Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 2 Sept. 1922. NO. 36. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) SCHETSEN VAN HET LAND MODERNE LEVENSWIJSHEID MARINE-HERINNERINGEN. In me jonge jaren heb ik nog gediend op een zeilSLnip, al was het dan maar een klein. Het was liet opneminjgsvaartuig „MeMll van Carnbec" en de jaren waren 1884—85. Het scheepje was getuigd als schoenerbrik en de geheele bemanning, behalve de offi cieren en eenige onderofficieren, bestond uit inlanders, totaal een 60 man. Hat waren prettige lui om mee te werken, zij gaven nooit last en ik verzeker U dat de gasten matrozen le en 2e kL die onder hen wa ren, en dat waren er velen, zioh voelden, net zoo goed, zoo niet méér dan hunne Europee- sohe oollega's op grootere schepen. Het schip was bewapend met een paar getrokken voor- laadkanonnon van 7.5, maar dat was meer voor de geur, omdat het nu eenmaal een „oorlogsschip" was, dan ergens anders voor: ik heb er nooit mee zien exerceeren; alles was dienstig aan de opname. Wij waren toen bezig de Noord-kust van Java op te nemen van de hoek van Krawang tot ongeveer Pekalongan, welk stuk geheel nieuw in kaart moest worden gebracht, en daarbij kwamen wil dan op 'die aardige kleine plaatsjes als Indramajoe, Cherlbon, Tegal en Pekalongan, waar een marine-mensch gewoonlijk niet komt maar daarvan vertel lk later mis sehllen wel eens! Do Melvlll begon zijn tooht vanaf Onrust of Batavia, was zos weken met het opnemlngswerk bezig (er werd hard en intens gewerkt), deed na 6 waken oen der 5«noemde kleine havens aan om een paar ngen uit te blazen en ververschlngon en wa ter in te nemen, en rinë dan weer voor 6 weken in zee. om daarna voor een fmxrtere runt naar Batavia terug te koeren; dat was het gewone programma. Hot was een ambi tieus werk. en het eenige minder aangename wat lk mij v-n dat selijp herinner, was de zuinigheid- d.'e met hot drinkwater betracht DMMB wcrdcnl WH kregen allemaal, leder B Liter p r dag waarvan de kok dan nog moest koken, en daarmee was het ultl Wil de men ilch mandlcën (baden) on dat doet men In de tropen ééns of tweemaal per dag, dan had de zee sout-water genoeg, daar moest Je het dan maar mee doen, en als je zuinig was geweest, kon Je je dan afspannen met wat zoet water. Maar alles went en dat dus ook. Maar wat lk nu edgenMjk wil vertellen: Op oen goeden dag was de Melvlll bil de Boompjes-ellénden, benoorden den hoek vati Indratnajoe; die eilanden ziln elgenlilk niets anders dan drie groote riffen, poeloo-Ko»- song, poeloo-Menjanak en poeloo Djandlklan (als lk hot goed onthouden hebl). Op het Zuidelijkste staat een llohttoron, daar woont een Europeeseh llchtopzlohter met zilno vrouw, eenige inlandsche llohtwaohters en ver der waren er eenige gestraften, kettlngjon* gens; de belde andere „eilanden" waren onbewoond en vertoonden ook geen spoor van „groen", dat op het eerstgenoemde wél voorkwam. Do wateren ml tussehen die eilanden meeaten opgeiood worden en ter wijl het schip zelf met andere werkzaamhe den bezig wa% kreeg de Jongste officier, een adeltMirst op folio, last dat te doen. De vlet werd klaargemaakt, de Jonker nam hot roer, de tweede stuurman (sergeant) znt voorin met een hanldood en do adjuct-adminl- «tratour, een vriend van den Jonker, die graag aan dergelilke toehtles nis vrijwilliger deel nam, benevens een inlandsch matroos 2o ki„ Mutroepail, vielen op de riemen, en