NIEUWSBLAD VOOR
HELDER, KOEGRAS, TÈXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA
N.V. Broodfabriek „De Volharding
Eerste Blad.
DE BANK VAN WESSEL6NK
MARGUERITE's
WONDERE JAAR
No. 5557
ZATERDAG 13 MEI 1922
50e JAARGANG
Volgestort Kapitaal: f I.OOO.OOO,-
Reservefonds: f 270.000,-
II Het publiek geheim van enzen toenemenden verkoop Prima grondstoffen. Machinale,
dus hygiënlschebereiding. Scheikundige controle. Goed gewicht. Lage prijzen.
FEUILLETON.
(Wordt vervolgd).
COURANT
ABONNEMENT PER 8 MAANDEN BLJ VOORUITBETALING:
Heldersche Courant f 1.50; fr. p. p. binnenland f2.—, Ned. 0. en W.
Indië p. zeepoet f 2.60; id. p. mail en overige landen f 4.20. Zondagsblad
reep. f 0A7S, f 0.75, f 0.85, f 1.25. Modeblad reep. f 0.95, f 1.25, f 1.25, f 1 60
Losse nummers der Courant 4 ct.; fr. p. p. 6 ct.
Verschijnt Dinsdag., Donderdag, en Zaterdagmiddag
REDACTEUR-UITGEVER: C. DE BOER Jr., HELDER
Bureau: Koningstraat 29 Interc. Telefoon 50
Poat-Girorekewing No. jl606t>.
ADVERTENTIEN:
20 ct. p. regel (gaJjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redactiou
tekst) 60 ct. Kleine advertenties (gevraagd, te koop, te huur) v. 1—4
regel9 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adresBureau
v. d. b'ad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct
Op- en ondergang van Zon en Maan
en tijd van hoogwater (Texel)
Zomertijd.
Maan Zon Hoogwater
Mei op: ond.: op: ond.: v.m.:n.m.:
Zondag 14m. 11.57 m. 7.55 5.08 8.4411.41 12.08
Maand. 15 12.38 8.53 5.07 8.46 12.16 12.46
Dinsdag 16 1.— 9.53 5.05 8.47 12.52 1.—
Woensd.17 1.12 10.55 5.04 8.49 1.25 1.28
Dond.d. 18 1.42 11.59 5.02 8.50 2.07 2.12
Vrijdag 1£ 2.08 a. 1.02 5.01 8.52 2.58 8.05
Zaterd. 2*0 2.32 2.04 4.59 8.53 8.58 4.14
Lloht op
voor auto's en fietsen i
Zaterdag 18 Mei 9.12 uur.
Zondag 14 9.14
Maandag 15 9.16
GEMEENTELIJKE BELASTINGHEFFING
II.
Om de hulshouding van de gemeente te
doen functiomneeren, moet er geld zijn, zoo
goed als dit voor elke huishouding noodig
is. Nu zal 't veel afhangen van het drijven
der huishouding of eT veel of weinig geld
noodig is.
We treden niet in een beschouwing of ons
tegenwoordig gemeentebestuur duur of
goedkoop huishoudt. Dit ligt thans buiten
ons bestek. Alleen constateeren we het feit,
dat er de laatste jaren buitengewoon veel
geld voor de gemeente-huishouding wordt
geëischt. 't Moge dan1 veroorzaakt zijn door
„het leven boven onzen stand", zooals een
onzer raadsleden het heeft uitgedrukt; het
geld moet er komen.
Nu is maar de vraag: hoe komt men aan
het benoodigde geld? Helaas, is onze ge-
hieente niet in het bezit van oude rente-
gevende goederen. We zeggen „oude", om
dat de bezittingen, die de gemeente in de
laatste jaren heeft verkregen, niet of ter
nauwernood de renten van kostprijs k'unnen
dekken. Enkele gemeenten in ons land trek
ken belangrijke voordeelen uit landerijen en
ander bezit Waar dit in onze gemeente niet
het geval is, moet alles komen uit de op
brengst van belastingen. Voor het heffen
van die belastingen is men gebonden aan
de wettelijke voorschriften. De gemeentewet
bepaalt welke belastingen door de gemeen
ten mogen worden geheven.
