De Praktijk van Helder
OU ROEST
SCHETSEN VAN HET LAND
populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 14 Oct. 1922.
VAN 'SLEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
No. 42. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
MARINE-HERINNERING.
TAPTOE.
FEUILLETON.
door
Dr. CAREL J. BRENSA.
De Vreemdeling.
toen.... de rhapsodie „Piet Hein", met ge
weldige kracht begeleid door de roffelslagen
der tamboers, roffelslagen, die klapten tegen
de paleismuren, alsof er honderden jongens
met hun klompen bonkten tegen de houten
schutting.
En de menigte zette zich in beweging, ze
haakten eikaars armen, meisjes en jongens,
en in breede rijen deinden ze voor de mu
ziek uit.
De fakkels slingerden op den marsch
cadans heen en weer, flakkerend en walmend,
de massa met grillige lichtvlammen en scha
duwen omhullend en de bladerkruinen der
boomen langs de Hoofdgracht beschijnend
met een eigenaardigen gloed.
Zoo'n taptoe is en blijft een gebeurtenis
van eigenaardige bekoring in onze gemeente.
Het fleurt de menschen op en de jeugd be
schouwt het ais een feit om het te veel aan
levenslust, al hossend en juichend, kwijt te
raken.
Niemand der bewoners, waar de stoet langs
trekt, die niet even voor raam of deur het
fantastisch schouwspel komt gadeslaan en
niet even komt genieten van de opwekkende
marschen, die de stafmuziek uitschalmeit.
Waarom ook niet? Het haalt je weer eens
een moment uit het sleurleven weg en je
voelt een lichte bruising door je knoken gaan.
En dat heeft ieder op z'n tijd eens noodig.
Daarvoor getroost je je een kouden neus
en de jeugd heeft er bovendien nog wel een
paar afgetrapte hakken voor over.
Daarom leve de taptoe! Breng nog maar
wat bedrijvigheid langs onze straten.
DIALOOG.
De Vereering.
Ik was van de week in Rotterdam.
Ik ook.
Heb je dan die optocht gezicht?.
Met die vier paarden ervoor.
En al die menschen.
En die wagen met bloemen.
Ja Ik dacht dat 't Bouwmeester
was....
O ik meende Querido.
En 'n meneer naast me zei: Dat zal
Heyermans wezen.
.Of Fridjoff Nansen.
Nee 't was Battling Siki!.
Het eeuwige vraagstuk!
Smlles de bekende schrijver van het
werk „Karakter" heeft daarin onder meer
nagegaan hoe het toch wel stond met het
eeuwige vraagstuk of de kunstenaar een
maatschappelijke positie moet hebben of dat
hij uitsluitend als kunstenaar behoort te be
staan.
HJj zegt: Vele der oude beroemde schrij
vers waren menschen van zaken, opgevoed
in een bedrijvig leven want er bestond in
vroeger tijd eigenlijk geen letterkundige
stand. Tenzij men er de.priesters onder
wilde verstaan.
Ohaucer, de vader der Engelsche poesie,
was eerst soldaat en daarna tolbeambte. Zijn
betrekking was in het geheel geen sinecure,
want hij moest de geheele administratie zei
voeren. Spenoer was secretaris van den on
derkoning van Ierland. Raleigh was beurte
lings hoveling, Boldaat, zeeman en landont
dekker. Sldney was staatkundige, diplomaat
en soldaat! Baoon was advocaat met een
uitgebreide praktijk, voor hij groot zegel
bewaarder van de schatkist werd. Thomas
Browne was plattelands geneesheer in Nor-
wich. Hooker was dorpspredikant.
William Shakespeare was ondernemer van
tooneelvoorstellingen, waarbij hij zelf de on
beduidende rollen vervulde. En al deze be
drijvige mannen behoorden tot de beste
schrijvers van hun tijd niet alleen, maar
van alle tijden.
En niet alleen dat deze menschen tot de
maatschappelijke werklieden van hun tijd
behoord hebben. Zij waren dit uit overtui
ging tevens. Verschillende uitspraken zijn
bekend van geestelijke werkers, die overtuigd
waren van het goed nut „in het 'het leven te
staan".