daar glnr bef ^arHItJe aan den gang Nu WHs bet toeval dat alle drie die gehoor"'» w»ren uit.Nlnuwedlep, waar hunre ook woonden. De Jonker kwam uit „den Helder", de adjunct van de Hoofd gracht en de stuurman uit de Bootsmansteog! Het waren onvervalschte, waschechte Jut ters, die als jongens met elkaar gespeeld en ook met elkaar gebakkelijd hadden maar dat was vergeten en vergeven. En toen zij daar nu zoo'n uur aan het looden waren geweest" en bij het derde eiland kwamen. toen zagen zij daar een wrak op het rif zit ten II het was wel een oud ding, maar het was een echt wrak! Hunne jutterache har ten bonsden hoorbaar, hunne oogen glans den en hunne monden zeiden „daar moeten wij straks even heen". Zij werkten zoo hard zij konden, zij waren bijna klaar, nog een kwartiertje en dan konden ze op onderzoek uittoen riep Matroepay „bandera toean'' (vlag, mijnheer) en jawelI de Mal- vill had sein op, zij werden tnniggeroepenl! Dat was een hard gelach! zóó dicht bij „hun" wrak on nu terug! het was hemelter gend, zij leden zlelepijn, maar er moest ge hoorzaamd worden en dus gingen zij terug! Maar hoe harder zij naar boord1 terug roeiden, hoe dichter zij hij dat vermale dijde wrak kwamen! hoe scherp de jonker ook naar de MelvÜll koerste, hoe meer zij naar dat wrak gingen! Het leek wel of dat wrak een magneet was die de vlet aantrok!! zll wilden er vandaan, zij deden alles wat zij konden om er niet heen te gaan, imaar dat hielp niets, dat wrak trók en trók, zij verzetten zich zoo lang zij konden, maar het gaf niet», zij kwAmen bij het wrak! Daar was natuurlijk niets te halen! het was een oud ding, vermoedelijk het over blijfsel van oen kustvnnrdertje en dat er niets meer te halen viel, daarvoor hadden na verloop van tijd, do Inlandsche vJssohors wel gezorgd. Maar toen ons viertal eenmaal bij het wrn was gewéést, toen leek de betooverlng we was ge gebrekr on, want vlug als de wind ging bel tiaar lioord terug, waar zij oven wel méér dan een uur te laat aankwamen. En hoe dichter zij bij het schip kwamen hoe meer zll daoh ton „daar zal Iets broeien".en er broeide ook Inderdaad ietsl De eommnndant liep op het halfdek, en nauwelijks binnen boord wilde de jonker ba glnnen rijn rapport uit te brengen, toon de commandant kwnad Inviel: „Ja, ja, dat hoor Ik strnks wel.maat waarom bon Je niet dadelijk terug gekomen toen er sMn-np ging. „Ja commandant.ziet u.er zn daar een wrak. „Een wrak, oen wrak.... wat heb J met dat wrak to maken.... Je ging toe om. „En.enne. -— „Wat nu van enne, enne? .En we komen alle drie uit Nieuwe- iniHip De strakke trekken van den oommandan ontspanden alc/h, hij barstte uit in lachen, en „Dondersche Juttera" -— zo! bs „kénden Jelui het nlbt laten? ging de natuur „boven de leer?.... ruk ln. Ik zal het Jein „vergeven ftmdat Je Juttera bent, maar „dat Is eens.wee Je gebeente als Je me „ooit nog zoo Iets levert..11" Endc zij gingen naar boneden met een stille dankzegging aan bun geboortegrond je in het hart! Thijs. OnderofficierWaarom salueert tnen eigenlijk voor rijn meerdere? Nieuwe recruut: Nogal gïsdJ Omdat J« an ders de doos Ingaat! Zij (tljdona de echtelijke twist): Waarom heb W me eigenlijk genomen? Hy (nijdig): Ik hèb Je niet genomen, ik bèn genomenI. FEUILLETON. door Dr. CAREL J. BRENSA. DE LEEGE MOUW. (Vervolg). i) HL Ook wel een# als zo zat op do bank on toch niet ernstig moer peinsde, voelde vrouw Brinkman zweem vau