m wu m
I
De legende van de Judaspenning.
New-York's driehonderdjarig bestaan.
Stad en land.
L
n.
Eigen wagen,
n.
1. Walcheren,
r.; A. v. U.; D. V.: G. V.; K V C v d V
E-W* E. de ZA. onW^de z'
j. Nieuwe raadsels.
welk is daa die vrucht?
I, t (i-t-o-g-s-n-o-s,
opnieuw wat door middel van do ver-
oudorde galons natuurlijk niet het geval zou
zijn geeft het een smaakvolle en dankbare
uitkomst 1
Om te beginnen geef Ik hierboven aller
eerst een paar kleine en hoogst moderne
hoedjes.
Hoedje No. I is gemaakt van roode imita
tie Peau de Suède, terwijl het galon, „Goutte
Perles" het „dat" eraan geeft.
No. n is een hoedje, gemaakt van Jate-
groen laken, gegarneerd met 'n galon „Mous-
sa Pointdllé".
Niet alleen kleeding is te benutten voor
het aanbrengen van de galon. Ziet u b.v.
eens dit aardige brieventasohje en smaakvol
boekomslag, Beide zijn gemaakt van bruin
imitatie Peau de Suède en versierd met z.g.
„Galon Ohiné".
Bij het boekomslag dient deze band tevens
als bladwijzer.
(Tusschen twee haakjes: 'n paar alleraar
digste St. Nioolaas-geschenken).
Ten slotte geef ik hier nog twee fraaie
warme ondervesten. Ook op deze is het ga
lon- op zeer keurige manier toegepast. Het
eene vest is gemaakt van muiskleurige Du-
vetine en gegarneerd met 'n „Galon Ghevron-
née Bleu".
Het tweede vest is vervaardigd uit 'n mol
lige crème stof, afgewerkt met „Moussa
Fleur des Champs".
Bulten al deze opgenoemde en vertoonde
artikelen, zijn er nog onnoembaar velen,
waarop deze nieuwe galonsoorten toegepast
kunnen worden. Hieronder behooren in de
eerste plaats kinderjurken en -mantels
kussens, kleedjes tea cosles.te veel
om op te noemen. Wanneer slechts de aan
dacht voor deze versierings-mogelijkheld
gewekt is ga men zelf eens op zoek ln
mode- en garneering»- en handwerkwinkels
om te zien wat er in dit opzloht alzoo aan
de markt is.
Te Brussel wordt nog altijd een muntstuk
bewaard, waarvan geloofd wordt, dat het
6én van de dertig zilverlingen is, voor welke
Judas Iscarloth zijn meester verried. Inder
tijd gaf Dr. J. v. Geuns er in den „Tijdspie
gel" de volgende beschrijving van:
Ik was nieuwsgierig het geldstuk te
zien. hetwelk door de capucijners bewaard
wordt en op mijn desbetreffend verzoek tot
een der paters, geleidde deze mij naar de
kerk der O^rmelieten en haalde 'uit het Sanc
tuarium van een der Altaren een ebben
houten kruis voor den dag, in welk voet de
denarius ingelegd was. De munt was oud en
gesleten en vertoonde een kopstuk mét
een i ge, door ouderdom onduidelijk geworden
Hebreeuwsche letters er omheen. Op den zil
verling waren, in den vorm van een kruis,
eenige houtsplinters, ongeveer l1/» duim lang
en een stroo breed, neergelegd, welke, naar
men zegt, van het kruis van Jezus afkomstig
zijn.
Is het moeilijk te maken, in hoeverre
wij hier met waarheid of verdichting te ma
ken hebben. Omtrent het hier volgend ver
baal is alle twijfel dienaangaande zeker uit
gesloten.
In overoude tijden leefde er een roofrid
der, die, sedert hem een der oogen was uit
gestoken, en voorts de gebreken van den
ouden dag hem kwelden, had moeten afzien
van het deelnemen aan de genoegens, aan
zijn vroeger leven verbonden. Met een
oude huishoudster en een negentienjarig
meisje, het kind van zijn broeder, hetwelk
hij na diens dood tot zich genomen had,
woonde hij ergens in een Duitsche stad.
