NIEUWSBLAD VOOR HELDER, KOEGRAS, TÈXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA N.V. Broodfabriek „De Volharding Eerste Blad. DE BANK VAN WESSEL6NK MARGUERITE's WONDERE JAAR No. 5557 ZATERDAG 13 MEI 1922 50e JAARGANG Volgestort Kapitaal: f I.OOO.OOO,- Reservefonds: f 270.000,- II Het publiek geheim van enzen toenemenden verkoop Prima grondstoffen. Machinale, dus hygiënlschebereiding. Scheikundige controle. Goed gewicht. Lage prijzen. FEUILLETON. (Wordt vervolgd). COURANT ABONNEMENT PER 8 MAANDEN BLJ VOORUITBETALING: Heldersche Courant f 1.50; fr. p. p. binnenland f2.—, Ned. 0. en W. Indië p. zeepoet f 2.60; id. p. mail en overige landen f 4.20. Zondagsblad reep. f 0A7S, f 0.75, f 0.85, f 1.25. Modeblad reep. f 0.95, f 1.25, f 1.25, f 1 60 Losse nummers der Courant 4 ct.; fr. p. p. 6 ct. Verschijnt Dinsdag., Donderdag, en Zaterdagmiddag REDACTEUR-UITGEVER: C. DE BOER Jr., HELDER Bureau: Koningstraat 29 Interc. Telefoon 50 Poat-Girorekewing No. jl606t>. ADVERTENTIEN: 20 ct. p. regel (gaJjard). Ingez. meded. (kolombreedte als redactiou tekst) 60 ct. Kleine advertenties (gevraagd, te koop, te huur) v. 1—4 regel9 40 ct., elke regel meer 10 ct. bij vooruitbetaling (adresBureau v. d. b'ad en met br. onder no. 10 ct. p. adv. extra). Bewijsno. 4 ct Op- en ondergang van Zon en Maan en tijd van hoogwater (Texel) Zomertijd. Maan Zon Hoogwater Mei op: ond.: op: ond.: v.m.:n.m.: Zondag 14m. 11.57 m. 7.55 5.08 8.4411.41 12.08 Maand. 15 12.38 8.53 5.07 8.46 12.16 12.46 Dinsdag 16 1.— 9.53 5.05 8.47 12.52 1.— Woensd.17 1.12 10.55 5.04 8.49 1.25 1.28 Dond.d. 18 1.42 11.59 5.02 8.50 2.07 2.12 Vrijdag 1£ 2.08 a. 1.02 5.01 8.52 2.58 8.05 Zaterd. 2*0 2.32 2.04 4.59 8.53 8.58 4.14 Lloht op voor auto's en fietsen i Zaterdag 18 Mei 9.12 uur. Zondag 14 9.14 Maandag 15 9.16 GEMEENTELIJKE BELASTINGHEFFING II. Om de hulshouding van de gemeente te doen functiomneeren, moet er geld zijn, zoo goed als dit voor elke huishouding noodig is. Nu zal 't veel afhangen van het drijven der huishouding of eT veel of weinig geld noodig is. We treden niet in een beschouwing of ons tegenwoordig gemeentebestuur duur of goedkoop huishoudt. Dit ligt thans buiten ons bestek. Alleen constateeren we het feit, dat er de laatste jaren buitengewoon veel geld voor de gemeente-huishouding wordt geëischt. 't Moge dan1 veroorzaakt zijn door „het leven boven onzen stand", zooals een onzer raadsleden het heeft uitgedrukt; het geld moet er komen. Nu is maar de vraag: hoe komt men aan het benoodigde geld? Helaas, is onze ge- hieente niet in het bezit van oude rente- gevende goederen. We zeggen „oude", om dat de bezittingen, die de gemeente in de laatste jaren heeft verkregen, niet of ter nauwernood de renten van kostprijs k'unnen dekken. Enkele gemeenten in ons land trek ken belangrijke voordeelen uit landerijen en ander bezit Waar dit in onze gemeente niet het geval is, moet alles komen uit de op brengst van belastingen. Voor het heffen van die belastingen is men gebonden aan de wettelijke voorschriften. De gemeentewet bepaalt welke belastingen door de gemeen ten mogen worden geheven. De reeds vermelde Vle titel van de ge meentewet geeft hiervan een uiteenzetting, 't Zou ons te ver voeren om over al die be lastingen uit te wijden. Vooral na de laatste wijziging (wet van den 30en