T
Vierde Blad.
-
J-
VAN ZATERDAG 2 DECEMBER 1922.
Wij laten ons hier over dat bassin roeien.
Zie, een weinig verder ligt de plaats waar de
voortgezet).
ifc-
In den Karakornm.
Reeds eerder ontleenden wij eenige bijzon
derheden aan de brieven van den heer Ph. C.
Visser die een tocht maakt in het Karako-
ri mgebergte (Thibet) aan de „N. Rott.
Courant".
Het volgende is ontleend aan het verslag
van een tocht om een der hoogste toppen te
bestijgen.
De zon, eindelijk de zon, na vijf dagen
noodweer, vijf dagen gevangenschap in onze
tenten, vijf dagen koude en ellenqe. Éénmaal
had ik het gewaagd om er met een der gidsen
op uit te trekken om een nog onbekenden
gletscher te exploreeren, een gletscher waar
van op geen enkele kaart melding was ge
maakt. En een korte wijle was het weer met
ons. Wjj konden een paar opmetingen doen,
en voor eenige oogenblikken scheurden de
wolkenmassa's uiteen, onthulden ons gewel
dige, imposante bergkolossen opgebouwd uit
loodrechte rotsmassa's, maar het duurde niet
lang of de sneeuwjacht loeide en gierde weer
over den ons onbekenden gletscher, zóó, dat
wij beschuttirg moesten zoeken onder een
grooten s:ean, tot het eindelijk duidelijk
werd, dat wrchten hopeloos was. Toen baan
den wij ons met moeite een weg over het ijs,
tot we eindelijk in ons kamp terug waren,
sneeuwpoppen gelijk....
Maar nu was toch werkelijk de zon geko
men, de alles verlichtende en verwarmende
zon. En als ontwaakt uit langen, duisteren
nacht, schitterden de bergen in hun, smette
loos wit sneeuwkleed, zóó wit, zóó stralend,
dat het de oogen verblindde. Met de komst
van de zon scheen het ook op te lichten in
ons, en de troostelooze stemming scheen weg
te drijven met de laatste wolkenflarden, die
aan een diep blauwen hemel zweefden, en
toen Franz vroeg:
„Herr, willen wij nu een poging wagen op
den grooten berg", stemde ik toe, want 't was
of door zonnelloht en zonnewarmte, energie
en ondernemingsgeest waren herboren.
Uit onze koelies kozen wij de acht sterk-
sten, want wij begrepen, dat het welslagen
van onze onderneming voor een zeer groot
deel van hen afhankelijk zou zijn. Zoo ver
trokken wij dan op 29 Aug. van ons 5250" M.
hoog gelegen kamp IV het onbekende tege
moet, zonder te vermoeden, welke avonturen
ons daar zouden wachten.
Over den ultgestrekten, vrij vlakken glet
scher trokken wij voort, tot wij op circa 5000
M. op de moralne een geschikte plaats von
den om onze tenten op te slaan. Aan de an
dere zijde van den gletscher, dus vlak bij en
recht tegenover ons rees de machtige berg
omhoog in angstwekkende steilheid, 't Was
voor-'i eerst, dat wij den enormen wand voor
ons zagen ln zijn geheele uitgestrektheid
voor 't eerst, dat wij ook konden vaststellen,
welk een bijna hopelooze opgave het zou zijn,
om door de'en ijsmuur een weg te banen naar
boven, e licht zou het te doen zijn, zij het
ook met de grootste inspanning.... als men
de koelies kon thuis laten, m. a. w. als men
niet gedwongen was ten minste één bivak
nog op te slaan ter hoogte van ongeveer 7000
Meter, zooals wij van plan waren.
„Maar tóch zullen wij de poging wagen,
HerrP' zei Franz, want mijn belde gidsen
hadden den moed niet opgegeven. Het aan
vankelijke plan echter om langs een der glet-
s< hers naar boven te gaan, lieten wij varen,
omdat de steilheid te groot bleek; daarente
gen zouden wij probeeren omboog te stijgen
langs een rotsgraat, die den ijswand scheen
te steunen, zooals een beer het kerkgebouw.
Onmerkbaar bijna vergleed de stralende
dag in een wonder mooien nacht. Rustig
vonkten de sterren aan den transparanten
hemel. Muar met de duisternis nam ook de
koude langzaam toe ln het hooggebergte en
i het water, dat rulschte op den gletscher en
broddelde in de diepe kloven van het ijs, ver
harde meer en meer tot eindelijk geen enkel
geluld, zelfs geen zucht, van den wind meer
tot ons doordrong.
