Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 2 Sept. 1922.
NO. 36. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
SCHETSEN VAN HET LAND
MODERNE
LEVENSWIJSHEID
MARINE-HERINNERINGEN.
In me jonge jaren heb ik nog gediend op
een zeilSLnip, al was het dan maar een klein.
Het was liet opneminjgsvaartuig „MeMll
van Carnbec" en de jaren waren 1884—85.
Het scheepje was getuigd als schoenerbrik
en de geheele bemanning, behalve de offi
cieren en eenige onderofficieren, bestond
uit inlanders, totaal een 60 man. Hat waren
prettige lui om mee te werken, zij gaven
nooit last en ik verzeker U dat de gasten
matrozen le en 2e kL die onder hen wa
ren, en dat waren er velen, zioh voelden, net
zoo goed, zoo niet méér dan hunne Europee-
sohe oollega's op grootere schepen. Het schip
was bewapend met een paar getrokken voor-
laadkanonnon van 7.5, maar dat was meer
voor de geur, omdat het nu eenmaal een
„oorlogsschip" was, dan ergens anders voor:
ik heb er nooit mee zien exerceeren; alles
was dienstig aan de opname. Wij waren toen
bezig de Noord-kust van Java op te nemen
van de hoek van Krawang tot ongeveer
Pekalongan, welk stuk geheel nieuw in kaart
moest worden gebracht, en daarbij kwamen
wil dan op 'die aardige kleine plaatsjes als
Indramajoe, Cherlbon, Tegal en Pekalongan,
waar een marine-mensch gewoonlijk niet
komt maar daarvan vertel lk later mis
sehllen wel eens! Do Melvlll begon zijn tooht
vanaf Onrust of Batavia, was zos weken
met het opnemlngswerk bezig (er werd hard
en intens gewerkt), deed na 6 waken oen der
5«noemde kleine havens aan om een paar
ngen uit te blazen en ververschlngon en wa
ter in te nemen, en rinë dan weer voor 6
weken in zee. om daarna voor een fmxrtere
runt naar Batavia terug te koeren; dat was
het gewone programma. Hot was een ambi
tieus werk. en het eenige minder aangename
wat lk mij v-n dat selijp herinner, was de
zuinigheid- d.'e met hot drinkwater betracht
DMMB wcrdcnl WH kregen allemaal, leder
B Liter p r dag waarvan de kok dan nog
moest koken, en daarmee was het ultl Wil
de men ilch mandlcën (baden) on dat doet
men In de tropen ééns of tweemaal per dag,
dan had de zee sout-water genoeg, daar
moest Je het dan maar mee doen, en als je
zuinig was geweest, kon Je je dan afspannen
met wat zoet water. Maar alles went en dat
dus ook.
Maar wat lk nu edgenMjk wil vertellen:
Op oen goeden dag was de Melvlll bil de
Boompjes-ellénden, benoorden den hoek vati
Indratnajoe; die eilanden ziln elgenlilk niets
anders dan drie groote riffen, poeloo-Ko»-
song, poeloo-Menjanak en poeloo Djandlklan
(als lk hot goed onthouden hebl). Op het
Zuidelijkste staat een llohttoron, daar woont
een Europeeseh llchtopzlohter met zilno
vrouw, eenige inlandsche llohtwaohters en ver
der waren er eenige gestraften, kettlngjon*
gens; de belde andere „eilanden" waren
onbewoond en vertoonden ook geen spoor
van „groen", dat op het eerstgenoemde wél
voorkwam. Do wateren ml tussehen die
eilanden meeaten opgeiood worden en ter
wijl het schip zelf met andere werkzaamhe
den bezig wa% kreeg de Jongste officier, een
adeltMirst op folio, last dat te doen. De vlet
werd klaargemaakt, de Jonker nam hot roer,
de tweede stuurman (sergeant) znt voorin
met een hanldood en do adjuct-adminl-
«tratour, een vriend van den Jonker, die graag
aan dergelilke toehtles nis vrijwilliger deel
nam, benevens een inlandsch matroos 2o ki„
Mutroepail, vielen op de riemen, en daar
glnr bef ^arHItJe aan den gang
Nu WHs bet toeval dat alle drie die
gehoor"'» w»ren uit.Nlnuwedlep, waar
hunre ook woonden. De Jonker kwam
uit „den Helder", de adjunct van de Hoofd
gracht en de stuurman uit de Bootsmansteog!