vreugde over Gorahi, buar zoon. Want ze had machtig voel genoe gen van hem, naast don kleinen jammer, dat "ij geen boer geworden was. Nu was hij do groote zoon, die ver héél ver op d,e wijde zeeën voer cn af oni toe de K eto dingen wist te vertellen. Hij was 't waar ze u paar maal in 't Jaar arm in 11 kÜT mti0 lloP door 't dorp.Dan waa "tl uinnou govarenl En hij was 't dan, die <l! ^>ma bjJÜ,r(i.Q uit don omtrek (en door do v..,, vergot/unj) in vorstommlpg ^eu en beluisterd wier, als i.ii i «mou uu IH.'I U lNlt'I (1 Wlt/JLj ui vim 't Vf ln 110(1 opkaiuertj ...Ji m jz 11 nioolo verhalen dee. Hl m Eut^l wa: et gering voor het bevrediging cedergovool van vrouw lirink- to*kiik°Mf wonderlijkste dingen ,dl(* ?1(l ïKwlt gehoorde landon nu t nooit gehoorde namen van ver over de wilde zee waren meegekomen Dat was niet j /er lm/ v»éxt i. zoekende man. 'y *1 W6S <*cl ®r dan JDtot altoos er was ""g *at mur. In iJovu^ *?i.^ <"1' df dagen van runt ïïwM!ta#shuJ^ nu vorie**d« ulM een <lle voor n dag of wat te guNl was.mi vvas 't, i hlïn «Tn V#n thu"«Vn In feestdagen om- <7..d<K)I' hwn smul- hfJÏr ÏÏi Papv" «n or soms twee Zondagen ÏÏSet H»na^. 4)11 rvUd weP(I- «Ij l Jv dl» «fop ftundrong, dat mbedor daiz Hil 1!'^? i1 <1® PPonk liep heel den tot <(1« dan zn moedertje zoende, &2 nWW6t h,<>,,U'" Potlepel het met rifte lwwwL»« ^ar.yg «1 maar door treltero« die als een te zirn/i. °v°r het erf zeemansliedjes liep wafWu nzvn py(> hl (len mond. H« «sé a hout te zagen voor den vuur pot in z'n blooto lijf en die gerust naar de kerk ging iu z'n donkeren zeemansfrok, waar z'n nek hoog uitstakl Hij was geen Jongen meer van het dorp, die (ierurd en langzamerhand was vrouw Brinkman dit gaan voelen als een heimelijk wonder waarop ze trots wezen mocht. Ofschoon zo or lang niet alles van begreep als hij eigenlijk met z'n leegon tijd geen weg wist op de lange, zonheldere dagen als 't zomer was of op de lange lampavoudon uls 't winter was en guur. Eigenlijk moest ze er dan om lachen als hij zooien van zeildoek zat te naaien onder heur meulen of 'n nieuw touw aan den put- akor splitste of schepen sohilderde op het luik vun den zolder. Maar tooh: - 't was immer wat nieuws als hij binnen was. En dan altijd weer zei hij vreemde praat in aangewenden gezegden, waar ze heimelijk om lachten, al moest moe der wel eens over haar IwU'gluren en het voorhoofd fronsen.... En aHIjd *ee^, hij grooter geworden en bruiner en flinker robuust zoo nioóder nDioeiido 11a <lou laatoten rela. //oo was Gerard en zoo was haar vreugde over heml En over dit alles dacht ze lederen dag weer na, als hij opnieuw uitgevaren was "'11- merde hoe h(j tooh eigenlijk1'^®"ld niet haar eigen zoon ltH'k h°« 20 d1«J haar zin had on toch niet klagen Cn ze volgde Profane Aphorismen. 't Zou hier op onze aarde heel wat pret tiger leven zijn, indien onze schuldenaren net zoo'n goed geheugen hadden als onze schuldeischers. Dertig jaren geleden konden 8000 zijde wormen, door flink te produceeren, ongeveer in zes maanden de zijde leveren, die noodig w.as voor de vervaardiging van een avond toilet. Tegenwoordig kan één rups het op z'n gemak in een enkele maand opknappen, in een acht-urige werkdag nog wel! Volgens de statistieken wordt er iedere minuut 'n dwaas geboren. Maar gelukkig zorgen de motorrijwielen en de auto's er tegenwoordig voor dat het aantal niet al te groot wordt, maar op peil blijf tl. 