Tot de eigenaardigheden van den man
moest gerekend worden zijn grenzelooze ver
zamelwoede, welke, met de jaren, eer toe-
dan afnam.
Eiken Zaterdag reed hij op zijn ezel naar
het Marktplein, teneinde te gaan zien of er
zich onder de vele en velerlei te koop gebo
den dingen ook oude munten bevonden,
welke door de landlieden uit den omtrek, bij
het bewerken hunner akkers in den grond
gevonden waren.
Op zek- ~en keer kende zijn verrassing en
vreugde geeft grenzen, toen zijn oog op een
Philippe d'or viel. Met verrukking het munt
stuk bekijkend, hoort hij een stem achter
zich, welke op spottenden toon zegt: 't
beduidt ook wat, ik heb iets beters! Na
zich tot den spreker gekeerd te hebben, ont
waart onze verzamelaar een oud gebocheld
mannetje, dat den verzamelaar uitnoodigt
hem te volgen, daar hij hem een unicum
kan aanbieden, hetwelk alles zal overtreffen,
wat de muntenliefhebber in zijn leven met
veel moeite en kosten heeft weten 'bijeen
te brengen, een zilverstuk n.!., hetwelk de
geschiedenis vertegenwoordigt van schande,
verraad, misdaad. De wanstaltige spreker
maakt zich nader bekend als de eerste goud-
pletter der' wereld, met andere woorden de
Duivel, die er zich op beroemt, dat zijn
meesterstuk is en blijft het misdrijf op Gol-
got-ha, uit dorst naar geld gepleegd.
En dat geld iè het, hetwelk hij den ver
zamelaar te koop biedt, te weten 28 van de
80 zilverlingen, welke Judas als loon voor
zjjn verraad ontving; want twee ervan ge
bruikte de pottenbakker om een ijzeren kist je
te koopen, waarin hij zijn verfoeilijken schat
kon bergen.
Wat er van die twee geworden is en waar
zij beland zijn? Beiden zijn nog altijd in
omloop onder de menschen, de eene werd
de ziel der gierigheid en de andere die van
den woeker.
Op de vraag van den verzamelaar, of de
Duivel bereid is, en, zoo ja, tegen welken
nrijs de merkwaardige muntstukken, die de
pottenbakker in het ijzeren kistje in den
grond groef en door Satan teruggevonden
werden, te verkoopen, antwoordde deze, dat
Mij ze wilde inruilen, en wel tegen de reine
ziel van des ridders pleegkind.
iDe duivel, die haar tot zijn vrouw eischt,
maar hooren moet, dat hij te oud en te lee-
lij'k is,- verdwijnt plotseling, terwijl de ont
hutste ridder tegelijk den jongen, knappen
muziekleeraar zijner nicht, Axnoldo, voor
zich ziet, in wien de duivel zich eensklaps
gemetamorphoseerd heeft.
Nu wordt de eisch ingewilligd, onder be
ding, dat op den huwelijksdag de munten als
belooning zullen worden uitbetaald.
De echte Arnoldo had inmiddels alles gade
geslagen en afgeluisterd; hij Ijlde naar zijn
geliefde om haar met het gebeurde ln ken
nis te stellen en met haar overeen te komen,
dat zij zich houden zou, alsof zij van de
zaak teneenenmale onkundig was en zich
op den bepaalden dag door den gemetamor-
phoseerden duivel naar 't altaar zou laten
leiden.
Als deze bij die plechtige gelegenheid den
verzamelaar de munten overhandigt, treedt,
op het beslissende oogenblik, de ware Ar
noldo naar voren, gevolgd door den ouden
priester, die, tevoren van alles ingelicht,
zich haast den duivel met wijwater te be
sprenkelen, met gevolg dat deze, met sissend
geluid op de plaats in vlammen opgaat.
