T Tweede Blad. VAN DINSDAG 8 AUGUSTUS 1922. Het verkeer in onze Gemeente. Bestuurders van motor-rijtuigen (auto's en motorrijwielen) en rijwielen en andere rij- of voertuigbeatuurders of geleiders van ril- of trekdieren of anderszins mogen binnen de bebouwde kom eener gemeente niet dan al leen uit noodzaak (bij hte voorbijrijden van rijwielen, rij- of voertuigen of anderszins moet men daarvan afwijken) de linkerzijde van den weg houden. a.m.r.v, i U R v' -„r> T" AM.R.T.'- --fd» Cantate Marine-monument. gecömbinoeixlc repetitie voor diames en hee- reh die onder leiding van den heer Leewens Goedkoope trein. Op Donderdag 17 Augustus as. Tal van Helder naar Amsterdam een goedkoope ex- Verlenging vrijstelling inzake ambutantisme. Tentsamenkomsten Leger des Heiis. ii. PLAATSELIJK NIEUWS. Alvorens tot behandeling over te gaan van de ibepaLngen welke ten opzichte van het verkeer gu-en, i» nood« onderscheid te maken vusuiwhe11 wegen en rijwielpaden en tusscmeu rgoerkeer en verkeer van voet- '^Bifartlkel 1 van het Motor- en Rijwiel- re element wordt bepaald dat onder wegen en kunstwegen worden worden verstaan alle voor het openbaar verkeer openstaande rij wegen en kunstwegen (tevens rijwegen zijn de) en dat de tot die wegen behoorende voet- naden en bermen of zijkanten, bij den rij weg of kunstweg behooren. Onder rijwielpaden verstaat bedoeld arti kel alle paden welke, voor zoover zij of de wegen waarvan zij deel uit m ken, onder be heer staan van een openbaar lichaam (Rijk, provincie, gemeente) door of met goedvinden van het bestuur van dat lichaam, en in an dere gevallen door of met goedvinden van de eigenaren dier paden als rijwielpaden zijn aangeduid door een kenteeken van een mo del vast te stellen door den Minister van Wa ter staat. Kortheidshalve is dlus een pad een rijwlel- Êad wanneer het als zoodanig met het be ende bordje met op het opschrift RIJWIEL PAD is aangeduid. Aangezien de gemeente Helder tot heden nog geen rijwielpaden binnen hare grenzen heeft, komt het mij gewenscht voor aller eerst het verkeer op de wegen onder de oogen te zien. Teneinde zooveel mogelijk tot een geregeld en ordelijk verkeer op die wegen medo te werken is het zeer gewenscht dat elke ge bruiker van den weg (dlus ook voetgangers) zooveel mogelhk de rechterzijde van den weg houdt Wanneer ieder daaraan dacht zou dl; alleen reeds een groote verbofcering ztfn. Artikel 6 van het Motor-en Rijwiel-regle ment stelt het zonder noodzaak aan den lin kerkant van den weg rijden strafbaar, terwijl bij genoemd artikel oveneens is bepaald, dat in bochten binnen bebouwde kommen (bijv. Keizerstraat tegenover het Witte Huis en de bocht Spoorstraat-Bierstraat) en in bochten daarbuiten, waar het uitzioht niet vrij is, ge noemde bestuurders en geleiders verplicht zijn de rechterzijde te houden, hetgeen hier op neerkomt-dat men in zoodanige bochten elkander niet mag voorbij rijden. Ten opzichte van het uitwijken ils hij ar tikel 2 van het Motor- en Rijwielreglement bepaald dat de bestuurders van (motorrijtui gen en rijwielen verplicht zijn daarmede uit te wijken naar rechts bi) het tegenkomen van motorrijtuigen, rijwielen, andere rij- of voertuigen, rij- of trekdieren en ander vee. Naar links bij het Inhalen van motorrij tuigen, rijwielen, andere rij- of voertuigen, rij- of trekdieren en ander vee naar rechts pij het Ingehaald worden door motorrijtui gen, rijwielen, andere rij- of voertuigen, ify of trekdieren of ander vee, wanneer voor tlengene die wenaoht