gen, de variétés zijn de decors en costumes
door hun schreeuwerigheid in overeenstem
ming met de muziek van de jazz-band, die
de pauze vult.
De knal-roode hoed van het luxe-juffertje
of van de brave bourgeoise is dus geheel in
den toon. Iedereen wil de goe-gemeente
groote oogen doen opzetten: Barnum is de
ware profeet dezer nieuwe tijden geweest,
De roode hoed komt op tijd.
Maar wie nu dienkt met zijn veiMindiend-
kleurig hoofddeksel sensatie te maken ver
gist zich toch: wanneer alle hoeden scharla
ken zijn, wordt de bescheiden gekleurde
hoed opgemerkt. Zoo zullen de fijnere tin
ten tenslotte haar revanche nemen op de
brutale kleuren: begon het geen tijd te wor
den?
LBVBNS-LIEDJE.
Een droevige geschiedenis.
door
L M.
Een jonkman van drie inaal zes jaren
Had gruwelijk last met z'n haren.
Ze waren stroogeel,
Grof als pijpkaneel,
En leken van ver.... korenaren!.
De jongen z'n bruid heette Nelly,
De jongen z'n zus heette: Elly
Die twee zeiden: „Tom.
We lachten ons krom
Om jouw haren ais draad-vermioelli
Tom kocht toen 'n potje pomade.
Om daarin z'n haren te badenl
Hij ging naar den barbier
Zat er daags drie kwartier.
En verbruikte enorme voorraden....
Maar 't middeltje werkte machtig!
Z'n meisje lachte waarachtig!.
En Elly z'n zus.
Die gaf hem 'n kus
En zei: „Jonge wat is je haar prach
tig!....
't Duurde niet meer dan 'n jaartje
Of Tom kreeg 'n snor en 'n baardje
Stroogeel hard en stug.
Maar van voorhoofd tot rug....
Had hij zelfs niet meer één enkel
haartje!.
IJs, uit zeewater gefabriceerd.
Zooais bekend, bevat het Ijs vain Ijsbergen
geen zout meer doordat op het oogenlblik van
de ibevrleizing ©en dissociatie plaats vindt.
Er is thans aldus (het Maartnummer van
„La Nature" oen procédé uitgevonden dioor
dien ingenieur de Sangy, die uit zeeiwater ijs
hoeft gefabriceerd'.
Dergelijk ijs schijnt boven het ijs uit het
zoetwater verschillende voordeelen te hebben
b.v. bevroren visch wordt niet uiit elikaar ge
trokken, het ijs is minder bnos.
De fabricage moet niet kostbaarder zijn
dam die van het zoetwatervis.
De resultaten geconstateerd bij kisten met
visch verzondCn van Douamenoz naar Parijs,
waarbij sommige met zoetwater, sommige met
zoutwaterijs, waren in het voordeel van het
laatsite.
De Koning der Zwendelaars.
In een leerrijk artikel in de Deutsche Me-
dezanisohe Woohenschrlft over den strijd
tegen de geheime middelen geeft Professor
Schwalbe een overzicht van de Dultsche toe
standen. Vermelding verdienen daarvan de
lotgevallen van het reeds vijiftien jaar oude
geiheimmiddel Rad-Jo, waarmede de Ham-
burgsche fabrikant Voirath Wasniuth eens
deels een reusachtig vermogen, anderdeels
dien naam van Koning der Zwendelaars ver
diend heeft.
Men 'herinnert zich, dat prof. Kouwer
reeds in 1910 den fabrikant aanklaagde we
gens beleediging, omdat deze in een pros
pectus beweerd had, dat Kouwer het middel
met succes aan onze Koningin had voorge
schreven. De waarheid was, dat Kouwer de
hem toegezonden proefmonsters en littera
tuur ongeopend en ongelezen naar de prul-
Iemand verwezen had. De fabrikant werd ver
oordeeld eerst tot een boete, en later toen hij
in den booze volhardde tot hechtenis en ge
vangenisstraf.