De oude verzamelaar voelt tegelijk de
munten in zijn band gloeien en werpt ze
van zich af, terwijl de priester .zich haast
ze op te rapen, teneinde ze te geven aan
een klokkegieter, die juist een klok voor de
kerk zou leveren en ze nu in de klokspijs
mengt.
De klok heeft nooit een zuiveren klank
gegeven en op zekeren dag was ze verdwe-
ren. Volgens sommiger beweren heeft men
haar, toen men met haar op weg naar Rome
was, om haar te laten wijden, op Goeden
Vrijdag in het Lago Maggiore laten zinken.
Op den bodem van dit meer rusten alzoo
tot den huldigen dag de Judaspenningen.
De Auiüi'ik. ourreau. van de „N. ltutt. üt."
schrijft hieromtrent liet volgende.
Het is dan nu een uitgemaakte zaak. New-
Vork zal in 1926 het feit herdenken, dat drie
honderd jaren geleden zich voor 't eerst
Europeanen vestigden op de plaats, thans
ingenomen door een „down town streef', die
ifi geen enkel opzicht verschilt van een der
anuere ln den huizen-oceaan.
In 1020 kwam een handvol Hollanders met
het schip de „Zeemeeuw" naar Amerika, met
het doel er zioh te vestigen. 4 Mei stapten ze
aan wal op het eiland Manhattan. Zij waren
de eerste Europeesehe „settlers" en het is
dus deze gebeurtenis, welke de New-York-
kers gaan vieren.
Want 't heeft mpar 'n haar gescheeld, of
de New-Yorkers zouden niet in 1926, maar
in 1924 de stichting van hun stad tot een
feest hebben gemaakt en niet aan Holland,
ioch aan België de eer hebben gegund van
ie bakermat te zijn dier ondernemende zee
vaarders. Hoe tenslotte de leugen werd- ach
terhaald door de waarheid en aan Holland
dus de eer zal worden toegekend, welke het
volgens recht toekomt.is eene anecdote, die
ik u in het kort zal meedeelen.
Er had zich ter viering van de gebeurtenis
een „Huguenot-Walloon Tercentenary Com
mission" (Waalsch-Hugenootsch Comité ter
viering van het driehonderdjarig bestaan:
zoo kort en krachtig als de Engelsche taal is
de Hollandscbe niet! Red. ,,'t Juttertje") ge
vormd; de afgevaardigde van'deze commissie,
tevens vertegenwoordiger van de „Foderal
Council of the Churches of Christ in Ame
rica", begaf zich omstreeks Augustus van dit
jaar naar Nederland en noodigde onze Ko
ningin uit, tegenwoordig te zijn bij de feeste
lijkheden in 1924, het eere-voorzitterschaip
van de commissie aanbiedend. Vervolgens
begaf dezelfde heer zich naar België en bood
ook aan koning Albert het eere-voorzitter-
schap aan. Hij overhandigde konin" Albert
een gouden penning, voorstellende het eer
ste zegel van de stad Nieuw Amsterdam en
dragende de inscriptie: „Sigillum Amstelo-
damensis ln novo Belgic". Nu, we weten niet,
uit welke bron de commissie haar historische
kennis heeft geput, doch er valt aan te re-
men, dat zij uit de woorden „in novo Belgio"
en uit het ?eu. <M die em^'r „rollet:" 'n
geschiedkundige stukken, als „Walloons
worden beschreven, heeft vastgesteld, dat het
„Belgen" waren, die Nieuw Amsterdam
grondden.
Dit is nu gelukkig allemaal weer opgelost
en de commissie heeft hare averechtsche in
terpretatie ingezien. Vooral aan de activiteit
van de Nederlandsche Kamer van Koophan
del te New-York is dit alweer te danken.
Haar secretaris, de heer Wittert van Hoog
land, schreef een helder artikel over de aan
gelegenheid in het orgaan van de Kamer.
Reeds lang, voor de „Zeemeeuw" haar be
roemden tocht maakte in 1626, waren er
Hollanders in deze zelfde streken geweest.