ln te halen de daar voor noodige ruimte andera in iet beschik baar zou zijn en hij zijn verlangen, dat uit geweken wordt, behoorlijk kenbaar gemaakt (bijv. met de signaalhoorn, bel of door roe pen, ens). Voor Ms^nrdera van) alle andere rij- of voertiPg*- (A"ê ook van handwagens) gel den desfjf** bepalingen, zoowel tegenover de bestuvrd rt van motorrijtuigen en rij wielen Is tegenover elkander. In figuur I 'hieronder wordt aangegeven op welke wijze bij het tegenkomen men voor elkaar moet uitwijken. A beteekent automobiel. M. motorrijwiel. R rijwiel. V voertuig, rijtuig, handwagen1. A.M.R.V. Bij het voorbij rijden dient men er op be dacht te z]kn dat men niet te vlug weer naar rechts uithaalt, doch dit eeret doet nadat Wan zeker is dat men dengene die men pas- seeren wil geheel Is voorbijgereden. Een en ander wordt op flg. 2 aangegeven. ,^wani_er_van «,'V moet aldns v. - - '„«eerde man ier Wanneer men iemand voorbij rijdt moet Wen dit op zoodanige wijze doen, dat men nooit te dicht langs ieonamd heenrijdt omdat zulke allicht aanleiding kan geven tot onge lukken. Het Is duidelijk dat wanineer men 'Jijv. iemand voorbij rijdt die zijui rijwiel nog niet geheel meester is, deze wanneer imen dicht largs hem passeert heel spoedig de k!ut« kvjjt raakt, hetgeen heel gemakkelijk een aarr J-ilng of een val tengevolge zal kunnen hebben. Flg. 8 geeft aan op welke wijze dit voorbij rijden dient te geschieden. juiste m&Dier verke#rw Men verzoekt ons mede te deelen dat de *1° ff)ui8dag) avond te &80 zal et van den R.-K. Volksbond, Molengradht W 36 tLas®e rijden. Deze trein vertrekt 8.87 van Helder, 8.46 van Am» PauLowna, 9.12 van Schagen, en 3s 10j87 te Amsterdam. "V ertrek 8.44 mm. van Amsterdam; aan komst te Helder 10.85 'savondB. De prijzen voor dezen trein zijn van Hel- der tot en met Hugowaard naar Amsterdam J tweede klasse, ƒ2.— derde klasse (heen en terug), van Alkmaar tot Amster dam 2A0 en 1.60. Den 3 Mei en 8 November 1921 besloot de Raad voor deal scholen 8, 4, 6, 6, 7a en 8 vrijstelling te vragen van de verplichting om aan het Hoofd der school het onderwijs eener klasse op te dragen. Laatstelijk hij beschikking van Zijne Ex cellentie den Minister van Onderwijs, Kun sten en Wetenschappen, d.d. 14 Januari 1922, werd deze vrijstelling verleend, en wel tot uiterlijk 31 Augustus 1922. Het is evenwel gebleken, dat de onlangs benoemde Hoofden van scholen, met uitzon dering van den heer Van Engel, niet op 1 September a.s. in functie kunnen zijn. Boven dien zal het Hoofd van school No. 8, waar deze school voorloopig nog in haar tegen woordig en vorm gehandhaafd zal moeten blijven, ook na 1 September as. ambulant moeten zijn, omdat het niet wel met de be langen van het onderwijs overeen is te bren gen het Hoofd dezer 17-klassige school het onderwijs eener klasse op te dragen. Ten slotte nog zal ook aan het Hoofd der gesplit ste school, waar nog geen tweede Hoofd is benoemd en omtrent die voordracht waarvoor tot nog toe geen overeenstemming met den Inspecteur van het L. O. is verkregen, niet het onderwijs eener klasse kunnen worden opgedragen. Cl verband met het vorenstaande stellen B. en W. den Raad voor, hen te machtigen voor de daarvoor ln aanmerking komende scholen verlenging van bedoelde vrijstelling te vragen. Zaterd avond werd ln de tent naast het Bondsgebouw de openingssamenkomst ge houden eener reeks bijeenkomsten, door het Leger des Heils georganiseerd ten behoeve van de evangelisatie en de godsdienstige propaganda, zooals