T Vierde Blad. - J- VAN ZATERDAG 2 DECEMBER 1922. Wij laten ons hier over dat bassin roeien. Zie, een weinig verder ligt de plaats waar de voortgezet). ifc- In den Karakornm. Reeds eerder ontleenden wij eenige bijzon derheden aan de brieven van den heer Ph. C. Visser die een tocht maakt in het Karako- ri mgebergte (Thibet) aan de „N. Rott. Courant". Het volgende is ontleend aan het verslag van een tocht om een der hoogste toppen te bestijgen. De zon, eindelijk de zon, na vijf dagen noodweer, vijf dagen gevangenschap in onze tenten, vijf dagen koude en ellenqe. Éénmaal had ik het gewaagd om er met een der gidsen op uit te trekken om een nog onbekenden gletscher te exploreeren, een gletscher waar van op geen enkele kaart melding was ge maakt. En een korte wijle was het weer met ons. Wjj konden een paar opmetingen doen, en voor eenige oogenblikken scheurden de wolkenmassa's uiteen, onthulden ons gewel dige, imposante bergkolossen opgebouwd uit loodrechte rotsmassa's, maar het duurde niet lang of de sneeuwjacht loeide en gierde weer over den ons onbekenden gletscher, zóó, dat wij beschuttirg moesten zoeken onder een grooten s:ean, tot het eindelijk duidelijk werd, dat wrchten hopeloos was. Toen baan den wij ons met moeite een weg over het ijs, tot we eindelijk in ons kamp terug waren, sneeuwpoppen gelijk.... Maar nu was toch werkelijk de zon geko men, de alles verlichtende en verwarmende zon. En als ontwaakt uit langen, duisteren nacht, schitterden de bergen in hun, smette loos wit sneeuwkleed, zóó wit, zóó stralend, dat het de oogen verblindde. Met de komst van de zon scheen het ook op te lichten in ons, en de troostelooze stemming scheen weg te drijven met de laatste wolkenflarden, die aan een diep blauwen hemel zweefden, en toen Franz vroeg: „Herr, willen wij nu een poging wagen op den grooten berg", stemde ik toe, want 't was of door zonnelloht en zonnewarmte, energie en ondernemingsgeest waren herboren. Uit onze koelies kozen wij de acht sterk- sten, want wij begrepen, dat het welslagen van onze onderneming voor een zeer groot deel van hen afhankelijk zou zijn. Zoo ver trokken wij dan op 29 Aug. van ons 5250" M. hoog gelegen kamp IV het onbekende tege moet, zonder te vermoeden, welke avonturen ons daar zouden wachten. Over den ultgestrekten, vrij vlakken glet scher trokken wij voort, tot wij op circa 5000 M. op de moralne een geschikte plaats von den om onze tenten op te slaan. Aan de an dere zijde van den gletscher, dus vlak bij en recht tegenover ons rees de machtige berg omhoog in angstwekkende steilheid, 't Was voor-'i eerst, dat wij den enormen wand voor ons zagen ln zijn geheele uitgestrektheid voor 't eerst, dat wij ook konden vaststellen, welk een bijna hopelooze opgave het zou zijn, om door de'en ijsmuur een weg te banen naar boven, e licht zou het te doen zijn, zij het ook met de grootste inspanning.... als men de koelies kon thuis laten, m. a. w. als men niet gedwongen was ten minste één bivak nog op te slaan ter hoogte van ongeveer 7000 Meter, zooals wij van plan waren. „Maar tóch zullen wij de poging wagen, HerrP' zei Franz, want mijn belde gidsen hadden den moed niet opgegeven. Het aan vankelijke plan echter om langs een der glet- s< hers naar boven te gaan, lieten wij varen, omdat de steilheid te groot bleek; daarente gen zouden wij probeeren omboog te stijgen langs een rotsgraat, die den ijswand scheen te steunen, zooals een beer het kerkgebouw. Onmerkbaar bijna vergleed de stralende dag in een wonder mooien nacht. Rustig vonkten de sterren aan den transparanten hemel. Muar met de duisternis nam ook de koude langzaam toe ln het hooggebergte en i het water, dat rulschte op den gletscher en broddelde in de diepe kloven van het ijs, ver harde meer en meer tot eindelijk geen enkel geluld, zelfs