Voltaire beweerde dat juist diezefde eigen
schappen, die een nuttig mensch in de sa
menleving noodig heeft ook juist de grond-
capaciteiten zijn om in de letterkunde wat
te kunnen beteekenen. Ook Baoon sprak
zoo.... Vastberadenheid, en bedachtzaam
heid een helder verstand en practische
kennis, werkzaamheid en bespiegeling
deze eigenschappen, zei Bacon en hij
noemde dit het kort begrip van het ideaal
waren zoowel voor het gemeenschapsleven
als voor den letterkundigen arbeid noodza
kelijk.
Gifford, de bekende redacteur van Quar-
terley Review in de vorige eeuw een man
die wist wat het beteekende voor het dage-
lijksch brood te schrijven verkondigde de
meening: .„Dat een enkel uur van letter
kundige arbeid uitgespaard op de dage-
lijksche bezigheden veel meer waard is
dan het ploeteren van den letterkundige van
beroep d.w.z. dan van den letterkundige
die zich uitsluitend geschikt en waard acht
lyrische verzen te schrijven en zich verwon
dert, dat de wereld dit niet begrijpt! In het
eerste geval zegt Gif ford verder hun
kert men ernaar om zich te verfrisschen van
den eentoonigen sleur van het alledagslevcn.
In het laatste gdVal is men als een soort
ouden, afgeleefden knol, die aangeblaft door
de honden van den honger, uit nood op een
sukkeldrafje probeert te gaan.
In denzelfden trant sprak Goleridge in den
kring van zijn vrienden:,Met uitzonde
ring zei hij van een buitengewoon
genie, öat door toevallige samenloop van
omstandigheden ten slotte buiten de gemeen
schap is geraakt, maar wiens sporadische
werk door buitengewone innerlijke kracht
toch nog tot leven komt heb ik nooit
iemand en zelfs geen enkel geniaal
mensch gekend, die gezond en gelukkig
leven kon zonder een bepaald beroep te heb
ben. Met dit bepaald beroep bedoel ik dan
een regelmatige ernstige bezigheid, die niet
geheel van onze persoonlijke lust en wil af
hankelijk is.... Daarmede verhindert men
tegelijk, dat slechts een deel van onze ge
zonde lichaams- en geesteskracht, van onze
spieren en van ons verstand wordt ver
eischt zioh in te spannen.Op deze ma
nier kan er in de rustige uren, waarop men
zich lang van te voren heeft verheugd, veel
meer genlalen arbeid verricht worden, dan
gedurende weken van saaien, gelijkmatigen
en gedwongen inspanning!.
Het blijft merkwaardig hoe in vroeger tfjc
deze meening werkelijk de praktijk van het
letterkundige leven was. Op het oogenblik
zou dit eeuwige vraagstuk van een gehee'
andere zijde kunnen worden bekenken. Maar
feit blijft dat de mannen, wier werken nu
nog levenskracht hebben, volgers waren van
de boven aangehaalde school. De oude Itali-
aansche auteurs waren niet enkel letter
kundig bezig, maar waren kooplieden, staats
lieden, soldaten, rechters.Dante was eerst
drogist, daarna chemicus en ten slotte diplo
maat. Rabelais was dorpsgeneesheer en zeer
geslaagd in zijn praktijk. Schiller, de Duit-
sche dichter, was eigenlijk.... chirurgijn.
Er zijn wel twintig schrijvers te noemen
w.o. b.v. Camoëns, Descartes die in het
leger gediend hebben als huurling. De vroe
ger bekende Engelsche schrijver Lillo was
knecht bij een juwelier. In zijn vrijen tijt
schreef hij tooneelstukken, die opgevoert
werden in de koninklijke theaters. Walton
was linnenkoopman. De Foe de wereld
beroemde schrijver van Robinson Crusoë
was achtereenvolgens paardenkooper, steen-
en pannenbakker, winkeliei, schrijver en
politiek agent.
Ook de schrijver Richardson had een lu-
mineuse manier om zijn liefde voor de let
teren samen te doen gaan met zijn levens-
nooddruft. Zijn woning was namelijk ver
deeld in twee deelen: In 't achterste gedeelte
schreef -hij zijn romans en in het voorste
gedeelte.stond hij achter de toonbank
om ze te verkoopen!.William Hutton was
eveneens tegelijk boeksohrijver en boekver-
kooper.En niemand minder dan de igroote
Benjamin Franklin was 'n tijd van zijn leven
boekdrukker en boekverkooper naast boek-
schrijver en wijsgeer!.
En wat is dat voor 'n lieve dochter?.
vroeg hij donker van stem aan de jongens
rondom.