die gedurende een reeks van jaren door het Leger gevoerd wordt. De ze eerste bijeenkomst was niet zeer druk be zocht; op de gebruikelijke wijze werd de bij eenkomst, met gezang, gebed en bijbellezing, geopend. Namens de offloieren heette de stafkapi tein Beekhuis de aanwezigen welkom, in het bijzonder den kolonel Vlas, die expresselij k voor de gelegenheid was overgekomen om deze bijeenkomsten te leiden. Hij wees er op, dat de samenkomsten niet ten doel hadden te demonstreeren voor het Leger des Heils, doch enkel en alleen bedoelden den naam Gods groot te maken. Spr. drukte er zijn leedwezen over uit, dat mevrouw Vlas ver hinderd was geweest mede te komen. Be halve de heer Vlas waren mede een aantal cadetten uit Amsterdam gekomen. Tenslotte verzocht spr. den aanwezigen den kolonel met handgeklap te willen verwelkomen. De heer Vlas, thans het woord verkrijgend, dankt voor dit welkom. HJj wees op den tentveldtodht, die thans in verschillende oen tra van ons land wordt ondernomen, en hoopt op rijken zegen; Met gezang en toespraken werd de bijeen komst op de gebruikelijke wijze verder afge wisseld, en Zondag tot en met de volgende week Zondag worden deze bijeenkomsten voortgezet R.V. .V er, Van zeer veel' belang is dat men de voor geschreven manoeuvres goed en tijdig uit voert. K - 2"" J- -O- HONDERDJAKIG BESTAAN VAN "B-rijkswerf. Het getuigt èn van de groote beteekenis, die het toenmalige Landbestuur, in het bij zonder de Souvereine Vorst, toekende aan het Nieuwediep als oorlogshaven èn van eene groote mate van voortvarendheid, dat, ondanks de moeielijke tijden ook uit een financieel oogpunt reeds in November 1814 werd besloten om de werkzaamheden, welke noodig waren om het Nieuwe-Diep als oorlogihaven geschikt te maken, met kracht voort te zetten. Bij Besluit van den Souvereinen Vorst der Vereenigde Neder landen van 16 November 1814, waarin wordt gesproken van de in 's Lands belang be- «taande noodzakelijkheid om de aan den Helder aanwezige werken voort te zetten en te voltooien, werd bepaald dat: I*. de aan den ingang van het Nieuwe diep aangelegde dijk en kaai zouden worden verlengd en afgewerkt tot bij het Nieuwe Werk, 2'. 'het begonnen droge dok voor 's lands schepen zou worden voltooid en de daarbij geprojecteerde stoommachine hoe eer hoe liever zou worden in gereedheid gebracht; 3*. zou worden voortgegaan met de alsmede geprojecteerde en gedeeltelijk opge trokken gqbouwen en bergplaatsen der Marine te Nieuwediep; 4e. het vorenstaande zou worden geëxe cuteerd door den Inspecteur-Generaal van 's Rijks Waterstaat I. Blanken Jzn., onder het opzicht van den Directeur-Generaal van den Waterstaat. In overleg met den Secre taris van Staat voor de Marine moesten de plannen worden opgemaakt en aan Z. den Koning ter approbatie worden voor gelegd met zoodanigen spoed, dat met den arbeid in he! voorjaar van 1815 zou kunnen worden begonnen. De werkzaamheden, die een gevolg waren van het vorenbepaalde zijn in het voorjaar van 1815 aangevangen en er werd tot in 1822 hiermede voortgegaan. Die werkzaam heden zijn, behalve wat betreft de „vuur- machine" van het droge dok en het ge bouw voor die machine, vrijwel uitsluitend waterstaatswerken geweest Toen in 1822 het etablissement aan de Marine werd overge geven bestond er behalve het inmiddels opgetrokken doch nog geenszins voltooide Grootmagazijn en het bedoelde machine gebouw het tegenwoordige graanpakhuis nabij de Westerpoort nog geen enkel ander gebouw. Behalve bij de