December 1920) is hét belastinggebied der gemeenten ver ruimd. Naast het recht tot heffing van op- oenten op verschillende Rijksbelastingen (grond-, Inkomsten-, vermogens-, personeele en van andere daarvoor bij de wet vatbaar verklaarde belastingen) hebben de gemeen ten het recht tot beffing van: 1. de bijzon dere belastingen wegens gebouwde en onge bouwde eigendommen en van bouwterreinen (z.g. straatfbelasting); 2. een zakelijke 'belas ting op het bedrijf; 3. eene belasting naar het inkomen; 4. een belasting op de honden; 5. een belasting op tooneelvertooningen en andere vermakelijkheden; 6. een belasting op de verzekering tegen brandschade; 7. een logeenbelasting; 8. een belasting op open bare aankondigingen, benevens nog het recht tot heffen van begrafenisrechten, weg-, brug-, haven-, enz. (te veel om op te noemen) rechten. Ja zelfs geeft de gemeentewet het recht tot heffing van 'belasting in natura of verplichting tot arbeid of levering ten be hoeve van gemeentewerken. Dat wij in onze gemeente van de opge noemde belastingen ons behoorlijk deel heb ben, ervaart ieder burger en dat 'bovendien het aantal opcenten op diverse Rijksbelas tingen niet „gering" Eb, ondervindt ieder In zijn portemonnaie. Dit een en ander stippen we slechts aan volledigheidshalve, doch we willen onze be schouwingen wat verder uitbreiden over de zeker wel voornaamste en bovendien de zwaarst drukkende, de belasting naar hel inkomen. Het recht tot heffing dezer belasting wordt ontleend aan art. 240 Gemeentewet. Het oude artikel 240 E noemt „een hoofd'elijken om slag of andere directe belasting naar het in komen", terwijl het gewijzigde artikel 240 onder e. (na de wijziging 30 December 1920) spreekt van „eene 'belasting naar het inko men". We vermelden deze 'beide bepalingen, om dat de thans geldende heffing is gebaseerd op het nieuwe artikel 240e, terwijl de navor dering van belasting plaats heeft overeen komstig artikel 240c van de oude wet. Het verschil van deze artikels wordt beheerscht door de daarop volgende bepalingen van de gemeentewet. Waar toch art. 248 (oud) voorschreef, dat geen stijgend percentage mocht worden ge heven, zwaarder dan tweemaal het percen tage, geheven vnn een belastbaar inkomen gelijk aan anderhalf maal de kleinste som, welke voor noodzakelijk levensonderhoud wordt afgetrokken, is bij art. 243 (nieuw) dit verruimd en 'bepaald, dat dat stijgend percen tage mag 'bedragen twee en een half maal het percentage, geheven van een belastbaar inkomen gelijk aan twee maal het kleinste bedrag, dat voor noodzakelijk levensonder houd wordt afgetrokken'. Gevolg hiervan is, dat voortaan een zwaar dere progressie kan worden toegepast, of m. a. w. dat men van de hoogere inkomens belangrijk meer belasting kan heffen. Zoowel het oude als het nieuwe art. 243 der gemeentewet schrijven gebiedend voor, dat „het belastbaar inkomen wordt verkre gen door het zuiver inkomen te verminderen met een bedrag voor noodzakelijk levens onderhoud", terwijl bovendien, is toegestaan aftrek voor kinderen, die niet zelf in de be lasting zijn aangeslagen. De oude wet bepaalde, dat het zuiver in komen verkregen werd volgens grondslagen in de belastingverordening (door de ge meente vastgesteld) vermeld. Daarentegen schrijft de nieuwe gemeente wet voor, „dat het zuiver inkomen