geen zucht, van den wind meer tot ons doordrong. En je luisterde, luisterde, terwijl je on UIT DE OUDE DOOS. Helder, 1825—1830. Bij ■onze vorige beschouwing vertoefden wij steeds ln 't oostelijk deel der gemeente. Thans wenden wij eerst den voet naar het westelijk deel, den ouden Helder, om te zien de dingen die daar geschied zijn. Wel zoo, eene verandering of liever verbetering valt ors al dadelijk in het oog. Vroeger vond man ln de straten 'waar de kapitein» en koTwmndeiui». waar in 't algemeen de voornaa'Tii'e Ingezetenen woonden, ternau wernood een voetpad van klinkers lang» de buizen, door de bewoners of élgeruaans daar voor hunne rekening gelegd, terwijl overigens alles zand of modder was. Bij' regen of sneeuw, vooral bij dodlweér, waren de we gen in de verschillende buurten bijna niet te vetreden. Thans ziet er alles netjes bestraal i t Is wel eene kostbare zaak geiweest, verh«ugen zich nu, dal Tn Vv»u n£°°? !r gemeente, de Heer J. b®t P1®" der bestrating, dat eerst, uit hoofde der kosten, zoo veel tegenstand ondervond, heeft doorgedreven. Men had dan ook lang genoeg van het, genot van goed geplaveide wegen verstoken geweest want men zat van 1500, dus ruim drie eeuwen ln «»nd en slijk. Wanneer wij den Helder nou eens doorkruisen, ontdekken wjj alom. «no ren van welvaart. T>te valt het best op te merken in Met uiterlijk aan,zien der huWn en m eenige nieuwe gebouwen. Toch zlln ,-r ln de mhHhSu !rK'aan®ien da* Tti S o dwr haven b,'«Int te bouwen. v« i'va 1 voor"hot dT"" Va" Velen Z,,M' 'als het im bestaat, held met het ,<M)u WeiniR ingenomen- HnliaieN»). Jnh r The 'w,'rlc' bet Noord- kwim 7H ('öt kortllings tot stand middelen on, eeïeVtaEM •hsischen het onsteire gemeenschap beufidp 4 Weldra ge- butuaseben was nï «Jllen den. «wcaen was na d® bedijking van de merkbaar wegdommeldetot je piotsellng wakker schrok, overeind vloog, ovefwekugd door een donder, die de lucht deed trillen, vele seconden lang, want boven van oen grooten berg daverden de ijslawmes omlaag. Neen, de natuur rustte niet dien nacht Toen langzaam de sterren zich oplosten in den morgenschemer, was er reeds leven in ons kamp en toen de hoogste bergtoppen op- vonkten in lichtend goud was onze karavaan op weg. Het vroor 18° en met moeite biel den wij het gevoel in handen en voeten. De vlakke gletscher was spoedig overgestoken en anderhalf uur na ons vertrek stonden wij aan den voet van de besneeuwde üshelling, die omhoog voerde naar de rotsgraat. Om den koelies een gemakkelijken weg omhoog te bannen hakte Franz groote treden. Toch trokken dezen reeds «enigszins bedenkelijke gezichten. Maar eenmaal op de rotsen geko men ging het beteren.in een vrij goed tem po stegen wij hooger tot dat de rotsgraat en wel vrij spoedig aan stelheid sterk toe nam, om ten slotté voor een vijftig-tal meters onder de sneeuwhelling te verdwijnen. En op dat punt begonnen de onverwachte moeilijk heden. Deze sneeuwhelling was van vrij groote steilheid. Toch waren de gidsen eh ik haar zonder moeilijkheid gepasseerd, dank zij de groote treden door Frans ge hakt. Maar de koelies vonden deze helling blijkbaar bedenkelijk en hokten, schreeu wend en gesticuleerend, samen op de rot sen onder de sneeuwhelling. Ter aanmoe diging wierpen wij hun een touw toe, dat wjj boven b;1 ons hadden vastgemaakt, ter wijl ik tezelfder tijd „bakshees" (fooien) be loofde aan allen die boven kwamen. De fooien hielpen beter dan het touw en spoe diger dan wij verwacht hadden, was een der langstaarten op weg naar boven, omhoog getrokken en opgeduwd door twee-collega langstaarten, die hun bagage ter zijde had den gelegd. Er volgde nog een tweede en ten slotte een derde beladen koelie, zoodat na meer dan een uur een vijftal dragers boven waren. Toen echter gebeurde het eerste In cident, want