En je luisterde, luisterde, terwijl je on
UIT DE OUDE DOOS.
Helder, 1825—1830.
Bij ■onze vorige beschouwing vertoefden
wij steeds ln 't oostelijk deel der gemeente.
Thans wenden wij eerst den voet naar het
westelijk deel, den ouden Helder, om te
zien de dingen die daar geschied zijn. Wel
zoo, eene verandering of liever verbetering
valt ors al dadelijk in het oog. Vroeger
vond man ln de straten 'waar de kapitein»
en koTwmndeiui». waar in 't algemeen de
voornaa'Tii'e Ingezetenen woonden, ternau
wernood een voetpad van klinkers lang» de
buizen, door de bewoners of élgeruaans daar
voor hunne rekening gelegd, terwijl overigens
alles zand of modder was. Bij' regen of
sneeuw, vooral bij dodlweér, waren de we
gen in de verschillende buurten bijna niet te
vetreden. Thans ziet er alles netjes bestraal
i t Is wel eene kostbare zaak geiweest,
verh«ugen zich nu, dal
Tn Vv»u n£°°? !r gemeente, de Heer J.
b®t P1®" der bestrating, dat eerst,
uit hoofde der kosten, zoo veel tegenstand
ondervond, heeft doorgedreven. Men had
dan ook lang genoeg van het, genot van goed
geplaveide wegen verstoken geweest want
men zat van 1500, dus ruim drie eeuwen ln
«»nd en slijk. Wanneer wij den Helder nou
eens doorkruisen, ontdekken wjj alom. «no
ren van welvaart. T>te valt het best op te
merken in Met uiterlijk aan,zien der huWn
en m eenige nieuwe gebouwen. Toch zlln ,-r
ln de mhHhSu !rK'aan®ien da*
Tti S o dwr haven b,'«Int te bouwen.
v« i'va 1 voor"hot dT"" Va"
Velen Z,,M' 'als het im bestaat,
held met het ,<M)u WeiniR ingenomen-
HnliaieN»). Jnh r The 'w,'rlc' bet Noord-
kwim 7H ('öt kortllings tot stand
middelen on, eeïeVtaEM
•hsischen het onsteire gemeenschap
beufidp 4 Weldra ge-
butuaseben was nï «Jllen den.
«wcaen was na d® bedijking van de
merkbaar wegdommeldetot je piotsellng
wakker schrok, overeind vloog, ovefwekugd
door een donder, die de lucht deed trillen,
vele seconden lang, want boven van oen
grooten berg daverden de ijslawmes omlaag.
Neen, de natuur rustte niet dien nacht
Toen langzaam de sterren zich oplosten in
den morgenschemer, was er reeds leven in
ons kamp en toen de hoogste bergtoppen op-
vonkten in lichtend goud was onze karavaan
op weg. Het vroor 18° en met moeite biel
den wij het gevoel in handen en voeten. De
vlakke gletscher was spoedig overgestoken
en anderhalf uur na ons vertrek stonden wij
aan den voet van de besneeuwde üshelling,
die omhoog voerde naar de rotsgraat. Om
den koelies een gemakkelijken weg omhoog
te bannen hakte Franz groote treden. Toch
trokken dezen reeds «enigszins bedenkelijke
gezichten. Maar eenmaal op de rotsen geko
men ging het beteren.in een vrij goed tem
po stegen wij hooger tot dat de rotsgraat
en wel vrij spoedig aan stelheid sterk toe
nam, om ten slotté voor een vijftig-tal meters
onder de sneeuwhelling te verdwijnen. En op
dat punt begonnen de onverwachte moeilijk
heden. Deze sneeuwhelling was van vrij
groote steilheid. Toch waren de gidsen eh
ik haar zonder moeilijkheid gepasseerd,
dank zij de groote treden door Frans ge
hakt. Maar de koelies vonden deze helling
blijkbaar bedenkelijk en hokten, schreeu
wend en gesticuleerend, samen op de rot
sen onder de sneeuwhelling. Ter aanmoe
diging wierpen wij hun een touw toe, dat
wjj boven b;1 ons hadden vastgemaakt, ter
wijl ik tezelfder tijd „bakshees" (fooien) be
loofde aan allen die boven kwamen. De
fooien hielpen beter dan het touw en spoe
diger dan wij verwacht hadden, was een der
langstaarten op weg naar boven, omhoog
getrokken en opgeduwd door twee-collega
langstaarten, die hun bagage ter zijde had
den gelegd. Er volgde nog een tweede en
ten slotte een derde beladen koelie, zoodat na
meer dan een uur een vijftal dragers boven
waren. Toen echter gebeurde het eerste In
cident, want plotseling zagen wij hoe be
neden een der koelies uitgleed en omlaag
schoqt langs de steile rotshelling; een alge
meen gegil klonk op, maar wonder boven
wonder werd hij gegrepen door de andere
dragers die lager stonden en de verongelukte
kwam er af met eenige schrammen.
