gen, de variétés zijn de decors en costumes door hun schreeuwerigheid in overeenstem ming met de muziek van de jazz-band, die de pauze vult. De knal-roode hoed van het luxe-juffertje of van de brave bourgeoise is dus geheel in den toon. Iedereen wil de goe-gemeente groote oogen doen opzetten: Barnum is de ware profeet dezer nieuwe tijden geweest, De roode hoed komt op tijd. Maar wie nu dienkt met zijn veiMindiend- kleurig hoofddeksel sensatie te maken ver gist zich toch: wanneer alle hoeden scharla ken zijn, wordt de bescheiden gekleurde hoed opgemerkt. Zoo zullen de fijnere tin ten tenslotte haar revanche nemen op de brutale kleuren: begon het geen tijd te wor den? LBVBNS-LIEDJE. Een droevige geschiedenis. door L M. Een jonkman van drie inaal zes jaren Had gruwelijk last met z'n haren. Ze waren stroogeel, Grof als pijpkaneel, En leken van ver.... korenaren!. De jongen z'n bruid heette Nelly, De jongen z'n zus heette: Elly Die twee zeiden: „Tom. We lachten ons krom Om jouw haren ais draad-vermioelli Tom kocht toen 'n potje pomade. Om daarin z'n haren te badenl Hij ging naar den barbier Zat er daags drie kwartier. En verbruikte enorme voorraden.... Maar 't middeltje werkte machtig! Z'n meisje lachte waarachtig!. En Elly z'n zus. Die gaf hem 'n kus En zei: „Jonge wat is je haar prach tig!.... 't Duurde niet meer dan 'n jaartje Of Tom kreeg 'n snor en 'n baardje Stroogeel hard en stug. Maar van voorhoofd tot rug.... Had hij zelfs niet meer één enkel haartje!. IJs, uit zeewater gefabriceerd. Zooais bekend, bevat het Ijs vain Ijsbergen geen zout meer doordat op het oogenlblik van de ibevrleizing ©en dissociatie plaats vindt. Er is thans aldus (het Maartnummer van „La Nature" oen procédé uitgevonden dioor dien ingenieur de Sangy, die uit zeeiwater ijs hoeft gefabriceerd'. Dergelijk ijs schijnt boven het ijs uit het zoetwater verschillende voordeelen te hebben b.v. bevroren visch wordt niet uiit elikaar ge trokken, het ijs is minder bnos. De fabricage moet niet kostbaarder zijn dam die van het zoetwatervis. De resultaten geconstateerd bij kisten met visch verzondCn van Douamenoz naar Parijs, waarbij sommige met zoetwater, sommige met zoutwaterijs, waren in het voordeel van het laatsite. De Koning der Zwendelaars. In een leerrijk artikel in de Deutsche Me- dezanisohe Woohenschrlft over den strijd tegen de geheime middelen geeft Professor Schwalbe een overzicht van de Dultsche toe standen. Vermelding verdienen daarvan de lotgevallen van het reeds vijiftien jaar oude geiheimmiddel Rad-Jo, waarmede de Ham- burgsche fabrikant Voirath Wasniuth eens deels een reusachtig vermogen, anderdeels dien naam van Koning der Zwendelaars ver diend heeft. Men 'herinnert zich, dat prof. Kouwer reeds in 1910 den fabrikant aanklaagde we gens beleediging, omdat deze in een pros pectus beweerd had, dat Kouwer het middel met succes aan onze Koningin had voorge schreven. De waarheid was, dat Kouwer de hem toegezonden proefmonsters en littera tuur ongeopend en ongelezen naar de prul- Iemand verwezen had. De fabrikant werd ver oordeeld eerst tot een boete, en later toen hij in den booze volhardde tot hechtenis en ge vangenisstraf. Uit het overzicht blijkt, dat het die verdien ste van Kouwer geweest is dezen zwendelaar het eerst „zoo goed de das te hebben' omge daan, dat hij in de doos terecht kwam". Ons heerschap wist echter ook van prooedeeren en schermde rechts en links met