Da's voor jou niemendal, manlach
ten de jongens en Katrien ging verder loopen,
omdat op den weg al de donkerte viel.
Waarom niet?.vroeg lachend de sol
daat terug.... waarom niet?.... Alle lieve
dochters zijn voor mij goed! En hij beurde
zich af van de brugleuning en liep op Katrien
achterna.
La-loope man.... riepen de lollende
jongens nog naDat meissie krijg jij ook
niet!.... Ze riepen het zoo luid, dat Katrien
het nog hoorde.
Maar de soldaat keerde nog eens om van
,,'t komt wel goed" en liep mee met Katrien.
Zoo meidzei de vreemde soldaat
naast Katrien jij bent 'n lieve dochter.
Ik zal reis 'n toertje met je meeloopen.
En zal 'k die zware mand 's voor je dragen?
'k Heb geen kruier van noode zei
Katrien terug en ze liep door of ze dacht, dat
de man staan blijven zou.
Nou.... zei hij weer.... Je hoeft niet
te bijtenAls je aardig bent, dan vin' ik
je 'n lieve deernWaar mot je wezen?.
'k Heb geen kruier van noode en de weg
weet 'k alleen zei Katrien zonder kijken.
Hé sprak de soldaat met een trek van
jammer hé.... verdijd als ik van je kan
hou-en als je zoo leelijk doet.
Och loop naar de helmalle vent
snibde Katrien bits en ze stapte weer door
driftig afgewend.Wie vraagt je wat!....
Maar de soldaat stapte mee, netjes in het
gelid.
'k Mot ook die kant uit vertelde de
vreemde.
Katrien kon niet helpen, dat ze eens schuin
naar hem omzag naar dien wonderlijken
snulter, dien ze nimmer gesproken had en die
maar trouw voor den winkel van vrouw De
Wit had gestaan. Ze zag, dat hij puur knap
was en heel vreemd van kleeren. 'n Flinke
vent was 't 'n stoere prachtkerel, die rin
kelend stapte op de groote glimmende laar
zen, waar z'n broek instak.En hij kleedde
prachtig in de militaire broek en de glanzende
blauwe korte jas met knoopen. Gekruiste ka
nonnen zag ze op de knoopen en overal mooie
rooden biezen en een kraag van glanzend
fluweelEn Katrien hield haar kwade ge
zicht zoo strak als 't kon, maar ze zag goed.
dat die vreemde soldaat 'n mooie knaap was,
die nog 'n kop grooter leek onder de zwart
geglimde haren sjako met de mooi-roode
pompon en de koperen kin-ketting.'t Was
n lust om naar te kijken zoo een echte
mans-kerel met breed-leeren koppel en pracht
blanke sabel, die ver achteruit stak!
Maar Katrien kende hem niet uit de boe
renzoons van het dorp!
Hij droeg aardig krullend haar onder de
hooge sjako; vol van ronde krullen en een
machtige zwarte snor zwart als kraaien
veeren. Daaronder terwijl de soldaat netjes
naast haar liep zag ze een stjjfwitte boord,
zooals de dominéé er een droeg, even wit ge
rand uit de recht staande kraag. En hand
schoenen zoo wit van pracht, droeg hij als
de boeren ze droegen bij 't bruiloftrij-en. En
het was nog niet alles want er liepen nog
weer trotsche witte vangsnoeren van den bol
van den sjako naar de borst van de jas in een
breed-ronden val en op den borst gehecht met
twee zuiver-witte kwasten. Het waren snoe
ren zoo dik als 'n koeientouw en zoo mooi
van vlecht als de witte koordleidsels van het
Zondag8tuig voor de jonge merrie....
Maar Katrien kende den vreemden soldaat
niet dezen flink-fieren witteboon met de
veldwachterssnorren en het dikke krullend
haar.
Trouw liep de soldaat tot ze al 't Rechthuis
voorbij waren
Toch zul' we 'n end samen loopen
besliste de soldaat als voor zichzelf.... Ik
hou bar van lieve dochters....
Zoek er dan eentje, zei Katrien terug,
zonder dat ze 't beseftemalle vent!
Nou wees stil ik heb er toch eentje
gevonden, is 't niet?.... Of weet je 'n knap
pere
Met moeite kneep Trien de lippen op elkaar.
Maar ze zei:.
Ik verkies dat je weggaatIk ben
van zins alleen te loopen waar 'k heen mot
Heb je geen jongen? vroeg de vreem
delingZoo'n frisch kind als jij?