plotseling zagen wij hoe be neden een der koelies uitgleed en omlaag schoqt langs de steile rotshelling; een alge meen gegil klonk op, maar wonder boven wonder werd hij gegrepen door de andere dragers die lager stonden en de verongelukte kwam er af met eenige schrammen. Het incident gebeurde Juist toen ik met groote moeite en met groote voorzichtigheid, langs de slechte, losse rotsen een dertigtal meters omhoog was geklauterd om op ver zoek van Franz te zien of verder gaan al dan niet mogelijk was. Juist toen lk na het bo vengenoemde incident wilde verder klim men hoorde ik de stem van mijn gids: „Herr, komt u eens naar beneden, want een der dragers ls niet goed". Ik keerde om en klom zoo behoedzaam mogelijk langs de uiterst stelle rotsen omlaag, maar op een gegeven oogenbllk raakte, volkomen bulten mijn schuld, een steen los. Deze viel om laag, sloeg tegen den wand, verschillende steenen meesleurend die fluitend door de lucht vlogen. De dragers die ,iog beneden stonden trachtten zich te redden tegen en het ge luk met ons, want de steenregen raakte niet onder de rotsen. Maar wederom was één persoon. Alleen het pak waar een van 'U in 1^1 lakt dan een vuist, maar bijkwam met zoö'n ver- onze tenteri in zat en dat op de rotsen lag, werd geraakt door een steen niet grooter flftn 'Afin viilai mam* lift Irwnm «nn'n vat*. vaarlijke kracht, dat het zware pak uit de rotsen werd geworpen en het volgende oogenbllk zag ik de tent met wilde sprongen omlaag vliegen in steeds razender snelheid omwentelend; achtereenvolgens vlogen de stokken er uit; toen werd het pak kleiner tot het eindelijk in een wolk van sneeuw uit liet gezicht verdween. In dien tusschentijd was ik het groepje genaderd, dat gevormd was door Franz en iie koelies. Ik had 'eerst niet kunnen zien wat er aan de liand was, maar nu zag lk een soort worsteling, een nikken en duwen; ik hoorde een stean, die in niet te stuiten snelheid onverstaanbare woorden sprak, lk hoorde de andere dragers schreeuwen en ein delijk zag lk op deze smalle, Btelle graat, vlak boven de ysbelllng tot mijn schrik. hoe een der koelies door een vlaag van waan zin was aangegrepen en met moeite werd vastgehouden door Franz en de anderen, die zich bovendien staande' moesten houden in de rotsen. Onze-koelie, de „ijsbeer", een van de weinigen, die ons met trouw heeft ge diend, sprak den waanzinnige toe, die in dolle vaart doorratelde, gilde en rukte. Maar haven en de Indijking <van het Koegras de grond tusschen de haven en den ouden Hel der zeer veel verbeterd. Werd- er vroeger bij ieder hoog getij een deel van door prater bedekt, thans, nu dat sedert jaren niet meer gebeurde, iwtm het terreitn opgedroogd en sdïler overal begaanbaar. Voor onzen tocht naar de haven en hét Etablissement Willemsoord, willen wij- au geen gebruik maken van den izeedijk miaar van den weg, die Inmiddels onder dijk is tot stand gekomen, 't Gaat wel niet gemakke lijk door Eet rulle zand of hier en daar door slijk; maar door er langs te gaan, willen wij voor 't minst bet bewijs leveren dat die weg begaan kan worden. Daar komen wij aan de plaats waar 'l Rijks werf is gevestigd. Zie niu toch eens, niet al leen aan de Noord- milaar ook aan de West zijde wan dé berasterling van deze stichting is men druk bezig met het boutwen van woon huizen. Enten wij dé Noordzij, thans Hoofdgracht geheeten, volgen om ons naar den haven- dijk te begeven. Hller en daar zien wij nog onbebouwd terrein, maar de grond is schier overal vol 't Zijn meestal winkelhuizen die het dichtst- bij de haven staan. Vreemdelin gen zoowel al» vroegere bewoners van den ouden Helder gaan zich daar vestigen, zij denken aan de spreuk: „Als het getij ver loopt verzet men de bakens". Zij morren en klagen niet, zooals andere oude HeLderschen dat wel doen< maar