Uit het overzicht blijkt, dat het die verdien
ste van Kouwer geweest is dezen zwendelaar
het eerst „zoo goed de das te hebben' omge
daan, dat hij in de doos terecht kwam". Ons
heerschap wist echter ook van prooedeeren
en schermde rechts en links met aanklachten
tegen .personen (artsen voornamelijk), die in
woord of in geschrift zijn middel bedrog ge
noemd hadden. Schwalbe geeft een overzicht
van het aantal processen, dat daarvan het ge
volg was, het zijn er goed geteld meer dan
een dozijn. Steeds 'kreeg hij ongelijk. Tegen
over deze 'beleedigingszaakjes staan een aan
tal aanklachten door professoren, chemici
e.d. tegen dien fabrikant ingediend, omdat
deze van hun naam had misbruik gemaakt,
evenals hij dat met Kouwer's naam gedaan
had. Al' deze processen zijn zonder uitzonde
ring ten nadeele van den fabrikant uitgeval
len. Verschillende autoriteiten hebben in
wtoord of schrift het publiek tegen dezen
zwendel gewaarschuwd.
Het resultaat was: nieuwe aanklachten van
den koning der zwendelaars, nu eens tegen
dezen geneesheer of autoriteit, dan weer te
gen dien. Al deze processen werden echter
d oor hem verloren. Onvermoeid en ongehin
derd bleef hij intusschen zijn gang gaan. In
de processtukken, die bij eender aanklachten
overgelegd1 werden, beweert hij een omzet te
hebben van 5 millioen fflesschen per jaar; de
kosten zijner reclame alleen werden voor
1920 door een deskundige op één millioen
mark geschat. En als men dan weet, dat de
prijs per flesch van dit waardelooze praepa-
raait voor den oorlog 12 mark, thans 95 mark
bedraagt, dan begrijpt men welk een reus
achtige kapitalen de man verdiend moet heb
ben, ondanks alle offioieele waarschuwingen
en al de veroordieelende vonnissen.
Schwalbe pleit voor ingrijpen van hooger
hand; liefst in dien izin, dat het door wette
lijke bepalingen mogelijk zou wordien: in der
gelijke gevallen verkoop, vervoer en het ad-
verteeren te verbieden en streng te straffen.
Ook moest het voor den rechter mogelijk zijn
al dergelijke ongegronde aanklachten van
zwendelaars geriicht tegen artsen en autori
teiten eenvoudig naast zidh neer te leggen,
terwijl de veroordeelende vonnissen op kos
ten van dien zwendelaar door het gevecht be
hoorden te worden .gepubliceerd In de dag
bladen.
Dat ook vele Duitsohe rechtsgeleerden er
precies zoo over denken, blijkt uit de instem
ming, die dit opstel van Schwalbe bij hen ge
vonden heeft. Rechter Feilitiseh heeft in de
Deutsche Strafrechts Zeitung overeenkom
stige wettelijke bepalingen bepleit.
Zon-kunstllcht.
Een N. T. A.-berlcht meldt de inventie te
Londen van een kumtliohtbron, die haast
volkomen op daglicht gelijkend licht geeft.
Het is voor ve-reoh lillende industrieën en be
drijven van .belang over dergelijk licht te
kunnen beschikken. iDe Engeilsche uitvinder,
die onlangs patent nam op zijn vinding, laat
het licht van een eleotrisohe lamp weerkaat
sen tegen een daarboven geplaatsten zonne
scherm vormigen refleotor. Deze heeft 'hij van
een combinatie van kleuren voorzien, .zoodat
het oorspronkelijke licht tegen het scherm
terugkaatsend in dier voege gewijzigd blijkt
te zijn, dat het nu den indruk igeeft van zon
licht.
DE GEHEIMEN VAN DE TAAL!
Juffrouw, verkoopt u onzichtbare haar
netjes?.
Welzeker, mevrouw.... Die heb ik
voor U.
Mag ik ze dan eens van u zien?.
Jan: Fritz, weet j!j de onbekende Gracht?
Fritz: Natuurlijk.... die....
Jan: 't Is nle-waarl.
Jan: Als jij weet waar de Onbekende
Gracht is, dan is dat de onbekende
Gracht niet!.
Uit een proces-verbaal!.
Ons in functie en behoorlijk voor
zien van onze officleele aanstelling begeven
hebbende ten huize van gemelde A. S. de H.,
werden wij aldaar ontvangen door den ge
ïnsinueerde, die zich tegen de uitvoering
van ons exploit verzette met de verklaring
dat wijsohurfcen en schoften waren,
welke verklaring wij na hiervan getrouwe
lijk nota te hebben genomen, hieronder met
onze handteekening bekrachtigen
Het Futurisme en de revolutionaire
beweging van tachtig.
