VOORHEEN GENAAMD ,,'T VLIEGEND BLAADJE" NIEUWSBLAD VOOR HELDER, KOEGRAS, TEXEL, WIERINGEN EN ANNA PAULOWNA NA 50 JAREN. REDACTEUR-UITGEVER: C. DE BOER Jr. TE HELDER C. DE BOER JR. VERSCHIJNT DINSDAGS, DONDERDAGS EN ZATERDAGS 11 JANUARI 1873—1923. Bij een jubileum. „Na 50 jaar". HELDERSCHE COURANT die in October 1871 de grondslag legde voor het tegenwoordig bedrijf, "j" 3 October 1909. „Sinds het oogenblik dat, den 11 den Ja- „nuari ±673, liet eerste nununer van liet „Vliegend nlaadje" verscheen, in zeer ue- „scneiuen aiineungen (ongeveer zoo groot „ais thans een opgevouwen exemplaar van „ons oiaa is), is ons biaa steeas gegroeid, „en ui aoonneiiientental, en wat net aantal „anvertentien Detrelt, en het is tnans, in uen „volsten zni des wooras, het meest gelezen „en verspreiae uiaü in Melder, vip veertig- jarigen leenyu voeit ue mensen zien ouu „woruen; ue eerste rimpels Komen op net „gelaat, ae grijze naren vermeeruereu „scnriKoarend, ue elegantie der jeugd heen „praats gemaaKt voor ae siyiüeiu aer oewe- „gmgen, uie een naaerena emoonpoint Ken- „meiKen. Maar, üe geest is irisch geoie- „ven, ue levenservaringen neDDen ae ïaeeen grijper en aieper, ae wereldbescüouwingen „pmlusoiiscner en gedegener gemaakt, ue „wilae naren zijn er uit." Zoo senreven wy voor tien jaar, toen ons blaa zyn ibsten jaaraag inging, ue tya, de rusteiooze, heelt tien malen ae aarde rond gewentela, en zie: wy staan opnieuw, snel ler aan wy aachten, voor een herdenkings- aag. Met kleine, onaanzienlijKe vhegena iiiaadje van weleer is ae gouaen bruia ge- woraoü, want j.1. Monderaag was het op aen aag ai oO jaar geleden, dat net eerste Dlaad- je verscdeen. Vyitig jaar is een lange tijd, zells voor een uiaa. Er zyn er, die veel en veel ouder woruen, maar een menigte andere bereiken in ons dierbaar vaderland ternauwernood vijftig maanden, vijftig dagen vaak. En daarom is het alleszins begrijpelijk, dat wy op dezen dag even wensclien stil te staan, en een blik achterwaarts te werpen naar de afgelegde levensbaan. Maar aan den ande ren kant overwogen wij of op een dag als deze der redactie niet veeleer bescheiden heid past. De gouden bruid moge dan al, getooid met frissche bloemen, en gezeteld in een keurig-versierden stoel, heel den dag met lieve lachjes en handdrukjes, recipee- ren, ze heeft eigenlijk op haar gouden bruiloft een bitter beetje in te brengen. Zij leeft niet dien dag, zn wordt geleefd. Natuurlijk gaat de vergelijking voor een krant niet op. Een krant is een publiek or gaan, en als zoodani'- uit het zich. Het is haar taak tot het publiek te spreken, ook op de dagen, dat zij feestviert. Ja zelfs op zulke dagen in meerdere mate nog, omdat het feest der krant in zekeren zin ook het feest is van haar lezers. Krant en lezers zyn immers één, en gedeelde vreugd is dubbele vreugd. Zoo is dus de Heldersche Courant, tot feestvarken gepromoveerd, opgestaan uit haar versierden stoel, en van haar verheven tribune af wil zij ook op dezen dag, tot haar publiek gaan spreken. Maar haar taak van i'eestredeiiaarster wordt aanstonds door het publiek zelve met enthousiasme overgeno men. Want ziet: van alle kant komen ze aan dragen, de lezers, met tuiltjes geestelijke bloemen. Roode en witte rozen worden ons overhandigd, heerlijke bloeme-aromen ver spreiden zich in ons redactiebureau. Exo tische planten worden aangedragen, wonde re, slechts éénmaal bloeiende, zeldzame cac tussen, die een fijnen, doordringenden geur verspreiden, het rijst en rijst, het stapelt zich op, het wordt een lawine van geestelijke bloemen, die ons overweldigt en ontroert. En die wij, in het voor deze gelegenheid ver sierde krantenvaasje, op onze beurt den le zer vóórzetten. Onder zulke omstandigheden is de taak der redactie al zeer gemakkelijk. Zij be hoeft niet angstvallig te wikken en te wegen, schaar noch lijmpot heeft zij heden van noode om uit den intellectueelen