De Praktijk van Helder OU ROEST SCHETSEN VAN HET LAND populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 14 Oct. 1922. VAN 'SLEVENS WIJSGEERIGEN KANT No. 42. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) MARINE-HERINNERING. TAPTOE. FEUILLETON. door Dr. CAREL J. BRENSA. De Vreemdeling. toen.... de rhapsodie „Piet Hein", met ge weldige kracht begeleid door de roffelslagen der tamboers, roffelslagen, die klapten tegen de paleismuren, alsof er honderden jongens met hun klompen bonkten tegen de houten schutting. En de menigte zette zich in beweging, ze haakten eikaars armen, meisjes en jongens, en in breede rijen deinden ze voor de mu ziek uit. De fakkels slingerden op den marsch cadans heen en weer, flakkerend en walmend, de massa met grillige lichtvlammen en scha duwen omhullend en de bladerkruinen der boomen langs de Hoofdgracht beschijnend met een eigenaardigen gloed. Zoo'n taptoe is en blijft een gebeurtenis van eigenaardige bekoring in onze gemeente. Het fleurt de menschen op en de jeugd be schouwt het ais een feit om het te veel aan levenslust, al hossend en juichend, kwijt te raken. Niemand der bewoners, waar de stoet langs trekt, die niet even voor raam of deur het fantastisch schouwspel komt gadeslaan en niet even komt genieten van de opwekkende marschen, die de stafmuziek uitschalmeit. Waarom ook niet? Het haalt je weer eens een moment uit het sleurleven weg en je voelt een lichte bruising door je knoken gaan. En dat heeft ieder op z'n tijd eens noodig. Daarvoor getroost je je een kouden neus en de jeugd heeft er bovendien nog wel een paar afgetrapte hakken voor over. Daarom leve de taptoe! Breng nog maar wat bedrijvigheid langs onze straten. DIALOOG. De Vereering. Ik was van de week in Rotterdam. Ik ook. Heb je dan die optocht gezicht?. Met die vier paarden ervoor. En al die menschen. En die wagen met bloemen. Ja Ik dacht dat 't Bouwmeester was.... O ik meende Querido. En 'n meneer naast me zei: Dat zal Heyermans wezen. .Of Fridjoff Nansen. Nee 't was Battling Siki!. Het eeuwige vraagstuk! Smlles de bekende schrijver van het werk „Karakter" heeft daarin onder meer nagegaan hoe het toch wel stond met het eeuwige vraagstuk of de kunstenaar een maatschappelijke positie moet hebben of dat hij uitsluitend als kunstenaar behoort te be staan. HJj zegt: Vele der oude beroemde schrij vers waren menschen van zaken, opgevoed in een bedrijvig leven want er bestond in vroeger tijd eigenlijk geen letterkundige stand. Tenzij men er de.priesters onder wilde verstaan. Ohaucer, de vader der Engelsche poesie, was eerst soldaat en daarna tolbeambte. Zijn betrekking was in het geheel geen sinecure, want hij moest de geheele administratie zei voeren. Spenoer was secretaris van den on derkoning van Ierland. Raleigh was beurte lings hoveling, Boldaat, zeeman en landont dekker. Sldney was staatkundige, diplomaat en soldaat! Baoon was advocaat met een uitgebreide praktijk, voor hij groot zegel bewaarder van de schatkist werd. Thomas Browne was plattelands geneesheer in Nor- wich. Hooker was dorpspredikant. William Shakespeare was ondernemer van tooneelvoorstellingen, waarbij hij zelf de on beduidende rollen vervulde. En al deze be drijvige mannen behoorden tot de beste schrijvers van hun tijd niet alleen, maar van alle tijden. En niet alleen dat deze menschen tot de maatschappelijke werklieden van hun tijd behoord hebben. Zij waren dit uit overtui ging tevens. Verschillende uitspraken zijn bekend van geestelijke werkers, die overtuigd waren van het goed nut „in het 'het leven te staan". Voltaire beweerde dat juist diezefde eigen schappen, die een nuttig mensch in de sa menleving noodig heeft ook juist de grond- capaciteiten zijn om in de letterkunde wat te kunnen beteekenen. Ook Baoon sprak zoo.... Vastberadenheid, en bedachtzaam heid een helder verstand en practische kennis, werkzaamheid en bespiegeling deze eigenschappen, zei Bacon en hij noemde dit het kort begrip van het ideaal waren zoowel voor het gemeenschapsleven als voor den letterkundigen arbeid noodza kelijk. Gifford, de bekende redacteur van Quar- terley Review in de vorige eeuw een man die wist wat het beteekende voor het dage- lijksch brood te schrijven verkondigde de meening: .