Milaan is de stad yan den vader van het
futurisme, Marinetti, Deze heer geeft aldaar
een in het Fransch geredigeerd blaadje uit,
„le Futurisme" geheeten, waarin hij zijn
ideëen en idealen uiteenzet.
In een der laatste nummers vertelt hij een
en ander omtrent het „toekomsttooneel"
Hun bedoeling is, het publiek de eene ver
rassing na de andere te brengen en de
schouwburgbezoekers op die manier gezel
lig bezig te houden, omdat, naar de voor
mannen van deze nieuwe richting meenen,
de verrassing een essentieel element is van
de kunst. Een kunstwerk moet, volgens het
principe der heeren, niet afhankelijk zijn van
wat men de realiteit noemt. Het moet auto
noom wezen, mag slechts op zich zelf gelij
ken en dientengevolge zooiets als een won
der verbeelden.
En dan wijzen de heeren er op, dat de
Primavera van Botticelli, dat ook zooveel
andere meesterwerken, bij hun verschijnen,
behalve de waarde van hun compositie, hun
rythme, hun kleur, de essentieel» waarde
halcLden van hun verrassende originaliteit.
Omdat wij het schilderij nü door en door
kennen; omdat wij van de imitaties en de
plagiaten alles afweten, is de waarde dei-
verrassing verloren gegaan. Dit bewijst, dat
de aanbidding voor de werken uit het ver
leden niet alléén verderfelijk is, omdat de
scheppende geesten er door in de verdruk
king komen, maar vooral ook dwaas, omdat
een gedeelte van die, voor de helft afgestor
ven meesterstukken, te bewonderen, na te
werken of te copiceren.
Toen Raphaël voor een van zijn fresco's
een muur van het Vaticaan had uitgekozen,
die reeds eenlge jaren te voren door Sodo-
ma was versierd, liet hij het schitterende
work van dezen schilder afkrabben en bracht
er zijn eigen fresco op, zonder zich van het
vernielde werk iets aan te trekken. Vol
gens zijn opvatting toch moest de voornaam
ste waarde van een kunstwerk gezocht wor
den in het verrassende van de verschijning.
In onzen tijd is de verrassing meer dan
ooit een essentieel element van de kunst,
omdat het na eeuwen van zoovéél geniale
werken, waarmede de wereld werd verrast,
wel heel moeilijk is, thans nieuws te be
denken.
En dan vertellen de heeren, dat op het
toekomsttooneel de trouvaille van den auteur
het publiek moet treffen door zijn verma
kelijkheid; dat die trouvaille een opeenvol
ging van vermakelijke ideeën moet sugge-
reeren. Als men een steen met groote kracht
in het water werpt, spetteren de droppels
immers de lucht in en de circels, die dan
ontstaan, doen weer èndere cirkels ontstaan
en brengen heel het vlak in beroering.
De trouvaille van den auteur moet het pu
bliek verleiden tot onverwachte uitingen en
gebaren. Elke verrassing op het tooneel
moet nieuwe verrassingen in het parterre, in
de loges, zelfs in de stad veroorzaken. Op
die manier zal het moderne theater de ba
kermat worden van een nieuw soort hersen
gymnastiek, die de Italiaansche jeugd za
bevrijden van de droefgeestige, verstompen'
de obsessie, politiek geheeten.
Ongetwijfeld zit in deze beschouwingen
veel bekorends, en men kan zich nu wel me
een grapje van dat dlwaze „futurisme" af
maken, maar daarmede doet men toch, ge-
looven wij, groot onrecht aan den ernst van
het streven dezer hervormers. Hebben wi;
in onze eigen literatuur niet iets dergelijks
De wespen-misère.
Het jaar 1921 was dat van wespenplaag
en wie van de wespenmisère in en buiten
•ons land leizen wil, sta het nummer
van „De Levende Natuur" op met het ver
slag van de wespen-enquête door J. Th.