aanklachten tegen .personen (artsen voornamelijk), die in woord of in geschrift zijn middel bedrog ge noemd hadden. Schwalbe geeft een overzicht van het aantal processen, dat daarvan het ge volg was, het zijn er goed geteld meer dan een dozijn. Steeds 'kreeg hij ongelijk. Tegen over deze 'beleedigingszaakjes staan een aan tal aanklachten door professoren, chemici e.d. tegen dien fabrikant ingediend, omdat deze van hun naam had misbruik gemaakt, evenals hij dat met Kouwer's naam gedaan had. Al' deze processen zijn zonder uitzonde ring ten nadeele van den fabrikant uitgeval len. Verschillende autoriteiten hebben in wtoord of schrift het publiek tegen dezen zwendel gewaarschuwd. Het resultaat was: nieuwe aanklachten van den koning der zwendelaars, nu eens tegen dezen geneesheer of autoriteit, dan weer te gen dien. Al deze processen werden echter d oor hem verloren. Onvermoeid en ongehin derd bleef hij intusschen zijn gang gaan. In de processtukken, die bij eender aanklachten overgelegd1 werden, beweert hij een omzet te hebben van 5 millioen fflesschen per jaar; de kosten zijner reclame alleen werden voor 1920 door een deskundige op één millioen mark geschat. En als men dan weet, dat de prijs per flesch van dit waardelooze praepa- raait voor den oorlog 12 mark, thans 95 mark bedraagt, dan begrijpt men welk een reus achtige kapitalen de man verdiend moet heb ben, ondanks alle offioieele waarschuwingen en al de veroordieelende vonnissen. Schwalbe pleit voor ingrijpen van hooger hand; liefst in dien izin, dat het door wette lijke bepalingen mogelijk zou wordien: in der gelijke gevallen verkoop, vervoer en het ad- verteeren te verbieden en streng te straffen. Ook moest het voor den rechter mogelijk zijn al dergelijke ongegronde aanklachten van zwendelaars geriicht tegen artsen en autori teiten eenvoudig naast zidh neer te leggen, terwijl de veroordeelende vonnissen op kos ten van dien zwendelaar door het gevecht be hoorden te worden .gepubliceerd In de dag bladen. Dat ook vele Duitsohe rechtsgeleerden er precies zoo over denken, blijkt uit de instem ming, die dit opstel van Schwalbe bij hen ge vonden heeft. Rechter Feilitiseh heeft in de Deutsche Strafrechts Zeitung overeenkom stige wettelijke bepalingen bepleit. Zon-kunstllcht. Een N. T. A.-berlcht meldt de inventie te Londen van een kumtliohtbron, die haast volkomen op daglicht gelijkend licht geeft. Het is voor ve-reoh lillende industrieën en be drijven van .belang over dergelijk licht te kunnen beschikken. iDe Engeilsche uitvinder, die onlangs patent nam op zijn vinding, laat het licht van een eleotrisohe lamp weerkaat sen tegen een daarboven geplaatsten zonne scherm vormigen refleotor. Deze heeft 'hij van een combinatie van kleuren voorzien, .zoodat het oorspronkelijke licht tegen het scherm terugkaatsend in dier voege gewijzigd blijkt te zijn, dat het nu den indruk igeeft van zon licht. DE GEHEIMEN VAN DE TAAL! Juffrouw, verkoopt u onzichtbare haar netjes?. Welzeker, mevrouw.... Die heb ik voor U. Mag ik ze dan eens van u zien?. Jan: Fritz, weet j!j de onbekende Gracht? Fritz: Natuurlijk.... die.... Jan: 't Is nle-waarl. Jan: Als jij weet waar de Onbekende Gracht is, dan is dat de onbekende Gracht niet!. Uit een proces-verbaal!. Ons in functie en behoorlijk voor zien van onze officleele aanstelling begeven hebbende ten huize van gemelde A. S. de H., werden wij aldaar ontvangen door den ge ïnsinueerde, die