Het waren onvervalschte, waschechte Jut
ters, die als jongens met elkaar gespeeld
en ook met elkaar gebakkelijd hadden
maar dat was vergeten en vergeven. En toen
zij daar nu zoo'n uur aan het looden waren
geweest" en bij het derde eiland kwamen.
toen zagen zij daar een wrak op het rif zit
ten II het was wel een oud ding, maar het
was een echt wrak! Hunne jutterache har
ten bonsden hoorbaar, hunne oogen glans
den en hunne monden zeiden „daar moeten
wij straks even heen". Zij werkten zoo hard
zij konden, zij waren bijna klaar, nog een
kwartiertje en dan konden ze op onderzoek
uittoen riep Matroepay „bandera
toean'' (vlag, mijnheer) en jawelI de Mal-
vill had sein op, zij werden tnniggeroepenl!
Dat was een hard gelach! zóó dicht bij
„hun" wrak on nu terug! het was hemelter
gend, zij leden zlelepijn, maar er moest ge
hoorzaamd worden en dus gingen zij
terug!
Maar hoe harder zij naar boord1 terug
roeiden, hoe dichter zij hij dat vermale
dijde wrak kwamen! hoe scherp de jonker
ook naar de MelvÜll koerste, hoe meer zij
naar dat wrak gingen! Het leek wel of dat
wrak een magneet was die de vlet aantrok!!
zll wilden er vandaan, zij deden alles wat
zij konden om er niet heen te gaan, imaar
dat hielp niets, dat wrak trók en trók, zij
verzetten zich zoo lang zij konden, maar het
gaf niet», zij kwAmen bij het wrak!
Daar was natuurlijk niets te halen! het
was een oud ding, vermoedelijk het over
blijfsel van oen kustvnnrdertje en dat er
niets meer te halen viel, daarvoor hadden
na verloop van tijd, do Inlandsche vJssohors
wel gezorgd.
Maar toen ons viertal eenmaal bij het wrn
was gewéést, toen leek de betooverlng we
was ge
gebrekr
on, want vlug als de wind ging bel
tiaar lioord terug, waar zij oven wel méér dan
een uur te laat aankwamen. En hoe dichter
zij bij het schip kwamen hoe meer zll daoh
ton „daar zal Iets broeien".en er broeide
ook Inderdaad ietsl
De eommnndant liep op het halfdek, en
nauwelijks binnen boord wilde de jonker ba
glnnen rijn rapport uit te brengen, toon de
commandant kwnad Inviel:
„Ja, ja, dat hoor Ik strnks wel.maat
waarom bon Je niet dadelijk terug gekomen
toen er sMn-np ging.
„Ja commandant.ziet u.er zn
daar een wrak.
„Een wrak, oen wrak.... wat heb J
met dat wrak to maken.... Je ging toe
om.
„En.enne.
-— „Wat nu van enne, enne?
.En we komen alle drie uit Nieuwe-
iniHip
De strakke trekken van den oommandan
ontspanden alc/h, hij barstte uit in lachen, en
„Dondersche Juttera" -— zo! bs
„kénden Jelui het nlbt laten? ging de natuur
„boven de leer?.... ruk ln. Ik zal het Jein
„vergeven ftmdat Je Juttera bent, maar
„dat Is eens.wee Je gebeente als Je me
„ooit nog zoo Iets levert..11"
Endc zij gingen naar boneden met een
stille dankzegging aan bun geboortegrond
je in het hart!
Thijs.
OnderofficierWaarom salueert tnen
eigenlijk voor rijn meerdere?
Nieuwe recruut: Nogal gïsdJ Omdat J« an
ders de doos Ingaat!
Zij (tljdona de echtelijke twist): Waarom
heb W me eigenlijk genomen?
Hy (nijdig): Ik hèb Je niet genomen, ik
bèn genomenI.
FEUILLETON.
door Dr. CAREL J. BRENSA.
DE LEEGE MOUW.
(Vervolg).
i)
HL
Ook wel een# als zo zat op do bank on
toch niet ernstig moer peinsde, voelde vrouw
Brinkman zweem vau vreugde over Gorahi,
buar zoon. Want ze had machtig voel genoe
gen van hem, naast don kleinen jammer, dat
"ij geen boer geworden was.