„Dat een enkel uur van letter kundige arbeid uitgespaard op de dage- lijksche bezigheden veel meer waard is dan het ploeteren van den letterkundige van beroep d.w.z. dan van den letterkundige die zich uitsluitend geschikt en waard acht lyrische verzen te schrijven en zich verwon dert, dat de wereld dit niet begrijpt! In het eerste geval zegt Gif ford verder hun kert men ernaar om zich te verfrisschen van den eentoonigen sleur van het alledagslevcn. In het laatste gdVal is men als een soort ouden, afgeleefden knol, die aangeblaft door de honden van den honger, uit nood op een sukkeldrafje probeert te gaan. In denzelfden trant sprak Goleridge in den kring van zijn vrienden:,Met uitzonde ring zei hij van een buitengewoon genie, öat door toevallige samenloop van omstandigheden ten slotte buiten de gemeen schap is geraakt, maar wiens sporadische werk door buitengewone innerlijke kracht toch nog tot leven komt heb ik nooit iemand en zelfs geen enkel geniaal mensch gekend, die gezond en gelukkig leven kon zonder een bepaald beroep te heb ben. Met dit bepaald beroep bedoel ik dan een regelmatige ernstige bezigheid, die niet geheel van onze persoonlijke lust en wil af hankelijk is.... Daarmede verhindert men tegelijk, dat slechts een deel van onze ge zonde lichaams- en geesteskracht, van onze spieren en van ons verstand wordt ver eischt zioh in te spannen.Op deze ma nier kan er in de rustige uren, waarop men zich lang van te voren heeft verheugd, veel meer genlalen arbeid verricht worden, dan gedurende weken van saaien, gelijkmatigen en gedwongen inspanning!. Het blijft merkwaardig hoe in vroeger tfjc deze meening werkelijk de praktijk van het letterkundige leven was. Op het oogenblik zou dit eeuwige vraagstuk van een gehee' andere zijde kunnen worden bekenken. Maar feit blijft dat de mannen, wier werken nu nog levenskracht hebben, volgers waren van de boven aangehaalde school. De oude Itali- aansche auteurs waren niet enkel letter kundig bezig, maar waren kooplieden, staats lieden, soldaten, rechters.Dante was eerst drogist, daarna chemicus en ten slotte diplo maat. Rabelais was dorpsgeneesheer en zeer geslaagd in zijn praktijk. Schiller, de Duit- sche dichter, was eigenlijk.... chirurgijn. Er zijn wel twintig schrijvers te noemen w.o. b.v. Camoëns, Descartes die in het leger gediend hebben als huurling. De vroe ger bekende Engelsche schrijver Lillo was knecht bij een juwelier. In zijn vrijen tijt schreef hij tooneelstukken, die opgevoert werden in de koninklijke theaters. Walton was linnenkoopman. De Foe de wereld beroemde schrijver van Robinson Crusoë was achtereenvolgens paardenkooper, steen- en pannenbakker, winkeliei, schrijver en politiek agent. Ook de schrijver Richardson had een lu- mineuse manier om zijn liefde voor de let teren samen te doen gaan met zijn levens- nooddruft. Zijn woning was namelijk ver deeld in twee deelen: In 't achterste gedeelte schreef -hij zijn romans en in het voorste gedeelte.stond hij achter de toonbank om ze te verkoopen!.William Hutton was eveneens tegelijk boeksohrijver en boekver- kooper.En niemand minder dan de igroote Benjamin Franklin was 