zij handelen en dat is betel. Zij kunnen hier dn eenige jaren for tuin maken, want er gaat verbazend veel om. Voor de vele logementen aan den Helder, zooals de „Roode Leeuw", ,,'t Rondeel", ,,'t Wapen van den Helder", ,,'t V^apen van Am sterdam". „'t Wapen van Haarlem", enz., is de vestiging van Willemsoord en de Nieuwe verbindlpg met Amsterdam langs het Noord- Hollandsen kanaal een geduchte slag. Gelijk" wjj weten kwamen vroeger al de vreemde lingen het eenst in den ouden Helder aan. Nu, werd dit anders; langs het kanaal liep ook een weg, waardoor men de keuze had te water of te land naar onze woonplaat» te toen bemerkte ik tot mijn groote ontsteltenis, hoe „ijsbeer' plotseling óók begon te schreeuwen. Hij sloeg met zijn vuist den waanzinnige op 't hoofd, spoog herhaalde ma len in zijn gezicht, begon te trillen over zijn geheele lichaam en.... „ijsbeer^' scheen op onverklaarbare wijze eveneens ten prooi aan een aanval van waanzin. De toestand was hoogst kritiek, want het uitglijden van één voet beteekende een ca- tastrophe, het verongeluken van een of meer van de koelies. Frans bleef bewonderens waardig. kalm, maar trad krachtig op, trou wens hier waa geen zacht optreden meer mo gelijk bij een worsteling met krankzinni gen in de angstwekkend steile helling van den grooten berg. Eindelijk verminderde de aanval bij beide mannen; hun krachten raakten uitgeput en langzaam werd hun toe stand wederom vrij normaal. „Maar nu omlaag, Herr, want één stap om hoog beteekent een ongeluk".... Franz had gelijk en de afdaling begon. Wjj had den een hoogte bereikt van ongeveer 6000 meter. Met een auto door de Sahara. Vier Franschen: een ingenieur, een ontdek- kingsreizigef, een luitenant en een geograaf zullen probeeren de Sahara door te rijden met een auto. Ze zullen vertrekken van Toeggoert (departement van Constantine) en zich begeven naar Toemboektoe (Oost Soe dan) en dus dwars door de woestijn een af stand van 8000 K.M. afleggen. De woestijn! Retooverend woord, dat de verbeelding der mensohen prikkelt van bun jeugd af aan. De enorme zandzee, de heldere hemel, de kara vanen, de luchtspiegelingen en sedert de ver schijning van een veelgelezen roman, de hog- gars, iedereen kent ze! Prachtige tooneelen, maar men kan *e niet, zonder aan gevaren te zijn blootgesteld, waarnemen. Een gloei end heete zon en af en toe ijskoude nachten, op één dag een verschil in temperatur van 40 graden; dan aanvallen van rooverbenden, die de Sahara doortrekken en dan bovenal tenslotte nog het watergebrek. In sommige deelen der Sahara, o.a. bij Tannezroeft, heeft men ln een gebied met een straal van 500 K.M. geen enkelen put. De leden der missie kennen al deze geva ren. Zij zullen zich er qchter niet door laten weerhouden. Wat ls dan wel het doel van dezen lang- durigen, gevaarvollen tocht? zal men vra gen. De directeur van de Cltroën-autofabrie- ken, Haardt, een der leiders van de expedi tie, heeft aan een vertegenwoordiger van de Petlt Parisien dienaangaande het volgende medegedeeld: Wij willen de mogelijkheid aantoonen van het tot stand brengen van een snelle verbin ding dwars door de Sahara, het geen van groot belang is ook voor de koloniale poli tiek, zoowel op eoonomisch als op militair gebied. Er bestaan Inderdaad ontwórpen van spoorwegen. Dat zijn karweitjes, welker uit voering 0 12 jaar zou vergen. De voorbereidende werkzaamheden zouden bovendien buitengewoon moeilijk zijn en alleen de automobiel kan deze enorme taak vergemakkelijken. Omtrent den te volgen weg deelde Haardt mede, dat hy zelf niet nauwkeurig wist op te geven, hoe die zou zijn. Verschillende dee len der Sahara zijn nagenoeg niet bekend en soms zullen de koene automobilisten dui zenden kilometers moeten afleggen, uitslui tend op ooinpas rijdende. De voornaamste