Tn 1609 werd Hendrik Hudson uitgezonden
door de Oost-Indische Compagnie om te pro,
beeren een Westelijken weg te vinden naar
den Oost. Hudson voer de Hudson op, ver
moedelijk omdat hij meende, het groote con
tinent op deze wijze tactvol te kunnen door
breken, want het versperde hem eigenlijk
'n beetje den weg. Hij bracht 't tot de plaats,
waar nu Albany ligt, keerde daar om, en
zeilde naar Holland terug. In 1610 werd een
tweede schip, waarvan de naam helaas ver
loren is gegaan, uitgerust door de Holland-
sche kooplui, om uit te gaan op ruilhandel
met de Tndianen. In hetzelfde jaar verlieten
nog drie andere schepen het IJ te Amster
dam, met hetzelfde voornemen. Een dier
schepen, de „Tijger", verbrandde op de kust
van Manhattan, doch Ariaen Block, de schip
per, bouwde een ander scheepje, de „Onrust'
niet grooter dan acht last. Het hout kapte hij
uit „Wall Street"....
Deze „Onrust" maakte een aantal tochten
tusschen het vaderland en Nieuw Nederland.
Voor 't eerst vinden we dezen naam „Nieuw
Nederland" vermeld in het officieele stuk,
waarbij de Staten-Generaal aan de Nieuw-
Nederland-Companie het uitsluitend recht
verleenden van handel drijven op de kust
van Amerika tusschen den veertigsten en den
vijf en veertigsten breedte-graad, tusschen
Canada en Virginië.
In 1621 gingen de rechten van deze maat
schappij over op de West-Indische Compag
nie, welke een geregelden handel dreef met
de Tndianen. De Compagnie bad wel, wat men
kan noemen een „post" op Manhattan-eiland,
maar een „post" is toch nog iets anders dan
°en „nederzetting". Enkel de beambten der
Compagnie leefden op dien „posf' en ze ble
ven er niet langer, dan het contract van hen
eischte. Met het eerstvolgende schip trokken
ze weer naar huis.
De eerste Hollanders, die naar Amerika
vertrokken met het doel er zich blijvend te
vestigen, waren de ongeveer dertig families,
welke omstreeks Mei 1624 het vaderland ver-
Meten met het schip' „Nieu Nederlandt". Zij
vestigden zich echter niet op Manhattan,
maar stevenden de Hudson op en zetten zich
froede honderd en vijftig mijlen stroom -op
waarts neder,^op de plaats vah het huidige
Ubany. Ten onrechte heeft men langen tijd
•mmeend, dat deze kolonisten de stichters van
Vleuw Amsterdam zouden geweest zijn. Tn
le oude stukken wordt vermeld, dat deze lul
den voor het meerendeel Walen waren, d.w.z.
ze waren afstammelingen van Waalsche ré
fugiés, doch geboren Hollanders, ook al had
den zé den godsdienst en vele gewoonten van
hunne voorouders bewaard.
In 1626 werd Peter Minuit benoemd t»t
gouverneur van de nieuwe kolónie. Hij ver-
'iet Holland op den negenden Januari van
lat jaar met. het schip de „Zeemeeuw". Schip
per was Adriaen Joris en er was een aantal
gezinnen aan boord, welke zich zouden gaan
vestigen op Manhattan. Den 4den Mei kwa
men ze aan en met grooten ijver trok de
nieuwe gouverneur aan het werk. Krijn Fre-
deryeks ontwierp het plan tot een fort van
flinke afmetingen. De Hollanders, die zich
op de plaats van Albpny hadden gevestigd in
1624, zakten de rivier weer af en voegden
zich bij de nieuw-aangekomenen. Peter Mi
nuit kocht het heele eiland Manhattan van
de Indianen voor ruilwaren tot een waarde
van zestig gulden. Op het oogenblik schat
men de waarde van het eiland op zes milliard
dollars. De positie van de kolonie werd door
dezen aankoop aanmerkelijk versterkt.
De voortvarendheid van onze voorvaderen
was groot, want nog in hetzelfde jaar der
stichting kon een schip koers nemen naar
hét vaderland, beladen met allerlei verkregen
producten, voornamelijk bontvellon en hout.