Nu was hij do groote zoon, die ver héél
ver op d,e wijde zeeën voer cn af oni toe de
K eto dingen wist te vertellen. Hij was 't
waar ze u paar maal in 't Jaar arm in
11 kÜT mti0 lloP door 't dorp.Dan waa
"tl uinnou govarenl En hij was 't dan, die
<l! ^>ma bjJÜ,r(i.Q uit don omtrek (en door do
v..,, vergot/unj) in vorstommlpg
^eu en beluisterd wier, als
i.ii i «mou uu IH.'I U lNlt'I (1 Wlt/JLj ui
vim 't Vf ln 110(1 opkaiuertj
...Ji m jz 11 nioolo verhalen dee. Hl
m
Eut^l
wa:
et gering voor het bevrediging
cedergovool van vrouw lirink-
to*kiik°Mf wonderlijkste dingen
,dl(* ?1(l ïKwlt gehoorde landon
nu t nooit gehoorde namen van ver over de
wilde zee waren meegekomen
Dat was niet j /er lm/ vȎxt i.
zoekende
man.
'y *1 W6S <*cl ®r dan JDtot altoos er was
""g *at mur.
In iJovu^ *?i.^ <"1' df dagen van runt
ïïwM!ta#shuJ^ nu vorie**d« ulM een <lle
voor n dag of wat te guNl was.mi vvas 't,
i hlïn «Tn V#n thu"«Vn In feestdagen om-
<7..d<K)I' hwn smul-
hfJÏr ÏÏi Papv" «n or soms twee Zondagen
ÏÏSet H»na^. 4)11 rvUd weP(I- «Ij
l Jv dl» «fop ftundrong, dat mbedor
daiz Hil 1!'^? i1 <1® PPonk liep heel den
tot <(1« dan zn moedertje zoende,
&2 nWW6t h,<>,,U'" Potlepel het
met rifte lwwwL»« ^ar.yg «1 maar door
treltero« die als een
te zirn/i. °v°r het erf zeemansliedjes liep
wafWu nzvn py(> hl (len mond. H«
«sé a hout te zagen voor den vuur
pot in z'n blooto lijf en die gerust naar de
kerk ging iu z'n donkeren zeemansfrok,
waar z'n nek hoog uitstakl
Hij was geen Jongen meer van het dorp,
die (ierurd en langzamerhand was vrouw
Brinkman dit gaan voelen als een heimelijk
wonder waarop ze trots wezen mocht.
Ofschoon zo or lang niet alles van begreep
als hij eigenlijk met z'n leegon tijd geen weg
wist op de lange, zonheldere dagen als 't
zomer was of op de lange lampavoudon uls
't winter was en guur.
Eigenlijk moest ze er dan om lachen als
hij zooien van zeildoek zat te naaien onder
heur meulen of 'n nieuw touw aan den put-
akor splitste of schepen sohilderde op het
luik vun den zolder.
Maar tooh: - 't was immer wat nieuws
als hij binnen was. En dan altijd weer zei
hij vreemde praat in aangewenden gezegden,
waar ze heimelijk om lachten, al moest moe
der wel eens over haar IwU'gluren en het
voorhoofd fronsen.... En aHIjd *ee^,
hij grooter geworden en bruiner en flinker
robuust zoo nioóder nDioeiido 11a <lou
laatoten rela.
//oo was Gerard en zoo was haar vreugde
over heml
En over dit alles dacht ze lederen dag weer
na, als hij opnieuw uitgevaren was "'11-
merde hoe h(j tooh eigenlijk1'^®"ld
niet haar eigen zoon ltH'k h°« 20 d1«J haar
zin had on toch niet klagen
Cn ze volgde
Profane Aphorismen.
't Zou hier op onze aarde heel wat pret
tiger leven zijn, indien onze schuldenaren
net zoo'n goed geheugen hadden als onze
schuldeischers.
Dertig jaren geleden konden 8000 zijde
wormen, door flink te produceeren, ongeveer
in zes maanden de zijde leveren, die noodig
w.as voor de vervaardiging van een avond
toilet. Tegenwoordig kan één rups het op
z'n gemak in een enkele maand opknappen,
in een acht-urige werkdag nog wel!