De reeds vermelde Vle titel van de ge
meentewet geeft hiervan een uiteenzetting,
't Zou ons te ver voeren om over al die be
lastingen uit te wijden. Vooral na de laatste
wijziging (wet van den 30en December 1920)
is hét belastinggebied der gemeenten ver
ruimd. Naast het recht tot heffing van op-
oenten op verschillende Rijksbelastingen
(grond-, Inkomsten-, vermogens-, personeele
en van andere daarvoor bij de wet vatbaar
verklaarde belastingen) hebben de gemeen
ten het recht tot beffing van: 1. de bijzon
dere belastingen wegens gebouwde en onge
bouwde eigendommen en van bouwterreinen
(z.g. straatfbelasting); 2. een zakelijke 'belas
ting op het bedrijf; 3. eene belasting naar
het inkomen; 4. een belasting op de honden;
5. een belasting op tooneelvertooningen en
andere vermakelijkheden; 6. een belasting
op de verzekering tegen brandschade; 7. een
logeenbelasting; 8. een belasting op open
bare aankondigingen, benevens nog het recht
tot heffen van begrafenisrechten, weg-,
brug-, haven-, enz. (te veel om op te noemen)
rechten. Ja zelfs geeft de gemeentewet het
recht tot heffing van 'belasting in natura of
verplichting tot arbeid of levering ten be
hoeve van gemeentewerken.
Dat wij in onze gemeente van de opge
noemde belastingen ons behoorlijk deel heb
ben, ervaart ieder burger en dat 'bovendien
het aantal opcenten op diverse Rijksbelas
tingen niet „gering" Eb, ondervindt ieder In
zijn portemonnaie.
Dit een en ander stippen we slechts aan
volledigheidshalve, doch we willen onze be
schouwingen wat verder uitbreiden over de
zeker wel voornaamste en bovendien de
zwaarst drukkende, de belasting naar hel
inkomen.
Het recht tot heffing dezer belasting wordt
ontleend aan art. 240 Gemeentewet. Het oude
artikel 240 E noemt „een hoofd'elijken om
slag of andere directe belasting naar het in
komen", terwijl het gewijzigde artikel 240
onder e. (na de wijziging 30 December 1920)
spreekt van „eene 'belasting naar het inko
men".
We vermelden deze 'beide bepalingen, om
dat de thans geldende heffing is gebaseerd
op het nieuwe artikel 240e, terwijl de navor
dering van belasting plaats heeft overeen
komstig artikel 240c van de oude wet. Het
verschil van deze artikels wordt beheerscht
door de daarop volgende bepalingen van de
gemeentewet.
Waar toch art. 248 (oud) voorschreef, dat
geen stijgend percentage mocht worden ge
heven, zwaarder dan tweemaal het percen
tage, geheven vnn een belastbaar inkomen
gelijk aan anderhalf maal de kleinste som,
welke voor noodzakelijk levensonderhoud
wordt afgetrokken, is bij art. 243 (nieuw) dit
verruimd en 'bepaald, dat dat stijgend percen
tage mag 'bedragen twee en een half maal
het percentage, geheven van een belastbaar
inkomen gelijk aan twee maal het kleinste
bedrag, dat voor noodzakelijk levensonder
houd wordt afgetrokken'.
Gevolg hiervan is, dat voortaan een zwaar
dere progressie kan worden toegepast, of
m. a. w. dat men van de hoogere inkomens
belangrijk meer belasting kan heffen.
Zoowel het oude als het nieuwe art. 243
der gemeentewet schrijven gebiedend voor,
dat „het belastbaar inkomen wordt verkre
gen door het zuiver inkomen te verminderen
met een bedrag voor noodzakelijk levens
onderhoud", terwijl bovendien, is toegestaan
aftrek voor kinderen, die niet zelf in de be
lasting zijn aangeslagen.
De oude wet bepaalde, dat het zuiver in
komen verkregen werd volgens grondslagen
in de belastingverordening (door de ge
meente vastgesteld) vermeld.