Vooral voor bevorbönt 'had men ln die dagen
groote belangstelling. „Het Wapen van Am
sterdam" had ruim 7000 bevervellen onder
zijn lading. Op 4 November kwam het te
\msterdam aan. Tn het manifest van dit schip
treffen we de volgende beschrijving van de
wederwaardigheden der nieuwe stichting ge
ven haar ne-
S't wapen
e is de 28e
durende de weinige maanden van haar
staan: „Hier la ghlster 't schip 't wapen van
Sept^m. uyt Nleu Nederlandt gezeylt uyt de
Rivier Mauritius. Rupporteeron dat ons
volcke daer klaer is en vreedlgh levonde.
llare Vrouwen hebben ooo klnders gebnert.
Hebben t eylant Manhattes van de wilden
gekogt, voor de wnerde van 60 guld. Is groot
11.000 morgens. Hebbende alle koren half
mey gezayt, ende half augusto gemayd. Daer
van zijndende monsterkens van zomerkoren.
als tarwe, rogge, gerst, boekwijt, kanarizaad,
boontjes en vlas.
Het cargasoen van 't v/z. schip is 7246
Beversvellen, 178*/» Ottersvellen, 675 Otters-
vellen, 48 Minksvellen, 86 Katjesveüen, 83
Mincks, 34 Ratten vellekens. Veel eyken
balcken.en Noten-bout-,
Waarmede hooge moghende heeren, zyt de
almoghende in genaden bevolen. In Amster
dam den 5de Novem. Ao. 1626 Uwe Hoo
Moo: Dienstwillighe P. Schaghen".
De kolonie ontwikkelde zich zeer voor
spoedig tot 1664, in welk jaar de twisten met
de Engelschen begonnen, welke eindigden
met de verovering van Nieuw Amsterdam en
de verdoomng van de nederzetting tot New
York. In de herinnering van het Amerikaan-
sche volk zijn echter de verrichtingen dier
eerste Hollanders op Manhattan, omringd
gebleven met een sfeer van romantiek.
WETENSCHAPPELIJK NIEUWS.
Een nieuwe geneeswijze voor kanker, etc.
Zeer belangrijke mededeelingen omtrenp
een nieuwe wijze van behandeling van kan
ker en andere kwaadaardige gezwellen ko
men uit Engeland. De hoogleeraar in de ver
loskunde en vrouwenziekten aan de universi
teit te Liverpool, professor Blair Bell, houd'
zich al geruimen tijd bezig met onderzoekin
gen op dit terrein. De groote moeilijkheden
zijn steeds, dat men de oorzaak van deze
kwaadaardige gezwellen niet kan opsporen,
en bovendien is de aard van de gezwellen
kanker bijvoorbeeld zoodanig, dat men ze
dikwijls eerst gewaar wordt als ze reeds in
een te ver gevorderd stadium verkeeren om
nog kans op genezifig te brengen. Op het
oogenblik worden Roentgenbestralingen en
radium aangewend, en die hebben reeds in
vele gevallen genezing gebracht.
Prof Bell heeft thans met suoces proeven
genomen met loodverbindingen. Zooals men
weet is lood voor het mensc-helijk lichaam
een zwaar vergift, daar het belangrijke weef
sels van het zenuwstelsel vernietigt of al
thans ernstig beschadigt, en het kwam er
dus op aan een zoodanige scheikundige ver
binding te vinden, die zonder schade voor
het overige organisme in het bloed kon wor
den gebracht op de plaatsen, waar de kan
kergezwellen zich bevinden.
Op het oogenblik zijn de genomen proe
ven en de bereikte resultaten nog slechts
zeer voorloopig, en de hoogleeraar waar
schuwt voor al te groote verwachtingen, die
mogelijk lijders ervan zouden gaan koeste
ren. Prof. Bell heeft éen 50-tal patiënten be
handeld, waaronder er verscheidene waren,
die in een te ver gevorderd stadium ver
keerden en dus ongeschikt. Maar wel is hem
gebleken, dat, in juiste dosis toegediend, de
ze loodverbinding in staat was den groei der
woekeringen tot staan te brengen, en in som
mige gevallen het gezwel te doen verdwijnen.