zich tegen de uitvoering van ons exploit verzette met de verklaring dat wijsohurfcen en schoften waren, welke verklaring wij na hiervan getrouwe lijk nota te hebben genomen, hieronder met onze handteekening bekrachtigen Het Futurisme en de revolutionaire beweging van tachtig. Milaan is de stad yan den vader van het futurisme, Marinetti, Deze heer geeft aldaar een in het Fransch geredigeerd blaadje uit, „le Futurisme" geheeten, waarin hij zijn ideëen en idealen uiteenzet. In een der laatste nummers vertelt hij een en ander omtrent het „toekomsttooneel" Hun bedoeling is, het publiek de eene ver rassing na de andere te brengen en de schouwburgbezoekers op die manier gezel lig bezig te houden, omdat, naar de voor mannen van deze nieuwe richting meenen, de verrassing een essentieel element is van de kunst. Een kunstwerk moet, volgens het principe der heeren, niet afhankelijk zijn van wat men de realiteit noemt. Het moet auto noom wezen, mag slechts op zich zelf gelij ken en dientengevolge zooiets als een won der verbeelden. En dan wijzen de heeren er op, dat de Primavera van Botticelli, dat ook zooveel andere meesterwerken, bij hun verschijnen, behalve de waarde van hun compositie, hun rythme, hun kleur, de essentieel» waarde halcLden van hun verrassende originaliteit. Omdat wij het schilderij nü door en door kennen; omdat wij van de imitaties en de plagiaten alles afweten, is de waarde dei- verrassing verloren gegaan. Dit bewijst, dat de aanbidding voor de werken uit het ver leden niet alléén verderfelijk is, omdat de scheppende geesten er door in de verdruk king komen, maar vooral ook dwaas, omdat een gedeelte van die, voor de helft afgestor ven meesterstukken, te bewonderen, na te werken of te copiceren. Toen Raphaël voor een van zijn fresco's een muur van het Vaticaan had uitgekozen, die reeds eenlge jaren te voren door Sodo- ma was versierd, liet hij het schitterende work van dezen schilder afkrabben en bracht er zijn eigen fresco op, zonder zich van het vernielde werk iets aan te trekken. Vol gens zijn opvatting toch moest de voornaam ste waarde van een kunstwerk gezocht wor den in het verrassende van de verschijning. In onzen tijd is de verrassing meer dan ooit een essentieel element van de kunst, omdat het na eeuwen van zoovéél geniale werken, waarmede de wereld werd verrast, wel heel moeilijk is, thans nieuws te be denken. En dan vertellen de heeren, dat op het toekomsttooneel de trouvaille van den auteur het publiek moet treffen door zijn verma kelijkheid; dat die trouvaille een opeenvol ging van vermakelijke ideeën moet sugge- reeren. Als men een steen met groote kracht in het water werpt, spetteren de droppels immers de lucht in en de circels, die dan ontstaan, doen weer èndere cirkels ontstaan en brengen heel het vlak in beroering. De trouvaille van den auteur moet het pu bliek verleiden tot onverwachte uitingen en gebaren. Elke verrassing op het tooneel moet nieuwe verrassingen in het parterre, in de loges, zelfs in de stad veroorzaken. Op die manier zal het moderne theater de ba kermat worden van een nieuw soort hersen gymnastiek, die de Italiaansche jeugd za bevrijden van de droefgeestige, verstompen' de obsessie, politiek geheeten. Ongetwijfeld zit in deze beschouwingen veel bekorends, en men kan zich nu wel me een grapje van dat dlwaze „futurisme" af maken, maar daarmede doet men toch, ge- looven wij, groot onrecht aan den ernst