wordt be rekend volgens de bepalingen -van hoofdfttuk II der Wet op de (Rijks) inkomstenbelas ting 1914". Óm het 'belangrijke verschil in heffing, toy de gemeentewet toegestaan, te verduidelij ken, willen we een voorbeeld gebruiken. Onder de oude bepaling mocht geheven worden (aangenomen 600 voor aftrek van levensonderhoud) van f 900 (d. i. I1/» X) stel len we drie procent. Men kon dan nooit hooger percentage hef fen, zelfs niet van het hoogste belastbaar in komen, als 2 X 3 alzoo 6 procent. Tengevolge van de beperkende bepalingen kon men nooit tot heffing van een flink percentage belasting geraken, zonder juist de kleinere inkomens te zwaar te belasten. Door de wijziging is thans een vrij be langrijke verbetering hierin gekomen. Im mers is het nu mogelijk, bij eenzelfde bedrag voor aftrek, 600 (hetwelk Intusschen ook verhoogd is) te heffen van 2 X f600 ƒ1200, b.v. vier procent. Dan kan van het hoogst belastbaar inkomen worden geheven 21/» X 4 alzoo 10 procent. De mogelijkheid is hierdoor ontstaan, dat men zelfs hij een zeer klein peroentage van de kleinere inko mens te heffen, toch tot een belangrijke stijging kan komen bij de hoogere inkomens. Tengevolge hiérvan is het heffen van „be lasting naar draagkracht", een standpunt door schier alle partijen in meerdere of min dere maté verlangd, ruimer geworden. Stilzwijgend gaan we voorbij de verschil lende geringe afwijkingen, in de gemeente wet toegestaan, omdat die voor onze taak nu niet van Invloed zijn. We meenen door het vorenstaande vol doende te hebben uiteengezet „het recht van de gemeenten tot heffing van eene belasting haar het inkomen". We willen thans eens zien op welke wijze in onze gemeente van dit recht werd en wordt gebruik .gemaakt. We moeten daar voor teruggaan tot „de verordening op de heffing van een plaatselijke directe belasting naar het inkomen in de gemeente Helder", vastgesteld den 6den September 1910 en 28 Februari 1911, laatstelijk gewijzigd den 8en Februari 1921. Deze verordening geldt nu nog alleen voor de aanslagen over belastingtijdvakken vóór 1 Mei 1921. Speciaal voor de navorde ringen is deze verordening nog van kracht. Voor de aanslagen na dien tijd is van toe passing de nieuwe verordening van 13 De cember 1921. We onderscheiden dus de „oude" en de „nieuwe" verordening. Art. 1 van de „oude" verordening bepaalt: „In de gemeente Helder wordt jaarlijks ge heven eene plaatselijke directe belasting naar het inkomen tot een bedrag van ten hoogste 100.000." (De zetter gelieve wel op de nullen te letten!) Bij de wijziging van 27 Maart 1917 werd1 dit bedrag veranderd in „ten hoogste 200.000 vermeerderd met ten hoogste 20.000 wegens suppletoire aan slagen." Om tot dit bedrag te geraken werden aan vankelijk „de belastingschuldigen, naarmate van hun belastbaar inkomen, geplaatst in klassen, waarbij het percentage van heffing met 1 van een belastbaar inkomen van 50 tot beneden 100 successieveiijk op klom met verhooglngen van l/« en min der tot 4.0059 bij een belastbaar inkomen van 8700 tot f 8800. Later is dit proeressief tarief vervangen door het z.g. Benthemsche stelsel en werd geheven van de eerste f 800 3 en voor de belastbare Inkomens boven f 800 6 In de praktijk kwam dit nagenoeg op hetzelfde neer wat aangaat het peroentage, dat men in de verschillende klassen