Het incident gebeurde Juist toen ik met
groote moeite en met groote voorzichtigheid,
langs de slechte, losse rotsen een dertigtal
meters omhoog was geklauterd om op ver
zoek van Franz te zien of verder gaan al dan
niet mogelijk was. Juist toen lk na het bo
vengenoemde incident wilde verder klim
men hoorde ik de stem van mijn gids:
„Herr, komt u eens naar beneden, want
een der dragers ls niet goed". Ik keerde
om en klom zoo behoedzaam mogelijk langs
de uiterst stelle rotsen omlaag, maar op een
gegeven oogenbllk raakte, volkomen bulten
mijn schuld, een steen los. Deze viel om
laag, sloeg tegen den wand, verschillende
steenen meesleurend die fluitend door de
lucht vlogen. De dragers die ,iog beneden
stonden trachtten zich te redden tegen en
het ge
luk met ons, want de steenregen raakte niet
onder de rotsen. Maar wederom was
één persoon. Alleen het pak waar een van
'U in
1^1 lakt
dan een vuist, maar bijkwam met zoö'n ver-
onze tenteri in zat en dat op de rotsen lag,
werd geraakt door een steen niet grooter
flftn 'Afin viilai mam* lift Irwnm «nn'n vat*.
vaarlijke kracht, dat het zware pak uit de
rotsen werd geworpen en het volgende
oogenbllk zag ik de tent met wilde sprongen
omlaag vliegen in steeds razender snelheid
omwentelend; achtereenvolgens vlogen de
stokken er uit; toen werd het pak kleiner
tot het eindelijk in een wolk van sneeuw uit
liet gezicht verdween.
In dien tusschentijd was ik het groepje
genaderd, dat gevormd was door Franz en
iie koelies. Ik had 'eerst niet kunnen zien
wat er aan de liand was, maar nu zag lk
een soort worsteling, een nikken en duwen;
ik hoorde een stean, die in niet te stuiten
snelheid onverstaanbare woorden sprak, lk
hoorde de andere dragers schreeuwen en ein
delijk zag lk op deze smalle, Btelle graat,
vlak boven de ysbelllng tot mijn schrik.
hoe een der koelies door een vlaag van waan
zin was aangegrepen en met moeite werd
vastgehouden door Franz en de anderen, die
zich bovendien staande' moesten houden in
de rotsen. Onze-koelie, de „ijsbeer", een van
de weinigen, die ons met trouw heeft ge
diend, sprak den waanzinnige toe, die in
dolle vaart doorratelde, gilde en rukte. Maar
haven en de Indijking <van het Koegras de
grond tusschen de haven en den ouden Hel
der zeer veel verbeterd. Werd- er vroeger bij
ieder hoog getij een deel van door prater
bedekt, thans, nu dat sedert jaren niet meer
gebeurde, iwtm het terreitn opgedroogd en
sdïler overal begaanbaar.
Voor onzen tocht naar de haven en hét
Etablissement Willemsoord, willen wij- au
geen gebruik maken van den izeedijk miaar
van den weg, die Inmiddels onder dijk is
tot stand gekomen, 't Gaat wel niet gemakke
lijk door Eet rulle zand of hier en daar door
slijk; maar door er langs te gaan, willen wij
voor 't minst bet bewijs leveren dat die weg
begaan kan worden.
Daar komen wij aan de plaats waar 'l Rijks
werf is gevestigd. Zie niu toch eens, niet al
leen aan de Noord- milaar ook aan de West
zijde wan dé berasterling van deze stichting
is men druk bezig met het boutwen van woon
huizen.
Enten wij dé Noordzij, thans Hoofdgracht
geheeten, volgen om ons naar den haven-
dijk te begeven. Hller en daar zien wij nog
onbebouwd terrein, maar de grond is schier
overal vol 't Zijn meestal winkelhuizen die
het dichtst- bij de haven staan. Vreemdelin
gen zoowel al» vroegere bewoners van den
ouden Helder gaan zich daar vestigen, zij
denken aan de spreuk: „Als het getij ver
loopt verzet men de bakens". Zij morren en
klagen niet, zooals andere oude HeLderschen
dat wel doen< maar zij handelen en dat is
betel. Zij kunnen hier dn eenige jaren for
tuin maken, want er gaat verbazend veel
om.