halteplaatsen heeft men zich echter als volg gedacht. Het punt van vertrek is Toeggoert Daarheen begeeft men zich per trein. Toeggoert, dat de Arabieren het hart der woestgii noemen, is een oase, waar meer dan 170.000 palmboonien staan. Het ls een markt plaats, welke zeer druk wordt bezocht yloor tie nomaden van de Sahara en door de Oeled Nails, bekoorlijke danseressen. Van Teeg goert gaat de tocht naar Oeargla. De 200 K M. lange weg loopt dwars door een elnde- looze zandvlakte, waar men slechts hier en daar begroeide plaatsen vindt, welke het ech ter mogelijk maken, de kameelen te doen grazen. Ook zijn er vrij veel putten, hetgeen voor een eventueelen spoorweg van geen ge ringe beteekenis is. De automobilisten hopen drie dezer putten te gebruiken. De eerste stopplaats, Oeargla, ls zeer schil deraohtig. Er zijn daar mooie oude moskeeën met slanke ininaretH. Van Oeargla gaat de reis naar Inifel. Daar vindt men als blijvende bevolking drie Fransclie radio-telegrafisten reiizen. De oude moelelijke weg over het Koegras of den Zanddijk naar Helder ver- Won» niemand meer en alzoo lag het oude. het westelijk deel der gemeente, ook sterk geïsoleerd van het nieuwe gedeelte. Doch vervolgen wij onizen weg naar den havendijk. Wat aanschouwen nu onize oogen? Een groot schip wordt door eene stoomboot ulit het Nieuwe Diep naar de reede gesleept Dat mag waarlijk vooruitgang heeten. Ja die valt hier in alle diingen optemerken. Men had de ondervinding opgedaan,, dat schepen, bij eene gunstige gelegenheid om ulttezellen, soms het Nieuwe Diep niet kon den verlaten. Dat was lastig en nadeelig voor de reederij m. Daardoor kwam men op het denkbeeld daartoe eene kracht aantewen den, die men ten allen tijde zijner beschik kling had. Op 1 Juni van het jaar 1820 lis de stoom boot „Noord-Holland", voor rekening der Provincie in dienst gesteld. Het ls een schip 00 paardenkracht en wordt gevoerd door kapitein J. P. Duinker. *t ls een lief ge zicht en 't wekt bij menigeen verwondering dat zulk een klein bootje, een groot gevaarte als het achter zich heeft, zoo gemakkelijk voortsleept. Wij zetten onze wandeling voort, richting nemende langs den havendijk naar den kant van het nu ontruimde „Nieuwe Werk". Wij zullen echter zoo ver nliet gaan, want, waar het bassin aan het einde van heit Noord-Hol landse!) kanaal, of wilt ge liever, de binnen haven begint, ziullen wij ons met eene boot Laten overzetten, om ook daar het terrein eens optenemen. - - Zoo, nu zijn wij langs den dijk zoo ver gevorderd dat wij het Eta blissement Willemsoord, dat wjj aan onze rechterzijde hadden, gepasseerd zijn. In plaats van recht uit naar de slm/is, die het Nieuwe Diep met het N.-H. kanaal in ge meenschap brengt, te gaan, slaan wij rechts af langs het déél van 's Rijks werf, dat dient tot bergplaats van ankers, eniz., daarom' het ankennark geheeten en komen dan aan den oost "lijken oever der binnenhaven. en vier inlanders. Om hier te komen, moest een afstand van 350 K.M. door het woestijn gebied worden afgelegd. Onderweg passeert men de Gara Kima, een tafelberg, welke in voorhistorische tijden bewoond moet zijn geweest, want men heeft er verschillende voorwerpen uit het steenen tijdperk aangetroffen. Thans is men in die buurt tamelijk veilig. Voor de Fransche be zetting was dat anders en in 1876 zijn er daar nog twee blanke missionnarissen vermoord. Van Inifel gaat de reis naar de In Salah en dan eerst beginnen de eigenlijke moeilijk heden. Het landschap is echter de reis ten volle waard. In de eerste plaats heeft men er de onmetelijke gouden zandvlakte, dan het plateau van Tademail met zijn zwarte glim mende rotsen. Een weinig meer Zuidelijk ligt Aïn Guettara. Daar werd in 1918 een heele karavaan afgemaakt.' Dat is het land der luchtspiegelingen. Voordat men hier