Stalen moest. Voor de thans geldende heffing is bij art. 7 van de verordening van 13 December 1921 bepaald: „Jaarlijks worden door den Raad, vóór den „aanvang van het belastingjaar, de percen tages vastgesteld, die van de verschillende .belastbare inkomens zullen worden gehe len, met dien verstande echter, dat die per- .joentages worden bepaald naar de volgende „verhoudingen: „2.7 van de eerste f 200 belastbaar in- „komen; „7.2 van de volgende f 600 belastbaar „inkomen; „13.5 van de bedragen boven 800 be lastbaar inkomen; „De heffingspercentages mogen respec tievelijk niet meer bedragen dan 4, 10'/« „en 20 Met de vermelding, dat de vaststelling van Ingezonden Mededeellng. Ingezonden Mededeellng. ENGROS. ENGRO*. HEEREN KLEÊRMAKERS! Gij bahoeft niet meer uit Amsterdam Uwe voerings of stoffen te betrekkan. Prima Sonella f105, Llohta voering f 0.47, Stoomvoerin|, enz., enz., f 0.19. Op alle stoffen extra korting. I. GRUNWALD, Keizerstraat 116 (boven). ENGROS. ENGROS. ANNO 1886 DE BANK: opent Rekening-Courant en Chequerekeningen met rentevergoeding, incasseert en disconteert Hendelspepler op binnen- en bultcnlend, verleent Bedrijfscredieten een Landbouw, Handel en Industrie, belast zich met den een- en verkoop ven Effecten voor geldbelegging, neemt gelden In deposito tegen de navolgende rente: met 1 dag opzegging: 3 voor 1 maand vast: 3'/« 3 3 6 n «i S I» 1 Jaar 4'/j Voor andere termijnen, zoomede voor Srooto bedragen, kunnen aparte voorwaar- en worden vaatgasteld. II I verhuurt In hare zwaar geeonatrueerde Safe-deposit loketten, waarvan de huur bedraagt: Model A per Jaart f 8,— i 8 ii ii f 10,— ii C ii ii 1 13(— De inrichting biedt tevene gelegenheid tot berging van koffers en tot plaatsing van algen brandkaeten der olllnten. de aanslagen voor ieder belastingplichtige tegelijk met zijnen aanslag in de Rijksin- komstonbelasting uoor 's Rijks ambtenaren geschiedt" volstaan we. Voortaan dus heeft de Gemeenteraad niets meer te maken met de vaststelling der aan slagen in de Gemeentelijke Inkomstenbelas ting, doch is de Inspecteur der Rijksbelas tingen daarvoor aangewezen. We willen thans eens nagaan, op welke gronden door het Gemeentebestuur de na vordering van belasting plaats heeft.. Óp den voorgrond stellen we, dat de Ge meentewet hieromtrent geen bijzondere be palingen bevat. Het recht moet dus ontleend worden aan den algemeenen zin van art. 240 dier wet, waarbij het heffen van „eene 'be lasting naar het inkomen" is toegestaan: Door het Gemeentebestuur (den Raad) is 27 Februari 1917 de verordening op de hef fing aangevuld met art. 12bis, luidende: „Wanneer na de vaststelling van den aan- „slag blijkt, dat deze te laag is geschied, kan, „zoolang niet twee jaren na den aanvang vam „het belastingjaar zijn verstreken, voor de „te weinig geheven 'belasting een nadere „aanslag worden opgelegd:" Bij nadere wijziging van 8 Februari 1921 is de termijn van twee jaren gebracht op drie jaren. Voor een juist inzicht houde men hierbij wel im het oog, dat de bepalingen van de oude verordening (6 September 1910 en 28 Februari 1911) op deze nadere aanslagen van toepassing zijn. De mogelijkheid tot navordering bestaat dus. Zooals met elke belasting-verordening behoort te geschieden, is ook deze bepaling van art. 12bis goedgekeurd door Gedeputeer de