van het streven dezer hervormers. Hebben wi; in onze eigen literatuur niet iets dergelijks De wespen-misère. Het jaar 1921 was dat van wespenplaag en wie van de wespenmisère in en buiten •ons land leizen wil, sta het nummer van „De Levende Natuur" op met het ver slag van de wespen-enquête door J. Th. Oudemans gehouden. De aanhoudende droog te, gepaard met warmte en zonneschijn be schouwt schrijver als de naaste oorzaak van het overvloedig tieren van allerlei soorten van dit lastig gedierte, dat bovendien over al, maar meest in Gelderland schade aan de vruchten toebracht Geen wonder dat men op middelen zon om zich tegen de in dringers te verdedigen. Het meest doeltref fende is volgens den heer Oudemans het vol gende: Ik ken een middel, dat wel degelijk helpt, doch dan moet men dit, zooals wel meer het geval is. aanwenden vóór dat de plaag zich ontwikkeld heeft. Ook hier is voorkomen bereikbaarder dan genezen. Men bedenke, dat in het najaar alle wespen te gronde gaan, behalve de nieuwe koninginnen, die op be schutte plaatsen overwinteren. Dat zijn o.a. die groote exemplaren, die zich soms in het late najaar ln onze woningen vertoonen, waar zij dan een winterkwartier zoeken. In het voorjaar treft men ze op allerlei bloemen aan en het valt allicht op, dat zij niet zoo vlug zijn, als de zontersohe werksters; geen wonder, want onze koninginnen dragen de kiemen van een geheel© bevolking met zich mede. Uit elke in het voorjaar aanwezige wesp kan dus, als zij niet te gronde gaat, een ge heel nest ontstaan, dat in den nazomer dui zenden bewoners herbergt. Doodt men dus in Mei en Juni zooveel mogelijk de wespen, dan heeft men de zekerheid, dat die althans geene nesten zullen doen ontstaan. Natuur lijk gaan er door allerlei oorzaken in de natuur zonder ons ingrijpen óók vele te gronde, doch, men ziet het in de „wespen jaren", als de omstandigheden gunstig zijn, dan kan zich eon echte „plaag" ontwikkelen. Nu heb ik opgemerkt, dat de wespen bui tengewoon gaarne de rose bloempjes van de Sneeuwbes of het Radijsboompje, Sym- phoricarpus racemosus, bezoeken, en daar dit een heester is, die in slechts weinig tui nen ontbreekt, heeft men daarin een object, dat ons in de gelegenheid stelt, ons met ge ringe moeite van eein groot deel der wespen- koninginnen te ontdoen en daarmede van vele toekomstige wespennesten. Het best gebruikt men daartoe een klein model vlin dernetje; men vangt daarmede de wespen op de bloemen en doodt ze door een druk piet den voet. Op die wijze heb ik eens op één dag meer dan honderd wespenkoningin nen onschadelijk gemaakt. Het is geen aan genaam werk, althana niet voor een natuur- iefhebber, doch men moet wel ingrijpen, om zich te verdedigen. Houdt men het van gen geregeld eenlge wéken vol althans bij zonnig weer, dan kan men zeker zijn, ln zijne naaste omgeving het aantal wespen nesten in hooge mate te hebben beperkt. KWINKSLAGEN. fret roestige zwaard! Het diner was zeer gezellig geweest en iet kleine gezelschap bevond zich nu in de bibliotheek, waar de koffie rond gediend werd. De gastheer nam 'n roestig zwaard van den wand en het bekljdend, zeide hij pein zend: Nooit zal ik vergeten waar ik dit zwaard het eerst getrokken heb!. Waar was dat dan? vroeg een ro mantisch aangelegd en nieuwsgierige gast. Toe vertel het ons eens?. De eerste keer, dat ik dit nu zoo roes tige zwaard trok vertelde de gastheer op ietwat plechtigen toon.