'n Man doet heel wijs een levensverzekering I te sluiten, die 'groot genoeg is om zijn vrouw en kinderen een onbezorgden toekomst te verzekeren. Hy zorgc eT echter voor dat de ze niet zóó groot ls, dat zyn doodgaan niet zoo heel erg meer isl. 1 KIL DIALOOG. taidigdo altijd weer In stille m. 11t. wondere van zij" leve". 1 hem - jaar na jaar cn reis na reis - en besefte dut het niet meer vreemd waa En «ogenblikken van rustige, innige dank- baarheid waren telkens weer het eind, wan neer ze te denken en ha" tempen zM op de oude groene bank in kWijiie d eg stervende middagen. heel haar leven van arbeid en zorg en armoe eni ziekte met Brinkman en do kinderen cil de koeion en het land tooh nog eindelijk gekroond geworden zijn inet oen gouden ouden dag, wanneer or bij dit alles niet één enkel verschrikkelijk ding geweest was. God lof ai bovendien mag er geeni geld meer in de kwatta worden gestoken. En ik heb pas nog 'n doos van honderd reepen gekocht!. Natuurlijk: Jij steekt er wel geld in, maar de kwattafabriek niet meer.... Die haalt nu alleen 't 'geld oruit. Zoo. Ja!Eerst haalde jij en ik het geld eruit, dat de Kwattafabriek erin stak en nu haalt de kwattafabriek het geld eruit, jij en ik erin steekt.Zoo gaat 't in wereld. Maar Genève nou?. Wel Ik ga subiet naar de E.S.O.N.A. om twee plaatsen te reserveeren en zoo gaan we via Amsterdam, Keulen en Bazel naar Genève.Daar zien we verder! Enorm! Vergeet je zakkie tabak niet, want ik heb in Zwitserland 's 'n paar sigaren gekocht.Ze liggen nog in de spijkerkist by m'n oude gereedschap. Komt in orde.SaluutI Addio!'Dr. B Reclame. IL Nou weet lk tl Wat weet Jo? Wat jij weet! Wat weet lk dan? Nou Jo weet woll En Jo hebt gelijk. Het ls een rouzo-ddoe on or zit gold ln.Ik meen dat idee reclame to maken, zooals de Staat dat tegenwoordig probeert.Ais de Staat probeert aan klein geld to komen door middel van de postgiro.pardon: van do reclame in het postkantoor dan mogen! wy dat ook doen. Precies! En jo hebt gelijk: De mogoiykhedcn zyn nog onbegrensd»Ik neem voor 50 aandeel ln de risico on morgon gaan wo naar *t gemeentebestuur van Heider. Waamm zouden we niet naar het be stuur van Amsterdam gaan?.Amsterdam is grooter. Geiykt Maar dan gaan we naar Haar lem, naar meneer Hoöl Dat is het hoofd van de heclo provincie. Man we gaan llnoa reota naar Den Haagl Wat kan ons gebeuren? Dan weet ik nog beter: De Geallieer den!. Die kunnen dunkt mo ook klein geld gebruiken. Stop De Volkenlbond.Da's 't groot ste ding dRt wo momenteel hebben. 'n Idee.De Volkenbond. We gaanl subiet ernaartoe en maken 'n contract. 'Alles wel beschouwd en afgezien van de vele reolamemlddelen die we kennen is het tiende wat teg lk. 't Tiendulzondisto deel van de moge- ïykheden en do beschikbare ruimte nog niet voor reclame benut.... Jonge Jon wat zal dat 'n gold opbrengen. We reizen oogenbllkkeiyk af naar Genève. Zonder mankeoron. Daar kan meteen begonnen wordenl 't Hartje van Zwitser land De heele Jungfrau en de Hlgl en dc Rt. Ootthardt kan worden volgeplakt met biljetten voor sohoenoreme en Oud's Kina wijn en KwHttu-inelkroepen met geld. Da's niks, man.veel te antiek en Onze Byouteriën. Ik weet niet of vele vrouwen denkende en sprekende over de zoo overbekendo „Mode" wel eens hebben beseft welke rol van beteekonls in dit opzicht wordt ge speeld door onze.... oogen! Zooniet laat u dan door my zeggen: het ls met onze oogen allerzonderlingst