Volgens de statistieken wordt er iedere
minuut 'n dwaas geboren. Maar gelukkig
zorgen de motorrijwielen en de auto's er
tegenwoordig voor dat het aantal niet al te
groot wordt, maar op peil blijf tl.
'n Man doet heel wijs een levensverzekering I
te sluiten, die 'groot genoeg is om zijn vrouw
en kinderen een onbezorgden toekomst te
verzekeren. Hy zorgc eT echter voor dat de
ze niet zóó groot ls, dat zyn doodgaan niet
zoo heel erg meer isl.
1 KIL
DIALOOG.
taidigdo altijd weer In stille m.
11t. wondere van zij" leve". 1
hem - jaar na jaar cn reis na reis - en
besefte dut het niet meer vreemd waa
En «ogenblikken van rustige, innige dank-
baarheid waren telkens weer het eind, wan
neer ze te denken en ha" tempen zM op
de oude groene bank in kWijiie d eg
stervende middagen.
heel haar leven van arbeid en zorg en armoe
eni ziekte met Brinkman en do kinderen cil
de koeion en het land tooh nog eindelijk
gekroond geworden zijn inet oen gouden
ouden dag, wanneer or bij dit alles niet één
enkel verschrikkelijk ding geweest was.
God lof ai
bovendien mag er geeni geld meer in de
kwatta worden gestoken.
En ik heb pas nog 'n doos van honderd
reepen gekocht!.
Natuurlijk: Jij steekt er wel geld in,
maar de kwattafabriek niet meer.... Die
haalt nu alleen 't 'geld oruit.
Zoo.
Ja!Eerst haalde jij en ik het geld
eruit, dat de Kwattafabriek erin stak en
nu haalt de kwattafabriek het geld eruit,
jij en ik erin steekt.Zoo gaat 't in
wereld.
Maar Genève nou?.
Wel Ik ga subiet naar de E.S.O.N.A.
om twee plaatsen te reserveeren en zoo gaan
we via Amsterdam, Keulen en Bazel naar
Genève.Daar zien we verder!
Enorm! Vergeet je zakkie tabak niet,
want ik heb in Zwitserland 's 'n paar sigaren
gekocht.Ze liggen nog in de spijkerkist
by m'n oude gereedschap.
Komt in orde.SaluutI
Addio!'Dr. B
Reclame. IL
Nou weet lk tl
Wat weet Jo?
Wat jij weet!
Wat weet lk dan?
Nou Jo weet woll En Jo hebt gelijk.
Het ls een rouzo-ddoe on or zit gold ln.Ik
meen dat idee reclame to maken, zooals de
Staat dat tegenwoordig probeert.Ais de
Staat probeert aan klein geld to komen door
middel van de postgiro.pardon: van do
reclame in het postkantoor dan mogen! wy
dat ook doen.
Precies!
En jo hebt gelijk: De mogoiykhedcn
zyn nog onbegrensd»Ik neem voor 50
aandeel ln de risico on morgon gaan wo naar
*t gemeentebestuur van Heider.
Waamm zouden we niet naar het be
stuur van Amsterdam gaan?.Amsterdam
is grooter.
Geiykt Maar dan gaan we naar Haar
lem, naar meneer Hoöl Dat is het hoofd
van de heclo provincie.
Man we gaan llnoa reota naar Den
Haagl Wat kan ons gebeuren?
Dan weet ik nog beter: De Geallieer
den!. Die kunnen dunkt mo ook klein
geld gebruiken.
Stop De Volkenlbond.Da's 't groot
ste ding dRt wo momenteel hebben.
'n Idee.De Volkenbond. We gaanl
subiet ernaartoe en maken 'n contract.
'Alles wel beschouwd en afgezien van de
vele reolamemlddelen die we kennen is het
tiende wat teg lk.
't Tiendulzondisto deel van de moge-
ïykheden en do beschikbare ruimte nog niet
voor reclame benut.... Jonge Jon
wat zal dat 'n gold opbrengen.
We reizen oogenbllkkeiyk af naar
Genève.
Zonder mankeoron. Daar kan meteen
begonnen wordenl 't Hartje van Zwitser
land De heele Jungfrau en de Hlgl en
dc Rt. Ootthardt kan worden volgeplakt met
biljetten voor sohoenoreme en Oud's Kina
wijn en KwHttu-inelkroepen met geld.
