandsohe Gemeenten (Belastingjaar 1920 of 1920/21).
a
Sao
p <o o
8,
9.
10.'
(D
p
200
P lD
2 'E
p s
O O,
Zuiver Inkomen
Aantal aanslagen
in de jaren
1914
1915
1916
1917
i.918
1919
1920
beneden
f 800.—
3378
3370
2638
2700
2107
491
822
f
800.— t/m.
1400.—
1777
1903
2239
2477
3322
4014
2518
ff
1400.—
-2000.—
278
307
854
410
646
1290
2099
2000.—
3000
241
253
267
297
857
595
1831
f)
3000.—
4000.—
81
79
95
105
187
206
462
fl
4000.—
5000.—
28
35
23
47
67
122
201
0
5000.—
6000.—
15
12
18
30
37
61
T7
0
6000.—
7000.—
6
10
13
11
29
82
TT
ff
7000.—
8000.—
2
1
2
5
7
26
87
f)
8000.—
9000.—
1
1
2
9
13
22
n
9000—
10000.—
2
4
1
5
15
15
boven
10000.—
3
4
5
18
24
16
80
Totaal
6806
5976
6659
6098
6T4T
6886
T694
Bedrag
van den
aanslag.
108.—
117.—
12.6.—
185.—
144-
163.-
162.—
207.-
252.-
*97
a*2.-
1152.~
n 4242.
aU
0.28
058
0.75
0.95
2 00
2.09
2.17
2.25
2.82
2.25
2.64
3.—
6 60
6.84
8 02
8 10
8.17
8.23
8.28
0.18
0,38
0.60
0,83
1.08
2.16
2.45
2.75
3.37
4.—
van den
aanslag.
6.—
13.—
20.—
27.—
33.—
40.—
47.-
64.—
61.—
68.-
74.—
88 50
103.50
U7.—
132.
147.-
162. -
174.
189.
204
219.-
234.50
250
265.50
2.81.—
358 50
436.—
513.50
593.—
758.—
918.—
1075.—
1240. -
1405.—
1572 -
1742.
1912.
2082.
2252.-
2426.-
26 6.—
2786.—
2966
8146.—
2.
CD
8.86
8.72
4 07
4.39
6 6
7.—
7.36
7.57
7.88
8.16
8 42
8.69
8.93
9.16
11.86
12.55
Zuiver
inkomen.
Heerlen.
o
Enschede.
j Deventer.
Hilversum.
Apeldoorn.
Delft.
Breda.
Hengelo iO.)
'8 Hertogen
bosch.
Amersfoort.
Zaandam.
p
o
JS
•a
p
W
Vlissingen.
Schiedam.
Leeuwarden.
Emmen.
Gouda.
Alkmaar.
Zwolle.
HELDER.
Zuiver
inkomen.
Voorstel der
Raads-
commisse.
100 opc.R.I.B,
en Plaats.
Ink. Bel. naar
een gelijk
hefflngs-per-
centage.
800
4
4
10
800
900
1
3
5
2
2
4
8
3
7
11
11
16
900
1000
2
3
4
3
6
9
7
8
9
12
9
8
12
15
18
19
22
1000
1100
3
4
5
9
9
9
9
10
13
13
14
14
16
16
16
20
24
26
27
28
2.—
6.—
1100
1200
6
9
9
16
15
15
17
14
19
19
20
19
20
23
24
29
34
33
34
39
7.20
20.—
1200
1500
15
24
28
49
40
37
44
31
42
39
43
52
32
50
50
56
74
62
59
58
32.40
61.—
1500
1800
27
40
44
76
58
57
81
44
61
57
63
74
45
73
76
82
106
90
83
81
72.-
103 50
1800
2000
33
50
96
59
97
73
72
101
54
77
71
78
97
54
92
95
102
134
111
101
99
104 24
132.
2000
3000
80
122
220
150
158
228
108
164
143
155
213
99
199
201
205
302
216
191
191
275.20
281.—
3000
4000
135
152
186
300
234
247
379
165
260
221
236
333
152
316
318
332
518
330
295
308
487.40
436.—
4000
5000
195
210
250
502
315
344
546
225
334
302
315
452
207
425
430
464
720
445
404
424
743.60
593.—
5000
6000
256
268
320
652
397
449
721
287
441
387
'895
572
266
558
542
609
922
566
560
540
1043.80
753.-
'6000
8000
387
407
474
972
568
668
1091
426
623
573
557
814
392
776
768
931
1333
824
777
775
1683.80
1075.—
8000
10000
510
553
641
1296
744
890
1436
581
806
775
722
1059
532
1033
995
1261
1745
1094
1067
1011
2323 80
1405.—
10000
15000
818
969
1063
2115 11207)1448
2307
977
1248
1332
1152
1675
897
1685
1564
2095
2782
1773
1841
1603
3923.50
2252.—
15000