'n tijd van zijn leven boekdrukker en boekverkooper naast boek- schrijver en wijsgeer!. En wat is dat voor 'n lieve dochter?. vroeg hij donker van stem aan de jongens rondom. Da's voor jou niemendal, manlach ten de jongens en Katrien ging verder loopen, omdat op den weg al de donkerte viel. Waarom niet?.vroeg lachend de sol daat terug.... waarom niet?.... Alle lieve dochters zijn voor mij goed! En hij beurde zich af van de brugleuning en liep op Katrien achterna. La-loope man.... riepen de lollende jongens nog naDat meissie krijg jij ook niet!.... Ze riepen het zoo luid, dat Katrien het nog hoorde. Maar de soldaat keerde nog eens om van ,,'t komt wel goed" en liep mee met Katrien. Zoo meidzei de vreemde soldaat naast Katrien jij bent 'n lieve dochter. Ik zal reis 'n toertje met je meeloopen. En zal 'k die zware mand 's voor je dragen? 'k Heb geen kruier van noode zei Katrien terug en ze liep door of ze dacht, dat de man staan blijven zou. Nou.... zei hij weer.... Je hoeft niet te bijtenAls je aardig bent, dan vin' ik je 'n lieve deernWaar mot je wezen?. 'k Heb geen kruier van noode en de weg weet 'k alleen zei Katrien zonder kijken. Hé sprak de soldaat met een trek van jammer hé.... verdijd als ik van je kan hou-en als je zoo leelijk doet. Och loop naar de helmalle vent snibde Katrien bits en ze stapte weer door driftig afgewend.Wie vraagt je wat!.... Maar de soldaat stapte mee, netjes in het gelid. 'k Mot ook die kant uit vertelde de vreemde. Katrien kon niet helpen, dat ze eens schuin naar hem omzag naar dien wonderlijken snulter, dien ze nimmer gesproken had en die maar trouw voor den winkel van vrouw De Wit had gestaan. Ze zag, dat hij puur knap was en heel vreemd van kleeren. 'n Flinke vent was 't 'n stoere prachtkerel, die rin kelend stapte op de groote glimmende laar zen, waar z'n broek instak.En hij kleedde prachtig in de militaire broek en de glanzende blauwe korte jas met knoopen. Gekruiste ka nonnen zag ze op de knoopen en overal mooie rooden biezen en een kraag van glanzend fluweelEn Katrien hield haar kwade ge zicht zoo strak als 't kon, maar ze zag goed. dat die vreemde soldaat 'n mooie knaap was, die nog 'n kop grooter leek onder de zwart geglimde haren sjako met de mooi-roode pompon en de koperen kin-ketting.'t Was n lust om naar te kijken zoo een echte mans-kerel met breed-leeren koppel en pracht blanke sabel, die ver achteruit stak! Maar Katrien kende hem niet uit de boe renzoons van het dorp! Hij droeg aardig krullend haar onder de hooge sjako; vol van ronde krullen en een machtige zwarte snor zwart als kraaien veeren. Daaronder terwijl de soldaat netjes naast haar liep zag ze een stjjfwitte boord, zooals de dominéé er een droeg, even wit ge rand uit de recht staande kraag. En hand schoenen zoo wit van pracht, droeg hij als de boeren ze droegen bij 't bruiloftrij-en. En het was nog niet alles want er liepen nog weer trotsche witte vangsnoeren van den bol van den sjako naar de borst van de jas in een breed-ronden val en op den borst gehecht met twee zuiver-witte kwasten. Het waren snoe ren zoo dik als 'n koeientouw en zoo mooi van vlecht als de witte koordleidsels van het Zondag8tuig voor de jonge merrie.... Maar Katrien kende den vreemden soldaat niet dezen flink-fieren witteboon met de veldwachterssnorren en het dikke krullend haar. Trouw liep de soldaat tot ze al 't Rechthuis voorbij waren Toch zul' we 'n end samen loopen besliste de soldaat als voor zichzelf.... Ik hou bar van lieve dochters.... Zoek er dan eentje, zei Katrien terug, zonder dat ze 't beseftemalle vent! Nou wees stil ik heb er toch eentje gevonden, is 't niet?.... Of weet je 'n knap pere Met moeite kneep Trien de