aan komt, moet men rijden over een bijzonder week zand. Zijrï we er eenmaal, aldus Haardt, dan zijn we zoo wat op de helft van onze reis. In Salah is bewoond door Arabieren en een aantal Toearegs en Haratins. Ze leven in kleine huisjes, gemaakt van in de zon ge droogde steenen. Als hoofdstad van Tidi- kelt, was deze plaats geruimen tijd hel cen trale punt van den tegenstand tegen de Fransche bezeHing der Sahara. Thans is 't ook in deze streek vrij rustig. Van in Salah gaan we naar Hoggar, het vaderland van Antinen. Daar leeft de voor name stam der Toearegs, de menschen zon der geschiedenis. De vrouwen dragen daar niet, zooals overal elders, een sluier. De mannen daarentegen zijn er wel gesluierd en dragen de litham, een zwarten sluier, welke hun gelaat bedekt en welken ze nooit af leggen. Vaak spelen ze op de amzad, een soort van éénsnarige viool. Een vrouw leidt (jeze muziekuitvoeringen. Men noemt deze muzikale avondjes Achals en ze doen den ken aan de minnezangavonden ln de Middel eeuwen. Het bergland van Hoggar heeft toppen van 8000 M. hoogte. Ten zuid-westen van Tamanrassel strekt zich 't onbekende gebied, het uitgestrekte Tanezroeft, land van don dorst, uit. Vijf honderd kilometer moe ten worden afgelegd zonder een enkele bron tegen te komen. Ook ziet men er niemand. Vroeger doorkruisten de groote karavanen dit deel van de Sahara, maar tegenwoordig ziet men ze niet meer. Naar den Niger gaan de kan men wel eens minder aangename ontmoetingen hebben, daar leven zeer roof zieke stammen. Van Tanezroeft gaat men naar Tin Zaoeaten. Dan buigt men in Zuid-Westelijke rich ting af, om de bergen van Adrar Horas te vermijden, Tot Boerem krijgt men een heel onbekend stuk en dan gnat men, den Ni ger volgende, naar Toemboekte, waar de reis eindigt. De auto's waarmede de tocht wordt, ge maakt, ziln wit geschilderd en twee er van zHu voorzien van een machinegeweer. De ohnssls en de motoren zijn als die van de ewone Oltroën-wagens van 10 P.K. De wie- en ziln omgeven aoor rupsbanden, welke hpt mogelijk maken, over het zand te rijden, zonder er te die- 'n weg te zakken. Voor raad benzine, levensmiddelen enz., wordt met de auto's meegenomen. Men hoopt 5 December a.s. van Parijs te vertrekken, om dan tusschen 10 en 16 December Toeggoert te verlaten. 10 Januhrl zal men, als alles goed gaat te Toemboektoe aankomen. De roode neus. Grtinbaum deelt ln de Wiener Medizlni- sohe Woohenschrlft (18 November 1922) eenige bijzonderheden mede over de oorza ken en de behandeling van de ziekelijke ver anderingen die in de huid van den neusrug kunnen optMdM en dan tot het ontstaan van een rooden neus kunnen aanleiding geven. Tal van oorzakelijke factoren kunnen daar bij een rol spelen, zoowel van meer alge- meenen aard (speciaal geregeld© stoel ver stop ping en chronisch alcoholisme) als van meer plaatselljken aard (ontstekingen van neus-slijmvlles en van de met slijmvlies be- kleede holten naast den neus). Een bijzonder belangrijke rol spelen atmospherische in vloedende neus is evenals de ooren in bij zondere mat© aan koud© en hitte, regen en wind blootgesteld en vooral bij mensohen met niet zeer krachtlgen bloedsomloop en niet zeer elastlsehen vaatwand treden dan vaak veranderingen op. Zoo ziet men dan ook vele roode neuzen bij koetsiers, straatvegers, en ook bij politie Ie Heer Korff van den Helder veel vroeger eene scheepshelling aanlegde, waarover wij reeds eerder spraken. Gp den westelijken oever van de binnen haven ziet het er niet heel gezellig uit Daar staan nog maar weinige gebouwen, maar v$m hier, waar wij de zuidzijde van de beraste- rtng der werf kunnen overzien, ontdekken wij, dat ook daar reeds woonhuizen in aan bouw zijn. Als dat zoo voort gaat zal het ge heele terrein ten Noorden, Westen en Zui den. van Willemsoord weldra