(de ademlooze toehoorders luisterden in gespannen ver wachting).de eerste keer was bij 'n tombola van een liefdadigheidsbazar!. Eén vogel ln de hand. De heer Kabeling was tegen den wil zijns schoonvaders getrouwd. Toen zij elkaar ter gelegenheid van een familiefeest toch eens ontmoetten, zei de schoonvader nijdig: Zoo jonge man.Ik heb mijn tes tament verander^ en in het nieuwe heb ik jou afgescheept met vijf en twintig gul den. Versta. JeP. Dat spijt me verschrikkelijk, schoonpapa.... antwoordde de en na 'n oogenblik pauze:. vijf en twintig pop zeker niet bt schoonpapa?. beste onge man J hebt die u wel aan te wijzen? De beweging der zoogenaam de „taohtigers" was ln wezen analoog aan het futurisme van thans. Omstreeks 1880 was er een groep P Jonge Frede- Dat kwam aan! Willem de student met zijn lichte pantalon, zijden kousen, opvallend vest en keurige das, was zoojuist van de Univer siteit gekomen. Hij trad de kamer van zijn vader binnen. Deze bekeek zijn zoon critisch en sprak met een stem vol minachting: Jongen je lijkt net 'n gekl. In den middag komt nu ook de oude ma joor 'n academie-vriend van den vader om den jongen meester in de rechten te ver welkomen: Wel Willem zegt hij met onverholen bewondering Je lijkt precies op je va der.toen die twintig jaar geleden van Breda kwam. Ja antwoordde Willem, glimlachend dat zei vader me vanmorgen all. Oplossingen der vorige raadsels. I. vlier lier ier er r. II. gramrede ader roeirfc. Goede oplossingen van beide raadsels ont vangen van: P. J. B.; N. de B.; L. v. B.; O. B.; A. de B.' D. B.; F. en M. B.; W. B.; G. de B.; A. B. O. L. en G. P.; S. B.; 8. B.; W. C.; F. D. M. D.; A. D.; P. D.; L. E.; A. F.; J. O. de la F.; J. F. de la F.; D. G.; W. de G.; TG. >H. de G.; W. G.: S. v. G.; O. de H.; M. de H. L H.; R. van H.; O. P. H.; B. H.; J. H. A. en R. v. H.; N. J.; M. de K.; O. K.; F. K. L. K.; J. H. K.; L. de K.; L. K.; A. K.; N. K. A. C. K.; A. en W. K; H. J. v. d. K.; A. v d. L.; F. de L.; L. L.; O. de L.; J. M.; D. M. F. v. d. M.; G. N.; P. N.; M. N.; G. O.; F. G v. P.; J. P.; H. J. P.; S. P.; F. G. A. O. R. W. R.; R. R.; W. O. R.; H. R; J. G. S.; G. 8 T. S.; A. de 8.; D. S.; A. v. 8.; F. 8.; J. T. N. en B. T.; H. v. V.; P. V.; D. V.; F. V. G. V.; M. de W.; J. G. H. W.; L. W.; J. W D. de W.; P. A. v. W.; J. W.; A. Z.; J. Z. E. Z.; A. Z.; C. v.d. 8.; M. te B.; A. R.; J. J. De prijzen zijn bij loting ten deel gevallen aan: F. Daalder, Oosterend, Texel; A. Faas, Achtergr. W.Z. 27L. Gelok, Loodsgradht 86 A; 8. van Griethuysen, Huisduinen 22; M. de Haas, Gove rast raat 27; M. de Kloe, Huisduinen 48 A; H. J. van der Kutjl, De Wetstraat 4; H. v. d. Kooy, Oestersteeg 1; E. de Zeeuw, Middenstraat 80; W. Parallelweg 48. Nieuwe raadsels. Wat staat hier te lezen: vindt leert IL Ik ben een spreekwoord, dat uit 88 lettere of 11 woorden bestaat. 11, 12, 18 is ©en grappig dier. 8-, 9, 10, 1, 18 is een vaartuig. 14, 15, 16, 7 vindt imen in een bakkerij. 18, 19, 20 is een boom, 5, 21, 22, 23 is een plaatsje in Noord-Hol land. 24, 25, 4, 38, 37, 26 vindt imien in een bijen korf. 27, 28, 29 is het tegenovergestelde van leeg. 2, 29, 8, 6 Is een voertuig, waarmee imen zich 's winters kan vermaken. 85, 36, 84, 38, 29 is de naam van' een vogel. 