Het bleek noodig vóór de inspuiting eerst
zooveel mogelijk van de aanwezige gezwel
massa's langs operatieven weg te verwijde
ren, daardoor neemt ook de bloedtoevoer
naar het gezwel toe. Bovendien worden aldus
behandelde en ingespoten! gezwellen gevoe
liger voor Röntgenstralen, zoodat deze later
met vrucht kunnen worden toegepast.
Hoewel men dus goed zal doen voorloopig
nog niet te veel illusies te koesteren hier
omtrent. openen deze proefnemingen, die
thans worden voortgezet,, wijde vergezichten
voor de toekomst, en zal het wel blijken, dat
lood een belangrijke rol zal gaan spelen bij
de genezing van dergelijke gezwellen.
HOE DE WERELD ER TEGENWOORDIG
UITZIET!
Alles bjj elkander beschouwd weerstond
de soldaat uit de stad de inspanning van de
oorlog beter dan die van het platteland.
(Spectator).
Moeilijker dan het schijnt.
De betrekking van mannequin is lang
niet zoo makkelijk als zij lijkt. Alle goede
mannequins hebben, alvorens zij begonnen
met het demonstreéren van modes, minstens
drie maanden lang onderricht gehad in zioh
bewegen. Nadat zij zioh den juisten gang
hebben eigen gemaakt, wordt haar geleerd
ïoe een japon behoort gedragen te worden.
Dit klinkt onnoodig, doch de wijze van een
japon te dragen vereischt studie en wanneer
de vrouwen een bladzijde uit het boek der
mannequin lazen, zouden zij er uiterlijk
waarschijnlijk zeer op vooruitgaan.
(Daily Mail).
Een Bijbelwagen.
De grootste Bijbel van de wereld wordt in
Engeland met de hand geschreven. Aan het
schrijven namen 12.000 mannen en vrou
wen van Engeland deel. Het formaat zal vijf
voet 2 duim bij 3 voet 6 duim zjjn; hij wordt
in rood marokijn leder gebonden. Het plan
om de grootste bijbel van de wereld te ma
ken, is uitgegaan van bet Engelsche-Bijhe.'-
genootschap, die hem gebruiken wilde voor
zijn Bijbelveldtocht, in't jaar 1921. De vader
van deze gedachte, rev. Pawell, schreef:
De bijbel zal op een groote wagen geplaatst
worden, die voor dat doel gebouwd is en een
kansel en tribune voor sprekers bevat. Op
die marnier zal de bijbel als een zinrijk ge
tuige in veraf gelegen streken gebracht wor
den.
De Boulevards bedreigd.
De Parijsehe Boulevards worden er niet
gezelliger op, omdat er hoe langer hoe meer
winkels en restaurants verdwijnen om plaats
te maken voor groote bankgebouwen, som
bere doodsehe met getraliede vensters. Op
den hoek van don boulevard en den rue des
Oapuclns waar vroeger een groote kleeren-
zaak was komen nu kantoren van een groote
Engelsciie bankinstelling. Op den hoek van
de rue Edouard VII la een moole winkel van
gravures al verdrongen door een Pransche
ciedletbank en het Café Rlche wnur men
zoo genoegelljtk op het terrus de gezellige
drukte kon gadeslaan, ia opgedoekt en ver
vangen door de Banque Nationale, een naam-
looze vennootschap met een kapitaal van 800
mlUloen. Bijna vink daartegenover, waar een
reeks vroolljke winkelramen zoo goed zou
den voldoen, staat een lange rij van twaalf
tralievensters van het Credit Lyonnais.
Intellect en Handenarbeid.
Het intellect raakt in t gedrang,
Dat blijkt thans keer op keer:
Straks spreekt men nog alleen van: lect
In tel is 't dan niet meer.
Scboonmaak-gezelUgheid,
Tc Dineer een uut of drie te laat
Bij lamplicht zonder kap,
En 'k lees dan in de gang mijn krant
Op een behangerstrap.