Voor de vele logementen aan den Helder,
zooals de „Roode Leeuw", ,,'t Rondeel", ,,'t
Wapen van den Helder", ,,'t V^apen van Am
sterdam". „'t Wapen van Haarlem", enz., is
de vestiging van Willemsoord en de Nieuwe
verbindlpg met Amsterdam langs het Noord-
Hollandsen kanaal een geduchte slag. Gelijk"
wjj weten kwamen vroeger al de vreemde
lingen het eenst in den ouden Helder aan.
Nu, werd dit anders; langs het kanaal liep
ook een weg, waardoor men de keuze had te
water of te land naar onze woonplaat» te
toen bemerkte ik tot mijn groote ontsteltenis,
hoe „ijsbeer' plotseling óók begon te
schreeuwen. Hij sloeg met zijn vuist den
waanzinnige op 't hoofd, spoog herhaalde ma
len in zijn gezicht, begon te trillen over zijn
geheele lichaam en.... „ijsbeer^' scheen op
onverklaarbare wijze eveneens ten prooi aan
een aanval van waanzin.
De toestand was hoogst kritiek, want het
uitglijden van één voet beteekende een ca-
tastrophe, het verongeluken van een of meer
van de koelies. Frans bleef bewonderens
waardig. kalm, maar trad krachtig op, trou
wens hier waa geen zacht optreden meer mo
gelijk bij een worsteling met krankzinni
gen in de angstwekkend steile helling van
den grooten berg. Eindelijk verminderde de
aanval bij beide mannen; hun krachten
raakten uitgeput en langzaam werd hun toe
stand wederom vrij normaal.
„Maar nu omlaag, Herr, want één stap om
hoog beteekent een ongeluk".... Franz
had gelijk en de afdaling begon. Wjj had
den een hoogte bereikt van ongeveer 6000
meter.
Met een auto door de Sahara.
Vier Franschen: een ingenieur, een ontdek-
kingsreizigef, een luitenant en een geograaf
zullen probeeren de Sahara door te rijden
met een auto. Ze zullen vertrekken van
Toeggoert (departement van Constantine) en
zich begeven naar Toemboektoe (Oost Soe
dan) en dus dwars door de woestijn een af
stand van 8000 K.M. afleggen. De woestijn!
Retooverend woord, dat de verbeelding der
mensohen prikkelt van bun jeugd af aan. De
enorme zandzee, de heldere hemel, de kara
vanen, de luchtspiegelingen en sedert de ver
schijning van een veelgelezen roman, de hog-
gars, iedereen kent ze! Prachtige tooneelen,
maar men kan *e niet, zonder aan gevaren
te zijn blootgesteld, waarnemen. Een gloei
end heete zon en af en toe ijskoude nachten,
op één dag een verschil in temperatur van
40 graden; dan aanvallen van rooverbenden,
die de Sahara doortrekken en dan bovenal
tenslotte nog het watergebrek. In sommige
deelen der Sahara, o.a. bij Tannezroeft, heeft
men ln een gebied met een straal van 500
K.M. geen enkelen put.
De leden der missie kennen al deze geva
ren. Zij zullen zich er qchter niet door laten
weerhouden.
Wat ls dan wel het doel van dezen lang-
durigen, gevaarvollen tocht? zal men vra
gen. De directeur van de Cltroën-autofabrie-
ken, Haardt, een der leiders van de expedi
tie, heeft aan een vertegenwoordiger van de
Petlt Parisien dienaangaande het volgende
medegedeeld:
Wij willen de mogelijkheid aantoonen van
het tot stand brengen van een snelle verbin
ding dwars door de Sahara, het geen van
groot belang is ook voor de koloniale poli
tiek, zoowel op eoonomisch als op militair
gebied. Er bestaan Inderdaad ontwórpen van
spoorwegen. Dat zijn karweitjes, welker uit
voering 0 12 jaar zou vergen.
De voorbereidende werkzaamheden zouden
bovendien buitengewoon moeilijk zijn en
alleen de automobiel kan deze enorme taak
vergemakkelijken.
Omtrent den te volgen weg deelde Haardt
mede, dat hy zelf niet nauwkeurig wist op
te geven, hoe die zou zijn. Verschillende dee
len der Sahara zijn nagenoeg niet bekend
en soms zullen de koene automobilisten dui
zenden kilometers moeten afleggen, uitslui
tend op ooinpas rijdende. De voornaamste
halteplaatsen heeft men zich echter als volg
gedacht. Het punt van vertrek is Toeggoert
Daarheen begeeft men zich per trein.