lippen op elkaar. Maar ze zei:. Ik verkies dat je weggaatIk ben van zins alleen te loopen waar 'k heen mot Heb je geen jongen? vroeg de vreem delingZoo'n frisch kind als jij? Dat raakt je geen cent zei Katrien en al had ik 'r geen dan verkoos ik jou nog niet.... Het verschil tusschen Recht en Wet of: De Bedrogen Socrates! Socrates was een wijs man. Hij geldt nu in onze dagen nog voor het prototype van wijs heid uit de oudheid. Maar dit neemt niet weg, dat zelfs deze wijze man volgens de bewaarde legende eens het slachtoffer ge worden is van eem scherpzinnigheid, welke blijkbaar de zijne overtrof. Het geval moet zich als volgt hebben toe gedragen: Bij Socrates die een groote vermaard heid bezat als wijsgeer en rechtsgeleerde kwam een jong man en vroeg of de meester genegen was hem tot rechtsgeleerde op te leiden. Socrates had hiertegen geen be zwaar. Maar ik wensch niet vooruit het geheele bedrag van het leergeld te "voldoen sprak de leerlingWant gij zoudt mij dan min der goed kunnen onderwijzen. Gij verwacht zeker, dat ik u uit mijn huis jaag vroeg de wijsgeer. Neen hernam de vrijmoedige student dat verwacht ik niet! Ik verwacht, dat gij een wijs man zijt en dientengevolge oefen ik mij om u op de proef te stellen en twist gesprekken met u te houden. Als gij u be- leedigd achttet door mijn woorden, zoudt gij niet meer dan een bamaal man zijn Gij met uw wijsheid moet echter inzien dat het tegoed van een deel van het leergeld voor den meester een prikkel is tot goed lesge ven. Wanneer gij reeds alles ontvangen en binnenkort verteerd, dan zou ik u mogelijk tot een last worden. —Gij hebt gelijk inderdaad moest Socrates toegeven. Et zal een goed rechts geleerde uit u groeien. Tenminste —antwoordde de jongeling wanneer gij voldoende aandacht aan mijn onderwijs besteedt.... Op welke wijze wilt gij mij de verzekering daarvan geven. Door tevreden te zijn met de vooruit betaling van de helft van het lesgeld zei Socrates.... De andere helft betaalt gij eerst, wanneer uw studiën geëindigd zijn ziedaar! Het beëindigen ven mijn studie hield de jonge man vol is geen bewijs, dat ik een goed rechtsgeleerde geworden ben. Want eerst de praktijk zal dit kunnen uit maken. Er zal een goed rechtsgeleerde uit u groeien verzekerde Socrates opnieuw en om u te bewijzen dat ik dit geloof en hier voor zelfs risico wil loopen, zeg ik u dit: .Gij betaalt mij de andere helft van uw leergeld op den dag, dat gij uw eerste proces gewonnen hebt!.Wat zegt gij hiervan?. Ik zeg u was het wederantwoord dat gij niet gemakkelijk uit het veld te slaan zijt..Ik neem uw voorstellen aan. En de jonge student betaalde de helft van den overeengekomen prijs en hegon de stu dies. Binnen den tijd, die Socrates zich voor gesteld had, was de jonge rechtsgeleerde klaar. Ik heb het u gezegd zei de meester gij zult 'n goed geleerde zijn.Nu zult gij mij spoedig het resteerende geld moeten betalen. Dat is heelemaal niet zeker antwoord de de leerling men kan een goed rechts geleerde zijn en toch geen proces winnen. Ik zal u voorloopig niet betalen! Nou waarom niet?.... waarom nou niet?.informeerde spijtig de robuste stap perBen ik geen knap kereltje? Hij schoof vriendelijk van liefheid naast de hel der knappe Katrien en keek guitig opzij van onder de breede klep rand.Ben ik ook niet 'n geschikte jongen?.... Hij noodde begeerig een antwoord. Nou zei Katrien, rondweg en helder uit. Katrien was niet preutsch en ze kreeg een oogenblik pret in den knappen durvert, die zoo vrij en zoo brutaal was.... Nou zei ze, 'k heb ze leelijker gezien.... Maar ik mot je toch niet hebben, man.Ik hou niet van heeren met witte halsboorden La-me toch maar vast 'n kuiertje mee loopen.... stelde