81, 8, 82 is een getal. VOOR DE KLEINTJES. Jaap en de Sleutelbloemen. L Jaap liep op een sukkeldrafje naar sohool, toen hij een meisje ontmoette, dat hem staan de hield. „Wil je een mooi polletje sleutel bloemen koopen?" vroeg ze hem. „Nee, dank V, antwoordde Jaap. „Och toe: Eentje maar. Ze staan zoo mooi in den tuin. Ze kosten miaar een dubbeltje", drong het meisje aan. „Ja, maar ik 'heib geen dubbeltje (bij me. En ik vind het ook verkeerd, dat Je sleutelbloe men uitgraaft. Ze staan in het bosch veel bloeier dan in een tuin." Het kleine meisje werd boos, zóó boos, dat ze niet haar voetje stamipte. „Je moet koo pen," riep ze uit. „Weet je wel, dat mijn mannen, Willem Paap, Willem Kloos, rik van Eeden, Karei Alberdingk Thijm (die zidh Lodewijk van Deyssel noemde) en nog ©enige anderen, die o. a. in een tijdschrifti „de nieuwe Gids" hun nieuwe ideeën omtrent poëzie en literatuur ten beste gaven. Het is verleidelijk hierover eens wat meer te ver tellen, maar het zou ons te ver afleiden; wij willen alle/en dit zeggen, dat inderdaad deze mannen het Nederlandsche volk hebben ge loerd ware van valsche poëzie te onderschei den. Zij hebben met forsche vegen den Augi asstal der Nederlandsche letteren schoonge veegd. Geen enkele reputatie was hen hei lig, en vooral Lodewijk van Deyssel, de ge niale schelder, deed met zijn geweldig proza de grondvesten van onze Literatuur schud den. Maar zooals het met alle revoluties gaat, zoo ging het ook hier: de opbruisende over moed van deze jonge, sterke menschen, die zichzelven titanen waanden, die de geesten der Hollanders wakker schudden, die op bruisende levenslust leidde aan den anderen kant tot groote excessen. En zoo zien we dan ook in Kloos' eersten verzenbundel, waar in prachtige, onsterfelijke sonnetten voorko men, de meest idiote, kleinzielige rijmelarijen opgenomen, tot zelfs in eein herdruk toe De 'heeren waren het onderling niet steeds eens, hetgeen Kloos aanleiding gaf tot een reeks scheldsonnetten op van Eedien, op Gorteir, op Couperus, enz. Naast het statige, sonore „Ik ween om bloemen in den knop gebroken", naast de beroemde „Zee"-3onnetten, vinden wij bij voorbeeld het volgend „epigram". De lezer moet nu maar uitmaken of hij dit minder dwaas vindt dan bijvoorbeeld de kunst-uitin gen van signor Marinetti. Het „puntdicht" (arme Huygens!) is bestemd voor Herman Gorter, die toen bljkbaar studeeren ging; en het luidt aldus: 'Herman gaat nu studeeren in Dante en de Chemie, Hij moest liever sturen aan zijn Tante een Colibri. Ja, ik kan het werkelijk niet helpen, het Btaat wezenlijk en waarlijk in Kloos' eer sten verzenbundel. En het is nog niet eens het allerergste ook. Men moet weten, in die dagen zwoeren de dichters, op het illustere voorbeeld van Jaoques Perk, bij sonnetten. Zoo'n sonnet is een gedicht, dat aan bepaal de, strenge eischen van rythmiek en rijm moet voldoen. Het telt veertien regels van bepaalde lengte, waarvan er 8 zoogenaamde kwatrijnen zijn, d. w. iz. vierregelige verzen met slechts onderling twee rijmwoorden. De 6 andere zijn de terzinen, die twee aan twee rijimien. Strikt genomen is een sonnet nog aan veel strenger eischen van rijm gebon den, ten Kate heeft er een scheldsonnet op gemaakt, hij noemde het geestig een „ge bulte jonkvrouw in een staal corset". Hoe het zij, de jonge Kloos wrong zijn verzen in alle mogelijke (bochten om er toch maar een sonnet van te kunnen krijgen; in een ander vers tegen Gorter (die toen, evenals nu, in Bussum woonde), begint de eerste re gel van zijn „vers" zullen we maar zeggen, met „Bussum", zoodat de drie andere hierop oorrespondeerende verzen alle op