Oudemans gehouden. De aanhoudende droog
te, gepaard met warmte en zonneschijn be
schouwt schrijver als de naaste oorzaak van
het overvloedig tieren van allerlei soorten
van dit lastig gedierte, dat bovendien over
al, maar meest in Gelderland schade
aan de vruchten toebracht Geen wonder dat
men op middelen zon om zich tegen de in
dringers te verdedigen. Het meest doeltref
fende is volgens den heer Oudemans het vol
gende:
Ik ken een middel, dat wel degelijk helpt,
doch dan moet men dit, zooals wel meer het
geval is. aanwenden vóór dat de plaag zich
ontwikkeld heeft. Ook hier is voorkomen
bereikbaarder dan genezen. Men bedenke,
dat in het najaar alle wespen te gronde gaan,
behalve de nieuwe koninginnen, die op be
schutte plaatsen overwinteren. Dat zijn o.a.
die groote exemplaren, die zich soms in het
late najaar ln onze woningen vertoonen,
waar zij dan een winterkwartier zoeken. In
het voorjaar treft men ze op allerlei bloemen
aan en het valt allicht op, dat zij niet zoo
vlug zijn, als de zontersohe werksters; geen
wonder, want onze koninginnen dragen de
kiemen van een geheel© bevolking met zich
mede.
Uit elke in het voorjaar aanwezige wesp
kan dus, als zij niet te gronde gaat, een ge
heel nest ontstaan, dat in den nazomer dui
zenden bewoners herbergt. Doodt men dus
in Mei en Juni zooveel mogelijk de wespen,
dan heeft men de zekerheid, dat die althans
geene nesten zullen doen ontstaan. Natuur
lijk gaan er door allerlei oorzaken in de
natuur zonder ons ingrijpen óók vele te
gronde, doch, men ziet het in de „wespen
jaren", als de omstandigheden gunstig zijn,
dan kan zich eon echte „plaag" ontwikkelen.
Nu heb ik opgemerkt, dat de wespen bui
tengewoon gaarne de rose bloempjes van
de Sneeuwbes of het Radijsboompje, Sym-
phoricarpus racemosus, bezoeken, en daar
dit een heester is, die in slechts weinig tui
nen ontbreekt, heeft men daarin een object,
dat ons in de gelegenheid stelt, ons met ge
ringe moeite van eein groot deel der wespen-
koninginnen te ontdoen en daarmede van
vele toekomstige wespennesten. Het best
gebruikt men daartoe een klein model vlin
dernetje; men vangt daarmede de wespen
op de bloemen en doodt ze door een druk
piet den voet. Op die wijze heb ik eens op
één dag meer dan honderd wespenkoningin
nen onschadelijk gemaakt. Het is geen aan
genaam werk, althana niet voor een natuur-
iefhebber, doch men moet wel ingrijpen,
om zich te verdedigen. Houdt men het van
gen geregeld eenlge wéken vol althans bij
zonnig weer, dan kan men zeker zijn, ln
zijne naaste omgeving het aantal wespen
nesten in hooge mate te hebben beperkt.
KWINKSLAGEN.
fret roestige zwaard!
Het diner was zeer gezellig geweest en
iet kleine gezelschap bevond zich nu in de
bibliotheek, waar de koffie rond gediend
werd.
De gastheer nam 'n roestig zwaard van
den wand en het bekljdend, zeide hij pein
zend:
Nooit zal ik vergeten waar ik dit zwaard
het eerst getrokken heb!.
Waar was dat dan? vroeg een ro
mantisch aangelegd en nieuwsgierige gast.
Toe vertel het ons eens?.
De eerste keer, dat ik dit nu zoo roes
tige zwaard trok vertelde de gastheer op
ietwat plechtigen toon.(de ademlooze
toehoorders luisterden in gespannen ver
wachting).de eerste keer was bij 'n
tombola van een liefdadigheidsbazar!.
Eén vogel ln de hand.
De heer Kabeling was tegen den wil zijns
schoonvaders getrouwd. Toen zij elkaar ter
gelegenheid van een familiefeest toch eens
ontmoetten, zei de schoonvader nijdig:
Zoo jonge man.Ik heb mijn tes
tament verander^ en in het nieuwe heb ik
jou afgescheept met vijf en twintig gul
den. Versta. JeP.
Dat spijt me verschrikkelijk,
schoonpapa.... antwoordde de
en na 'n oogenblik pauze:.
vijf en twintig pop zeker niet bt
schoonpapa?.
beste
onge man
J hebt die
u wel
aan te wijzen? De beweging der zoogenaam
de „taohtigers" was ln wezen analoog aan
het futurisme van thans.