de zwarte man voor.... Wat zeg je?.... Je weet nog nooit hoe een wiel over den weg rolt.Nou?.Per slot lijkt 't me ook al knap donker voor zulk lief vrouwvolk op den wegZeg 't zelf! En de flink-fiere soldaat met de pracht- zwarte snorren en het krullende haar, lachte stil voor zich heen van genoegelijkheid. On der 't gaan stak hij 'n sigaar in den brand en greep met soldatenbeweeg in den greep van zijn lange sabel. Zoo begon hij te loopen vol bewust en vast onvermurwbaar besloten met stevigen klinkenden stap van zijn krijgs manslaarzen. Katrien sprak niet! Een oogenblik was ze beduusd van de rare grimas sen van den soldaat. Bang was ze niet, want bet was alsof ze voelde, dat er geen kwaad in school. Hij leek niet om bang voor te wezen, deze groote soldaat. Maar 't was haar vreemd, omdat deze jonge kerel haar tegenhield om over Arie te denken. Natuurlijk had ze hei melijk Arie weer verwacht in het dorp. In de plaats was er weer de vreemde militair ge weest. En nu bleef hij in de flank loopen Zou ze hem eens vragen naar Arie van der Graft?Ze had nou toch al d'r mond tegen 'm open gedaanDe kans was mooi.... Maar ze zweeg en ze bleef zwijgen. Het was te gek en Arie ging 'm niet anDus keek ze enkel nog maar 's naar de glimmende knoopen en de witte vangsnoeren De soldaat ging rustig naast haar mee, zon der te praten en zonder te kijken, maar met een gezicht als om haar nooit meer te ver laten.... 'Wordt voortgezet). 't Juffertje In den zomer van '94 werd Hr. Ms. „Konin gin Wilhelmina" gereed gemaakt om naar Oost-Indië te gaan. Wij zouden vertrekken „wanneer het schip gereed was", maar nie mand wist een bepaalden datum, zelfs het Departement nietEr was nog zóóveel te doen! zéker werd het najaar, maar het najaar duurt drie maandenen die onzekerheid is zoo vervelend! Voor de getrouwden is het weggaan voor drie jaar, het verlaten van vrouw en kinde ren, natuurlijk niet aangenaam, maar dat weet men vooruit, als men bij de Marine is, en daarover werd dan ook niet gemopperd; maar dat wachten!! Wanneer die menschen eens een paar dagen met verlof gingen, dan namen zij voor goed afscheid wij konden immers elk oogenblik vertrekken, wanneer ftet schip klaar was! om veertien dagen of drie weken later die ellende nog eens en nog eens te ondervinden! Neen, het weggaan op zichzelf is zoo erg niet.... als het dan maar gauw geschiedt! Enfin, daar was niets aan te doen, wij wachtten en wachtten, en maakten nog de revue op de ree mede, toen H. M. de Koningin-Regentes met de toenmalige Prin ses Wilhelmina het nieuwe schip met een bezoek vereerden. Toen, op een goeden dag in Augustus, ge beurde het, dat ik een brief ontving van mijn zwager, die notaris is ergens in de binnen landen van Friesland, en die mij apodictisch schreef„jelui gaan 9 October a.s. naar Indië!" Ik schreef hem natuurlijk terug de vraag hoe hij dit wist, waarop het antwoord kwam: „dat komt er niet op aan, onthoudt den datum maar", en toen ik dien datum in de iongroom bekend maakte.... werd ik ge weldig gehomd, wat te verwachten was! „Wat weet zoo'n burger nu van de Marine af' werd er geroepen „het is belachelijk, laat hij toch bij z'n acten en verkoopingen blij ven", enz., enz., niemand sloeg geloof aan dat bericht en, ik moet het eerlijk bekennen, ik zelf ook niet! Wij wachtten dus maar weer verder, het werd begin September, half Sep tember.... eh toen kwam het bericht, dat wij in het begin van October zouden vertrek ken! En laat ik nu maar kort zijn: wij zijn 9 October naar Indië vertrokken!! Natuurlijk schreef ik uit de eerste de beste haven, die wij aandeden, Gibraltar, aan zwa ger om inlichtingen, wéér hij zijnp wijsheid vandaan had gehaald en toen ik zijn