TOrig"ueek 9:4\J'iS1^SAfrag6,1TOrd»- m. biesen, waarvoor dan de uitgeknipte lapjes gebruikt kunnen worden. Op de heupen hecht gij de voor- en rugkant aan elkaar en zet daarop een mooie bloem ter afwerking! Mocht u ten slotte'de sjawl niet hebben dan is het nog niet zoo erg een eenvoudige te koopen, In dit geval kunt u er Iedere soort vcor kiezen* een kanten een be schilderde een van bedrukt voille ninon een van batikzijde of een gebrocheerde. Welhaast iedere 13 voor dit doel geschikt! Hebt u geen sjawl en wilt u er ook geen koopen? Welnu: Vier gifstof-paneeltjes op gelijken afstand aan een b re eden heupceintuur be vestigd en in de volle lengte over de rok gehangen van voren afgesloten met een vlamroode roos.maakt u ook ineens tot een „Ballfahige" dame! Er mogen natuurlijk ook zes paneeltjes d.w.z. baantjes van gitstof zijn. Als ze maar ter versiering rondom over de rok hangen. De taille kan in dit geval geheel on versierd blijven! Het hierboven gereproduceerde plaatje geeft eveneens een aardige eindversiering aan op de alweer dezelfde onderjurk 1 Dit schuine deel van een taille, breede heupceintuur en *rokpaneeltjes kan worden gemaakt van zwart voille ninon en opgewerkt met gitjes. Echter spreekt het vanzelf, dat hetzelfde ook kan worden gemaakt van ieder ander in aanmerking komend materiaal, waarbij in hoofdzaak rekening moet worden gehouden met den eisoh, dat het luchtig en doorzich tig is! Tenslotte geef ik hierboven nog een uit stekende mogelijkheid voor Ijfct geval de be doelde onderjurk niet van zijde maar van wollen stof gemaakt is. Het hier gereproduceerde vest is uitermate sierlijk in het dragen en als een bijzonder fraaie „verluchting" te beschouwen. Wanneer dit vest b.v. gemaakt wordt van een doffe, zwarte zijde en dan geborduurd met vlamrood en zilver, zal het zoo men 't noemt „rijk" aandoen! Langs den buiten rand behooren houten kralen in de overeen stemmende tint en twee galalitih knoopen bij wijze van slidtlng! En dit alles gedaan, hebt u in do oombl- natie vest en onderjapon «en geheel om trotscb op to zijn). Vergeten muziekinstrumenten. Ten behoeve van imiusdci twerd onenig in strument uitgevonden, menige „verbetering" bedacht, geprobeerd en geprezen, die weder geheel in het vergeetboek geraakte. Men heeft getracht den pianotoon te verbeteren door dien, evenals Maas- en strijkinstrumen ten dat vermogen, te laten aanzwellen en ver minderen, en men bouwde daartoe speciale piano's, die met strijkstokken werden be speeld. In 1801 twerd een dergelijk instru ment (vertoond, en zij, die het hoorden, zei den, dat het geluid was van een strijkkwartet van violen, alt en bas. Meerdere dergelijke instrumenten izyn vervaardigd, maar het publiek wilde er niet aan. In vroeger eeuwen bespeelde men veel de z-g. gla&hanmonica, de tonen van dit instru ment njaakten op het toenmalig geslacht een buitengetwonen indruk, en de Duitsche schrijver Jean Paul maakt er ih een zijner geschriften melding van. De componist GLuck oogstte in 1746 en 1749 veel lauweren door het bespelen van een instrument, be staande uit 26 drinkglazen. Mozart heeft voor harmonica, fluit, hobo, alt en violoncel samen een Adagio en Rondo gecomponeerd. Door een zekeren Cerveny zijn veel nieuwe instrumenten uitgevonden, die echter mee- rendeels in onbruik zijn geraakt. Wij noe men ervan een sub-contrabas en een sub contrafagot. Het eerste van deze koperin strumenten gaat in de diepte tot dubbel- contra O. Van het tweede zijn de