Daarentegen schrijft de nieuwe gemeente
wet voor, „dat het zuiver inkomen wordt be
rekend volgens de bepalingen -van hoofdfttuk
II der Wet op de (Rijks) inkomstenbelas
ting 1914".
Óm het 'belangrijke verschil in heffing, toy
de gemeentewet toegestaan, te verduidelij
ken, willen we een voorbeeld gebruiken.
Onder de oude bepaling mocht geheven
worden (aangenomen 600 voor aftrek van
levensonderhoud) van f 900 (d. i. I1/» X) stel
len we drie procent.
Men kon dan nooit hooger percentage hef
fen, zelfs niet van het hoogste belastbaar in
komen, als 2 X 3 alzoo 6 procent. Tengevolge
van de beperkende bepalingen kon men
nooit tot heffing van een flink percentage
belasting geraken, zonder juist de kleinere
inkomens te zwaar te belasten.
Door de wijziging is thans een vrij be
langrijke verbetering hierin gekomen. Im
mers is het nu mogelijk, bij eenzelfde bedrag
voor aftrek, 600 (hetwelk Intusschen ook
verhoogd is) te heffen van 2 X f600
ƒ1200, b.v. vier procent. Dan kan van het
hoogst belastbaar inkomen worden geheven
21/» X 4 alzoo 10 procent. De mogelijkheid
is hierdoor ontstaan, dat men zelfs hij een
zeer klein peroentage van de kleinere inko
mens te heffen, toch tot een belangrijke
stijging kan komen bij de hoogere inkomens.
Tengevolge hiérvan is het heffen van „be
lasting naar draagkracht", een standpunt
door schier alle partijen in meerdere of min
dere maté verlangd, ruimer geworden.
Stilzwijgend gaan we voorbij de verschil
lende geringe afwijkingen, in de gemeente
wet toegestaan, omdat die voor onze taak nu
niet van Invloed zijn.
We meenen door het vorenstaande vol
doende te hebben uiteengezet „het recht van
de gemeenten tot heffing van eene belasting
haar het inkomen".
We willen thans eens zien op welke wijze
in onze gemeente van dit recht werd en
wordt gebruik .gemaakt. We moeten daar
voor teruggaan tot „de verordening op de
heffing van een plaatselijke directe belasting
naar het inkomen in de gemeente Helder",
vastgesteld den 6den September 1910 en 28
Februari 1911, laatstelijk gewijzigd den 8en
Februari 1921.
Deze verordening geldt nu nog alleen
voor de aanslagen over belastingtijdvakken
vóór 1 Mei 1921. Speciaal voor de navorde
ringen is deze verordening nog van kracht.
Voor de aanslagen na dien tijd is van toe
passing de nieuwe verordening van 13 De
cember 1921.
We onderscheiden dus de „oude" en de
„nieuwe" verordening.
Art. 1 van de „oude" verordening bepaalt:
„In de gemeente Helder wordt jaarlijks ge
heven eene plaatselijke directe belasting
naar het inkomen tot een bedrag van ten
hoogste 100.000." (De zetter gelieve wel op
de nullen te letten!) Bij de wijziging van
27 Maart 1917 werd1 dit bedrag veranderd in
„ten hoogste 200.000 vermeerderd met ten
hoogste 20.000 wegens suppletoire aan
slagen."
Om tot dit bedrag te geraken werden aan
vankelijk „de belastingschuldigen, naarmate
van hun belastbaar inkomen, geplaatst in
klassen, waarbij het percentage van heffing
met 1 van een belastbaar inkomen van
50 tot beneden 100 successieveiijk op
klom met verhooglngen van l/« en min
der tot 4.0059 bij een belastbaar inkomen
van 8700 tot f 8800.
Later is dit proeressief tarief vervangen
door het z.g. Benthemsche stelsel en werd
geheven van de eerste f 800 3 en voor de
belastbare Inkomens boven f 800 6 In de
praktijk kwam dit nagenoeg op hetzelfde
neer wat aangaat het peroentage, dat men in
de verschillende klassen Stalen moest.
Voor de thans geldende heffing is bij art.