schutsluis waren er nog geen bruggen, terwijl de vereischte meerpalen nog moesten worden geplaatst. Dit alles is in 1822 en latere jaren geschied volgens de plannen en onder leiding van den Inspecteur der Maritime gebouwen I. Valk. De waterstaatswerken hebben bestaan in het verlengen van den rijzen kaai- en havendijk aan de landzijde van de haven van uit de limiet van 1812 tot aan het „Nieuwe werk", het bouwen van de koopvaardersschut sluis, d.w.z. de tegenwoordige Marineschut sluis, die bedoeld was om toegang te geven naar de daarachter aangelegd wordende koopvaardersbinnenhaven, het graven van een uitwateringskanaal voor den uitslag der pompen van het ge sticht wordende "droge dok, dat is het tegen woordige afsluitingskanaal rond de werf van af het graanpakhuis tot aan de binnen haven, het maken van de koopvaardersbinnen haven met de bemanteling van de weder- zijdsche kanten door rij2en kaaien of pak- bermen. Deze haven was bestemd voor ligplaats van koopvaardijschepen, maar bood tevens gelegenheid om schepen en vaar tuigen een ligplaats te geven nabij het grootmagazijn, het graven van het droogkieldok met de daarbij behoorende diepe pompput en water leidingen met de bemetseling van de zijmuren en het maken der banketten van dat dok, het maken van eene zee- of doksluis. In den loop van het jaar 1818 werd besloten om de aanvankelijk vastgestelde diepte der zee- of doksluis van 22 op 24 voet te brengen, het graven van het groote scheepsdok, dat voorzien werd van sterke rijzen kaaien, het aanleggen van een jaagpad en van een maritiemen weg langs de westzijde van de binnenhaven, het graven van een afsluitingskanaal rond het etablissement, dat zich aansloot aan het reeds hoogergenoemde uitwaterings (tevens afsluitings-)kanaal en aan de noorde lijke zijde van het etablissement, even als nog thans, liep tot nabij den grooten havendijk, terwijl in 1820 nog werd besloten om een doorvaart te maken voor's Rijks oorlogs schepen uit het (in aanleg zijnde) groot Amsterdamsche kanaal of de koopvaarders binnenhaven tot in het groote dok met een er in te plaatsen keersluis. Deze door vaart wordt verder in de bescheiden en teekeningen aangegeven als het „dokkanaal" en is de doorvaart, die thans bekend is onder den naam van het „Boerenverdriet". Op een in 1819 door den Schout-bij-Nacht N. Lemmers, Directeur en Comm'. der Marine ia het Hoofddepartement van de Zuiderzee in overleg en met medewerking van den Inspecteur-Generaal Blanken samengesteld Plan voor de inrichting van het etablisse ment, werd in plaats van het vorenbe doelde dokkanaal aan de noordzijde van het groote scheepsdok (tusschen de tegen woordige ligplaats van Hr. Ms. „Van Speyk" en ongeveer de plaats van het z.g. toren gebouw) een kanaal geprojecteerd, dat der halve zou zijn uitgekomen in het afsluitings kanaal lang3 de tegenwoordige Hoofdgracht. Tot het graven van dit kanaal is evenwel niet overgegaan geworden. Behalve het uitvoeren der genoemde water staatswerken, werd in de jaren liggende tusschen 1814 en 1822 het Grootmagazijn verder opgetrokken en een gebouw gezet voor de stoommachine tot het droogpompen van het droge dok, terwijl te Luik eene stoommachine van dubbele werking met negen pompen voor het ledig pompen van het droge dok werd vervaardigd, welke na gereedheid naar Wil lemsoord werd vervoerd en aldaar werd opgesteld. Van deze stoommachine heeft men, zooals nader uit het artikel blijkt, niet veel genoegen beleefd. Zelfs moest een ge heel nieuwe machine