Bussutm rijmen moesten. Welnu, Kloos houdt, figuur- lijk, Gorter zijn gebalde vuist onder den neus, (Gorter had zich namelijk vermeten neen gedicht „Mei" te schrijven, en Kloos' scheldverzen dienden nu om aan te tooneri, dat hij, Willem Kloos, veel grooter was), h{ houdt, zeggen wij, Gorter zijn gebalde vuist onder den neus onder de woorden „zeg lust je 'm?" De aandachtige lezer zal be merken, dat dit rijm correspondeert op „Bussum". Een ren de eischen van zoo'n sonnet is ook de alliteratie, d.wjz. dat verschillende woor den denzelfd©n klank en zoo mogelijk dezelf de beginmedeklinkers hebben, waardoor een eigenaardig muzikaal rhythme ontstaat. He- broertje en ik geen eten krijgen vóórdat ik al deze sleutelbloemen verkocht heb?" Jaaps mond ging open van verbazing en de kleine Rosa zoo heette bet meisje ging voort: /Vader heeft geen werk. En het beetje geld, dat er nog oveir is, moet voor moeder gebruikt worden,, want ze jg Daarom verkoop ik sleutelbloemen. „Hoe komt bet, dat je vader geen werk heeft?" vroeg Jaap. ,A omdat de (baron, izegt, dat hij te arm is om een bosohwachter te houden en dat hij im het vervolg izelf wel op zijn 'bossohen zal passen. Maar vader 'zegt, dat er om wel stroo- pers in het bosCh van den baron zullen ko men. De baron kón daar niet zóó op letten als vader deed." Roosje vertelde Jaap nog van haar kleins broertje en van haar zieke moeder. Jaap w-oa dat 'hij geld 'bij zich had, om wat sfreutellbloJk men te koopen, maar hij had niets bij ziè^i, dan wat ibisouits, die hij aan Roosje gaf rvooj I haar broertje. Toen holde hij naar school I waar hij nog net op tijd kwatm. Hij was dien (morgen (niet erg oplettend- steeds moest hij aam Roosje denken en hoé hij haar zou kunnen helpen. Opeens deed Ihji een -goeden inval. Er waren zooveel sieutcj. bloemen in het bosch, waarom zou hij er niet wat uit 'graven en voor Roosje verkoo. pen. Hij wist wel waar ze woonde. En dienselfden middag nog stapt© j™,. naar het 'bosoh met een mandje en een stevig mes. Hij lette niet op de 'bordjes met: „Ver- joden Toegang" in zijn Ijver oim Roosj© te" helpen. Steeds verder ging hij het bos^ Er stonden niet zooveel sleutelbloemen gg hij wel gedacht had. Opeens izag (hij iets, flat hein van verbazing stil d-edd staan. Een mooi© vogel met een lange staart bet was een fazant, maar dat wist Jaap niet zat met zijn poot ln1 een strik. Jaap aarzelde even maar sneed toen het touwtje van den strfc 1 door: de vogel liep een klein eindje weg en vloog toen op luid schreeuwend. „Hij is in zijn schik", zei Jam en hfl wan Mij, dat hij den vogel geholpen had. Toen hl) verder liep, keek hij goed uit, of hij nog imeer (dieren zag, 'die zijn hulp noodlg haddien en jawel na een poosje zag hij een klein konijn tje ln een strik. Dadelijk sneed Jaap den strik 'os en een heel v rooi ijk, dankbaar konijntje ïolde weg, om zijn moeder te gaan vertéllen van zijn vreeselijk avontuur. n. Eindelijk was Jaaps mandje vol en hjj loopte, dat hij zijn plantjes gauw zou, ver- koopen op weg naar huis terug. Daar zag hij een heer loepen met tewee hpnden. „Hij zal er wel wat koopen. ILij ziet er uit, of hfl rtfk is," dacht Jaap en hij liep hard om den heer n te halen. Maar die Mep ook hard en het was een heel© toer voor Jaap ora onder het even, alstublieft!" riep hij. De honden blaften en de heer draaide zich met een ruk om. koopen zjjn plantjes niet te verliezen. „Wacht stublieftl gfeMM >nden