7 van de verordening van 13 December 1921
bepaald:
„Jaarlijks worden door den Raad, vóór den
„aanvang van het belastingjaar, de percen
tages vastgesteld, die van de verschillende
.belastbare inkomens zullen worden gehe
len, met dien verstande echter, dat die per-
.joentages worden bepaald naar de volgende
„verhoudingen:
„2.7 van de eerste f 200 belastbaar in-
„komen;
„7.2 van de volgende f 600 belastbaar
„inkomen;
„13.5 van de bedragen boven 800 be
lastbaar inkomen;
„De heffingspercentages mogen respec
tievelijk niet meer bedragen dan 4, 10'/«
„en 20
Met de vermelding, dat de vaststelling van
Ingezonden Mededeellng.
Ingezonden Mededeellng.
ENGROS. ENGRO*.
HEEREN KLEÊRMAKERS!
Gij bahoeft niet meer uit Amsterdam Uwe
voerings of stoffen te betrekkan.
Prima Sonella f105, Llohta voering f 0.47,
Stoomvoerin|, enz., enz., f 0.19.
Op alle stoffen extra korting.
I. GRUNWALD, Keizerstraat 116 (boven).
ENGROS. ENGROS.
ANNO 1886
DE BANK: opent Rekening-Courant en Chequerekeningen met rentevergoeding,
incasseert en disconteert Hendelspepler op binnen- en bultcnlend,
verleent Bedrijfscredieten een Landbouw, Handel en Industrie,
belast zich met den een- en verkoop ven Effecten voor geldbelegging,
neemt gelden In deposito tegen de
navolgende rente:
met 1 dag opzegging: 3
voor 1 maand vast: 3'/«
3 3
6 n «i S
I» 1 Jaar 4'/j
Voor andere termijnen, zoomede voor
Srooto bedragen, kunnen aparte voorwaar-
en worden vaatgasteld.
II
I
verhuurt In hare zwaar geeonatrueerde
Safe-deposit loketten, waarvan de
huur bedraagt:
Model A per Jaart f 8,—
i 8 ii ii f 10,—
ii C ii ii 1 13(—
De inrichting biedt tevene gelegenheid
tot berging van koffers en tot plaatsing
van algen brandkaeten der olllnten.
de aanslagen voor ieder belastingplichtige
tegelijk met zijnen aanslag in de Rijksin-
komstonbelasting uoor 's Rijks ambtenaren
geschiedt" volstaan we.
Voortaan dus heeft de Gemeenteraad niets
meer te maken met de vaststelling der aan
slagen in de Gemeentelijke Inkomstenbelas
ting, doch is de Inspecteur der Rijksbelas
tingen daarvoor aangewezen.
We willen thans eens nagaan, op welke
gronden door het Gemeentebestuur de na
vordering van belasting plaats heeft..
Óp den voorgrond stellen we, dat de Ge
meentewet hieromtrent geen bijzondere be
palingen bevat. Het recht moet dus ontleend
worden aan den algemeenen zin van art. 240
dier wet, waarbij het heffen van „eene 'be
lasting naar het inkomen" is toegestaan:
Door het Gemeentebestuur (den Raad) is
27 Februari 1917 de verordening op de hef
fing aangevuld met art. 12bis, luidende:
„Wanneer na de vaststelling van den aan-
„slag blijkt, dat deze te laag is geschied, kan,
„zoolang niet twee jaren na den aanvang vam
„het belastingjaar zijn verstreken, voor de
„te weinig geheven 'belasting een nadere
„aanslag worden opgelegd:"
Bij nadere wijziging van 8 Februari 1921
is de termijn van twee jaren gebracht op
drie jaren.
Voor een juist inzicht houde men hierbij
wel im het oog, dat de bepalingen van de
oude verordening (6 September 1910 en 28
Februari 1911) op deze nadere aanslagen van
toepassing zijn.
De mogelijkheid tot navordering bestaat
dus. Zooals met elke belasting-verordening
behoort te geschieden, is ook deze bepaling
van art. 12bis goedgekeurd door Gedeputeer
de Staten en door de Kroon.