Dat raakt je geen cent zei Katrien
en al had ik 'r geen dan verkoos ik jou nog
niet....
Het verschil tusschen Recht en Wet
of:
De Bedrogen Socrates!
Socrates was een wijs man. Hij geldt nu in
onze dagen nog voor het prototype van wijs
heid uit de oudheid. Maar dit neemt niet
weg, dat zelfs deze wijze man volgens de
bewaarde legende eens het slachtoffer ge
worden is van eem scherpzinnigheid, welke
blijkbaar de zijne overtrof.
Het geval moet zich als volgt hebben toe
gedragen:
Bij Socrates die een groote vermaard
heid bezat als wijsgeer en rechtsgeleerde
kwam een jong man en vroeg of de meester
genegen was hem tot rechtsgeleerde op te
leiden. Socrates had hiertegen geen be
zwaar.
Maar ik wensch niet vooruit het geheele
bedrag van het leergeld te "voldoen sprak
de leerlingWant gij zoudt mij dan min
der goed kunnen onderwijzen.
Gij verwacht zeker, dat ik u uit mijn
huis jaag vroeg de wijsgeer.
Neen hernam de vrijmoedige student
dat verwacht ik niet! Ik verwacht, dat gij
een wijs man zijt en dientengevolge oefen
ik mij om u op de proef te stellen en twist
gesprekken met u te houden. Als gij u be-
leedigd achttet door mijn woorden, zoudt
gij niet meer dan een bamaal man zijn Gij
met uw wijsheid moet echter inzien dat het
tegoed van een deel van het leergeld voor
den meester een prikkel is tot goed lesge
ven. Wanneer gij reeds alles ontvangen en
binnenkort verteerd, dan zou ik u mogelijk
tot een last worden.
—Gij hebt gelijk inderdaad moest
Socrates toegeven. Et zal een goed rechts
geleerde uit u groeien.
Tenminste —antwoordde de jongeling
wanneer gij voldoende aandacht aan mijn
onderwijs besteedt.... Op welke wijze wilt
gij mij de verzekering daarvan geven.
Door tevreden te zijn met de vooruit
betaling van de helft van het lesgeld zei
Socrates.... De andere helft betaalt gij
eerst, wanneer uw studiën geëindigd zijn
ziedaar!
Het beëindigen ven mijn studie hield
de jonge man vol is geen bewijs, dat ik
een goed rechtsgeleerde geworden ben.
Want eerst de praktijk zal dit kunnen uit
maken.
Er zal een goed rechtsgeleerde uit u
groeien verzekerde Socrates opnieuw
en om u te bewijzen dat ik dit geloof en hier
voor zelfs risico wil loopen, zeg ik u dit:
.Gij betaalt mij de andere helft van uw
leergeld op den dag, dat gij uw eerste proces
gewonnen hebt!.Wat zegt gij hiervan?.
Ik zeg u was het wederantwoord
dat gij niet gemakkelijk uit het veld te slaan
zijt..Ik neem uw voorstellen aan.
En de jonge student betaalde de helft van
den overeengekomen prijs en hegon de stu
dies. Binnen den tijd, die Socrates zich voor
gesteld had, was de jonge rechtsgeleerde
klaar.
Ik heb het u gezegd zei de meester
gij zult 'n goed geleerde zijn.Nu zult
gij mij spoedig het resteerende geld moeten
betalen.
Dat is heelemaal niet zeker antwoord
de de leerling men kan een goed rechts
geleerde zijn en toch geen proces winnen.
Ik zal u voorloopig niet betalen!
Nou waarom niet?.... waarom nou
niet?.informeerde spijtig de robuste stap
perBen ik geen knap kereltje? Hij
schoof vriendelijk van liefheid naast de hel
der knappe Katrien en keek guitig opzij van
onder de breede klep rand.Ben ik ook niet
'n geschikte jongen?....
Hij noodde begeerig een antwoord.
Nou zei Katrien, rondweg en helder
uit. Katrien was niet preutsch en ze kreeg
een oogenblik pret in den knappen durvert,
die zoo vrij en zoo brutaal was.... Nou
zei ze, 'k heb ze leelijker gezien.... Maar ik
mot je toch niet hebben, man.Ik hou niet
van heeren met witte halsboorden
La-me toch maar vast 'n kuiertje mee
loopen.... stelde de zwarte man voor....