kleppen aangebracht op de manier van de pianotoet sen. De componist Handel liet voor een kro ningsfeest een reuzen-fagot houwen, die 16 voet lang was, doch niet kon worden be speeld, omdat men daar inderdaad een reus voor moest zijn. In vroeger eeuwen, toen men niet overal piano's voorhanden had, waren de virtuozen vaak verplicht op reis te gaan met ©en z.g. roispiano: een instrument, dat in elkander gesnoven kon worden, en alzoo in de dili gence weinig plaats innam. Uit die dagen dateert ook de naaidoostvirginaal: half naai- doost, half spinet, met een1 dunnen toon. De hoümechanicus Ph, J. Milchmeyer, die van 1750 tot 1813 leefde, vervaardigde een plano niet drie manualen, die honderdvijftig klank combinaties veroorloofden. Aan de oude piano's ontbrak het tegenwoordig pedaal. Uit den tegeftwoordigen tijd dateeren piano's met drie en zelfs vier pedalen: het piano- kop,pel-pedaal is een uitvinding van den fa brikant Noebe te Hamburgi Iedere voet moet voor twee pedalen zorgen. Deze bunnen- te zamen, of elk afzonderlijk, en in alle com binaties, worden gebruikt. De pedalen ter rechter, diskant- en baspedaal genaamd, hef fen de demping van de piano voor de heLft ieder op. Het eene pedaal ter linker vervult het effect van het ons bekende „una oorda", het andere, dat orgelpuntpedaal heet, heft de demiping van de laagste bassnaren op. Inderdaad zullen al deze pedalen het eiflfeot bij het spelen vermeerderen, en de bediening is niet zeer moeilijk. Niettemin heeft ook deze nieuwigheid geen sutjces verworven. Een instrumentbouwer Hofman vervaar digde in 1779 een dubbelvleugel, elk van twee piano's, waarop twee piano-spelers, of, door koppeling van de belde piano's, één enkele speler vier klavieren kon bewerken I De componist Berlioz, die in zijn Dainna- tion de Faust nog al van sterk» effecten hieftd hij gebruikt daar o. a. bazuinblazers, die aan de uiterste hoeken der concertzaal worden opgesteld liet in 1855 een reuzen- contrabas construeeren, die alleen bespeeld kon worden door een kunstenaar, die er niet tegen opzag de bijbehfoorende ladder op en al te Itoopen. Deze retuaenbas bevindt zich thans in het instrumenterimuseUani van het Parijsche conservatorium Zoo zouden wij nog meerdere instrumen ten bunnen noemen, dies na een kortstondig bestaan, weder in het vergeetboek geraken, en ongetwijfeld zullen nog wel andere ook worden uitgevonden. ZONDERLINGE LOTGEVALLEN IN HET DAGELIJKSCHE LEVEN..., Het ontslag! Een min of meer fatterig jongmensch kwam op zekeren dag tot de onaangename ontdekking dat hij heelemaal aan lager wal was. Maar overtuigd van zichzelf, dat hy een geweldige moreele moed bezat en over wegende dat het allerbeste voor hem een z.g. nieuw vaderland zou wezen, besloot hij de stoute schoenen aan te doen en te probee- ren Amerika te bereiken. Begrijpelijkerwijs ontbrak hem echter voor deze tocht als pas sagier eerste klasse het noodige geld. Hij zou het dus moeten probeeren door middel van een baantje aan boord! Nn daar zag hij heelemaal niet tegen' op!' En werkelijk begon hij zijn geluk te be proeven van het eene schip naar het ander. Eerst als hofmeester, maar dat lukte niet di rect. Toen daalde hij een stapje en sollici teerde voor kok. Ook dat ging niet voor spoedig. Kellner ook niet.Steward.