De bewoordingen van art. 12bis geven
recht om aan te nemen, dat navordering
slechts kan geschieden, voor zoover de bron
nen bij de vaststelling van den aanslag b e-
stonden, m.a.w. dat dus geen navorde
ring kan plaats hebben voor Inkomsten, die
nirt bekend waren bjj de vaststelling van
den aanslag, immers kan nooit belasting
gevordrrd worden van toekomstige
Inkomens, evenmin als van toekom
stig bezit.
Het komt ons dan ook voor, dat verhoo
gden van bezoldigingen, tractementen.
enz., toegekend na de vaststelling van den
aanslag, niet Woor navordering in aanmer
king komen.
Deze meening wordt o. i. volkomen be
vestigd door art. 17 van de verordening,
waarbij is bepaald: ,ydat omstandigheden,
„welke gedurende het belastingjaar veran
dering brengen ln den toestand der belas
tingschuldigen, geene wijziging van hun-
„nen aanslag tengevolge hebben". In de
daaraan voorafgaande artikelen 14, 16 en 16
w rdon wel de ontheffingen, op grond van
aftrek, overlijden en staking van bedrijf ver
meld. doch geen omstandigheden, die ver
hooging van aanslag wettigen.
Hetgeen hieromtrent in den Raad op 26
April 1.1. door den heer Zondervan is ge
zegd, komt ons als juist voor, alleen zijn
opmerking dat „het kohier niet in de termen
kan vallen door Ged. Staten te worden goed
gekeurd" is onjuist. Bij de gevraagde goed
keuring van een kohier kunnen Ged. Staten
niet beoordeelen, welke aanslagen al of niet
rechtmatig zijn. De goedkeuring van een
kohier is feitelijk slechts een fiscale forma
liteit.
Het betoog van den wethouder van' Finan
ciën, de heer De Zwart, dat de vrordening
voor salarisverhooging in den loop van het
Ingezonden mededeellng.
NIERAANDOENINGEN BIJ KINDEREN.
Kinderen zijn zoowel als volwaasenen on
derhevig aan nieraandoeningen en men heeft
zelfs opgemerkt, dat proeentsgewyze meer
blaassteenen voorkwamen bij kinderen dan
bij volwassenen.
Sommige kinderen erven nierzwakte over.
Bij anderen is het oen gevolg vam mazelen,
scharlakenkoorts, diphteritia, windpokken en
dergelijke infectieziekten.
De oudera dienen derhalve op te passen,
als een kind klaagt over pijn in den rug
en de ledematen, pijn in de schouders, of als
de urine bezinksel bevat. Allioht is het meest
voorkomende gevolg van nierzwakte bij kin
deren het verlies van de «acht over de
blaas, hetgeen bedwateren en dergelijke on
aangename kwalen veroorzaakt.
Als uw kind teer en kwijnend is, niet
speelt en draaft «la andese kinderen, treurt
en klaagt over moeheid, wees dam bedacht
op ren vorm van nieraandoendng en onder
zoek dit spoedig.
Foster's Rugpijn Nieren Pillen bleken suc
cesvol ln tal van dergelijke gevallen. Het
verdient dan tevens aanbeveling om opwin
ding door stoeien en lezen voor het slapen
gaam te vermijden, het kind 's avonds niet
te veel te laten drinken, het niet te warm
toe te dekken en het voeral niet te straffen
voor zijn kwaal.
Foster'a Rugpijn Nieren Billen (let op den
ju is ten naam) zijn te Helder verkrijgbaar bij
A. ten Klooster, Keizerstraat §3,.i f 1.75 per
doos.
toerMABEL BARNES—GRUNDY
voor Nederland bewerkt door
ELLY HARTING.
47)
„O," kwam ik verward, „ik geloof voor
niets in het bijzonder. Mijn man is tamelijk
gemakzuchtig. Hij houdt van wandelen; en
o ja," ik werd geestdriftig, „hy is dol op
tuinieren."
„Tuinieren is te afgezaagd," antwoordde
ze ferm. „Allerliefst onderwerp, samen
spraak met de natuur.maar daar heb
ben we al zoovelen in gehad. Elizabeth, Al-
fred Austin, Mrs. Earle, Deane Holeen
een heele zwerm anderen."