Staten en door de Kroon. De bewoordingen van art. 12bis geven recht om aan te nemen, dat navordering slechts kan geschieden, voor zoover de bron nen bij de vaststelling van den aanslag b e- stonden, m.a.w. dat dus geen navorde ring kan plaats hebben voor Inkomsten, die nirt bekend waren bjj de vaststelling van den aanslag, immers kan nooit belasting gevordrrd worden van toekomstige Inkomens, evenmin als van toekom stig bezit. Het komt ons dan ook voor, dat verhoo gden van bezoldigingen, tractementen. enz., toegekend na de vaststelling van den aanslag, niet Woor navordering in aanmer king komen. Deze meening wordt o. i. volkomen be vestigd door art. 17 van de verordening, waarbij is bepaald: ,ydat omstandigheden, „welke gedurende het belastingjaar veran dering brengen ln den toestand der belas tingschuldigen, geene wijziging van hun- „nen aanslag tengevolge hebben". In de daaraan voorafgaande artikelen 14, 16 en 16 w rdon wel de ontheffingen, op grond van aftrek, overlijden en staking van bedrijf ver meld. doch geen omstandigheden, die ver hooging van aanslag wettigen. Hetgeen hieromtrent in den Raad op 26 April 1.1. door den heer Zondervan is ge zegd, komt ons als juist voor, alleen zijn opmerking dat „het kohier niet in de termen kan vallen door Ged. Staten te worden goed gekeurd" is onjuist. Bij de gevraagde goed keuring van een kohier kunnen Ged. Staten niet beoordeelen, welke aanslagen al of niet rechtmatig zijn. De goedkeuring van een kohier is feitelijk slechts een fiscale forma liteit. Het betoog van den wethouder van' Finan ciën, de heer De Zwart, dat de vrordening voor salarisverhooging in den loop van het Ingezonden mededeellng. NIERAANDOENINGEN BIJ KINDEREN. Kinderen zijn zoowel als volwaasenen on derhevig aan nieraandoeningen en men heeft zelfs opgemerkt, dat proeentsgewyze meer blaassteenen voorkwamen bij kinderen dan bij volwassenen. Sommige kinderen erven nierzwakte over. Bij anderen is het oen gevolg vam mazelen, scharlakenkoorts, diphteritia, windpokken en dergelijke infectieziekten. De oudera dienen derhalve op te passen, als een kind klaagt over pijn in den rug en de ledematen, pijn in de schouders, of als de urine bezinksel bevat. Allioht is het meest voorkomende gevolg van nierzwakte bij kin deren het verlies van de «acht over de blaas, hetgeen bedwateren en dergelijke on aangename kwalen veroorzaakt. Als uw kind teer en kwijnend is, niet speelt en draaft «la andese kinderen, treurt en klaagt over moeheid, wees dam bedacht op ren vorm van nieraandoendng en onder zoek dit spoedig. Foster's Rugpijn Nieren Pillen bleken suc cesvol ln tal van dergelijke gevallen. Het verdient dan tevens aanbeveling om opwin ding door stoeien en lezen voor het slapen gaam te vermijden, het kind 's avonds niet te veel te laten drinken, het niet te warm toe te dekken en het voeral niet te straffen voor zijn kwaal. Foster'a Rugpijn Nieren Billen (let op den ju is ten naam) zijn te Helder verkrijgbaar bij A. ten Klooster, Keizerstraat §3,.i f 1.75 per doos. toerMABEL BARNES—GRUNDY voor Nederland bewerkt door ELLY HARTING. 