-. Neen. Officier dat ging niet dat begreep hij ook wel, want die men-schen hadden eerst van alles en nog wat geleerd en dan begon nen ze van onder op. Dus moest hij het al lager probeeren. En werkelyk gelukte het den ijverigen maar fat- terigen jongen man eindelijk een plaats te krijgen op een van de mailschepen als. stoker. Enfin: Het was er maar om te doen om in Amerika te komen 1 Met een breed gebaar teekende hij den monsterrol, kwam op den dag van vertrek aan boord en werd na de gebruikelijke plicht- pegingen door den chef-machinist naar be neden verwezen, Drie dagen lang zag deze hem niet terug, maar op den vierden dag, terwijl hij wandel de over het promenadedek, kwam hij naar zijn vermoeden den jongen man tegen-, keu rig gekleed in een sportkostuum en een zee kijker over den schouder gehangen. Vergiste hij zich niet?.... Neen het was de jonge stoker! Zeg eens jonge man.begon hij. wat voer jij hier uit?.Weet je niet dat je plaats -beneden is anders voor in den bak?. De jonge man zag den chef-machinist ver wonderd aan en klopte hem daarna op den schouder: O! zei hij met welwillend gebaar. hebt u het dan nog niet gehoord, mijnheer Ik heb mijn ontslag genomen! zijn in werkelijkheid niet volkomen ondoor dringbaar; in alle gesteenten komen sp1(*e" en scheuren voor, terwijl nagenoeg alle klei toch nog eenigszins doorlaatbaar ia Vooral ook in den zeebodem dringt het water onder belangrijken overdruk door. Os deze wijze wordt steeds meer water aan den\ringloop onttrokken; op groote diepte gaat het in waterstof en zuurstof over. De schrijver ziet dan ook de toekomst zeer somber in! „Ein Trunk Wasser wird sehliesz- lich kostbaarer werden als ein Klumpen Goldes, und nach erbitterter Kampfen wer den die letzten Menscheh am Rande des letzten Tiefbrunnens' verschmachten". Droogt de aarde uit? Een dronk water kostbaarder dan een klomp goud. Het Polytechn. Tijdschr. ontleent aan „Pumpen und Brunnenbau, Behrtechnik", 1922, een beschouwing van prof. Dr. Axel Winckler over den steeds verminderenden waterrijkdom op en nabij de aardoppervlakte. Als bewijzen voert hij aan: de omvang der zeeën wordt geleidelijk kleiner, hooge berg toppen van thans waren vroeger eilandjes in den Oceaan; de rivieren worden smaller en onbeduidender, getuige de thans land ge worden oerstroomdalen; zelfs in den loop der laatste honderd jaren worden steeds meer rivieren geleidelijk onbevaarbaar, meren en zeeën drogen uit Maar ook de -grondwater standen dalen; artesische bronnen weigeren op den duur haar milde gaven, steeds meer daalt de grondwaterspiegel, waarvan de schrijver eenige voorbeelden aanhaalt. Als verklaring van deze verschijnselen neemt Prof. Winckler aan de geleidelijk voortschrijdende afkoeling van de aardkorst volgens de theorie van Kant-Laplaoe; deze korst kan daardoor meer water bergen; de zoogenaamde „ondoordringbare lagen" die den bodem der grondwaterstroomen vormen, De Bruinvisschen. De bruinvisch is een bekende verschijning aan onze kust Dikwijls kan men ze, dicht by de glooiing van den zeedijk, zien, en al tijd zyn er dan groote scholen bij elkaar. Het blijft altijd interessant die visschen in hun evoluties gade te slaan. Omdat het zoogdieren zijn, kunnen ze niet buiten fris- sch» lucht en moeten dus af en toe naar bo ven komen om een hap daarvan mee te ne men. Duidelijk kunt ge dan ook, wanneer de visschen niet al te ver uit den wal zyn, het uitblazen der afgewerkte en het inademen van frische lucht, aan het snuivend geluid dat ze daarby maken, waarnemen. Meestal zwemmen ze groepsgewijze, want het schijnt een visch te zyn, die van gezel ligheid houdt. Soms ziet ge alleen den rug met de daar op