antwoord in Indië kreeg, bleek het, dat hij het had ver nomen door lacht nu niet, lezers!tafel dans!! Hij had op een goeden dag bezoek ge kregen van een vriend, die veel aan spiritisme en zoo deed, en ongeloovig als hij op dit punt is. had hij tijdens eene séance, de vraag ge steld: „wanneer vertrekt de „Wilhelmina" naar Indië?" waarop de tafel had geantwoord „9 October". Ik moest er om lachen, toen ik het las.en moet er nog om lachen, terwijl ik dit schrijfmaar alevel het is casueel! en ik vraag maar: „wie kan dat verklaren?..... ik ben zoo knap niet! Wij vertrokken dus 9 October en deden, behalve Gibraltar, ook Malta aan, waar wij kwamen te liggen naast een paar van die reusachtig groote Engelsche slagschepen, als de „Anton", en als wij dan eens naar die zee- kasteelen keken.dan voelden wij ons heel wat minder „officiers de haut bord" dan toen wij nog in het Nieuwediep lagen 1 De reis verliep aangenaam en voorspoedig, en het eenige minder prettige incident, dat ik mij herinner, was, dat wij een sterfgeval aan boord hadden van een schepeling, die reeds eenigen tijd sukkelende was. In den Indl- schen Oceaan is hij begraven, eervol zooals een zeeman past! Dat was een plechtig oogen blik! 's Morgens tien uur stond de equipage ir. groot tenue aan dek aangetreden; de ma chine werd gestopt en toen het schip zoo goed als stil lag op de zacht deinende golven, werd het, in zeildoek genaaide, lijk, op een baar, gedekt door onze vlag, door zijn baks- volk langzaam het schip rondgedragen onder de treurtonen van tamboers en pijpers. Ieder een ontblootte eerbiedig het hoofd en toen de stoet bij den valreep was aangekomen, waar commandant en officieren hem opwachtten, hoorde men weldra het commando „een, twee, drie, in Godsnaam" en werd het stoffelijk overschot aan den schoot der golven toever trouwd! De plechtigheid was afgeloopen! ieder ging weer aan z'n werk, het leven ging z'n gewo nen gang, de machine werkte weer vooruit en wij. gingen de onbekende toekomst verder te gemoet maar met één man minder aan boord! Den 21sten November kwamen wij in Priok aan. kregen daar weldra hoog bezoek, o. a. van den Gouverneur-Generaal, die deze nieuwe aanwinst ook eens wilde kennen en vertrokken daarna spoedig naar Lombok, waar een paar dagen te voren nog eens een gevecht in het binnenland had plaats gevon den. Maar toen wij te Ampenau ons bij de vloot hadden gevoegd, bemerkten wij al spoe dig, dat wij overbodig waren, want „er was niets meer te doen". Wij hebben echter nog heel wat van het terrein gezien, waar het In dische leger, eenige maanden vroeger, zoo heldhaftig en zoo bloedig had gevochten! Er werden dan tochten gemaakt door een twin tigtal gewapende schepelingen uit voor zorg onder bevel van een officier en be zochten wij zoo het geheel verwoeste Mata ram, benevens het grootere Tjakra Negara met zijn mooie vorstelijke poezie. Men wees ons dan de plaats waar Generaal Van Ham en zooveel andere dappere mannen waren gesneuveld, waar de colonne Lindgreen inge sloten was geweest, waar de Balische schut ters uit de boomen onze troepen bestookten, waar de Marine een bivak had betrokken, enz., enz. Langs de wegen lagen hier en daar nog de gesneuvelden begraven later zijn die overgebracht naar één kerkhof en in stilte kwam ons uit het hart een woord van hulde voor het dappere Indische leger, dat daar zooveel heldenmoed en zelfopoffering heeft getoond. THTJS. In drommen trok men langs de Hoofd gracht naar Havenplein en buitenkant, waar tegenover het Paleis de fakkels flakkerden en rookten en de menschen, dichtopeenge- pakt, klompten rond de tamboers, pijpers en muzikanten. Er woei een stijve bries uit het Zuidoosten en bracht een