47) „O," kwam ik verward, „ik geloof voor niets in het bijzonder. Mijn man is tamelijk gemakzuchtig. Hij houdt van wandelen; en o ja," ik werd geestdriftig, „hy is dol op tuinieren." „Tuinieren is te afgezaagd," antwoordde ze ferm. „Allerliefst onderwerp, samen spraak met de natuur.maar daar heb ben we al zoovelen in gehad. Elizabeth, Al- fred Austin, Mrs. Earle, Deane Holeen een heele zwerm anderen." „Mijn echtgenoot houdt geenl samenspra ken met de natuur, bij doodt slakken en wiedt de bloembedden," wêervoer ik. „En geen van al die menschen, waarvan u spreekt hebben voor ons gewerkt. Eliza beth mag in extaze geraken bij hot zien van een eenzame croous in Februari en Alfred Austin kan een allerliefste conversatie gaan de houden tusschen zichzelf en zijn verbe na's en lavender, doch zij weten niet waar Dimbie onze selderij geplant heeft. Zij maakte een ongeduldige beweging. „L ichijnt mij niet te begrijpen, doch ik wil trachten het u duidelijk te maken. Ziet u eens, ©enigen van ons hebben een dub ge vormd, een. „Muziekclubie?" vroeg ik opgewekt. Amalia's: „Nou zal 't nie' lang meer du-u ren!" klonk juist vanuit de keuken ent ik had Mevrouw Winderbury's oonversatie niet ge heel gevolgd. „Ik was niet van plan „muzlekclubje" te zeggen," sprak zij me tegen, ofschoon ook zéér muzikale menschen lid zijn van onze vereeniging. Wij zijn letterkundigen 1 k ben een letterkundige (een pauze) een artiste, kunstenares! Wij hebben ons veree- nigd en ontmoeten elkaar eens per week in eikaars woningen." „Dat klinkt zeer interessant en vooruit strevend," bemerkte ik. „Ik ken een weten schappelijk man. Hij is een uitvinder. Hij stelde een aeroplane samen, waarmee hij zijn moeder doodde. Blijkbaar luisterde zij niet. „Wij hebben slechts één heer in onze club." „Maar het is een echte heer. Hij is deze boog voorover en staarde mij met ingehouden adem aan. „Wat is er," vroeg ik verschrikt, „loopt er een beest over me heen?" „Veel erger." „Veel erger!" angstig greep ik mijn japon tezamen. „Een wesp?" J „O, windt u zich niet op," mompelde zy, nog verder naar mij toebuigend. „Het is zéér belangwekkend.U heeft een gleufje on der uw neus, tusschen de beide neusvleugels, dat is een bewijs van overgroote artistieke gevoeligheid." „O, neen," weerlegde ik, „u vergist zich Het is een lidteeken. Als kind ben ik eens tegen de haarplaat gevallen. Ik dacht dat het bijna onzichtbaar was. Mijn man noemt het eea kuiltje. Ik ben bang, dat we niet eoo artistiek zijn aangelgd als u wel meent W e zijn slechts doodgewone alledaagsohe men schen:" „Zooveel te gelukkiger voor u," zuchtte zij en streek het haar van haar voorhoofd, alsof de zwaarte ervan haar hinderde. „Gij, doodgewone menschen, zooals ge uzelf noemt, zijt veel gelukkiger dan wij, nerveuee, overgevoelige denkers. O, de ge- dèohten, die branden en woelen in mijn hoofd! Somtijds lig ik néér, mijn hoofd ge prest aan de borst van moeder Aarde en ik druk mijn lippen op het grastapijt en fluis ter tot Hóór, wordt één met Haar en zij sust my en vertroost mij, zooals een Moeder haar vermoeid kind vertroost" Onwillekeurig rees een visioen voor mijn oogen van de tamelijk gezette mevrouw Winderby, die in haaf groenfluweelen nachtjapon over „Moeder Aarde" rolde en glimlachte. Ik wilde het doen voorkomen of ik Ama- lia toelachte, die juist met een voorhoede van Japansoh papieren servetjes verscheen edoch mevrouw Winderby doorzag me, fronste de wenkbrauwen en rees op. Mèt voel ik een pijnlijke prik van ra'n geweten. Mevrouw Winderby deed haar