„Mijn echtgenoot houdt geenl samenspra
ken met de natuur, bij doodt slakken en
wiedt de bloembedden," wêervoer ik.
„En geen van al die menschen, waarvan
u spreekt hebben voor ons gewerkt. Eliza
beth mag in extaze geraken bij hot zien van
een eenzame croous in Februari en Alfred
Austin kan een allerliefste conversatie gaan
de houden tusschen zichzelf en zijn verbe
na's en lavender, doch zij weten niet waar
Dimbie onze selderij geplant heeft.
Zij maakte een ongeduldige beweging. „L
ichijnt mij niet te begrijpen, doch ik wil
trachten het u duidelijk te maken. Ziet u
eens, ©enigen van ons hebben een dub ge
vormd, een.
„Muziekclubie?" vroeg ik opgewekt.
Amalia's: „Nou zal 't nie' lang meer du-u
ren!" klonk juist vanuit de keuken ent ik had
Mevrouw Winderbury's oonversatie niet ge
heel gevolgd.
„Ik was niet van plan „muzlekclubje" te
zeggen," sprak zij me tegen, ofschoon ook
zéér muzikale menschen lid zijn van onze
vereeniging. Wij zijn letterkundigen 1 k
ben een letterkundige (een pauze) een
artiste, kunstenares! Wij hebben ons veree-
nigd en ontmoeten elkaar eens per week in
eikaars woningen."
„Dat klinkt zeer interessant en vooruit
strevend," bemerkte ik. „Ik ken een weten
schappelijk man. Hij is een uitvinder. Hij
stelde een aeroplane samen, waarmee hij
zijn moeder doodde.
Blijkbaar luisterde zij niet.
„Wij hebben slechts één heer in onze
club."
„Maar het is een echte heer. Hij is
deze boog voorover en staarde mij
met ingehouden adem aan.
„Wat is er," vroeg ik verschrikt, „loopt
er een beest over me heen?"
„Veel erger."
„Veel erger!" angstig greep ik mijn japon
tezamen. „Een wesp?" J
„O, windt u zich niet op," mompelde zy,
nog verder naar mij toebuigend. „Het is zéér
belangwekkend.U heeft een gleufje on
der uw neus, tusschen de beide neusvleugels,
dat is een bewijs van overgroote artistieke
gevoeligheid."
„O, neen," weerlegde ik, „u vergist zich
Het is een lidteeken. Als kind ben ik eens
tegen de haarplaat gevallen. Ik dacht dat
het bijna onzichtbaar was. Mijn man noemt
het eea kuiltje. Ik ben bang, dat we niet eoo
artistiek zijn aangelgd als u wel meent W e
zijn slechts doodgewone alledaagsohe men
schen:"
„Zooveel te gelukkiger voor u," zuchtte
zij en streek het haar van haar voorhoofd,
alsof de zwaarte ervan haar hinderde.
„Gij, doodgewone menschen, zooals ge
uzelf noemt, zijt veel gelukkiger dan wij,
nerveuee, overgevoelige denkers. O, de ge-
dèohten, die branden en woelen in mijn
hoofd! Somtijds lig ik néér, mijn hoofd ge
prest aan de borst van moeder Aarde en ik
druk mijn lippen op het grastapijt en fluis
ter tot Hóór, wordt één met Haar en zij sust
my en vertroost mij, zooals een Moeder haar
vermoeid kind vertroost"
Onwillekeurig rees een visioen voor mijn
oogen van de tamelijk gezette mevrouw
Winderby, die in haaf groenfluweelen
nachtjapon over „Moeder Aarde" rolde en
glimlachte.
Ik wilde het doen voorkomen of ik Ama-
lia toelachte, die juist met een voorhoede
van Japansoh papieren servetjes verscheen
edoch mevrouw Winderby doorzag me,
fronste de wenkbrauwen en rees op.