en politie- ken lusthof den honig te puren, dien zij an ders haren lezers, als gecondenseerde melk of haematogeen voorzet. Integendeel: de vroolijke figuur uit den Faust-proloog treedt naar voren, en zegt tot haar: Grijp maar, en waar je pakt is het interessant! „Voor de vele bewijzen van hartelijke be langstelling bij ons 50-jarig jubilé onder vonden", zoo luidt immers de geijkte term? „betuigen redactie en uitgevers haar wel- gemeenden dank." Hier zou gevoeglijk een punt kunnen staan; wij zouden onze vulpen kunnen op bergen en wellicht kunnen gaan wandelen. Maar.dat zou toch op een dag als van daag niet in den haak zijn. Noblesse oblige, en als de „Koningin der aarde" legt haar koningschap der pers juist vandaag plichten óp. Maar er is ons, in al die hartelijke uitin gen van sympathie, die wij hieronder af drukken, al zóóveel gras voor de voeten weg- gemaeid, dat er, om te grasduinen, voor ons om zoo te zeggen slechts een kale vlakte is overgebleven. En op die kale vlakte, die voor onze voeten ligt, zien wy het eerste vliegende blaadje, dat daar komt aanvliegen, op den llden Januari 1873. „Alweêr een nieuw krantje!" zeggen de uitgevers in hun woord ter inleiding. Inderdaad, en het „nieuwe krantje" is geworden een krant, een orgaan, een blad, van grooten omvang, en van omvangrijken 'inhoud. En van plaatse lijke beteekenis. Het nieuwe blaadje werd een vriend, de vriend van menigeen, van iedereen schier, die relaties had in Helder en als Heldersche, daarbuiten. En het hoopt nog lang een goed vriend te kunnen blijven. Een van onze collaborateurs in dit num mer heeft uitgemeten hoe groot precies dat eerste „nieuwe blaadje" was: 23 X 28 cM. „Kom daar nou 'reis om!" En dat er aan de samenstelling van het tegenwoordige drie dubbele, driemaal 's weeks verschijnende blad heel wat meer vastzit dan in den goe den ouden tijd van 50 jaar terug, behoeven wij niet te zeggen. Trouwens, het formaat 23 X 28 van no. 1 was al dadelijk veel te klein. Want toen het wichtje eene week oud was, moest het al een ruimer pakje hebben, en later weer en weer en weer.Al heel spoedig (April 1873) kwam het tweemaal 's weeks, en, al werd de dag van verschijnen (Woensdag en Zaterdag) een jaar later ver anderd in Dinsdag en Vrijdag, gedurende eene gansche reeks van jaren is het twee maal 's weeks blijven verschijnen. Wel moest herhaaldelijk het formaat worden vergroot, maar in de dagen der uitgave kwam <?eene verandering. De oplage was in 1874 al geste gen tot 4000. Wat bij het „Vliegend Blaadje" een eigenaardigheid was, die weinig andere kranten hebben, was de losse-nummer-ver- koop. Een dergelijk systeem van omzet is in ons land, althans bij provinciale bladen, niet bekend. Die losse-nummer-verkoop is vooral in de oorlogsjaren tot een groote hoogte ge stegen. Jarenlang was in de Spoorstraat de stadsexpeditie, en grootendeels ook de ad ministratie, gevestigd in een klein vertrekje naast den winkel van Jac. Bakker Dz. Toen dit alles naar de Koningstraat verhuisde, en een en ander daardoor meer geconcentreerd werd, kon ook dit werk beter verdeeld wor den. In de oorlogsjaren begon de stormloop voor losse nummers, het aantal depóts in de stad breidde zich gestadig uit, en deze losse verkoop bedraagt thans een zeer aanzienlijk deel van de oplaag. Het spreekt vanzelf, dat met den uiter- lijken groei ook de innerlijke gelijken tred moest houden. Hierover uit te weiden is niet onze taak, en in de bijdragen, die wij van verschillende zijde ontvingen, wordt hierover reeds een- en andermaal gesproken. Wij wil len er alleen op wijzen, dat het steeds ons streven is geweest een zoo ruim mogelijke opvatting te huldigen van wat een krant moet zijn. Nimmer vond iemand, die zakelijke kwesties van algemeen belang te bespreken had, bij ons een bordje met „niet thuis" of „verhinderd te ontvangen"; steeds daaren tegen werd al wat een louter