best me aangenaam bezig te houden, had mij zelfs in haar vertrouwen genomen en ik verwaand, ziek nest dat ik was, lachte haar uit „Toe gaat u nog niet heem mevrouw Win derby," pleitte ik. „We krijgen zoo dadelijk thee en ik zou u zoo graag aan mijn man voorstellen." „Meheer is op de vliering," zei Amalia, die kwam aandragen, met een schaal cake en deze pal voor mevrouw Winderby neer- lilt». „Op de wat?" vroeg ik. „Op de vliering, ln de donkere kamer, hij maak portretjes.' Ik vond Dimble's gedrag méér dan laf. Hij haid Mevrouw Winderby binnen zien ko- ment z'n boeltje bij elkaar gepakt en ver stopte zioh nu op de vliering. „Wil je mijnheer zeggen, dat de thee klaar Is en dat ik hem graag aan Mevrouw Winderby zou willen! voorstellen," vroeg ik Amalia. „Ja, M'frou." Tevredengesteld ging mijn gast weer zit ten. Bevallig accepteerde ze een kopje thee, dat volgens haar verlangen niet veel meer was dan melk met suiker „voor haar zenu wen", voegde zij eraan toe en' bracht daarna het gesprek zeer handig op een man met een naam, die klonk als een' nies en waar van ik nooit gehoord had. Ze praatte over hem, haalde citaten van hem aan, in één woord was vol van hem. „Hij was zoo'n lieve, ondeugende philosoof en zijn filosofie maak te hem krankzinnig", eindigde zij en ik maakte stilletjes een aanteekening op den omslag van een boek, dat naast me lag: „Niets en Nietz, man, die gek werd" met het plan hem eens op te zoeken in de ency- clopaedie. Mevrouw Winderby mocht eens terug komen en weer over die niesphilo- soof beginnen. Zö betrapte me. „Wat doet u daar," vroeg ze. „Ik schrijf even iets op." „Uw citatenboek zeker? Wat heb ik ge zegd? Mijn vrienden plegen dikwijls gedeel ten van mijn oonversatie op te schrijven voor oopie." Zij streek haar fluweelen gewaad glad met baar korte, dikke vingers. „Voor oopieboeken?" mompelde ik. „Wel zeker niet," babbelde zü. „Oopie wil zeggen stof voor een boek iets i nterres- sants of grappigs. Hebt u nog wel eens meer literaire personen ontmoet?" „Neen," was mijn nederig antwoord, „maar Amalia Amalia is mijn dienstbode heeft dikwijls een dichter ontmoet in haar laatsten dienst. Hij was een kennis van de Tompkinsen." ..Hoe verbazend interessant! Zooi zij zich zijn naam nog herinneren en hoe hij er uit zag." „Ik weet wel hoe hij er uitzag," kwam ik, blij een onderwerp gevonden te hebben waarin zij belangstelde. „Amalia heeft me hem beschreven. Hij zag er uit als een ge kookte prei ik denk, dat ze bedoelt zoo'n beetje geelachtig en.O, ja, een vriendin van mij kende een schrijfster zooiets als Marie Corelli haar boek was al voor de vijfde maal herdrukt en zy had een hoofd als een suikerbiet" Ik begon me meer en meer de gelijke van Mevrouw Winderby te gevoelen. De glorie van Nanty en Amalia bestraalde ook mij. „Ik vrees, dat ik u niet goed begrijp," zei mijn bezoekster. „O, dat kwam omdat haar hoofd zoo. plotseling zweeg ik. Het schoot me te bin nen dat Mevrouw Winderby ook literair was aangelegd. Zy keek my aan met yskouden blik, doch weigerde my tegemoet te komen. Ze zag dat ik zenuwachtig werd, dat pa reltjes van angst op m'n voorhoofd kwamen en.het eenige woord dat ik vinden kon was „opgeblazen". Dit kon lk todh niet ge bruiken, tegenover hiér in geen geval.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 1