worden geleverd. Men moet over de beteekenis der uit voering van de opgesomde waterstaatswerken die in betrekkelijk zoo kort tijdsverloop zijn uitgevoerd geworden, niet gering denken, vooral wanneer in het oog wordt gehouden dat nog niet werd beschikt over machinaal gedreven pompen, excavateurs, decauville- sporen en de vele hulpmiddelen, die de moderne techniek kent. De „paardekracht" speelde bij de uitvoering dezer werkzaam heden een groote rol. Op een oogenblik leest men in de rapporten, dat aanwezig waren 70 en later 90 sterke en wel door voede paarden voor het onophoudelijk dag en nacht gaande houden der kettingmolens voor het leegpompen en drooghouden van de droge dok- en sluisputten. Later nog zijn bij de uitvoering der werkzaamheden be trokken 1090 man, 224 paarden en I3vlet- of baggerschuiten. Hoewel reeds een 16-tal jaren te voren het droge dok te Hellevoetsluis was gebouwd geworden en men ook in het buitenland reeds gegraven droge dokken had, zoo was nochtans het graven van dit dok in een terrein, nabij de zee gelegen en dat kort te voren nog zóó drassig en zóó slap was een bijzonder werk. In een rapport uit die dagen wordt o.a. gezegd Tegenwoordig bevinden zich binnen de sluis in de gemelde koopvaardershaven drie groote koopvaardijschepen, groot van 140 tot 240 last, met een zoogenaamd schooner- schip, zeven kagen, kiellichter, enz." Wanneer wij nu de afmetingen van de (het) marineschutsluis(je) zien en daarbij aan die der moderne koopvaardijschepen denken, dan blijkt wel, dat er eenig verschil is tusschen hetgeen men toenmaals en wij nu onder groote koopvaardijschepen verstaan. De voor het droge dok benoodigde bateau- porte is ;te Medemblik gebouwd geworden. Zij werd in Juli 1822 naar het Nieuwediep overgebracht, in de sleuven van het droge dok geplaatst en bleek dadelijk goed te passen. Om de bateau-porte de haven van Medemblijt te kunnen doen verlaten, was het noodig geweest vooraf de Oosterhaven aldaar uit te baggeren, terwijl het aanvankelijk in het voornemen lag om de deur op kameelen geplaatst te vervoeren, daar het anders niet mogelijk werd geacht haar over het Vlaak Nieuwediep te doen bereiken. Evenwel bleek die wijze van overvoer niet noodig te zijn. Den I3den Juli 1822 werd 's Konings schip van Linie „Willem de Eerste" als eerste schip op de stapelblokken van het dok geplaatst. Het schip bleek echter eene kapi tale herstelling niet meer waard te zijn. Het werd uit het dok gehaald en vervangen door het schip „Holland". De „Willem de Eerste" is daarop einde 1822, na eene vertimmering, aangewezen geworden als logiesschip voor een detachement van 150 mariniers, onder bevelvan den kapitein Ziervogel, welke mariniers te Nieuwediep werden gedetacheerd ter bewaking van het etablissement. Den 20,Un September 1822 heeft de over gave en overname plaats gehad. Het eerste schutten door deze sluis had plaats den i6den Augustus 1817. Er werden toen schepen met bouwstoffen voor de in uitroeiing zijnde werken door geschut. (Slot volgt.) AMSTERDAMSCHE BRIEVEN. ROND DEN DAM. Eet haantje van den toren. Vacantte. De overgeschoten tien-en-een-half millioen. De toekomst in het Oook „Het haantje van dan toren'': ééns, voor oen vorige generatie, symbool van „roman tiek" en „sentiment", schreef d!e Gene- stet indertijd niet een populair geworden gedicht onder dezen titel? nü, voor ons tegenwoordig geslacht, dat dié soort roman tiek „valsah" en dót soort „sentiment", sen timenteel" noemt, slechts een voorwerp om van te