huiverige koelte mee; de maan, die al begon af te nemen, stond achterover gebogen, in de houding van aanstonds op de muziek een horlepiep te willen gaan dansen. De lichtjes reiden in aantallen langs den bui tenkant. Daar klonk zacht het fluiten der pijpers weemoedig, klagend welke melodie in machtig geluid werd overgenomen door de stafmuziek. De roffels der tamboers echoden tegen de paleismuren en mengden zich daar met de geluiden, gestooten uit het koper. Het Wien Neerlandsch Bloed, daarna het Wilhelmus, forsch en zinrijk als altijd en 8) Zoo was het nu dan al de negende week. Katrien kwam op het dorp en ging naar het winkeltje van vrouw De Wit. De vorige Za terdag was de soldaat er trouw geweest. De Zaterdag daarvoor ook. Ofschoon ze het altijd had gezien van de eerste week af was er nooit 'n gedachte in het hoofd van Katrien gekomen, waarom vrouw De Wit toch zo» prompt tegen het ruitje van de gelagkamer tikte, tegen den tijd, dat de meid klaar was met de boodschappen. Ze had er ook nooit bij gedacht hoe die vreemde snoeshaan met z'n berenvel op z'n kop precies den tijd wist, dat ze daar komen moest en dat ze weer weg ging.... 't Was 'n vrijer, die om 'r heen zwierf en die natuur lijk niet wist, dat ze met Arie van der Gratt ging. En vrijers deden altijd zoo meende Katrien ze had ze nog nooit anders meege maakt. Als ze uit vrijen liepen, dan wisten ze alles af van de meid waar ze naar vrijden en dan hadden ze geduld voor zes. Met Arie zelf was het net zoo gegaan.... Zoo dacht Katrien. Die vreemde soldaat had natuurlijk een geduld als 'n poes, die te muizen zit. Als ze inplaats van Zaterdag eens MaandagB gekomen was in het winkeltje, zou hij er mogelijk van Zaterdagsavonds af trouw zijn blijven staan.... Maar toch kwam er beweging in, vond ze. Den voorlaatsten Zaterdagavond was de soldaat niet meer blijven stilstaan, maar hij was 'n stapje dichter gekomen, toen hij „Goeien dag" zei. Hij was achter baar aan- geloopen tot op de overhaal van den polder toe Katrien bad gelachenDe soldaat was ten leste blijven staan. Den Zaterdagavond daarop was hij nog verder gegaan. Op 'n pas of zes nadat hij zijn „Goeien dag" had gezegd op een luimige manier was hij achter Katrien gebleven, tot ze in het gezicht van den tol was al maar<achtèr haar zonder te spreken.... En nu was het al den negenden Zaterdag sinds Arie van der Graft vertrokken was en toen Katrien voor het winkeltje kwam, stond daar de vreemde soldaat. Ze zeiden elkander gedag of 't zoo hoorde. Katrien deed de boodschappen zooals altijd en vrouw De Wit praatte over Arie, die nou toch zoo weergaasch lang weg bleef. En ze rekende op de lei en voordat Katrien geld terug gaf, tikte ze op de ruit van de ge lagkamer, tusschen de bakken. Nou gedag.... zei Katrien. q Beste-n-oorantwoordde vrouw De Wit. En Katrien ging heen. Buiten was de soldaat verdwenen. De jonge dochter keek er eigenlijk 'n beetje beduusd van. Maar ze had hem gauw terug. Schuin tegen over den winkel van vrouw De Wit was de brug naar de sluis, die Katrien over moest. En diepweg over de leuningen naar 't water gebogen, hingen de jongens in de Zaterdag avondplunje en zeiden de deern gedag. Trien— hoorres hier Trienhiel den de jongens van de laatste groep haar aan. En Katrien, bekend met alle jongens, bleef staan om burig te praten Toen kwam van tusschen de jonge kerels een vreemde soldaat overeind en Katrien zag, dat het de vreemde van het winkeltje van vrouw De Wit was Zoo meidje.... zei-die hef en bra- niënd als een durvende jongenEn hij sloeg met zijn vingers aan de zwartharige m"ts, omdat hij soldaat was n man met soldatenmanieren. Robinson. t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 9