Omstreeks 1880 was er een groep
P Jonge
Frede-
Dat kwam aan!
Willem de student met zijn lichte
pantalon, zijden kousen, opvallend vest en
keurige das, was zoojuist van de Univer
siteit gekomen. Hij trad de kamer van zijn
vader binnen. Deze bekeek zijn zoon critisch
en sprak met een stem vol minachting:
Jongen je lijkt net 'n gekl.
In den middag komt nu ook de oude ma
joor 'n academie-vriend van den vader
om den jongen meester in de rechten te ver
welkomen:
Wel Willem zegt hij met onverholen
bewondering Je lijkt precies op je va
der.toen die twintig jaar geleden van
Breda kwam.
Ja antwoordde Willem, glimlachend
dat zei vader me vanmorgen all.
Oplossingen der vorige raadsels.
I. vlier lier ier er r.
II. gramrede ader roeirfc.
Goede oplossingen van beide raadsels ont
vangen van:
P. J. B.; N. de B.; L. v. B.; O. B.; A. de B.'
D. B.; F. en M. B.; W. B.; G. de B.; A. B.
O. L. en G. P.; S. B.; 8. B.; W. C.; F. D.
M. D.; A. D.; P. D.; L. E.; A. F.; J. O. de la
F.; J. F. de la F.; D. G.; W. de G.; TG.
>H. de G.; W. G.: S. v. G.; O. de H.; M. de H.
L H.; R. van H.; O. P. H.; B. H.; J. H.
A. en R. v. H.; N. J.; M. de K.; O. K.; F. K.
L. K.; J. H. K.; L. de K.; L. K.; A. K.; N. K.
A. C. K.; A. en W. K; H. J. v. d. K.; A. v
d. L.; F. de L.; L. L.; O. de L.; J. M.; D. M.
F. v. d. M.; G. N.; P. N.; M. N.; G. O.; F. G
v. P.; J. P.; H. J. P.; S. P.; F. G. A. O. R.
W. R.; R. R.; W. O. R.; H. R; J. G. S.; G. 8
T. S.; A. de 8.; D. S.; A. v. 8.; F. 8.; J. T.
N. en B. T.; H. v. V.; P. V.; D. V.; F. V.
G. V.; M. de W.; J. G. H. W.; L. W.; J. W
D. de W.; P. A. v. W.; J. W.; A. Z.; J. Z.
E. Z.; A. Z.; C. v.d. 8.; M. te B.; A. R.; J. J.
De prijzen zijn bij loting ten deel gevallen
aan:
F. Daalder, Oosterend, Texel; A. Faas,
Achtergr. W.Z. 27L. Gelok, Loodsgradht
86 A; 8. van Griethuysen, Huisduinen 22;
M. de Haas, Gove rast raat 27; M. de Kloe,
Huisduinen 48 A; H. J. van der Kutjl, De
Wetstraat 4; H. v. d. Kooy, Oestersteeg 1;
E. de Zeeuw, Middenstraat 80; W.
Parallelweg 48.
Nieuwe raadsels.
Wat staat hier te lezen:
vindt leert
IL Ik ben een spreekwoord, dat uit 88
lettere of 11 woorden bestaat.
11, 12, 18 is ©en grappig dier.
8-, 9, 10, 1, 18 is een vaartuig.
14, 15, 16, 7 vindt imen in een bakkerij.
18, 19, 20 is een boom,
5, 21, 22, 23 is een plaatsje in Noord-Hol
land.
24, 25, 4, 38, 37, 26 vindt imien in een bijen
korf.
27, 28, 29 is het tegenovergestelde van leeg.
2, 29, 8, 6 Is een voertuig, waarmee imen
zich 's winters kan vermaken.
85, 36, 84, 38, 29 is de naam van' een vogel.
81, 8, 82 is een getal.
VOOR DE KLEINTJES.
Jaap en de Sleutelbloemen.
L
Jaap liep op een sukkeldrafje naar sohool,
toen hij een meisje ontmoette, dat hem staan
de hield. „Wil je een mooi polletje sleutel
bloemen koopen?" vroeg ze hem. „Nee, dank
V, antwoordde Jaap. „Och toe: Eentje maar.