persoonlijk cachet droeg, zooveel mogelijk geweerd. Een latsig ding voor een blad als het onze is de „handhaving der neutraliteit"; eene re dactie moet zich daarbij steeds op een ruim en objectief standpunt plaatsen, en daar een redacteur tenslotte óók maar een mensen is, valt dat lang niet altijd mee. Als „Vliegend Blaadje" is onze krant ge groeid en, toen deze naam, in den aanvang van ±9±4, plaatsmaakte voor uien van „Hei- uerseue oourani was nel reeas een oui- vangryK nieuvvsoiau geworaen. ne naam paste ten oenenmaie met meer uy net uner- tyK; inenianu oeier uan wy gevoeiuen aai. maar onuer uien naam was net oiau ueKenu en geneiu, en met eeiiige aarzeling weru Dy aigeuaiiKt en vervangen uoor uen ucteren. hui ue nieuwe „Meiüciscne c/ourant ueeu ai uaueiyK onuer ongunstige voor teeltenen naar exniue ril ue weretu, want Korten tya na naar veruoopmg en vergrooting oraK ue wereld oorlog uit. vv at een spainienue, angstige tyu waren uie eerste inaanaen, ook voor ons ütaui Auv er tenue-contracten weraen opge- zegu, ue Krant moest woruen ingeKroinpen, terwyi zy juist uitoreiumg noooig nau. loen Kwam ue ontzettenue auurte, ae geweiuige Stygiiig aer papierpryzen, ae immer voort- uuraiue onzeKerneiu uetreiienae uen econo- nuscnen en socialen toestana van ons lana. ±>y uozyneii ver uw enen ae Kleine piaatse- iyx.e maaujes, zy Konden onmogeiyK uen suyu om net bestaan voinouaen, genauai- capt aan alle Kamen. De verjongae „Melaer- scne courant" nieia stana. z,y pracm net nieuws van üe irouten, zy zorgde üat haar ooiuogsKaarten „oy" bleven, en steeas ver- urong zien voor naar uureaux een uiente menigte om ue telegrammen te lezen, om gauw een nummer te koopen. Aen, niet al zyn narigneden was het toen ooa wei een prettige tyai Er zat romantieK in de luent: Meiaer leeiae op, werd zien naar waaiuig- neiu ais oeiangryKe stad meei en meer De- wust, Meiaer groeide, en met haar groeide ook ue krant. UeiukKig, de oorlog ging len einde: de snelle wisseling van geoeurtenisseu vloeide in wat rustiger Deuuing, do emoties vervlaK- ten, ae üartstocüten ontspanden zich. Maar net werü voor een krant een slechte tyd. De oorlog had alles vernield, stoffelijk en geesteiyk, cultureel en moreel. Europa hijg- ue van uitputting, niets interesseerde naar meer. En ae eene conferentie volgde op üe anaere, ae ooriog van net zwaara wera ge- voiga üoor een ooriog van het woord, en ue „Helaersche Courant" kon niet wel an- aers üoen dan ook dezen geestelijken oor log volgen. Aan den ingang van haar eenenvijftigste jaar staat zij nu. Wat ook verwoest is en vernield, niet haar- inneriykt kracht. In tegendeel, naarmate onze stad groeit, groeit ook zy. Zy is geworden een micgreerend deel van ae bevolking, zij is eén en ondeelbaar met de inwoners. Ontneem ze de Held. Cou rant en gij ontneemt ze een deel van hun le ven. Het zou valsche nederigheid zyn dit on zerzijds niet te erkennen. Wij zijn er dank baar voor, dat het zoo is geworden. En wij wiiien hier de verzekering geven, dat het zoo moet blijven ook! Helüer is gegroeid, innerlijk en uiterlijk, haar plaatselijk blad groeide mee. Helder zal blijven groeien, üe symptomen er voor zijn aanwezig: haar orgaan zal zich weten aan te passen aan dien groei. De tijden van pessimisme, van gemis aan zelfvertrouwen zyn voorbij: Hel- uer weet wat het wil, het ziet nu den weg, dien het te gaan heeft. Het zal dien gaan, dapper en vertrouwend, met optimisme en kracht. Het zal in ons blad steeds een pu blieke tribune vinden, vandaar de uitingen van hetgeen er omgaat in den boezem der inwoners, naar buiten worden gedragen. Het zal in ons vinden een trouwe kameraad, mee levend met de bevolking, deelend in haar lief en leed; een zwakkere medestrijder willen wij ziin om de plaats groot te maken. De heer van Poelje zegt het in zijn belangrijk arti kel zoo juist welke taak de „kleine pers" heeft te vervullen. Wij