Da's niks, man.veel te antiek en
Onze Byouteriën.
Ik weet niet of vele vrouwen denkende
en sprekende over de zoo overbekendo
„Mode" wel eens hebben beseft welke
rol van beteekonls in dit opzicht wordt ge
speeld door onze.... oogen!
Zooniet laat u dan door my zeggen: het
ls met onze oogen allerzonderlingst gesteld!
Het is ons oog, dat regeert, dat ons onze
smaak voorschrijft, dat ons dwingt mooi of
leeiyk te vinden I
Dat ls alles het oog en dat oog is bui
tendien uiterst grillig!
En aan dit grillige oog niu rijn wil onder
danig en hebben te darucon dat nlles wat
modekleur en wat modevormen betreft eigen-
UJk niet anders ls dan een kwostio van.
optiek I
Hot ls oen zaak van zlcnl Alleen) van riem
Verschillende kleuren, vormen, sohnkeo-
rlngen, verbindingen eto., kunnen op zich
zei f uiterst mood rijn en op andere oogen-
blikkon onze smaak voldoende bevredigt
hebben.
.Een volgend oogonbllk keurt ons oog dat
zelfde meedoogouloos afl
Waarom?
Omdat onze oogen ons Inmiddels wlspel
turlg aan andore dingen hebben gewend
En wat wo eerst mooi gevonden hebben,
om te dragon of om „by" ie dragen dat
vindon wo nu niet meer mooi „om te drR
gen" of om ergens „bH" te dragen.
Hot ding op zichzelf Is mooi on biykt na
tuurlijk even moei maar ons oog ver
hlodt dan do schakeeringen of do'oomblna
tle met andere nieuwere dingen!
Kleedt u zldh maar eons ln de nieuwste
Japon, die u bezit en han«*t daarover de oude
gouden en toch op zichzelf buitengewoon
mooie sehakelkettlng vun uit uw moe
ders jeugd heen
Het „doet" 't niet! Ons oog dwingt ons
voor dezo keer tot Iets anders on ge weet
niet hoe gauw ge het kleinood weer zult af
doonl
Schroef eens een paar oude oorknermon
ln uw oo ren gy jeugdige vrouw, met mis
schien kort. geknipt haar?.Het bevalt u
niet meer er naar te.... kijken. Doe nog
eens uw broche aan, dat go tien jaar gele
den als „huute nouveauté" present kreeg en
waarvan ieder zei dat 't beeldig was?,
Draag op het oogenbllk eens uw horloge
aan <nm klein borstkettlngkjo met dat be
kende gouden kwastje?.Het bevalt
niet meer!
Wel kunt go natuurlijk ton opzichte van
verschillende dingen zeggen: Nu Ja! 't Is
wel niet modern, maar t ls mij lief als her
innertng on daarom draag lk H toch!
Nu dat ls heel mooi en teekent karakter.
Maar niettegenstaande dit wupent gij u toch
bij voorbaat tegen afkeuring met de woor
don: ,,'t Kan me niks schelen wat ze ervan
zeggen!".
Wat ik met dl' alles zoggen wilde is, dat
in de mode de verschillendie vormveranderin
gen en kleuraohakeeringen en toepassingen
van allerlei zich. niet enkel uitstrekken tot
de hoofddoelen van onze uitmonstering.
Integendeel het is een zeer oud ver
schijnsel, dat wijzigingen ich tot in de klein
ste bijzonderheden uitstrekken.
En nu wil ik niet verder gaan op de oor
zaken en diepere aanleidingen hiervan, Laat
het u genoeg rijn, dat er naar mijn meening
velerlei is, waardoor een en ander plaats
heeft. En dat het ook diepere c rzaken zyn,
dan die welke gewoonHjk worden aangege
ven en verdedigd.
Zij' het genoeg, dat naar mijn memv.ng ons
oog op een gegeven moment niet toelaat, dat
wy bij nieuwe dingen oude dingen voegen.
Het is ons bovengenoemd wispelturi;? en
meedoogenloos oog, dat nieuw voedsel
vraagt. Dat oog wil telkens wat anders zion.