voorkomende vin boven water komen om die dadelyk weer te zien verdwijnen. Het is dan net alsof de bruinvisschen rond hoepe len in het water. Ook gebeurt het, dat ge een poosje, zoo ongeveer een drie- viertal seconden slechts de rugvin alleen boven water ziet steken. Het is dan net alsof het dier voor zijn ge noegen een oogenblik aan de zee oppervlakte komt uitrusten van de vermoeienissen der buitelingen, die het een poos tevoren op eenige mylen afstand heeft gemaakt. De bekende schrijver Brehm zegt im zyn groot werk ,3et Dierenleven", dat de robben onder water rusten, doch doordien ze niet buiten frissche lucht kunnen, móeten ze zich minstens om de drie minuten naar boven be geven om lucht te scheppen. Die beweging geschiedt onbewust. Iets dergelyks schynt by de bruinvisschen ook het geval zyn. Als we slechts de rugvin zien en die en kele seconden boven water zichtbaar blijft, is dat vermoedeiyk toe te schrijven aan den slaaptoestand, waarin de bruinvisch zich be vindt. Vaak gebeurt het, dat de kop, daarna de rug en de horizontale staart van de bruin visch boven water zichtbaar zyn. Je hoort dan forscher het gesnuif, je ziet dat de rugvin bruisend het water doorklieft. Het water is dan heftig bewogen en je merkt, dat de bruinvisch haast heeft en dat hy zich bUjkbaar geen tyd gunt om adem te ha len, omdat hy achter een school haring of geep of ansjovis of welke soort van visch dan ook, aanjakkert. Doch het moet, het moet. Hy moet even boven komen, hoewel hy zich daarvoor den tyd niet gunt, want heerlyke happen gaan in zoo'n moment ver loren. Soms zie je hem geheel boven water uit springen, wel een meter daarboven. Je ziet zyn witte buik, zyn glanzend hruin korpus met zyn geweldige staart. Hy plonst weer in het water, dat alle kanten heenspat. Hy is in spannende jacht achter de visschen. Tijd om adem te scheppen, heeft hy niet. Hy wacht zóó lang, tot het laatste restje lucht byna is opgeteerd. Dan, met een for- sohen klap van zijn horizontalen staart, slaat hy zich naar boven, met zoo'n geweldige vaart, dat hy ver boven het water uitspringt. Dat is wel het alleraardgiste om te zien. Als op ©en mooien zomerdag, als de zee spie gelend glad is, zoo overal van die snelle zwemmers ver boven het water uitschieten, terwyi by hup neerplonsen het water hoog opspat. Go kunt er van verzekerd zyn, dat er dan heel wat visch als prooi aan die duikelingen hloot staat. Dikwijls ziet ge, dat twee bruinvisschen tegeiyk. boven water komen. Ze duikelen ge zamenlijk weer weg en even daarna komen ze, snuivend, gebjk weer boven. Ze zwem men zy aan zy en hooren by elkaar. Ge kunt er dan van op aan met moeder en dochter of moeder en zoon te doen te hebben, want heel lang, wel een jaar lang, krijgt het kind de opvoeding van moeder bruinvisoh, voor het op eigen houtje zyn weg door de water wereld zoekt. Ze houden er ook van, om een sohip in groepen, myien lang te volgen. Dan zwem men ze voor den boeg van het schip, duiken er onder door, buitelen boven water ei vóór over. Blijkbaar hebben ze dan geen bepaald doel; alleen is het iets van spelenvaren wat ze uitvoeren en een demonstratie van hoe nietige snelheid de vaart van een schip is, vergeleken by hun behendige zwemkunst. Eigenaardig is wel, dat er geen jacht op deze zeebewoners gemaakt wordt, hoewel ze, evenals de robben, toch geweldige vischver- slinders zyn. Vermoedeiyk kan de opbrengst de moeite niet loonen, want ook de bruinvisschen zul len zich niet zoo gemakkelyk laten