willen die taak, voor zoover wij haar niet reeds vervullen, op ons nemen, wij willen als „Kleine pers" in de opvatting onzer taak groot worden. Als dan, over nogmaals vijftig jaren, het nageslacht onzen arbeid te beoordeelen krijgt, moge daar het woord klinken: Ziet, zij hebben niet vergeefsch gearbeid! si: tr. Het is een heel werk geweest dit feestnum mer buiten den heer de Boer om in elkaar te zetten. Allerlei trucs moesten worden toe gepast om dit klaar te stoomen. Want de heer de Boer waakt nog met Argus-oogen over zijn zaak en er is weinig, dat hem ontgaat. Wy gelooven er vrijwel in geslaagd te zijn, hem buiten dit „complot" te houden, zoodat de verrassing heden te grooter zal zijn. Redactie. Geachte Redactie, Ofschoon ik er niet aan twijfel, dat U op het gouden feest van de Heldersche Courant van de zijde der Marine vele blijken van be langstelling zult ontvangen, wil ik toch niet nalaten U ook persoonlijk met deze fees telijke gebeurtenis geluk te wenschen. Er zyn iin ons land niet veel nieuwsbladen, die met de Marine zóó hebben medegeleefd als uw blad; er gebeurde in de Marine niets van eenig belang of er kon van uw kant op warme belangstelling gerekend worden. Het marine-personeel vond in uw kolommen melding gemaakt van elke overplaatsing; het lot der Marine, haar lief en haar leed, zij werden door u gedeeld. Het voortbestaan der Nederlandsche Zee macht gaat U daaraan twijfel ik niet ook als goede vaderlanders ter liarte. De Marineorganisatie, het marineleven en' de kracht, die er' indirect van dat leven uitgaat, waren voor U niet als helaas voor zoo velen een gesloten boek. Gij verstond ,steeds en verstaat nog haar taal. Moge het U dan gegeven zijn Uw blad tot steeds grooter bloei te brengen en moge het daarbij gebeuren, dat gij nog menige kolom kunt vullen met voor de Marine prettig nieuws. Hoogachtend. Den Haag, Jan. '23. E. P. WESTERVELD Minister van Marine. Hoewel ik nu eenmaal voortkom uit een milieu, waarin welbespraaktheid zooal niet als een ondeugd dan toch als een hinderlijke deugd werd beschouwd en in de courant schrijven, bijzondere gevallen daargelaten, ge heel uit den booze werd geacht, meen ik my toch niet onbetuigd te mogen laten bij het 50-jarig jubileum van ons plaatselijk orgaan de „Heldersche Courant", nu daarvoor in een jubileum-nummer de gelegenheid wordt ge geven. Ik betuig dan ook bij deze gelegenheid mijne welgemeende sympathie aan de Re dactie, wie het dank zij hare energie, hare practische leiding en hare arbeidzaamheid gelukt is dit orgaan niet alleen tot een inte greerend deel van onze plaatselijke samen leving, doch ook tot een welgeslaagde onder neming te maken. Ik doe dit met te meer genoegen, waar dit orgaan door de Redactie altijd zooveel dit menschelykerwijze gesproken mogelijk is, neutraal werd geleid, zaken en toestanden daarin zoo objectief mogelijk werden be sproken. Hartelijk hoop ik dan ook, dat onze „Hel dersche Courant" nog vele jubilea moge be leven en zich daarbij steeds in de algemeene sympathie moge verheugen. De Burgemeester, W. HOUWING. Helder, 11 Jan. 1923. Gaarne brengt ook o.g., die vele gelukkige jaren met zijne familie in den Helder mocht doorbrengen, op dezen dag zyn hulde aan den heer de Beer, den uitgever van het .Vliegend Blaadje" en later de „Heldersche Courant", omdat alléén die bladen op de juiste wijze gaven, wat wy bewoners van Noord-Holland's Noordpunt aan nieuws spe ciaal noodig hadden. Maar behalve voor deze nieuwsbladen ben ik den Heer de Boer en zyn echtgenoote dank baar voor alles wat zy gedurende lange jaren en vooral in den mobilisatietijd deden in het belang van de marine en de gemeente, en ik maak van deze gelegenheid zeer gaarne gebruik om hem ook daarvoor openlijk mijn hulde te brengen, De gep. Vice-Admiraal W. Naudin ten Cate. Den Haag, Januari 1923. Indien één vijftigste-jaar herdenking de Koninklijke Marino