Vandaar dat dan ook kleinigheden en
hier doel ik voor deze keer in het bijzonder
op onze byouterien en aanvullende kleine
sieraden zich vaak tegeiyk met de mode
van groote dingen wijzigt
Al kende ze
lof
at verschrlkke-
hud hy leutig eroverheen geredeneerd. Maar
de spot llohtte over den ernst nooit heen
Want het bleef een feit. Gerard had er vee
van verteld. De man met de leoge mouw waa
de bode van de reedery, die nooit anders
meer deed dan do boodschappen van den dood
brengen aan do zeemansinooders en zee-
De vrouwen kenden nie-
de groote maatschappy, maar van
met ae leege mouw wisten ze allesI
lbkü ding nog niet— het waa er, dat wist ze. mansvrouwon. Vroeger zelf een eenvoudig
Een ding was er ondergeBonikt aan het varensgezel, was hy na het ongeluk, die hem
uheel, maar dat stond tooh als een droevig de leege mouw gaf, stilletjes aan een «e-
eangstlgend wezen onverwrlkbaar vast ln vreesde geworden by de varenden en.bf'
het denken aan Gerard en zyn zeemans
leven 1
Dat ging nooit weg. Dat was ongezien
het grimmige spook, dat vooral als over
de vlakte de stormwind woei haar nachten
Verontrustte.Dat was de dreigende her
innering, als ze volop in vreugde aan hem
daohtDat was de wrekende god, als ze
ul te vroolljk over hem praatte met Maryg.
Dat was het drukkend zwaartelood, dat het
evenwicht moest bewaren tegen al te lioht
voelend genot en al te lichtzinnig denken
over Gerard en de verwachte thuiskomst.
Dat was de man met de leegemouwl.
Do man met de leege mouw.
H Ij was er en hy kon komen, al had moe- j
der Brinkman hem nog nooit gezien.
De man met de leege mouw was de belioha-
ming van het groote gevaar de verper-
Hooniyklng van de stugge wetensohap, dat
Gerard weieens niet meer terug komen
kon.
De man met de leege mouw dat was als
iet ware de levend geworden boodschap, dat
'iaor zoon weg was weg voor altijd, zon-
der dat ze hom ooit weer zien) zou! Zonder
dat ze hem ooit weer zou hooien praten
zilt! zemnansproat.
Dat was do man met do leege mouw! De
Md» van den doodt
Kn bot stond altijd pnl on ging niet weg
dat beeld. Het stond als een reus van ge
daante, die van wyken niet wist. Het stond
als oen geharnaste krygsman in een zwarte
rusting en met een griezelig zwaard waar
schuwend omboog geneven altyd naast het
denken aan Gerard op zyn verre reizen..1
I Gerard had ervoor gewaarschuwd altyd
weer als hy ging voor een verre reis. Soms
eenvoudig als een laatste boodschapper.
Soms luchtigjes weg soms met zachten
ernst I
Was hy weer thuis, dan had hij erover
7.nn Tnn «Ups heel gelukkig geweest zijn
en door geen wolk verontrust zoo zou gespot en gejuicht met z'n oude moeder. Dan
dlo thuis bleven!
mand van
don man
Zo noemden hem de zwarte vlag en als zyn
leege mouw kwam aanwaaien op den weg,
die leidde naar een zeemanswoning, dan was
er dood! Ziekte of dood na een ziekte.
Hy was een donkere wolk, die rouw em
verdriet kwam strooien in de stille mensohenl-
huisjes die tranen te voorschijn riep door
zyn plloht en verschrikking meevoerde op
rijn wegl -
Ze kenden heml
En daarom had Gerard nooit verzuimd
toen hy hem eenmaal kende te waarschu
wen voor den bode. Hij vreesde hem als de
Soms als 'n lichte herinnering, zacht met
'n klank van ,,'t kon tooh gebeuren'' dan
weer eens luid met-'n tint van joiyt, die
tte met: „pas op voor de leege mouw".
aar nooit geheel had Gerard nagelaten,
hem ln zyn afscheid in te vlechten.