Ze staan zoo mooi in den tuin. Ze kosten
miaar een dubbeltje", drong het meisje aan.
„Ja, maar ik 'heib geen dubbeltje (bij me. En
ik vind het ook verkeerd, dat Je sleutelbloe
men uitgraaft. Ze staan in het bosch veel
bloeier dan in een tuin."
Het kleine meisje werd boos, zóó boos, dat
ze niet haar voetje stamipte. „Je moet koo
pen," riep ze uit. „Weet je wel, dat mijn
mannen, Willem Paap, Willem Kloos,
rik van Eeden, Karei Alberdingk Thijm (die
zidh Lodewijk van Deyssel noemde) en nog
©enige anderen, die o. a. in een tijdschrifti „de
nieuwe Gids" hun nieuwe ideeën omtrent
poëzie en literatuur ten beste gaven. Het is
verleidelijk hierover eens wat meer te ver
tellen, maar het zou ons te ver afleiden; wij
willen alle/en dit zeggen, dat inderdaad deze
mannen het Nederlandsche volk hebben ge
loerd ware van valsche poëzie te onderschei
den. Zij hebben met forsche vegen den Augi
asstal der Nederlandsche letteren schoonge
veegd. Geen enkele reputatie was hen hei
lig, en vooral Lodewijk van Deyssel, de ge
niale schelder, deed met zijn geweldig proza
de grondvesten van onze Literatuur schud
den. Maar zooals het met alle revoluties gaat,
zoo ging het ook hier: de opbruisende over
moed van deze jonge, sterke menschen, die
zichzelven titanen waanden, die de geesten
der Hollanders wakker schudden, die op
bruisende levenslust leidde aan den anderen
kant tot groote excessen. En zoo zien we
dan ook in Kloos' eersten verzenbundel, waar
in prachtige, onsterfelijke sonnetten voorko
men, de meest idiote, kleinzielige rijmelarijen
opgenomen, tot zelfs in eein herdruk toe
De 'heeren waren het onderling niet steeds
eens, hetgeen Kloos aanleiding gaf tot een
reeks scheldsonnetten op van Eedien, op
Gorteir, op Couperus, enz.
Naast het statige, sonore „Ik ween om
bloemen in den knop gebroken", naast de
beroemde „Zee"-3onnetten, vinden wij bij
voorbeeld het volgend „epigram". De lezer
moet nu maar uitmaken of hij dit minder
dwaas vindt dan bijvoorbeeld de kunst-uitin
gen van signor Marinetti. Het „puntdicht"
(arme Huygens!) is bestemd voor Herman
Gorter, die toen bljkbaar studeeren ging;
en het luidt aldus:
'Herman gaat nu studeeren in Dante en de
Chemie,
Hij moest liever sturen aan zijn Tante een
Colibri.
Ja, ik kan het werkelijk niet helpen,
het Btaat wezenlijk en waarlijk in Kloos' eer
sten verzenbundel. En het is nog niet eens
het allerergste ook. Men moet weten, in die
dagen zwoeren de dichters, op het illustere
voorbeeld van Jaoques Perk, bij sonnetten.
Zoo'n sonnet is een gedicht, dat aan bepaal
de, strenge eischen van rythmiek en rijm
moet voldoen. Het telt veertien regels van
bepaalde lengte, waarvan er 8 zoogenaamde
kwatrijnen zijn, d. w. iz. vierregelige verzen
met slechts onderling twee rijmwoorden. De
6 andere zijn de terzinen, die twee aan twee
rijimien. Strikt genomen is een sonnet nog
aan veel strenger eischen van rijm gebon
den, ten Kate heeft er een scheldsonnet op
gemaakt, hij noemde het geestig een „ge
bulte jonkvrouw in een staal corset". Hoe
het zij, de jonge Kloos wrong zijn verzen
in alle mogelijke (bochten om er toch maar
een sonnet van te kunnen krijgen; in een
ander vers tegen Gorter (die toen, evenals
nu, in Bussum woonde), begint de eerste re
gel van zijn „vers" zullen we maar zeggen,
met „Bussum", zoodat de drie andere hierop
oorrespondeerende verzen alle op Bussutm
rijmen moesten. Welnu, Kloos houdt, figuur-
lijk, Gorter zijn gebalde vuist onder den
neus, (Gorter had zich namelijk vermeten
neen gedicht „Mei" te schrijven, en Kloos'
scheldverzen dienden nu om aan te tooneri,
dat hij, Willem Kloos, veel grooter was), h{
houdt, zeggen wij, Gorter zijn gebalde vuist
onder den neus onder de woorden „zeg
lust je 'm?" De aandachtige lezer zal be
merken, dat dit rijm correspondeert op
„Bussum".