gesteld! Het is ons oog, dat regeert, dat ons onze smaak voorschrijft, dat ons dwingt mooi of leeiyk te vinden I Dat ls alles het oog en dat oog is bui tendien uiterst grillig! En aan dit grillige oog niu rijn wil onder danig en hebben te darucon dat nlles wat modekleur en wat modevormen betreft eigen- UJk niet anders ls dan een kwostio van. optiek I Hot ls oen zaak van zlcnl Alleen) van riem Verschillende kleuren, vormen, sohnkeo- rlngen, verbindingen eto., kunnen op zich zei f uiterst mood rijn en op andere oogen- blikkon onze smaak voldoende bevredigt hebben. .Een volgend oogonbllk keurt ons oog dat zelfde meedoogouloos afl Waarom? Omdat onze oogen ons Inmiddels wlspel turlg aan andore dingen hebben gewend En wat wo eerst mooi gevonden hebben, om te dragon of om „by" ie dragen dat vindon wo nu niet meer mooi „om te drR gen" of om ergens „bH" te dragen. Hot ding op zichzelf Is mooi on biykt na tuurlijk even moei maar ons oog ver hlodt dan do schakeeringen of do'oomblna tle met andere nieuwere dingen! Kleedt u zldh maar eons ln de nieuwste Japon, die u bezit en han«*t daarover de oude gouden en toch op zichzelf buitengewoon mooie sehakelkettlng vun uit uw moe ders jeugd heen Het „doet" 't niet! Ons oog dwingt ons voor dezo keer tot Iets anders on ge weet niet hoe gauw ge het kleinood weer zult af doonl Schroef eens een paar oude oorknermon ln uw oo ren gy jeugdige vrouw, met mis schien kort. geknipt haar?.Het bevalt u niet meer er naar te.... kijken. Doe nog eens uw broche aan, dat go tien jaar gele den als „huute nouveauté" present kreeg en waarvan ieder zei dat 't beeldig was?, Draag op het oogenbllk eens uw horloge aan <nm klein borstkettlngkjo met dat be kende gouden kwastje?.Het bevalt niet meer! Wel kunt go natuurlijk ton opzichte van verschillende dingen zeggen: Nu Ja! 't Is wel niet modern, maar t ls mij lief als her innertng on daarom draag lk H toch! Nu dat ls heel mooi en teekent karakter. Maar niettegenstaande dit wupent gij u toch bij voorbaat tegen afkeuring met de woor don: ,,'t Kan me niks schelen wat ze ervan zeggen!". Wat ik met dl' alles zoggen wilde is, dat in de mode de verschillendie vormveranderin gen en kleuraohakeeringen en toepassingen van allerlei zich. niet enkel uitstrekken tot de hoofddoelen van onze uitmonstering. Integendeel het is een zeer oud ver schijnsel, dat wijzigingen ich tot in de klein ste bijzonderheden uitstrekken. En nu wil ik niet verder gaan op de oor zaken en diepere aanleidingen hiervan, Laat het u genoeg rijn, dat er naar mijn meening velerlei is, waardoor een en ander plaats heeft. En dat het ook diepere c rzaken zyn, dan die welke gewoonHjk worden aangege ven en verdedigd. Zij' het genoeg, dat naar mijn memv.ng ons oog op een gegeven moment niet toelaat, dat wy bij nieuwe dingen oude dingen voegen. Het is ons bovengenoemd wispelturi;? en meedoogenloos oog, dat nieuw voedsel vraagt. Dat oog wil telkens wat anders zion. Vandaar dat dan ook kleinigheden en hier doel ik voor deze keer in het bijzonder op onze byouterien en aanvullende kleine sieraden zich vaak tegeiyk met de mode van groote dingen wijzigt Al kende ze lof at verschrlkke- hud hy leutig eroverheen geredeneerd. Maar de spot llohtte over den ernst nooit heen Want het bleef een feit. Gerard had er vee van verteld. De man met de leoge mouw waa de bode van de reedery, die nooit anders meer deed dan do boodschappen van den dood