En ze wist er van vrou w Brinkman, al
zei ze 't nieit. Nooit had ze nog den man met
de leege mouw gezien, maar hem altyd hem
gevreesd. Om hem alleen had ze nooit rust
gehad tegen de dagen, dat haar zoon binnen
varen zou. Er waren koeren, dat het haar
tot een pyniging geworden1 was. In dagen
van woestend weer over haar land als de
schotsen van inbrekend jjs met geweld door
't kanaal joegen ln nachten van najaars
storm, als de huilende wind hoosde 'langs
de oude ramen en klepperde met de klink
van de achterdeur. Dan meende moeder
Brinkman ln haar eenvoud dat het ook im
mer op zee en in verre landen woest weer
wezen moest. En als dan de onbetrouwbare
gierwind in de verte een pan van het dak
rinkinken deed, dan was er geen onderscheid
van land voor de biddende moeder. Dan
stormde het voor haar angstige verbeelding
op alle zeeën, huiverend zaten ze dan samen
bij elkaar de twee vrouwen en luisterden
Zoo werkt vrouw Mode tegenwoordig ln
verband met de nieuwe leek mi ln gen en kleu
ren van den laatsten tyd weinig met goud.
Des te meer met zllvor, liefst mat aller
liefst z.g. handgosmeed /IIvar en verder ook
staal en zwart gebrand (lzor.
Voor vulUngwnateriaal van byouterien
geldt op het oogenbllk steen (half-odelsteen)
van verschillende soort: Turkoois, opalen, git,
grenaat, maansteen, enz., enz
En van deze saamvoeglng van motaal met
half edelsteen ls nu ter versiering en ter ver-
vollodlglng vau onze kloeding zoowat alles
te vindon.
Op bovenstannd plaatje ziet gij
modellen van moderne „hangers
h.v. twee
(■mankt
m mm
Van metaal on Ingevuld met (Imltatle)robyn
en Ingevlochten zwart zijden lint. Een der
twee modellen hangt onkel aan een stalen
ketting en heeft de Idjpassendo oorhangers.
naar iedere vlaag em mompeldom zogowem-
sohen voor het lot van den zeeman. Op zulke
«ogenblikken vooral was het een uur van
verschrikking voor de oude vrouw, die zoo
veel leed gekend en zooveel ongeluk met
g<
haar onbulgzamon wil
leege inouw leefde dan j
naderbij te komen.
Of soms als do dag van Gerards komen al
ebroken had. En de
ovlger oy em scheen
verliep. Als het
tliulszljn reeds voorl
eschreven uur van zijn
egaan was. Dan ver-
sohecn voor de verbeelding van de uitziende
moeder de sombere boodschapper in zyn
plaats, de boodschapper, die 't zoggen zou.
Dan al vaker daags tuurde de oude vrouw
tot ver in de kromming van den weg als
zocht ze hot noodlot van verre te zien ko
men. Dan schrok ze voor ze het zelf wist tot
een angstige beving, als een vreemde stern
in het klompenhok: „Volk binnen?" riep.
Een schrijning van weemend' wachten) op
het onzekere, op het vage was er dan. Een
ongevormde vrees, die toch knagend bleef
door het dagleven heen. Die vrees was dan
als een vrucht van hangen angst, die maar
dikker en zwaarder werd lederen dag en
rijp zou zyn eni barsten op deni dag van de
boodschap.
En moeder Brinkman liet dan niet na lang
voor de slaap kwam te knielen voor de stoel
van haar bed en devoot het grijs geworden
hoofd naar de vouwhanden te bulgen om te
Jidden wat niemand hoorde en waarnaar
alleen Maryg zwijgend zag.
Maar toch: In het huisje waar Gerard
woonde verliep jaar na jaar en op den weg
naar 't Langen Weer was nog nooit de man
man de leege mouw gezien. Reis na reis
kwam ten einde en altijd weer was het Ge
rard zelf, die heel ver op den weg kwam
n met ln zyn hand den zeildoe
ken koffer. En altyd weer was het Gerard
en niemand anders, die van verre wonk met
z'n zeemanspet die z'n moedertje zoende
en Maryg spelend ompakte en die drukult
praatte van allerlei.
Dan was op eenmaal de man met de leege
mouw vergeten en leefden ze saam in biy-
zonnige genieting.
Totdat Gerard weer ging. Totdat hy weer
zoo tussehen neus en lippen waarschuwde
en vrouw Brinkman langzamerhand, weer
aan hem te denken begon ln stille mijmer-
niiddagen op de oude groene bank
Wordt voortgezet.
't Jutte rt je