bepalen hoé hoog 't wel boven den grond staat en hoe groot 't wel zou zijn indien 't naar beneden, op aarde, werd te- ruggebrachtl En daarnaast dan nog prach tig doei voor sportlef-a ongelegden, die wa tertanden van het denkbeeld om er eens naar te klimmen en zoodoende een merk waardig© „prestatie" te leveren. De laat ste dagen werden meerdere van onze Am. sterdamsche „haantjes", zooals die van den Westertoren en die van den Munttoren uit hun isplement in-de-lucht gehaaid en liet men hen zakken naar deze droeve aarde om hen af te schrobben en schoon te maken En waar den eertijds in den vacantietijd door de kranten zoo verheerlijkte „zee slang" moeilijk te „kieken" valt en daarbij een „komkommer" nu ook juist niet een zoo dankbaar object voor de fotograflsohe lens is, daar brengen de bladen thans plaatjes van de „haantjes" in groot© ver scheidenheid. „Het haantje?1 boven op den toren, omringd door de dappere werklieden, die straks, het beest zullen „demonstree ren"; „het haantje", smadelijk neergelaten aan een touw, langs de steile muren; „het haantje", (hans tot reuzen-haan" geworden, tenslotte op den beganen gromdl „Het haantje" heeft vacantie, ook hij, en bereidt zich voor, om na een frisoh bad ge noten te hebben, weer voor langen tijd schildwacht te gaan spelen boven het wel en wee van Amsterdam.... Maar het is wel een beetje droef gestemd! Men heeft 't van te dichtbij gezien t' is van té na- by bekiekt en betast en bekeken! Welk groot man blijft groot voor zijn kamerdie naar? Welk „haantje" blijft „roman tiek" en titel voor een gedicht, voor den persfotograaf en den moderne Journalist?. Maar niet alleen door middel van de schoonmaak der „haantjes" is men op 't oogenblik bezig de „bovenkant" van onzen stad op te knappen; ook de trouwe klakken van Paleis en Palels voor Volksvlijt werden naar beneden gehaald en al sinds weken staren diuizende oogen, tevergeefs, naar de bekende plaatsen, daar in de hoogte, waar anders „de tijd haar uren telt". Is dit wegnemen der klokken symbolisch? Moet het beteekenen, dat, in deze vacantie- weken, de Amsterdammer, anders gejaagd, op de minuut af tussohen huis, kantoor en beurs heen en weer rennend, eens wat min der behoeft te letten op „het uur". Of nam men zo weg om de vele honderden, ja dui zenden, die dagelijks de diverse bureaux afloopen om een „pas" en een Duitsoh vi sum te bekomen wat minder te doen den ken aan verloren tijd met het in de rij staan voor de diverse deuren der ambtenarij? Nog steeds toch nu de Mark blijft dalen en Duitschland het land van belofte is, houdt de stroom van reislustigen voor het Oos ten aan. Heele volksstammen, die anders sleohts Zand voort als bet verst-veorwljderd vacantie-oord kenden koesteren reisplannen voor de Harz, voor Beieren en andere Duit- sche streken; de diverse reisbuxeaux wer ken gestadig onder hoogspanning door met dubbel personeel. Het reilzen, vroeger „een kunst" werd gedegradeerd tot een .koop jesjacht" en wekt Teen andere emoties dan, vroeger, het doen van voordeelige in koop.) es op het Amstelveld of een andere markt! Het is vacantie.Met een buidel vol goedkoope. marken en namen van Duitsche "plaatsen eh hotels in het hoofd, loopt half Amsterdam rond en slechts bet denken aan de mogelijkheid, dat onze nü nog trouwe gulden misschien óók eens de Mark zal gaan volgen op haar verderf elijken ontrouwn le venswandel vergalt de vreugde.Waar dan weer tegenover staat, dat men ln de mededeeling, dat het overschot op onze ge meentelijke