VOOR DE KINDEREN.
DE VERLOREN HOND,
Het verhaal van een kleinen jongen, die
niet wou leeren lezen.
Bennie was al bijna zeven jaar, maar hij
kon nog niet lezen. Hij wou zelfs niet pro-
beeren, hoeveel moeite zijn Moeder er ook
V°Eenaspeelde hij op het groote grasveld
naast den tuin, toen er e-.n snoezig klein
hondje kwam aanloopen. Hot lkp maar op
drie pootjes en jankte zachtj.s. Bennie
streeldehet diertje en keek nacr het opge
trokken pootje. Daar zat een s-herpe doorn
in. Wat was het hondje blij, toen Bennie er
dien uittrok. Het kwispels.aante en likte
Bennie's handjes. O, Bennie wou web dat het
zijn hondje kis. Het dier had een rood leu
ren halsbandje om met een glad
plaatje, waarop e n ge lett rs s.ondon. .Maar
die kon.Lennie natuurlijk' niet lezen. Hy ze
tegen het hondje, dat het weer naar huis
m est gaan, maar het arme ding scheen ver
dwaald te zijn.
Daer kwam een man het veld over. »»Hei-
daarl" riep Bennie. „Wat is er? vroeg do
nici 1
De man was slordig gekleed -en had een
leelijk boos gezicht. „Och kijkt U eens, zei
Bennie. „Ik heb dit hondje gevonden. Ik
denk, dat het verdwaald is en ik kan met
lezen, wat er ep zijn halsband staat"
„Kan je dat niet lezen?" vroeg de man.
„Zoo'n groot joi gen als jij? Wel heb ik van
mijn leven, die hend is mijn eigen lieve r ik,
maar ik herkende hem niet dadelijk. Ik beet
Smit en dat staat oók op den halsband, als
het werkelijk mijn hond is. „Hier lik!"
Het diertje scheen niet erg op den man
gesteld te zijn, maar het liet toch op zijn
halsband kijken. „Zie je wel," zei de man,
„wat heb ik je gezegd. Daar staat het S-m-i-t
Smit. „Kun je dat nog niet lezen? Wat leer
je dan op school?"
Bennie werd erg rood en verlegen, toen
de man hem uitlachte. De man (nam 1 ik on
der den ara en voelde met zijn andere hand
in zijn zak. „Bedankt voor het vinden van
mijn lief hondje," zei hij tc-rwjjl hij Bennie
een stuiver in de hand druk'e. „Maar nu
moet ik gauw weg. Niet voel tijd." En haas
tig stapte hij w°g, vóór Bennie tijd had iets
te zeggen. Daar stond Bennie nu. Wat moest
hii met dien stuiver beginnen, want Moeder
had hem verboden, ooit geld van een vreem
de aan te nemen. Daar kwam juist Bennie's
vader den tuin uit. „Ga je mee een stuk
wandelen mijn
Hjk uit?" vroeg
Bennie verteld
ongen? Wat voer je eigen-
Tij.
e hem van den man en het
hondje en liet zijn vader den stuiver zien.
Vader keek den man na, die al een heel eind
weg was, en zei: ,Die rakker", en begon zoo
hard hij kon den man achterna te loopen.
Bennie begon ook te hollen, maar moest het
al gauw opgeven.
Toen Vader den man naderde, keek deze
om en begon ook hard te loopen, maar het
was te laat. Al gauw had Vader den man bij
zijn kraag. Eennie hoorde hem schreeuwen
en z-g. ho3 hij het hondje liet vallen, zich
losrukte en er van door ging. Toen Bennie
zij vader bereikte, zat deze in het gras uit
te blazen, terwijl het hondje hem met een
scheef kopje zat aan te kijken. „Dat was een
warm werkje", riep Vader B"nnle toe. „En
ik had bijna d mzelfden enkel van laatst
weer verstuikt."