verschal ken en alleen met stevige netten zou het mo- geiyk zyn; omdat zoo'n knaap van een paar meter lengte, heel wat kracht kan ontwikke len. Alleen in den oorlogstijd werd er wat meer aandacht geschonken aan de bruinvisschen, d.w.z. uit een oogpunt van geldwinnerij. Toen toch had alles, wat maar kauwbaar (eetbaar zullen we maar niet over spreken) was, waarde. Zoo'n bruinvisschencadaver werd toen in brokken gesneden, ingezouten en zoo onzen buren ter verorbering toegezonden. Ik maak me sterk, dat ze daarvoor ook nu feestelyk zullen bedanken en daarin heb ben ze volkomen gelyk. Als vroolyke kwant op de zeeën zie ik den bruinvisch gaarne, want van zyn verrichtin gen kunnen we tenminste iets gadeslaan zonder daarvoor naar een aquarium te gaan. Modern. Mevrouw: Maar beste Emma je hebt van deze maand werkelyk al voor meer geld ge broken, dan je loon bedraagt! Hoe wil je dat ik je dat allemaal van je geld zal af houden?. Dienstbode: Als u ime eens wat meer loon gaf?.Wat denkt u daarvan mevrouw? De optimist! Hotelhouder (woedend).... Mynheer hoe krijgt u het in uw hoofd om in mj]n hotel te komen en notabene een dozyn oesters te bestellen en op te eten, terwyl u twee dub beltjes in uw zak hebt?. De Gast: ....Ja mynheer.... ik zal 11 zeggenom n de waarheid te zeggen ik hoopte om misschien in een van de oesters een parel te vinden, ziet u!. Dokter: Ziezoo hie® heb je een recept. Laat dat klaarmaken en neem iederen avond een eetlepel op vier eetlepels water..... Patiënt: Kan ik niet 'n beetje minder wa ter nemen.... We hebben geloof ik in 't geheel maar dxia lepels. De Gevolgen. Mevrouw Streng eïschte altijd onmiddel lijke gehoorzaamheid van haar onderge schikten en van haar kinderen. Tegenspre ken was haar een gruwel. Onder deze omstandheden was het eens in de vacantie, toen er logees over waren, dat de lucht ineens begon te betrekken en er snel een onweer in aantocht was. Aangezien het een gewoonte was by mevrouw Streng om veel te profiteeren van het groote platte dak boven de huizen, stond natuurlijk het valluik hiervan byna geregeld open. Nu ge bood mevrouw Streng met het oog op de bui, aan haar zoontje het luik te gaan slui ten. Deze ging naar den zolder, maar keerde terug. Moeder.begon hij. Wat is er viel mevrouw In de rede. Heb je 't luik gesloten?. Neen, moeder, want. Geen wanten.Heb je gesloten? Neen want. Jan! ga 't luik sluiten.asjeblieft. Ja,'maar moeder. Jan!!!!! Jan klom de trappen op en sloot het luik en maakte de haken vast. De bui was er aL De storm gierde en vliegende regenvlagen sloegen omlaag. Na ongeveer een uur was de bui eindelijk voorby en was tegeiyk het theeuurtje aan gebroken. De familie verzamelde zich in de serre. Op eens zei mevrouw Streng verwonderd: Waar zit tante Anne toch in 's hemels naam?. En Jan antwoordde: Op 't dak, moeder. Gelukkig maar. Mies en Wim waren samen aan 't varen op het groote meer en in een kleine kano. Wim was een aardige, slanke jonge man en Mies een alleraardigste bakvisch. Wim had er aardigheid in Mies eens wat men noemt aan den tand te voelen. 'n Aardig ding, vindt je niet Mies? vroeg hy.'n aardig ding, deze kamo. Schattig! riep Mies nit. Ben je er niet hang in? O, nee ik vind 't zalig.gewoon zalig. Maar ze heeft een groot gebrek, deze kano vertelde Wim. Is 't werkelyk?.En dat is? in formeerde Mies. Dat zal ik je zeggen: Als je in deze kano naar achteren wil gaan tot b.v. waar jy zit.... ikzal zeggen als ik jou n zoen zou willen geven, zie je.dan zou ik dat niet kunnen want dan zou de kano oogenblikkeiyk duiken en omvallen en we zouden in 't water liggen. 