rekening ter grootte van. 101/, millioen nieuw optimisme wekt 101/, millioen! Dus tóch: schitterend re- enkel, sober woord van de „bezuiniging", als inderdaad de gemeentelijke bezuinigings inspecteur gezonde vruchten van zijn ar beid heeft geplukt? Allerminst! Zelfs bet „officieel'1 commentaar dat B. en W. bij dit „voordeeltje" leverden, durft zéé op timistisch niet te zijn. Het spreekt van on verwachte baten, enz, en rept slechts met een enkel, sober woord va nde „bezuiniging", als van een factor, die misschien oók wel „eenigszins" tot dit merkwaardig gunstig re sultaat heeft hügedragen. Overigens is het goed zich op dit onvoorziene batig saldo niet al te zeer blind te staren; en B. en W. laten dan ook in bedoeld commentaar, aan stonds een koude douche volgen, waar ztj wijzen op den achteruitgang der inkom «km die de komende twee jaar te voorzien velt ook in verband met het verlaagde wvermenig- vulcLigmgscijfer" een achteruitgang die gedekt moet warden door'n groot deel van 't thans aanwezige mijlioenen potje! En dan oók maar dèt zeggen B. en W. natuurlijk niet! cijfers laten zich altijd groepeeren in de een of andere, vóóruit bepaalde rich ting „De cijfers" en „de statistiek" zijn al zoo dik wij Ls gelbezigd voor de bewijs-voering van twee diametraal tegenover elkaar staan de opponenten. Is 't zoo gewaagd te veronderstellen), dat B. en W. en vooral de socialistische beheer der onzer gemeentelijke financiën, de heer Wibaut, die de laatste jaren van onze „kapi talistische" financiers en beursmannen nogal eens het verwijt moest hooren, dlat hij de Ge meente „naar den kelder" helpt, nu óók eens wou laten zien, dat hij wel degelijk in staat is een gunstige „rekening" over te leggen, evengoed als de eerste de beste directeur van een naamlóoze Vennootschap dat op een aandeelhoudersvergadering pleegt te doen? Maar al is er dan geen reden tot overma tig juichen, zeker geeft een en ander toch steun aan de opvatting, dat Amsterdam nog steeds levend en krachtig genoeg is om de toekomst, al ziet die er dan ook niet roos kleurig uit, met vertrouwen tegemoet te gaan en te voorspellen, dat welke „maiaises" ook noc zullen moeten worden doorgemaakt, de stad aan het Y tóch het hoofd boven water zal weten te houden. Er zijn trouwens nog óndiere lichtpunten! Waar velen, gezien de steeds toenemende werkloosheid in dat bedrijf, gedurende de laatste jaren, reeds een algeheel en ondergang van onze ééns zoo bloeiende diamant-indus trie voorspelden, daar werd de Laatste maan den een keer ten goede merkbaar. Wèl kan men hier, zooals oplangs de voorzitter van don Antwerpsohen diamantwerkersbond dat deed, nog niet spreken van een algeheel te boven zyn der inzinking, maar tóch kwa men weer meerdere A. N. D. B.-ers aan 't werk en leeft de hoop op, dat deze voor onze stad zoo belangrijke industrio toch nog weer herleven zal. Henri Polak, de Amsterdam sche voorzitter deor roosjes-slijpers en kloo- vers en hoe zij meer mogen heeten, heeft tenminste geen reden meer. zooals nog niet zoo heel lang geleden, met de mogelijkheid rekening te houden dlat deze geheele indus- trie zich voor goed naar het Zuidelijk Bel- genland zal verplaatsten. OndiertusBchen ziet dezelfde Henri Polak, naast het werk verbonden aan de leiding van den A. N. D. B. kans zich als journalist voor veel en velerlei kwesties te interesseeren. En dikwijls doet hij dat met gezond' verstand en een juist gevoel, wat hem, ook buiten rijn onmiddellijk© partijgenooten om, vele vrien