door woon- en winkelhuiilzen ingesloten zijn. Hemel, wat gebeurt daar toch? Zie eens, iip eenigen afstand van de binnenhaven ls men aan het graven en kruien van species die meh haalt uit den grond, paralel loopen- de met de binnenhaven. Als wij ons niet vergissen dan maakt men een nleiuW kanaal dat met het Noord-Hollandsche in verbin ding staat. Mét welk doel wordt deze vaart gegraven? Ik zal het u ineêdeelon. Boven verhaalden wjj reeds, dat men aan den ouden Helder inzag, dat eene slechte ge meenschap tusschen het oude en nieuwe doel der gemeente, nüet dan nadeelig voor helt eerstgenoemde zou kunnen werken. Men is dus bedacht geweest om die gemeenschap te verbéteren en daartoe moet het Heldersche kanaal, - dat is de naam, dienen. In de jaren 182» ismen aan dat werk begonnen en ln 1K80 was het voltooid. Sedert dien tijd was het westelijk deel der gemeente door een waterweg verhonden met de- binnenhave»), niet het Nieuwe Diep en door het Noord -Ho] landsche Kanaal met de steden daaraan gelegen, zoomede met Am sterdam. D© specie uit dit kanaal, kwam aN weer te stade om het terrein in zijne nabij heid te verhoogen en tot het bouwen van woonhuizen geschikt te maken. Laten wy het werk «en» opnemen. Zoo we reeds op merk ten, loopt de nieuwe vaart eerst pa rallel met de binnenhaven, dan vervolgt zij hare richting bftpn evenwijdig met de zuid- zyde van Wfileuword, daarna loopt ze weer parallei met de berastering ten westen van het Etablissement, waarna zij de richting aanneemt naar den ouden Helder, waar het agenten en sportmenschen, die veel bulten zijn (bij de perste twee groepen speelt vaak de alcohol de voornaamste rol). Bij vrouwen: komt als zeer bijzondere oorzakelijke factor het dragen van een voile in den winter. De kans op 'bevriezen van den neuspunt wordt door de voile niet verminderd, maar neemt toe, omdat de vochtige uitademingsluchl de voile vochtig maakt en de vochtige voile dan onmiddellijk bevriest Zyn de mazen van de voile wijd en steekt de neus er door, dan snoert de voile als het waren de neuspunt af (belemmering van de bloedcirculatie.) Wat de behandeling betreft pleit de veel heid der aanbevolen middelen voor de twij felachtige waarde dier middelen. Grünbaum noemt achtereenvolgens ichthyol, resocine- en chloorkalkpraeparaten, benzine, galvanisatie en diathermine. Vooral met deze laatste methode had Grünbaum bijzonder veel succes. Hij gebruikt een bijzonder kleine looden electrode op den neus en een bijzon der groote op den rug van den patiënt, bo vendien een stroomsterkte van 600 tot 900 milliampère. Een helderziende Amerlkaansche. Een Amerikaansche dame, die haar ge heele leven in Indië heeft doorgebracht, heeft een merkwaardige voorspelling ge daan ten aanzien van dit werelddeel. Vol gens haar zeggen zal een oorlog uitbreken tusschen Oost en West, waarbij ten slotte Oost de overwinning zal behalen. Vervol gens zal een aardbeving het grootste deel van Europa verwoesten en alleen zekere deelen van Frankryk en Rusland zullen behouden biyven. Miss Forbes, zoo heet deze helderziende dame, woont op het oogenblik te Parijs. In 1912 wekte zij aldus de „Chicago Tri bune" in Indië groot opzien door haar voorspelling van een grooten oorlog. Haar eerste voorspelling verscheen ln 1912 ln de „Indian Spectator", welk blad la ter wegens zijn agitatie tegen de Britsche regeering werd verboden. Naar zy verklaart kreeg zij in November J.1. een nieuwe boodschap. Zy was toen juist te Parijs aangekomen. Volgens haar visie zal deze tyd na den oorlog worden gevolgd door een nieuwen grooten oorlog tusschen de Oostersche en Westersche volken. Een speciale aanduiding nopens dezen ietwat vagen term heeft zij niet ontvangen doch, afgaande op hetgeen zij uit de bladen heeft vernomen, meent zij, dat hiermede een strijd