Mèt voel ik een pijnlijke prik van ra'n
geweten. Mevrouw Winderby deed haar
best me aangenaam bezig te houden, had
mij zelfs in haar vertrouwen genomen en ik
verwaand, ziek nest dat ik was, lachte haar
uit
„Toe gaat u nog niet heem mevrouw Win
derby," pleitte ik. „We krijgen zoo dadelijk
thee en ik zou u zoo graag aan mijn man
voorstellen."
„Meheer is op de vliering," zei Amalia,
die kwam aandragen, met een schaal cake
en deze pal voor mevrouw Winderby neer-
lilt».
„Op de wat?" vroeg ik.
„Op de vliering, ln de donkere kamer, hij
maak portretjes.'
Ik vond Dimble's gedrag méér dan laf.
Hij haid Mevrouw Winderby binnen zien ko-
ment z'n boeltje bij elkaar gepakt en ver
stopte zioh nu op de vliering.
„Wil je mijnheer zeggen, dat de thee
klaar Is en dat ik hem graag aan Mevrouw
Winderby zou willen! voorstellen," vroeg ik
Amalia.
„Ja, M'frou."
Tevredengesteld ging mijn gast weer zit
ten. Bevallig accepteerde ze een kopje thee,
dat volgens haar verlangen niet veel meer
was dan melk met suiker „voor haar zenu
wen", voegde zij eraan toe en' bracht daarna
het gesprek zeer handig op een man met
een naam, die klonk als een' nies en waar
van ik nooit gehoord had. Ze praatte over
hem, haalde citaten van hem aan, in één
woord was vol van hem. „Hij was zoo'n lieve,
ondeugende philosoof en zijn filosofie maak
te hem krankzinnig", eindigde zij en ik
maakte stilletjes een aanteekening op den
omslag van een boek, dat naast me lag:
„Niets en Nietz, man, die gek werd" met
het plan hem eens op te zoeken in de ency-
clopaedie. Mevrouw Winderby mocht eens
terug komen en weer over die niesphilo-
soof beginnen.
Zö betrapte me.
„Wat doet u daar," vroeg ze.
„Ik schrijf even iets op."
„Uw citatenboek zeker? Wat heb ik ge
zegd? Mijn vrienden plegen dikwijls gedeel
ten van mijn oonversatie op te schrijven voor
oopie."
Zij streek haar fluweelen gewaad glad met
baar korte, dikke vingers.
„Voor oopieboeken?" mompelde ik.
„Wel zeker niet," babbelde zü. „Oopie wil
zeggen stof voor een boek iets i nterres-
sants of grappigs. Hebt u nog wel eens meer
literaire personen ontmoet?"
„Neen," was mijn nederig antwoord,
„maar Amalia Amalia is mijn dienstbode
heeft dikwijls een dichter ontmoet in haar
laatsten dienst. Hij was een kennis van de
Tompkinsen."
..Hoe verbazend interessant! Zooi zij zich
zijn naam nog herinneren en hoe hij er uit
zag."
„Ik weet wel hoe hij er uitzag," kwam ik,
blij een onderwerp gevonden te hebben
waarin zij belangstelde. „Amalia heeft me
hem beschreven. Hij zag er uit als een ge
kookte prei ik denk, dat ze bedoelt zoo'n
beetje geelachtig en.O, ja, een vriendin
van mij kende een schrijfster zooiets als
Marie Corelli haar boek was al voor de
vijfde maal herdrukt en zy had een hoofd
als een suikerbiet"
Ik begon me meer en meer de gelijke van
Mevrouw Winderby te gevoelen. De glorie
van Nanty en Amalia bestraalde ook mij.
„Ik vrees, dat ik u niet goed begrijp," zei
mijn bezoekster.
„O, dat kwam omdat haar hoofd zoo.
plotseling zweeg ik. Het schoot me te bin
nen dat Mevrouw Winderby ook literair was
aangelegd.
Zy keek my aan met yskouden blik, doch
weigerde my tegemoet te komen.
Ze zag dat ik zenuwachtig werd, dat pa
reltjes van angst op m'n voorhoofd kwamen
en.het eenige woord dat ik vinden kon
was „opgeblazen". Dit kon lk todh niet ge
bruiken, tegenover hiér in geen geval.