den heeft verschaft. Den laatst en tijd wierp hij zich als Ijverig en enthousiast kampioen op voor het behoud van het Gooische natuurschoon, bedreigd als dat zJ. werd door de plannen tot eJeotrifi- oatie van het verkeer in deze streek, plan nen die door de Gooische Stoomtram Maat schappij ter goedkeuring bh; de autoriteiten zijn ingediend. Waar vrijwel de geheele pers hem in deze actie terzijde stond en het rapport door de betreffende commissie on langs wijd en zijd gepubliceerd en druk be sproken werd, daar is oJL een détailbeepre- king van de kwestie overbodig. Men spreekt al van „eleotrocutie" van het Good; men wijst ep den ondergang van het Naardermeer bij het doorgaan van de ont worpen electrische verbinding met de hoofd stad. En men tracht het publiek te suggeree- ren, dat het hier gaat om een levensbelang der Amsterdamsche bevolking, die tóoh al zoo sohaarsch bedeeld met „ongerept" na tuurschoon, thans dit laatste stukje „buiten- genot" en „hygiëne" nog dreiftt ontnomen te werden. De kern van de kwestie gaat hierom; wat moet zwaarder wegen: een ge makkelijke, vlugge verbinding met het Gooi, of het zooveel mogelijk „maagdelijk" houden der Gooische bossohen en helden? WIJ willen ndet verhelen^ dat ook wy, even als de critici van het electrische tramplan, met Henri Polak voorop, langen ttfd volmon dig en met nadruk „het laatste" geantwoord hebben. Een dergeiyk antwoord ligt voor de hand voor degenen, die niet uitsluitend ln alles mogelijkheden tot „zaken doen" zien en die in „de natuur" het tegenwicht zoeken en vinden voor véél wat den modernen mensch drukt en beangst. Maar tóoh waar staat het geschreven, dat de journalist nooit zou mogen- verande ren van inzicht en gulweg erkennen, dat hy aanvankelijk oppervlakkig oordeelde? na verdere doordenking van d)e zaak, na vrij wel alles wat er dienaangaande ln rapporten en tijdschriften geschreven werd gelezen te hebben antwoorden we thans anders en kunnen we ln de geheele anti-tramplannen- octle van Henri Polak o.s. niet anders zien, dan een.oppervlakkig enthousiasme, een poging tot het tegenhouden van een natuur- ïyke ontwikkeling en als zoodanig een „anti sociaal iets! Allereerst dan: de Gooische „matuur-be houd era" zien voorby het feit, dat de ontwik keling van de verkeera-techniek heusoh niet, plotseling, in den jare 1922 zal ophouden; dat wy, zeggen wij over een 26 of 50 jaar. evenveel en gemakkelijk, naar b.v. Amers foort, naar de Veluwe, zullen reizen als thans naar Busaum of Hilversum. Wie thans van uit Amsterdam een dag in de bosschen wil rijn, of op de hel wil „uitwaaien" neemt een retourtje naar het Gooi; dan, over 26 of 50 jaar, zal men er, voor hetzelfde geld een nemen naar Putten, naar:Zeist, naar den ach terhoek desnoods! En wat thans voor den hoofdstedeling de Kalfjeslaan of Sloterdljk is, Is dan Laren, Bussum of een ander Gooisch oord. Het centrum, de „city", zal Amsterdam bljfven met kantoren en schouw en andere verzamelplaatsen, en men zal wo nen, wel niet in de „ongerepte ntauur", op enkele dure landhuisjes en villa's, maar in de Gooische tuinstad; wat toch in alle ge val oneindig beter, gezonder en aangena mere zal zitn dan het verblijf in bovenhuizen en étages, drie, vier VHf hoog! Men behoeft nog geen fantasie als Bella- my's „Het jaar 2000" in zich om te dragen, om een dergelijke toekomst met zekerheid te durven voorspellen. En doet men dit, waar blijven dan de nadeelen verbonden aan

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 5