brengen aan do zeemansinooders en zee- De vrouwen kenden nie- de groote maatschappy, maar van met ae leege mouw wisten ze allesI lbkü ding nog niet— het waa er, dat wist ze. mansvrouwon. Vroeger zelf een eenvoudig Een ding was er ondergeBonikt aan het varensgezel, was hy na het ongeluk, die hem uheel, maar dat stond tooh als een droevig de leege mouw gaf, stilletjes aan een «e- eangstlgend wezen onverwrlkbaar vast ln vreesde geworden by de varenden en.bf' het denken aan Gerard en zyn zeemans leven 1 Dat ging nooit weg. Dat was ongezien het grimmige spook, dat vooral als over de vlakte de stormwind woei haar nachten Verontrustte.Dat was de dreigende her innering, als ze volop in vreugde aan hem daohtDat was de wrekende god, als ze ul te vroolljk over hem praatte met Maryg. Dat was het drukkend zwaartelood, dat het evenwicht moest bewaren tegen al te lioht voelend genot en al te lichtzinnig denken over Gerard en de verwachte thuiskomst. Dat was de man met de leegemouwl. Do man met de leege mouw. H Ij was er en hy kon komen, al had moe- j der Brinkman hem nog nooit gezien. De man met de leege mouw was de belioha- ming van het groote gevaar de verper- Hooniyklng van de stugge wetensohap, dat Gerard weieens niet meer terug komen kon. De man met de leege mouw dat was als iet ware de levend geworden boodschap, dat 'iaor zoon weg was weg voor altijd, zon- der dat ze hom ooit weer zien) zou! Zonder dat ze hem ooit weer zou hooien praten zilt! zemnansproat. Dat was do man met do leege mouw! De Md» van den doodt Kn bot stond altijd pnl on ging niet weg dat beeld. Het stond als een reus van ge daante, die van wyken niet wist. Het stond als oen geharnaste krygsman in een zwarte rusting en met een griezelig zwaard waar schuwend omboog geneven altyd naast het denken aan Gerard op zyn verre reizen..1 I Gerard had ervoor gewaarschuwd altyd weer als hy ging voor een verre reis. Soms eenvoudig als een laatste boodschapper. Soms luchtigjes weg soms met zachten ernst I Was hy weer thuis, dan had hij erover 7.nn Tnn «Ups heel gelukkig geweest zijn en door geen wolk verontrust zoo zou gespot en gejuicht met z'n oude moeder. Dan dlo thuis bleven! mand van don man Zo noemden hem de zwarte vlag en als zyn leege mouw kwam aanwaaien op den weg, die leidde naar een zeemanswoning, dan was er dood! Ziekte of dood na een ziekte. Hy was een donkere wolk, die rouw em verdriet kwam strooien in de stille mensohenl- huisjes die tranen te voorschijn riep door zyn plloht en verschrikking meevoerde op rijn wegl - Ze kenden heml En daarom had Gerard nooit verzuimd toen hy hem eenmaal kende te waarschu wen voor den bode. Hij vreesde hem als de Soms als 'n lichte herinnering, zacht met 'n klank van ,,'t kon tooh gebeuren'' dan weer eens luid met-'n tint van joiyt, die tte met: „pas op voor de leege mouw". aar nooit geheel had Gerard nagelaten, hem ln zyn afscheid in te vlechten. En ze wist er van vrou w Brinkman, al zei ze 't nieit. Nooit had ze nog den man met de leege mouw gezien, maar hem altyd hem gevreesd. Om hem alleen had ze nooit rust gehad tegen de dagen, dat haar zoon binnen varen zou. Er waren koeren, dat het haar tot een pyniging geworden1 was. In dagen van woestend weer over haar land als de schotsen van inbrekend jjs met geweld door 't kanaal joegen ln nachten van najaars storm, als de huilende wind hoosde 'langs de oude ramen en klepperde met de klink