Toeggoert, dat de Arabieren het hart der
woestgii noemen, is een oase, waar meer dan
170.000 palmboonien staan. Het ls een markt
plaats, welke zeer druk wordt bezocht yloor
tie nomaden van de Sahara en door de Oeled
Nails, bekoorlijke danseressen. Van Teeg
goert gaat de tocht naar Oeargla. De 200
K M. lange weg loopt dwars door een elnde-
looze zandvlakte, waar men slechts hier en
daar begroeide plaatsen vindt, welke het ech
ter mogelijk maken, de kameelen te doen
grazen. Ook zijn er vrij veel putten, hetgeen
voor een eventueelen spoorweg van geen ge
ringe beteekenis is. De automobilisten hopen
drie dezer putten te gebruiken.
De eerste stopplaats, Oeargla, ls zeer schil
deraohtig. Er zijn daar mooie oude moskeeën
met slanke ininaretH. Van Oeargla gaat de
reis naar Inifel. Daar vindt men als blijvende
bevolking drie Fransclie radio-telegrafisten
reiizen. De oude moelelijke weg over het
Koegras of den Zanddijk naar Helder ver-
Won» niemand meer en alzoo lag het oude.
het westelijk deel der gemeente, ook sterk
geïsoleerd van het nieuwe gedeelte.
Doch vervolgen wij onizen weg naar den
havendijk. Wat aanschouwen nu onize oogen?
Een groot schip wordt door eene stoomboot
ulit het Nieuwe Diep naar de reede gesleept
Dat mag waarlijk vooruitgang heeten. Ja
die valt hier in alle diingen optemerken.
Men had de ondervinding opgedaan,, dat
schepen, bij eene gunstige gelegenheid om
ulttezellen, soms het Nieuwe Diep niet kon
den verlaten. Dat was lastig en nadeelig
voor de reederij m. Daardoor kwam men op
het denkbeeld daartoe eene kracht aantewen
den, die men ten allen tijde zijner beschik
kling had.
Op 1 Juni van het jaar 1820 lis de stoom
boot „Noord-Holland", voor rekening der
Provincie in dienst gesteld. Het ls een schip
00 paardenkracht en wordt gevoerd door
kapitein J. P. Duinker. *t ls een lief ge
zicht en 't wekt bij menigeen verwondering
dat zulk een klein bootje, een groot gevaarte
als het achter zich heeft, zoo gemakkelijk
voortsleept.
Wij zetten onze wandeling voort, richting
nemende langs den havendijk naar den kant
van het nu ontruimde „Nieuwe Werk". Wij
zullen echter zoo ver nliet gaan, want, waar
het bassin aan het einde van heit Noord-Hol
landse!) kanaal, of wilt ge liever, de binnen
haven begint, ziullen wij ons met eene boot
Laten overzetten, om ook daar het terrein
eens optenemen. - - Zoo, nu zijn wij langs
den dijk zoo ver gevorderd dat wij het Eta
blissement Willemsoord, dat wjj aan onze
rechterzijde hadden, gepasseerd zijn. In
plaats van recht uit naar de slm/is, die het
Nieuwe Diep met het N.-H. kanaal in ge
meenschap brengt, te gaan, slaan wij rechts
af langs het déél van 's Rijks werf, dat dient
tot bergplaats van ankers, eniz., daarom' het
ankennark geheeten en komen dan aan den
oost "lijken oever der binnenhaven.
en vier inlanders. Om hier te komen, moest
een afstand van 350 K.M. door het woestijn
gebied worden afgelegd.
Onderweg passeert men de Gara Kima,
een tafelberg, welke in voorhistorische tijden
bewoond moet zijn geweest, want men heeft
er verschillende voorwerpen uit het steenen
tijdperk aangetroffen. Thans is men in die
buurt tamelijk veilig. Voor de Fransche be
zetting was dat anders en in 1876 zijn er daar
nog twee blanke missionnarissen vermoord.
Van Inifel gaat de reis naar de In Salah
en dan eerst beginnen de eigenlijke moeilijk
heden. Het landschap is echter de reis ten
volle waard. In de eerste plaats heeft men er
de onmetelijke gouden zandvlakte, dan het
plateau van Tademail met zijn zwarte glim
mende rotsen. Een weinig meer Zuidelijk ligt
Aïn Guettara. Daar werd in 1918 een heele
karavaan afgemaakt.' Dat is het land der
luchtspiegelingen. Voordat men hier aan
komt, moet men rijden over een bijzonder
week zand.