raakt, is het die welke heden herdacht wordt in de Koningstraat Helder, waar de Redacteur en Uitgever ze telt van „d e" courant die in Oost en West, aan boord en aan wal steeds voldeed aan ,,'n lang gevoelde behoefte". Ik acht mij gelukkig, vernomen te hebben dat dit jubileum met de uitgave van een extra-nummer herdacht zal worden, ik voel mij vereerd met het verzoek een kleine bij drage daarvoor te willen zenden. En ik vol doe aan dat verzoek met heel mijn hart, voe lende dat ik naast eene persoonlijke even zeer een marine-uiting geef. Waarom voldeed gij „Heldersche Courant", oud-„Vliegend Blaadje", zoozeer en altijd aan ,,'n lang gevoelde behoefte", waarom werd gij in de mailzak met vreugde gezien, uit de brievenbus, ook buiten Helder, ja in alle werelddeelen, met blijdschap gehaald? Omdat uw Leider, die, zooals mijn erva ring leerde, zich niet de vraag stelde: wat is ons dienstig? maar waarvoor zijn wij dienstig?, wist welk een hechte banden in de Marine gelegd worden, welk een genoe gen er in schuilt zich in vervlogen tyd en terug te denken! Met die gedachten bezield, gaf hy in uwe kolommen beantwoording van vragen die bij elk marine-man, bij elkeen die aan de Marine vermaagschapt is, opkomen. Tot groot genoegen van allen, die in marine zaken waarachtig belang stellen, werden de vraagstukken, speciaal onze wereld rakende, daarin op bizonder verzorgde wijze behandeld. Gy Heldersche Courant waart voor ons de naë-buur die meer waard is dan de verre vriend! Ik wensch u hartelijk geluk en uwen Lei der toe dat hy uw diamanten feest beleve! B. SCHREUDERS. Kapitein ter zee. Ik had in myn vroegere dagen zoo wat aan journalistiek gedaan. Heel bescheiden, op kleine schaal. Maar ik voelde wel wat in die richting. 't Heugt me nog als de dag van gisteren hoe een der uitgevers van ,,'t Vliegend Blaadje", na het overlijden van den heer Gerrit Jansen, by me kwam en me vroeg of ik genegen zoude zyn de rubriek „Buitenland" te ver zorgen voor de krant en wel tweemaai per week in een overzicht. Ik voelde ine, eerlijk gezegd, wel een beetje gevleid door dat aanzoek: 'k nam het aan mitsik natuurlijk myn eigen inzicht in de zaken mocht geven. Iemand die schrijft moet een eigen inzicht hebben en dat legt men niet aan banden, zoo men hem althans niet vleugellam wil maken. En sedert schreef ik vele overzichten. Er kwam wel eens aanmerking, dat ik sommige zaken wellicht wat eenzijdig be schouwde Dat kan nu eenmaal niet anders. Maar over het algemeen ging het nog al. Met die aanmerkingen, bedoel ik. Och, ik heb zelf wel ook eens aanmerkingen gemaakt, laat ik het eerlijk zeggen. Als er iets in stond dat my niet beviel. En dat hielp ook wel. Gelukkig was 't zeer zelden noodig. Ik overzichte dus op myn manier. Tot 1914 kwam, de oorlog, en de gebeurte nissen elkander zoo snel opvolgden en zoo veelvuldig afwisselden, dat van „overzichten" geen sprake meer kon zijn. Uit was het toen. De tjjden zyn veranderd. Maar 'k heb, voor mijzelven, prettig gewerkt en ik mocht dankbaar zijn dat ik mijne ziens wijze mocht geven al was dat dan ook een doodgewone. De krant is sedert uitgebreid, grooter ge worden. Ze heet nu deftig: „Heldersche Courant". Ik kan me dat grooter worden best ver klaren. Ik ondervond, als lezer, dat de uitgever prys stelde op dezen arbeid en dien wist te waardeeren. Dat hij angstvallig poogde niemand in zijn overtuiging onaangenaam te zyn. Twee factoren die van belang zyn voor de „Heldersche Courant", in myn tyd „'t Vliegend Blad" geheeten. Ik moge den uitgever geluk wenschen by het jubileum van zijn krant, die zijn vader met zooveel liefde verzorgde, die ook li ij als plaatselijk blad wist te maken tot een huis vriend van zoovelen in Nieuwediep. Dat 's een zelfvoldoening, die hy verdiend heeft en die ik hem zoo gaarne gun. 