01 jee.riep Mies.stel je voor. Toen zweeg ze. Ze zweeg zelfs lang en Wim vond dat hy niet veel aardigheid van zyn plagerij had. Maar toen sprak Mies weer en ze zei zacht Vindt jy zwemmen niet zalig, Wim? Ik hou dol van zwemmen en ik kan 't geluk kig heel goed. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. 1. Ooievaar, otter, oever, ivoor, emmer, vader, akker, adder, rijmer. II. Zeven is hier het meervoud van zeel (Ook oplossingen als 7 halven 7 halven 7 heelen of 7 heelen 4- 7 nullen 7 ziin goed.) Goede oplossingen van beide raadsels ont vangen van: 6. B.; F. en M. B.; P. en A. D.; M. D A i M- S- de G.; W. G.; H. H r f ;A«n.w-K' C- en GK-I H- v- d- K- J. K; D. M; M. M.; M. D.; F. G. v. P.; J. v. d. P.; A. v. 8.; J. G. S.; K. V.; A. en W. de Z, Nieuwe raadsels. L Welke namen van hoofdsteden van Europeesche landen leest ge hieruit: L d, r, a, i, m, d. 2. b, r, e, s, s, u, t, t, g, r, e, p. ó- g> n» o, e, k, e, h, p, a, n. Tiwiitgeheel is een onderdeel van de 78'»1 o o' .is een lichaamsdeel. 8. 9, 2, t ia een kostbaar iets. DE TWEE BROEDERS. Er waren eens twee broèders, die, toen ze nog kinderen waren, altijd samen speel den, naar school gingen, aten, dronken1 eri sliepen. Haast nooit zag men er een alleen: ze waren onafscheidelijk en hielden dolveel van elkaar. Maar toen ze volwassen waren' en het tijd werd, dat ze hun eigen brood gingen ver dienen, zeide de oudste broeder tot den jong ste: „Kies zelf het beroep, dat je 't liefste uit oefent en God zegene je keuze, maar ik ga dadelyk naar het Hof van den Koning, want niet lijkt me zoo goed en mooi als den Ko ning en myn land te dienen." „Ik hoop van harte, dat het je goed mag gaan," zeide de jongste, ,,'k zou ook heel graag myn land en Koning dienen, maar ik ben veel te dom om aan het Hof te ver- keeren. Een hoef smeden van gloeiend yzer, het vuur hoog op laten vlammen en het aanbeeld laten klinken, dat kan ik het best en daarom word ik net als vader een smid." Nu omhelsden de broeders elkander har telijk, zeiden elkaar vaarwel met tranen' in de oogen en gingen huns weegs, Daar het Hof van den Koning ver weg was van de smederij zagen ze elkander in verscheidene jaren niet De oudste broeder reed naar het Hof en bood den Koning zijn diensten aan. Hy werd in dienst genomen en bleek zóó flink en eerlyk te zyn, dat het niet heel lang duurde, eer hy tot een van Konings raads^ lieden benoemd werd. En de jongste broeder bouwde een sme derij aan een grooten landweg en werkte daar vroolyk van den vroegen morgen tot den laten avond. Hij werd de „sterke smid" genoemd, omdat hy zoo sterk was en de „eerlyke smid", omdat hy niemand ooit meer liet betalen dan het werk waard was en de „meester smid", omdat er geen smid zoo goed en zóó vlug als hy een paard kon beslaan. En altyd wanneer hy aan het werk was, scheen zijn hamer tot hem te zingen: „Al wie hard werkt met hoofd en hand, Die dient zijn vorst en vaderland." U. Op zekeren dag ontving de Koning van het land, waar de twee broeders woonden, bericht, dat de Hertog van het naburige land vertoornd was op hem en zyn volk en een oorlog zou gaan beginnen. Sommige van 's Konings rvdslleden rie den hem aan, zyn leger by elkaar te roepen en onverwachts het hertogdom binnen te rukken. „We moeten den hertog vóór zyn". zeiden ze. Maar andere raadslieden wilden liever den vrede trachten te bewaren