Zijrï we er eenmaal, aldus Haardt, dan
zijn we zoo wat op de helft van onze reis. In
Salah is bewoond door Arabieren en een
aantal Toearegs en Haratins. Ze leven in
kleine huisjes, gemaakt van in de zon ge
droogde steenen. Als hoofdstad van Tidi-
kelt, was deze plaats geruimen tijd hel cen
trale punt van den tegenstand tegen de
Fransche bezeHing der Sahara. Thans is 't
ook in deze streek vrij rustig.
Van in Salah gaan we naar Hoggar, het
vaderland van Antinen. Daar leeft de voor
name stam der Toearegs, de menschen zon
der geschiedenis. De vrouwen dragen daar
niet, zooals overal elders, een sluier. De
mannen daarentegen zijn er wel gesluierd
en dragen de litham, een zwarten sluier,
welke hun gelaat bedekt en welken ze nooit
af leggen. Vaak spelen ze op de amzad, een
soort van éénsnarige viool. Een vrouw leidt
(jeze muziekuitvoeringen. Men noemt deze
muzikale avondjes Achals en ze doen den
ken aan de minnezangavonden ln de Middel
eeuwen. Het bergland van Hoggar heeft
toppen van 8000 M. hoogte. Ten zuid-westen
van Tamanrassel strekt zich 't onbekende
gebied, het uitgestrekte Tanezroeft, land van
don dorst, uit. Vijf honderd kilometer moe
ten worden afgelegd zonder een enkele bron
tegen te komen. Ook ziet men er niemand.
Vroeger doorkruisten de groote karavanen
dit deel van de Sahara, maar tegenwoordig
ziet men ze niet meer. Naar den Niger gaan
de kan men wel eens minder aangename
ontmoetingen hebben, daar leven zeer roof
zieke stammen. Van Tanezroeft gaat men
naar Tin Zaoeaten.
Dan buigt men in Zuid-Westelijke rich
ting af, om de bergen van Adrar Horas te
vermijden, Tot Boerem krijgt men een heel
onbekend stuk en dan gnat men, den Ni
ger volgende, naar Toemboekte, waar de
reis eindigt.
De auto's waarmede de tocht wordt, ge
maakt, ziln wit geschilderd en twee er van
zHu voorzien van een machinegeweer. De
ohnssls en de motoren zijn als die van de
ewone Oltroën-wagens van 10 P.K. De wie-
en ziln omgeven aoor rupsbanden, welke
hpt mogelijk maken, over het zand te rijden,
zonder er te die- 'n weg te zakken. Voor
raad benzine, levensmiddelen enz., wordt
met de auto's meegenomen. Men hoopt 5
December a.s. van Parijs te vertrekken, om
dan tusschen 10 en 16 December Toeggoert
te verlaten. 10 Januhrl zal men, als alles
goed gaat te Toemboektoe aankomen.
De roode neus.
Grtinbaum deelt ln de Wiener Medizlni-
sohe Woohenschrlft (18 November 1922)
eenige bijzonderheden mede over de oorza
ken en de behandeling van de ziekelijke ver
anderingen die in de huid van den neusrug
kunnen optMdM en dan tot het ontstaan van
een rooden neus kunnen aanleiding geven.
Tal van oorzakelijke factoren kunnen daar
bij een rol spelen, zoowel van meer alge-
meenen aard (speciaal geregeld© stoel ver
stop ping en chronisch alcoholisme) als van
meer plaatselljken aard (ontstekingen van
neus-slijmvlles en van de met slijmvlies be-
kleede holten naast den neus). Een bijzonder
belangrijke rol spelen atmospherische in
vloedende neus is evenals de ooren in bij
zondere mat© aan koud© en hitte, regen en
wind blootgesteld en vooral bij mensohen
met niet zeer krachtlgen bloedsomloop en
niet zeer elastlsehen vaatwand treden dan
vaak veranderingen op.
Zoo ziet men dan ook vele roode neuzen
bij koetsiers, straatvegers, en ook bij politie
Ie
Heer Korff van den Helder veel vroeger
eene scheepshelling aanlegde, waarover wij
reeds eerder spraken.
Gp den westelijken oever van de binnen
haven ziet het er niet heel gezellig uit Daar
staan nog maar weinige gebouwen, maar v$m
hier, waar wij de zuidzijde van de beraste-
rtng der werf kunnen overzien, ontdekken
wij, dat ook daar reeds woonhuizen in aan
bouw zijn. Als dat zoo voort gaat zal het ge
heele terrein ten Noorden, Westen en Zui
den. van Willemsoord weldra door woon- en
winkelhuiilzen ingesloten zijn.