Wat zeg je?.... Je weet nog nooit hoe een
wiel over den weg rolt.Nou?.Per slot
lijkt 't me ook al knap donker voor zulk lief
vrouwvolk op den wegZeg 't zelf!
En de flink-fiere soldaat met de pracht-
zwarte snorren en het krullende haar, lachte
stil voor zich heen van genoegelijkheid. On
der 't gaan stak hij 'n sigaar in den brand en
greep met soldatenbeweeg in den greep van
zijn lange sabel. Zoo begon hij te loopen
vol bewust en vast onvermurwbaar besloten
met stevigen klinkenden stap van zijn krijgs
manslaarzen. Katrien sprak niet! Een
oogenblik was ze beduusd van de rare grimas
sen van den soldaat. Bang was ze niet, want
bet was alsof ze voelde, dat er geen kwaad in
school. Hij leek niet om bang voor te wezen,
deze groote soldaat. Maar 't was haar vreemd,
omdat deze jonge kerel haar tegenhield om
over Arie te denken. Natuurlijk had ze hei
melijk Arie weer verwacht in het dorp. In de
plaats was er weer de vreemde militair ge
weest. En nu bleef hij in de flank loopen
Zou ze hem eens vragen naar Arie van der
Graft?Ze had nou toch al d'r mond tegen
'm open gedaanDe kans was mooi....
Maar ze zweeg en ze bleef zwijgen. Het was
te gek en Arie ging 'm niet anDus keek
ze enkel nog maar 's naar de glimmende
knoopen en de witte vangsnoeren
De soldaat ging rustig naast haar mee, zon
der te praten en zonder te kijken, maar met
een gezicht als om haar nooit meer te ver
laten....
'Wordt voortgezet).
't Juffertje
In den zomer van '94 werd Hr. Ms. „Konin
gin Wilhelmina" gereed gemaakt om naar
Oost-Indië te gaan. Wij zouden vertrekken
„wanneer het schip gereed was", maar nie
mand wist een bepaalden datum, zelfs het
Departement nietEr was nog zóóveel te
doen! zéker werd het najaar, maar het najaar
duurt drie maandenen die onzekerheid
is zoo vervelend!
Voor de getrouwden is het weggaan voor
drie jaar, het verlaten van vrouw en kinde
ren, natuurlijk niet aangenaam, maar dat
weet men vooruit, als men bij de Marine is,
en daarover werd dan ook niet gemopperd;
maar dat wachten!! Wanneer die menschen
eens een paar dagen met verlof gingen, dan
namen zij voor goed afscheid wij konden
immers elk oogenblik vertrekken, wanneer
ftet schip klaar was! om veertien dagen of
drie weken later die ellende nog eens en nog
eens te ondervinden! Neen, het weggaan op
zichzelf is zoo erg niet.... als het dan maar
gauw geschiedt! Enfin, daar was niets aan te
doen, wij wachtten en wachtten, en maakten
nog de revue op de ree mede, toen H. M. de
Koningin-Regentes met de toenmalige Prin
ses Wilhelmina het nieuwe schip met een
bezoek vereerden.
Toen, op een goeden dag in Augustus, ge
beurde het, dat ik een brief ontving van mijn
zwager, die notaris is ergens in de binnen
landen van Friesland, en die mij apodictisch
schreef„jelui gaan 9 October a.s. naar
Indië!" Ik schreef hem natuurlijk terug de
vraag hoe hij dit wist, waarop het antwoord
kwam: „dat komt er niet op aan, onthoudt den
datum maar", en toen ik dien datum in de
iongroom bekend maakte.... werd ik ge
weldig gehomd, wat te verwachten was! „Wat
weet zoo'n burger nu van de Marine af'