tusschen den Islam en het Britsche keizer rijk 1b bedoeld. Volgens haar voorspelling zullen de Oostersche volken echter de over winning behalen. Deze nieuwe oorlog, die spoedig, wellicht reeds over twee jaar, zal uitbreken, zal worden onderbroken door een of meer groote aardbevingen, waardoor het grootste deel van Europa wordt verwoest, behalve bovengenoemde gedeelten. De zee zal het lartd overstroomen en slechts en kele plekken zullen als eilanden boven wa ter uitsteken. Door dezelfde rtardbevlng zal een nteuw vasteland ln de Stille Zuidzee naar boven komen. (Tel.) Een hoofd der politie gedegradeerd. Te Ganterbury is de „head constable", het hoofd der politie, gedegradeerd tot „sergeant" (gelijkstaande met brigadier ten onzent) we gens het aannemen van „gunsten". Zesdui zend Inwoners der stad hebben by den ge meenteraad van Oanterbury hiertegen ge protesteerd, omdat zy de straf te streng ach ten. By de behandeling van het adres in de betrokken commissie uit den raad yerd me degedeeld, dat de gestrafte een gebroken man was en werd bepleit, dat men hem gelegen heid zou geven wegens ziekte zyn ontslag te nemen. Het bleek voorts, dat hy zich had schuldig gemaakt aan afpersing, het aanne men vanv giften en ongehoorzaamheid aan zyn voorschriften. Intusschen 'schijnt er toch over gedacht te worden hem in de gelegenheid te stellen met pensioen te gaan. In 1048 heeft Nioolaas Benschoten, juwe lier te Amsterdam, den vingerhoed uitge vonden, omdat hy een tikje verliefd was op de slanke vingertjes'van mejuffer Van Ren- selaere. „Mejofvrouwe, schreef hy, ziehier een gouden hoedeken voor Uwe zoo schoo- ne en nyvere virigerskens," De jonkvrouwe Van Renaelaere was er hoogeljik mede ver eerd en huwde een anderen man. einde Is. Wat een aantal poldergasten is hier aan 't werk. Vele huisgezinnen wonen, zooals vroeger, in hunne «chiuiten, imaar de meeste hebben hunne woning gebouwd op het ter rein waar het werkvolk, dat de binnenhaven en het deel van het Noord-Hollandsohe ka naal aan 't Nieuwe Diep grenzende hielp graven, izjjne hutten opsloeg. Verscheidene arbeiders uit dien tyd <zyn daar blijven wo nen, zoodat daar eene geheele volkplanting is ontstaan. Meii geeft aan die verzameling van vreemdsoortige woningen den naam van ,,Stroo-dorp en die naam is 'zeer juist. Knii), wy zullen deze stichting eens van na- derby ln ©ogenschouw nemen. I>e eerste oogopslag doet ons zien, dat de poldergast In één opizlcht ryk is en wel in kroost, want op den grond waar de wonin gen staan, wemelt het van kinderen van'bei derlei kunne, die langs den weg liggen, rol len, kruipen, loopen en stoeien. Zij moeten, als het weêr wat redelijk, i®, bulten vertoe ven, want binnen is weinig ruimte. Zie toch C'ens, wat zonderlinge hiutten! Deze is van zoden unet een rieten dak, ginds is er een,, die geheel uit riet en stroo bestaat. Hier staat een iwoning, die het midden houdt tus schen flohuit en huls. Eerst was ze werkelijk een open modderschuit, maar toen ze oud en lek werd, heeft mien ze op den wal ge haald en van een dak voorzien met raampjes er in. 't Gehee] is nu waariyk een palcis orsier de woningen van ,,'t Siroodonp". 1'Ven verder op staan nog eenige hutten» die gedeelteiyk van planken zyn samenge steld. Dat Is eene weelde, die zich niet vele van de werklieden veroorloofd hebben. Lte wandeling van den ouden Helder naar en langs het nieuwe deel der gemeente, heeft ons weder veel te aanschouwen gege ven. Het bestuur draagt ook behoorlijk zorg voor d« nieuwe bewoners. 'Dat blijkt genoeg zaam uit de school, die voor de jeugd aan de Noordizyde der berastering in1829 is ge- (>ouwd en dat men het ndet bekrompen deed, blijkt uit de som, die men er voor besteedde,' nameiyk 8400. i

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1922 | | pagina 13