Hemel, wat gebeurt daar toch? Zie eens,
iip eenigen afstand van de binnenhaven ls
men aan het graven en kruien van species
die meh haalt uit den grond, paralel loopen-
de met de binnenhaven. Als wij ons niet
vergissen dan maakt men een nleiuW kanaal
dat met het Noord-Hollandsche in verbin
ding staat. Mét welk doel wordt deze vaart
gegraven? Ik zal het u ineêdeelon.
Boven verhaalden wjj reeds, dat men aan
den ouden Helder inzag, dat eene slechte ge
meenschap tusschen het oude en nieuwe doel
der gemeente, nüet dan nadeelig voor helt
eerstgenoemde zou kunnen werken. Men is
dus bedacht geweest om die gemeenschap te
verbéteren en daartoe moet het Heldersche
kanaal, - dat is de naam, dienen. In de
jaren 182» ismen aan dat werk begonnen en
ln 1K80 was het voltooid.
Sedert dien tijd was het westelijk deel der
gemeente door een waterweg verhonden met
de- binnenhave»), niet het Nieuwe Diep en
door het Noord -Ho] landsche Kanaal met de
steden daaraan gelegen, zoomede met Am
sterdam. D© specie uit dit kanaal, kwam aN
weer te stade om het terrein in zijne nabij
heid te verhoogen en tot het bouwen van
woonhuizen geschikt te maken. Laten wy
het werk «en» opnemen. Zoo we reeds op
merk ten, loopt de nieuwe vaart eerst pa
rallel met de binnenhaven, dan vervolgt zij
hare richting bftpn evenwijdig met de zuid-
zyde van Wfileuword, daarna loopt ze weer
parallei met de berastering ten westen van
het Etablissement, waarna zij de richting
aanneemt naar den ouden Helder, waar het
agenten en sportmenschen, die veel bulten
zijn (bij de perste twee groepen speelt vaak
de alcohol de voornaamste rol). Bij vrouwen:
komt als zeer bijzondere oorzakelijke factor
het dragen van een voile in den winter. De
kans op 'bevriezen van den neuspunt wordt
door de voile niet verminderd, maar neemt
toe, omdat de vochtige uitademingsluchl de
voile vochtig maakt en de vochtige voile dan
onmiddellijk bevriest Zyn de mazen van de
voile wijd en steekt de neus er door, dan
snoert de voile als het waren de neuspunt
af (belemmering van de bloedcirculatie.)
Wat de behandeling betreft pleit de veel
heid der aanbevolen middelen voor de twij
felachtige waarde dier middelen.
Grünbaum noemt achtereenvolgens ichthyol,
resocine- en chloorkalkpraeparaten, benzine,
galvanisatie en diathermine. Vooral met deze
laatste methode had Grünbaum bijzonder
veel succes. Hij gebruikt een bijzonder kleine
looden electrode op den neus en een bijzon
der groote op den rug van den patiënt, bo
vendien een stroomsterkte van 600 tot 900
milliampère.
Een helderziende Amerlkaansche.
Een Amerikaansche dame, die haar ge
heele leven in Indië heeft doorgebracht,
heeft een merkwaardige voorspelling ge
daan ten aanzien van dit werelddeel. Vol
gens haar zeggen zal een oorlog uitbreken
tusschen Oost en West, waarbij ten slotte
Oost de overwinning zal behalen. Vervol
gens zal een aardbeving het grootste deel
van Europa verwoesten en alleen zekere
deelen van Frankryk en Rusland zullen
behouden biyven.
Miss Forbes, zoo heet deze helderziende
dame, woont op het oogenblik te Parijs. In
1912 wekte zij aldus de „Chicago Tri
bune" in Indië groot opzien door haar
voorspelling van een grooten oorlog.
Haar eerste voorspelling verscheen ln
1912 ln de „Indian Spectator", welk blad la
ter wegens zijn agitatie tegen de Britsche
regeering werd verboden.