't Loon van den arbeid is niet in de eerste plaats het geldelijk gewin, maar de zelfvol doening arbeid te hebben geleverd die gedijt. Also luydt de geluckwensch van een oudt- bekende. Ch. VAN DE BILT. Op een dag als vandaag gaan de gedachten onwillekeurig naar het verleden. Ik herinner mij nog goea den tijd, waarin de bureaux van het „V hegend Blaadje" gevestigd waren in den ouüerwetschen boekwinkel aan de Zuid straat, met zijn lagen zolder en breeden toon bank en vellicht uoor een enkele gaspit tegen den geheimzinnig donkeren achtergrond. Daar Devond zich, rechts van de straatdeur, een eenige kubieke meters groot vertrekje, het hemgdom van den reüacteur-uitgever, waar zwaar geredeneerd en zwaar gerookt werd en tusschen de opeenvolgende geboor ten van hoofd- en andere artikelen vooral veel geschaakt werd. Vaaer Berkhout was een hartstochtelijk schaker en het gebeurde menigmaal, dat men s avonds in den winkel komende, door de haifopenstaande deur van het bureau den reoactenr-en-cheï verdiept zag in een span nende partij, die hij met een zijner vrienden had opgezet en waaromheen, zooals bij een echte match, niet zelden een aantal toeschou wers zich in aüemlooze stilte verdrongen. Ik denk, dat deze passie voor het schaken van den stichter van het blad er niet weinig toe bijgedragen heeft, ja, misschien wel de grondoorzaak is geweest, dat ook in later jaren het „Vliegend Blaadje" in zijn kolom men altijd de meest mogelijke gastvrijheid heeft veneend aan alle berichten, die op het Heldersche schaakleven betrekking hadden. De geschiedenis onzer Schaakclub „Mor- phy" zou men met eenig zoeken geheel uit ue kortere of langere schaakberickten in de courant kunnen reconstrueeren. Van de op richting der club, nu ruim 20 jaar geleden, zal ongetwijfeld melding gemaakt zijn; maar dat weet ik niet zoo precies, want in dien tijd was het schaken voor mij nog een gesloten boek. Maar ik herinner my uit later jaren tal van verslagen van winterwedstryden en siniultaan-seances, tal van artikelen tot aan sporing van buitenstaanders, om toch vooral hd van „Morphy" te worden, ja, er is zelfs een periode geweest, waarin onze courant ge regeld een afzonderlijke schaakrubriek be vatte, onder leiding van den toenmaligen kampioen van Den Helder, den heer K. Geus. Al die mededeelingen en berichten hebben ongetwijfeld in niet geringe mate er toe bij- gearagen het ledenaantal en daardoor den bloei onzer schaakclub te vergrooten. En zoo waart dan tot op den huidigen dag de geesl der schaakgodin, wier altaar eenmaal in het kleine redactiebureau aan de Zuidstraat stond, nog altijd rond in de kolommen van het blad, dat daar het levenslicht aanschouwd heeft. Dat dit zoo moge blijven, is, naar ik vertrouw, de oprechte wensch van alle Heldersche schaakliefhebbers. Dr. REDEKE. Wanneer ik in m'n gedachten 50 jaar terug ga, dan herinner ik mij nog zeer levendig, dat wij als kinderen, reeds verstonden wat ,,'t Vliegend Blaadje" voor een blad was en hoe onze kinderhanden gretig grepen naar de courant, als vader en moeder deze van a tot z hadden gelezen. Wij zijn met het „Vliegend Blaadje" ge groeid, ouder geworden en nog steeds is de belangstelling in deze courant, ook al werd de naam veranderd in Heldersche Courant, levendig gebleven. Andere idtgaven mochten niet meer ver schijnen. De Heldersche Courant bleef be staan en werd zelfs in steeds grooter formaat en meerdere keeren per week uitgegeven. Eén der oorzaken, waarom de Heldersche Courant bleef bestaan is zonder twijfel te zoeken in de energieke leiding van de fa milie de Boer, die aan het blad die eigen aardige bekoring gaf, waardoor men het steeds weer gaarne ontving en van haar in houd kennis nam. Een tweede oorzaak zoek ik in het feit, dat de redactie de kolommen van haar blad steeds disponibel stelde voor personen van élke richting, en in het algemeen haar vol strekte neutraliteit handhaafde en immer er

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 11