van de achterdeur. Dan meende moeder Brinkman ln haar eenvoud dat het ook im mer op zee en in verre landen woest weer wezen moest. En als dan de onbetrouwbare gierwind in de verte een pan van het dak rinkinken deed, dan was er geen onderscheid van land voor de biddende moeder. Dan stormde het voor haar angstige verbeelding op alle zeeën, huiverend zaten ze dan samen bij elkaar de twee vrouwen en luisterden Zoo werkt vrouw Mode tegenwoordig ln verband met de nieuwe leek mi ln gen en kleu ren van den laatsten tyd weinig met goud. Des te meer met zllvor, liefst mat aller liefst z.g. handgosmeed /IIvar en verder ook staal en zwart gebrand (lzor. Voor vulUngwnateriaal van byouterien geldt op het oogenbllk steen (half-odelsteen) van verschillende soort: Turkoois, opalen, git, grenaat, maansteen, enz., enz En van deze saamvoeglng van motaal met half edelsteen ls nu ter versiering en ter ver- vollodlglng vau onze kloeding zoowat alles te vindon. Op bovenstannd plaatje ziet gij modellen van moderne „hangers h.v. twee (■mankt m mm Van metaal on Ingevuld met (Imltatle)robyn en Ingevlochten zwart zijden lint. Een der twee modellen hangt onkel aan een stalen ketting en heeft de Idjpassendo oorhangers. naar iedere vlaag em mompeldom zogowem- sohen voor het lot van den zeeman. Op zulke «ogenblikken vooral was het een uur van verschrikking voor de oude vrouw, die zoo veel leed gekend en zooveel ongeluk met g< haar onbulgzamon wil leege inouw leefde dan j naderbij te komen. Of soms als do dag van Gerards komen al ebroken had. En de ovlger oy em scheen verliep. Als het tliulszljn reeds voorl eschreven uur van zijn egaan was. Dan ver- sohecn voor de verbeelding van de uitziende moeder de sombere boodschapper in zyn plaats, de boodschapper, die 't zoggen zou. Dan al vaker daags tuurde de oude vrouw tot ver in de kromming van den weg als zocht ze hot noodlot van verre te zien ko men. Dan schrok ze voor ze het zelf wist tot een angstige beving, als een vreemde stern in het klompenhok: „Volk binnen?" riep. Een schrijning van weemend' wachten) op het onzekere, op het vage was er dan. Een ongevormde vrees, die toch knagend bleef door het dagleven heen. Die vrees was dan als een vrucht van hangen angst, die maar dikker en zwaarder werd lederen dag en rijp zou zyn eni barsten op deni dag van de boodschap. En moeder Brinkman liet dan niet na lang voor de slaap kwam te knielen voor de stoel van haar bed en devoot het grijs geworden hoofd naar de vouwhanden te bulgen om te Jidden wat niemand hoorde en waarnaar alleen Maryg zwijgend zag. Maar toch: In het huisje waar Gerard woonde verliep jaar na jaar en op den weg naar 't Langen Weer was nog nooit de man man de leege mouw gezien. Reis na reis kwam ten einde en altijd weer was het Ge rard zelf, die heel ver op den weg kwam n met ln zyn hand den zeildoe ken koffer. En altyd weer was het Gerard en niemand anders, die van verre wonk met z'n zeemanspet die z'n moedertje zoende en Maryg spelend ompakte en die drukult praatte van allerlei. Dan was op eenmaal de man met de leege mouw vergeten en leefden ze saam in biy- zonnige genieting. Totdat Gerard weer ging. Totdat hy weer zoo tussehen neus en lippen waarschuwde en vrouw Brinkman langzamerhand, weer aan hem te denken begon ln stille mijmer- niiddagen op de oude groene bank Wordt voortgezet. 't Jutte rt je

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 9