Naar zy verklaart kreeg zij in November
J.1. een nieuwe boodschap. Zy was toen juist
te Parijs aangekomen. Volgens haar visie
zal deze tyd na den oorlog worden gevolgd
door een nieuwen grooten oorlog tusschen
de Oostersche en Westersche volken. Een
speciale aanduiding nopens dezen ietwat
vagen term heeft zij niet ontvangen doch,
afgaande op hetgeen zij uit de bladen heeft
vernomen, meent zij, dat hiermede een strijd
tusschen den Islam en het Britsche keizer
rijk 1b bedoeld. Volgens haar voorspelling
zullen de Oostersche volken echter de over
winning behalen. Deze nieuwe oorlog, die
spoedig, wellicht reeds over twee jaar, zal
uitbreken, zal worden onderbroken door een
of meer groote aardbevingen, waardoor het
grootste deel van Europa wordt verwoest,
behalve bovengenoemde gedeelten. De zee
zal het lartd overstroomen en slechts en
kele plekken zullen als eilanden boven wa
ter uitsteken. Door dezelfde rtardbevlng zal
een nteuw vasteland ln de Stille Zuidzee
naar boven komen. (Tel.)
Een hoofd der politie gedegradeerd.
Te Ganterbury is de „head constable", het
hoofd der politie, gedegradeerd tot „sergeant"
(gelijkstaande met brigadier ten onzent) we
gens het aannemen van „gunsten". Zesdui
zend Inwoners der stad hebben by den ge
meenteraad van Oanterbury hiertegen ge
protesteerd, omdat zy de straf te streng ach
ten. By de behandeling van het adres in de
betrokken commissie uit den raad yerd me
degedeeld, dat de gestrafte een gebroken man
was en werd bepleit, dat men hem gelegen
heid zou geven wegens ziekte zyn ontslag te
nemen. Het bleek voorts, dat hy zich had
schuldig gemaakt aan afpersing, het aanne
men vanv giften en ongehoorzaamheid aan
zyn voorschriften.
Intusschen 'schijnt er toch over gedacht te
worden hem in de gelegenheid te stellen met
pensioen te gaan.
In 1048 heeft Nioolaas Benschoten, juwe
lier te Amsterdam, den vingerhoed uitge
vonden, omdat hy een tikje verliefd was op
de slanke vingertjes'van mejuffer Van Ren-
selaere. „Mejofvrouwe, schreef hy, ziehier
een gouden hoedeken voor Uwe zoo schoo-
ne en nyvere virigerskens," De jonkvrouwe
Van Renaelaere was er hoogeljik mede ver
eerd en huwde een anderen man.
einde Is.
Wat een aantal poldergasten is hier aan
't werk. Vele huisgezinnen wonen, zooals
vroeger, in hunne «chiuiten, imaar de meeste
hebben hunne woning gebouwd op het ter
rein waar het werkvolk, dat de binnenhaven
en het deel van het Noord-Hollandsohe ka
naal aan 't Nieuwe Diep grenzende hielp
graven, izjjne hutten opsloeg. Verscheidene
arbeiders uit dien tyd <zyn daar blijven wo
nen, zoodat daar eene geheele volkplanting
is ontstaan. Meii geeft aan die verzameling
van vreemdsoortige woningen den naam van
,,Stroo-dorp en die naam is 'zeer juist.
Knii), wy zullen deze stichting eens van na-
derby ln ©ogenschouw nemen.
I>e eerste oogopslag doet ons zien, dat de
poldergast In één opizlcht ryk is en wel in
kroost, want op den grond waar de wonin
gen staan, wemelt het van kinderen van'bei
derlei kunne, die langs den weg liggen, rol
len, kruipen, loopen en stoeien. Zij moeten,
als het weêr wat redelijk, i®, bulten vertoe
ven, want binnen is weinig ruimte. Zie toch
C'ens, wat zonderlinge hiutten! Deze is van
zoden unet een rieten dak, ginds is er een,,
die geheel uit riet en stroo bestaat. Hier
staat een iwoning, die het midden houdt tus
schen flohuit en huls. Eerst was ze werkelijk
een open modderschuit, maar toen ze oud
en lek werd, heeft mien ze op den wal ge
haald en van een dak voorzien met raampjes
er in. 't Gehee] is nu waariyk een palcis
orsier de woningen van ,,'t Siroodonp".
1'Ven verder op staan nog eenige hutten»
die gedeelteiyk van planken zyn samenge
steld. Dat Is eene weelde, die zich niet vele
van de werklieden veroorloofd hebben.
Lte wandeling van den ouden Helder naar
en langs het nieuwe deel der gemeente,
heeft ons weder veel te aanschouwen gege
ven. Het bestuur draagt ook behoorlijk zorg
voor d« nieuwe bewoners. 'Dat blijkt genoeg
zaam uit de school, die voor de jeugd aan de
Noordizyde der berastering in1829 is ge-
(>ouwd en dat men het ndet bekrompen deed,
blijkt uit de som, die men er voor besteedde,'
nameiyk 8400.
i