Een ren de eischen van zoo'n sonnet is ook
de alliteratie, d.wjz. dat verschillende woor
den denzelfd©n klank en zoo mogelijk dezelf
de beginmedeklinkers hebben, waardoor een
eigenaardig muzikaal rhythme ontstaat. He-
broertje en ik geen eten krijgen vóórdat ik
al deze sleutelbloemen verkocht heb?"
Jaaps mond ging open van verbazing en
de kleine Rosa zoo heette bet meisje
ging voort: /Vader heeft geen werk. En het
beetje geld, dat er nog oveir is, moet voor
moeder gebruikt worden,, want ze jg
Daarom verkoop ik sleutelbloemen.
„Hoe komt bet, dat je vader geen werk
heeft?" vroeg Jaap.
,A omdat de (baron, izegt, dat hij te arm
is om een bosohwachter te houden en dat hij
im het vervolg izelf wel op zijn 'bossohen zal
passen. Maar vader 'zegt, dat er om wel stroo-
pers in het bosCh van den baron zullen ko
men. De baron kón daar niet zóó op letten
als vader deed."
Roosje vertelde Jaap nog van haar kleins
broertje en van haar zieke moeder. Jaap w-oa
dat 'hij geld 'bij zich had, om wat sfreutellbloJk
men te koopen, maar hij had niets bij ziè^i,
dan wat ibisouits, die hij aan Roosje gaf rvooj I
haar broertje. Toen holde hij naar school I
waar hij nog net op tijd kwatm.
Hij was dien (morgen (niet erg oplettend-
steeds moest hij aam Roosje denken en hoé
hij haar zou kunnen helpen. Opeens deed Ihji
een -goeden inval. Er waren zooveel sieutcj.
bloemen in het bosch, waarom zou hij er
niet wat uit 'graven en voor Roosje verkoo.
pen. Hij wist wel waar ze woonde.
En dienselfden middag nog stapt© j™,.
naar het 'bosoh met een mandje en een stevig
mes. Hij lette niet op de 'bordjes met: „Ver-
joden Toegang" in zijn Ijver oim Roosj© te"
helpen. Steeds verder ging hij het bos^
Er stonden niet zooveel sleutelbloemen gg
hij wel gedacht had. Opeens izag (hij iets, flat
hein van verbazing stil d-edd staan. Een mooi©
vogel met een lange staart bet was een
fazant, maar dat wist Jaap niet zat met
zijn poot ln1 een strik. Jaap aarzelde even
maar sneed toen het touwtje van den strfc 1
door: de vogel liep een klein eindje weg en
vloog toen op luid schreeuwend.
„Hij is in zijn schik", zei Jam en hfl wan
Mij, dat hij den vogel geholpen had. Toen hl)
verder liep, keek hij goed uit, of hij nog imeer
(dieren zag, 'die zijn hulp noodlg haddien en
jawel na een poosje zag hij een klein konijn
tje ln een strik. Dadelijk sneed Jaap den strik
'os en een heel v rooi ijk, dankbaar konijntje
ïolde weg, om zijn moeder te gaan vertéllen
van zijn vreeselijk avontuur.
n.
Eindelijk was Jaaps mandje vol en hjj
loopte, dat hij zijn plantjes gauw zou, ver-
koopen op weg naar huis terug. Daar zag hij
een heer loepen met tewee hpnden. „Hij zal
er wel wat koopen. ILij ziet er uit, of hfl rtfk
is," dacht Jaap en hij liep hard om den heer
n te halen. Maar die Mep ook hard en het
was een heel© toer voor Jaap ora onder het
even, alstublieft!" riep hij.
De honden blaften en de heer draaide zich
met een ruk om.
koopen zjjn plantjes niet te verliezen. „Wacht
stublieftl gfeMM
>nden blaft*
l ruk om.