werd er geroepen „het is belachelijk, laat
hij toch bij z'n acten en verkoopingen blij
ven", enz., enz., niemand sloeg geloof aan dat
bericht en, ik moet het eerlijk bekennen, ik
zelf ook niet! Wij wachtten dus maar weer
verder, het werd begin September, half Sep
tember.... eh toen kwam het bericht, dat
wij in het begin van October zouden vertrek
ken! En laat ik nu maar kort zijn: wij zijn
9 October naar Indië vertrokken!!
Natuurlijk schreef ik uit de eerste de beste
haven, die wij aandeden, Gibraltar, aan zwa
ger om inlichtingen, wéér hij zijnp wijsheid
vandaan had gehaald en toen ik zijn antwoord
in Indië kreeg, bleek het, dat hij het had ver
nomen door lacht nu niet, lezers!tafel
dans!! Hij had op een goeden dag bezoek ge
kregen van een vriend, die veel aan spiritisme
en zoo deed, en ongeloovig als hij op dit punt
is. had hij tijdens eene séance, de vraag ge
steld: „wanneer vertrekt de „Wilhelmina"
naar Indië?" waarop de tafel had geantwoord
„9 October". Ik moest er om lachen, toen ik
het las.en moet er nog om lachen, terwijl
ik dit schrijfmaar alevel het is casueel!
en ik vraag maar: „wie kan dat verklaren?.....
ik ben zoo knap niet!
Wij vertrokken dus 9 October en deden,
behalve Gibraltar, ook Malta aan, waar wij
kwamen te liggen naast een paar van die
reusachtig groote Engelsche slagschepen, als
de „Anton", en als wij dan eens naar die zee-
kasteelen keken.dan voelden wij ons heel
wat minder „officiers de haut bord" dan toen
wij nog in het Nieuwediep lagen 1 De reis
verliep aangenaam en voorspoedig, en het
eenige minder prettige incident, dat ik mij
herinner, was, dat wij een sterfgeval aan
boord hadden van een schepeling, die reeds
eenigen tijd sukkelende was. In den Indl-
schen Oceaan is hij begraven, eervol zooals
een zeeman past! Dat was een plechtig oogen
blik! 's Morgens tien uur stond de equipage
ir. groot tenue aan dek aangetreden; de ma
chine werd gestopt en toen het schip zoo
goed als stil lag op de zacht deinende golven,
werd het, in zeildoek genaaide, lijk, op een
baar, gedekt door onze vlag, door zijn baks-
volk langzaam het schip rondgedragen onder
de treurtonen van tamboers en pijpers. Ieder
een ontblootte eerbiedig het hoofd en toen de
stoet bij den valreep was aangekomen, waar
commandant en officieren hem opwachtten,
hoorde men weldra het commando „een, twee,
drie, in Godsnaam" en werd het stoffelijk
overschot aan den schoot der golven toever
trouwd!
De plechtigheid was afgeloopen! ieder ging
weer aan z'n werk, het leven ging z'n gewo
nen gang, de machine werkte weer vooruit en
wij. gingen de onbekende toekomst verder te
gemoet maar met één man minder aan
boord!
Den 21sten November kwamen wij in
Priok aan. kregen daar weldra hoog bezoek,
o. a. van den Gouverneur-Generaal, die deze
nieuwe aanwinst ook eens wilde kennen en
vertrokken daarna spoedig naar Lombok,
waar een paar dagen te voren nog eens een
gevecht in het binnenland had plaats gevon
den. Maar toen wij te Ampenau ons bij de
vloot hadden gevoegd, bemerkten wij al spoe
dig, dat wij overbodig waren, want „er was
niets meer te doen". Wij hebben echter nog
heel wat van het terrein gezien, waar het In
dische leger, eenige maanden vroeger, zoo
heldhaftig en zoo bloedig had gevochten! Er
werden dan tochten gemaakt door een twin
tigtal gewapende schepelingen uit voor
zorg onder bevel van een officier en be
zochten wij zoo het geheel verwoeste Mata
ram, benevens het grootere Tjakra Negara
met zijn mooie vorstelijke poezie. Men wees
ons dan de plaats waar Generaal Van Ham
en zooveel andere dappere mannen waren
gesneuveld, waar de colonne Lindgreen inge
sloten was geweest, waar de Balische schut
ters uit de boomen onze troepen bestookten,
waar de Marine een bivak had betrokken,
enz., enz. Langs de wegen lagen hier en daar
nog de gesneuvelden begraven later zijn
die overgebracht naar één kerkhof en in
stilte kwam ons uit het hart een woord van
hulde voor het dappere Indische leger, dat
daar zooveel heldenmoed en zelfopoffering
heeft getoond.
THTJS.
In drommen trok men langs de Hoofd
gracht naar Havenplein en buitenkant, waar
tegenover het Paleis de fakkels flakkerden
en rookten en de menschen, dichtopeenge-
pakt, klompten rond de tamboers, pijpers en
muzikanten.