Maar het was zijn hond Vader", zei Ben
nie. „Hij heet Smit en dat sta*>t ook op den
halsband." „Smit?" riep Vader uit. „Het
mocht wat. Het was een slecMe man die het
mooie hondje stalen wou. „KlJk, op den hals
band staat „Hermione" en dat is de naam
van die groote villa, di° pas nieuwe bewo
ners heeft gekregen. Daar zal het hondje
thuis hooren. „We zullen eamen even gaan
vragen".
O, wat voelde Bennie zich dom, nu hij
merkte, hoe de man hem had beet genomen,
doordat hij niet lez^n kon
De dame, dit in villa „HeraiTe" woonde,
was heel vriendeldk en o zoo HM dat ze haar
kleine „Topsle" terug had. Tops'e wist na
tuurlijk don weg nog niet in «Mn nieuwe
woonplaats en was zoodoend* vrdwnald. De
dame vroeg B-nnle. om MM<en koffie-
dr'nkon. Pan kon hij heerlijk met Topsle in
de»' tuin ancien.
Oe'"kk'<T verteHe Veder vanr niet, hoe
d-m Bennie «ns grwerat, M"er avonds,
toon vndrp rn hot eten, 'o-vla gewoonlijk,
en «'o'l t.1e „Canenhord" wilde anelon met
Ppnnle. «el de jong«n' „T we liever het
leea o k nnmen. Ganzenborden wordt zoo
vervelend!"
Ff' heel Inrcr deprde het r'et e«r Bennie
w"rkelllk 1'zon kon, want s**ods dacht htj
met schea"'»" aan zijn groote domneld tegen
over den dief.
„Ik ben niet altijd tn deze treurige om
standigheden geweest," zei de nieuwe arme.
„Toen ik bet levenslicht aanschouwde, waren
de levensomstandigheden van mijn vader en
moeder heel wat beter, dan de mijne nu. Er
was een tijd, dat ik in mijn eiigen wagen
hier door dó rtad reed en mijn moeder.
„Duwde hem," viel de ander hem in de
reden.
'n Jonge zorgzame echtgenoot komt aan
het ontbijt en vraagt behulpzaam aan zijn
artistiek en onpraktisch vrouwtje: „Kind,
kan de melk ook gaan overkoken?"
„Och nee, jonge" zegt het vrouwtj" korze
lig, „dat is immers toch al gebeurd 1".
KI eerenhandelaar: „Wel, is U tevreden
over de overjas, die U bij mij gekocht hebt?"
Klant: „Al mijn jongens hebben ze van
mij gedragen.
„Nu ziet U w°ll"
>/a' Bl8 geregend had moest ger».
geld de opvolgend kleinere ze aantrekken
vanwege het krimpen."
RAADSELS,
j Oplossingen der vorlga raadsels.
Speculaas. Piet, Hsin, srfsnia, olrksl, uilen,
lang, aap, as, s.
2. Rozenburg.
Vlieland.
Goede oplossingen va» beid# raacteeis
'Witvangen von*
011 M- B-*>s- B-; c- B-; G. C. v. D.;
A- D-; A-R; Th- F-; A-J- en
J. F.; c. F; F. C. G.; B. O.; M. S de G.;
P. G.; R. v. H.; T. H.; M. H.; J. H.f C. de H.
W en L. K A. en W. K.: C. en O. K.; N. L.;
T B F-A v' dl M M' M M. N M. O.;
p p'' FG BV- d- P-'> F- 0 W C. R.;
P. R.; M R.; J G. S.; A. v. 8M. S.; H. .r.
G P? J 1? dC B'; W" G,; J" K' H' en
ir ?n meisJf8 moeten er om den-
„it»in oplossingen der raadsels
ho„ p u °ën»dag8 half zes moeten heb-
r noR veel jongens en meisjes, die
r,« v! iT ,en' denken jelui er om, dat, wat
no„ ,T9 mt de lcan8 l00?4 nl0* meer Ia
aanmerking te komen?
a. r 9 f A 2' i5 pen Jongensnaam is en 1, 2,
f; ook en het geheel een vrucht,
TT_
hhroid^o00^"^ d* kouken
2. 1 (V-TVt-l-p-p.