„Ha, daar heb ik ie eindelijk," riep h!j uit
„Nee, daar heb ik U eindelijk," zei Jaip
verbaasd. „U liep zoo hard."
De heer keok hem even vreemd aan. „Ik
dacht, dat jij de Indringer was, die het wild
verjaagde. Ik hoorde toch daarnet een fazant
opvliegen."
„Die?" zei Jaap. „Dat is de vogel, die ik
osgeimaakt had. Iemand had hem vastgebon
den met touw en IJzerdraad 1 Jaap wist niet,
wat een strik was, maar de heter schrok even
en riep: „Wat zeg je, jongen?"
„Ja, en een konijntje ook,," knikte Jaap.
„Waarom waren ze zoo vastgebonden?"
„Stroopers," riep de heer uit. Dit woord
i»d Jaap Roosje ook hooren zeggen en hij
vroeg: „Zijn dit soms de boaschen van den
oaron. Mijnheer Bengere zegt, dat ze nu wel
vol stroopers zulen komen, want dat de ba
ron alleen er nooit genoeg op 'letten kan."
„Zoo, vent. Wat weet jij van mijnheer Bon-
gera?"
„O, alles mijnheer. :H1J is de vader van
Roosje. En de baron is een heel akelige man,
want hij heeft mijnheer Bangere wegge
stuurd, toen zijn ivrouw ziek was en zijn kin
deren hebben nu niets te eten dam een paar
biscuits van mij. En deze sleutelbloemen heb
k gehaald om voor hen te verkoopen."
De heer dacht even na en zei toen: „Hier,
geef dit aan Bongers en vra«*g hem of hij
even Ibij me komt,4' en hij gaf een (kaartje aam
Jaap.
Dat is goed en wilt U wat sleutelbloemen
koopen?" vroeg Jaap.
De heer kodit ale plaatjes en dolblt) holde
Jaap naar het kleine huisjie van Bangere met
het kaartje en het geld. Wat was Bongers
verrast 1 „Maar jongeheer Jaap, dat was de
baron zelf," zei bij. ,<Nu zal hij me vast weer
terug nemen als bosch wachter." ,A wat
gek", riep Jaap: „Dan heeft hij zijn ~'~"1
sleutelbloemen gekocht!"
lene Swarth is hier sterk in, eem harer son
netten begint bijvoorbeeld aldus: „In weeke
weelde weenende aan uw Bchoot", waarin de
es-klanken tezamen met de terugkeerend®
vain de aliitereerende woorden een heel bizon
der effect maken. Welnu, ook Kloos zocht
naar alliteraties, en hij kwam tot deze zeer
verrassende, ook al weer, maar ik meen, voor
Herman Gorter bestemd, ,Laf Drnlinkje"-
Die revolutionaire periode der tachtigers
is voorbij; Kloos en van Eeden zijn deftige
oude heeren geworden, die zoowat alles wat
ze in jeugdigen overmoed hebben geschre
ven, terug hebben genomen, alle verwoeste
reputaties hersteld. Lodewijk van Deyssel,
de geweldige, is een zeurige, krenterige, pie-
tepeuterige oude kletsmeier geworden, vol-
komen leeggepraat, een levend lijk als hij af j
en toe nog eens bij zijn vriend Kloos te gast I
komt in diens tijdschrift. Maar de tachtiger!
beweging heeft haar werk gedaan: zij heeftl
het sufferig, slapend Holland dier dagen tot j
niéuw leven gewekt, zij heeft het geleerd wat
poëzie, wat literatuur is, en het jonger ge
slacht, dat opgekomen ls, heeft zijn weg ge
vonden langs het gebaande voetspoor dezer
voorgangers.
Zóó moet men, dunkt ons, ook de beweging
van het futurisme zien. Wij leven in een
ideaal, en karakterloozen tijd, waarin ver
warring heerscht der geesten. Er is een wop-
len en gisten naar allen kant om uit het moe
ras te komen: voelhorens worden uitgesto
ken, overal is een zoeken en tasten naar
nieuwe wegen, nieuwe banen. En zeer zeker
is ook het futurisme een symptoom van de
nieuwen komenden tfld. Hoe zich die nieii
tijd zal ontwikkelen, kan met belangstelü
worden tegemoet gezien.
Beide wie belde
iets mate