Er woei een stijve bries uit het Zuidoosten
en bracht een huiverige koelte mee; de maan,
die al begon af te nemen, stond achterover
gebogen, in de houding van aanstonds op de
muziek een horlepiep te willen gaan dansen.
De lichtjes reiden in aantallen langs den bui
tenkant.
Daar klonk zacht het fluiten der pijpers
weemoedig, klagend welke melodie in
machtig geluid werd overgenomen door de
stafmuziek.
De roffels der tamboers echoden tegen de
paleismuren en mengden zich daar met de
geluiden, gestooten uit het koper.
Het Wien Neerlandsch Bloed, daarna het
Wilhelmus, forsch en zinrijk als altijd en
8)
Zoo was het nu dan al de negende week.
Katrien kwam op het dorp en ging naar het
winkeltje van vrouw De Wit. De vorige Za
terdag was de soldaat er trouw geweest. De
Zaterdag daarvoor ook. Ofschoon ze het altijd
had gezien van de eerste week af was
er nooit 'n gedachte in het hoofd van Katrien
gekomen, waarom vrouw De Wit toch zo»
prompt tegen het ruitje van de gelagkamer
tikte, tegen den tijd, dat de meid klaar was
met de boodschappen.
Ze had er ook nooit bij gedacht hoe die
vreemde snoeshaan met z'n berenvel op z'n
kop precies den tijd wist, dat ze daar komen
moest en dat ze weer weg ging.... 't Was
'n vrijer, die om 'r heen zwierf en die natuur
lijk niet wist, dat ze met Arie van der Gratt
ging. En vrijers deden altijd zoo meende
Katrien ze had ze nog nooit anders meege
maakt. Als ze uit vrijen liepen, dan wisten
ze alles af van de meid waar ze naar vrijden
en dan hadden ze geduld voor zes. Met Arie
zelf was het net zoo gegaan....
Zoo dacht Katrien. Die vreemde soldaat
had natuurlijk een geduld als 'n poes, die te
muizen zit. Als ze inplaats van Zaterdag eens
MaandagB gekomen was in het winkeltje, zou
hij er mogelijk van Zaterdagsavonds af trouw
zijn blijven staan....
Maar toch kwam er beweging in, vond ze.
Den voorlaatsten Zaterdagavond was de
soldaat niet meer blijven stilstaan, maar hij
was 'n stapje dichter gekomen, toen hij
„Goeien dag" zei. Hij was achter baar aan-
geloopen tot op de overhaal van den polder
toe
Katrien bad gelachenDe soldaat was
ten leste blijven staan.
Den Zaterdagavond daarop was hij nog
verder gegaan. Op 'n pas of zes nadat hij
zijn „Goeien dag" had gezegd op een luimige
manier was hij achter Katrien gebleven,
tot ze in het gezicht van den tol was al
maar<achtèr haar zonder te spreken....
En nu was het al den negenden Zaterdag
sinds Arie van der Graft vertrokken was en
toen Katrien voor het winkeltje kwam, stond
daar de vreemde soldaat. Ze zeiden elkander
gedag of 't zoo hoorde.
Katrien deed de boodschappen zooals altijd
en vrouw De Wit praatte over Arie, die nou
toch zoo weergaasch lang weg bleef.
En ze rekende op de lei en voordat Katrien
geld terug gaf, tikte ze op de ruit van de ge
lagkamer, tusschen de bakken.
Nou gedag.... zei Katrien.
q Beste-n-oorantwoordde vrouw De
Wit. En Katrien ging heen.
Buiten was de soldaat verdwenen. De jonge
dochter keek er eigenlijk 'n beetje beduusd
van.
Maar ze had hem gauw terug. Schuin tegen
over den winkel van vrouw De Wit was de
brug naar de sluis, die Katrien over moest.
En diepweg over de leuningen naar 't water
gebogen, hingen de jongens in de Zaterdag
avondplunje en zeiden de deern gedag.
Trien— hoorres hier Trienhiel
den de jongens van de laatste groep haar aan.
En Katrien, bekend met alle jongens, bleef
staan om burig te praten
Toen kwam van tusschen de jonge kerels
een vreemde soldaat overeind en Katrien
zag, dat het de vreemde van het winkeltje
van vrouw De Wit was
Zoo meidje.... zei-die hef en bra-
niënd als een durvende jongenEn hij
sloeg met zijn vingers aan de zwartharige
m"ts, omdat hij soldaat was n man met
soldatenmanieren.
Robinson.
t