blaft* l ruk om. „Ha, daar heb ik ie eindelijk," riep h!j uit „Nee, daar heb ik U eindelijk," zei Jaip verbaasd. „U liep zoo hard." De heer keok hem even vreemd aan. „Ik dacht, dat jij de Indringer was, die het wild verjaagde. Ik hoorde toch daarnet een fazant opvliegen." „Die?" zei Jaap. „Dat is de vogel, die ik osgeimaakt had. Iemand had hem vastgebon den met touw en IJzerdraad 1 Jaap wist niet, wat een strik was, maar de heter schrok even en riep: „Wat zeg je, jongen?" „Ja, en een konijntje ook,," knikte Jaap. „Waarom waren ze zoo vastgebonden?" „Stroopers," riep de heer uit. Dit woord i»d Jaap Roosje ook hooren zeggen en hij vroeg: „Zijn dit soms de boaschen van den oaron. Mijnheer Bengere zegt, dat ze nu wel vol stroopers zulen komen, want dat de ba ron alleen er nooit genoeg op 'letten kan." „Zoo, vent. Wat weet jij van mijnheer Bon- gera?" „O, alles mijnheer. :H1J is de vader van Roosje. En de baron is een heel akelige man, want hij heeft mijnheer Bangere wegge stuurd, toen zijn ivrouw ziek was en zijn kin deren hebben nu niets te eten dam een paar biscuits van mij. En deze sleutelbloemen heb k gehaald om voor hen te verkoopen." De heer dacht even na en zei toen: „Hier, geef dit aan Bongers en vra«*g hem of hij even Ibij me komt,4' en hij gaf een (kaartje aam Jaap. Dat is goed en wilt U wat sleutelbloemen koopen?" vroeg Jaap. De heer kodit ale plaatjes en dolblt) holde Jaap naar het kleine huisjie van Bangere met het kaartje en het geld. Wat was Bongers verrast 1 „Maar jongeheer Jaap, dat was de baron zelf," zei bij. ,<Nu zal hij me vast weer terug nemen als bosch wachter." ,A wat gek", riep Jaap: „Dan heeft hij zijn ~'~"1 sleutelbloemen gekocht!" lene Swarth is hier sterk in, eem harer son netten begint bijvoorbeeld aldus: „In weeke weelde weenende aan uw Bchoot", waarin de es-klanken tezamen met de terugkeerend® vain de aliitereerende woorden een heel bizon der effect maken. Welnu, ook Kloos zocht naar alliteraties, en hij kwam tot deze zeer verrassende, ook al weer, maar ik meen, voor Herman Gorter bestemd, ,Laf Drnlinkje"- Die revolutionaire periode der tachtigers is voorbij; Kloos en van Eeden zijn deftige oude heeren geworden, die zoowat alles wat ze in jeugdigen overmoed hebben geschre ven, terug hebben genomen, alle verwoeste reputaties hersteld. Lodewijk van Deyssel, de geweldige, is een zeurige, krenterige, pie- tepeuterige oude kletsmeier geworden, vol- komen leeggepraat, een levend lijk als hij af j en toe nog eens bij zijn vriend Kloos te gast I komt in diens tijdschrift. Maar de tachtiger! beweging heeft haar werk gedaan: zij heeftl het sufferig, slapend Holland dier dagen tot j niéuw leven gewekt, zij heeft het geleerd wat poëzie, wat literatuur is, en het jonger ge slacht, dat opgekomen ls, heeft zijn weg ge vonden langs het gebaande voetspoor dezer voorgangers. Zóó moet men, dunkt ons, ook de beweging van het futurisme zien. Wij leven in een ideaal, en karakterloozen tijd, waarin ver warring heerscht der geesten. Er is een wop- len en gisten naar allen kant om uit het moe ras te komen: voelhorens worden uitgesto ken, overal is een zoeken en tasten naar nieuwe wegen, nieuwe banen. En zeer zeker is ook het futurisme een symptoom van de nieuwen komenden tfld. Hoe zich die nieii tijd zal ontwikkelen, kan met belangstelü worden tegemoet gezien. Beide wie belde iets mate

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 14