en on der hen was de oudste broeder, in wlen de Koning veel vertrouwen stelde. „Laat me, bid ik U, naar het kasteel van den Hertog rijden," zoo sprak hy tot den Koning. „Dan kan ik van hem zelf hooren of hy vriend of vyand is. Er wordt zooveel verteld, wat niet waar is en het is gemakke- lyker den oorlog te beginnen, dan er mee te eindigen." Dat vond de Koning heel best. „Maar als je by het luiden van de avondklokken op den dag voor Kerstmis niet terug bent," zei hy, „dan zullen zy die oorlog willen hun zin hebben1". En daarmee moest de raadsman te vreden zyn. Dag en nacht reed hy door naar het kas teel van den Hertog en nadat hy met den Hertog gesproken had, aanvaardde hy on- middellyk den terugtocht. Weer reed hy dag en nacht door om vroeg genoeg terug te zyn. Maar de weg was lang en de hevige storm had de meeste wegwijzers omver geblazen. En hoewel hy nooit sliep of aan een tafel at, was hy in den vroegen morgen van den dag voor Kerstmis nog ver van het paleis. En wat nog erger was, op een eenzaam ge deelte van den weg, ver van een dorp ver- wyderd, verloor zyn paard een hoefyzer. Hy stapte af en' schreide met bet hóófd op liet zadel gebogen. „Wat moet 'k beginnen? Zonder hoefyzer kan mijn p"rrd niet verder. Zonder paard kan ik myn ko^'rp g^en goede berichten brengen. Zonder g'rde berichten rukt nog vanavond het leger de grens over." De arme man was wanhopig. Waar moest hij om hulp gaan? Hl) kon niet vooruit zien, want de zon was nog niet op. Ook kwam er geen andere reiziger langs den weg. Maar plotseling hoor de hy verrast op. „Kling klang, kling, kling, klang, kling" Dat kan alleen een smid zijn, riep hy verheugd uit en ging op het geluid af. En jawel, al gauw bereikte hy een sme- dery. „Smid, als Je vorst en vaderland lief hebt, besla dan myn paard »oo gauw je maar eenigszins kunt." Toen de zon opging was het paard besla gen en de ruiter zat. al weer in het zadel met zyn beurs in de hand. Maar de smid wqu geen geld hebben. "Mijn Vaderland en den Koning te kunnen dienen is my meer waard dan geld," zei hy en hy richtte zyn sterke gestalte hoog op en keek 's Konings raadsman in de oogen. En toen in het eerste licht vanden mor gen zagen beiden, dat de ander zyn broeder was. „God zegene je, broeder," en „God helpe je, op tyd te komen" was al wat ze nog konden zeggen. En weg holde de raadsman, nog lang nagekeken door den smid. Het paard, dat in de paar uren oponthoud wat uitgerust was, reed. nog harder dan te voren en juist, toen de avondklokken be gonnen te luiden van het paleis, zag "de torenwachter den boodschapper aan komen stuiyen over den weg. Nog vóór het luiden geëindigd was, stond hy voor de poort en gaf den Koning, die hem al tegemoet kwam, de goede tijding: ,J)e Hertoe w^^bt U en wen niets dan vrede en voorsneed toe!" De Koning en het heele Hof met hem was zeer verheugd. De Koning ]i©fc dadeiyk mon'» VWren en een gouden keten voor den randsman halen 6iui beurs met goud in zijn hand giyden. Maar de oudste broeder wilde niets Vflndat alles voor zich alleen hebben. „Vat ik ook gedaan zou hebben," zei hy: „Ik zou te laat zyn gekomen, als niet miin broeder, de smid, mij dadeiyk had gehol pen." s „Twee goede dienaren zijn meer waard dan eém, zei de Koning en hy liet den jongsten oroeder halen, om hem ook te knnnen be- danken. En hy ontving dezelfde geschenken. En de beide broeders leefden nog lang en gelukkig, elk met zyn eigen werk.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 12