OUD KOEST
BABBEL-UURTJE OVER MODE.
Een „Artistieke" Japon.
In het algemeen beschouwt de Holland-
sohe vrouw die kleedingstukken als de
meest chique en vooral meest gangbare,
welke regelrecht uit Parijs komen!
Als een van onze kennissen eens per toe
val een hoed of een japon komt te bezitten,
waarin een etiket van een z.g. Fransch huis
voorkomt en waarvan we dus gerechtvaar
digd meenen dat het linea recta uit Parijs
is geïmporteerd. Nu: 't is misschien
maar 'n heel klein beetje en dat heele kleine
beetje gaat nog over als we 't toilet niet toe
vallig bijster mooi vinden.maar 'n heel
klein beetje jaloersch zijn we dan in de eer
ste oogenblikken toch wel!
Stel je voor: 'n Allersnoezigst japonnetje
regelrecht uit Parijs! Dat is toch wel „je".
En zoo doen we dan onbewust allemaal
mee aan de ons langzaam opgedrongen en
ingeplanten gedachten gang! Zelfs de vrou
wen onder ons, die er voor zichzelf van
overtuigd zijn, dat zij met smaak en zooveel
mogelijk kennis van zaken oordeelen.
Parijs!.Dat is het!
En op het laatst gelooven we zonder er
verder bij na te denken, dat een vrouwen-
kleedingstuk nooit chic en nooit elegant en
nooit modieus en nooit smaakvol kan zijn
als Parijs het niet heeft voorgezegd en
als Parijs het niet heeft „gebracht".
En hoeveel eigenlijke onjuistheden zitten
er toch in deze opvatting!
Ik zwijg van de omstandigheid, dat de
z.g. „valuta"sohommeling het zoover heeft
gebracht, dat van de honderd Hollandsche
vrouwen er tegenwoordig minstens veertig
in het buitenland zijn geweest en dus ook
in Parijs en vandaar vanwege de bijzon
dere koers van de franc, allerlei dessus
en dessous voor 'n prikkie hebben meege
bracht. Vanuit deze hoek gezien is 't dan
ook heelemaal geen bijzonderheid meer een
„suffisante" jumper of 'n jersey, of 'n zijden
taille of 'n avondjapon, heelemaal zonder
mouwen, of 'n halve bontmantel „meege
bracht" uit Parijs te bezitten!
Ik zwijg ook over de omstandigheid, dat
de aanwezigheid van een z.g. Fransch huis
etiket niet de minste waarborg geeft voor
een werkelijke Parijsche herkomst dat
een niet onbeduidend aantal van als origi
neel gemerkte Parijsche „model"- of „ex
positie" of „manequin"-exemplaren van hoed
of toilet zelden of ooit Parijs hebben ge
zien. dat zelfs de overtuigende etiketten
ternauwernood uit Parijs kwamen!
Maar in dit verband zou ik in hoofdzaak
eens 'n enkel woord willen zeggen over het
ten opzichte van „Parijs" bestaande gewel
dige misverstand!
He
Want het zou inderdaad in de eerste
plaats voor het meer zuivere begrip en in
de tweede plaats voor het waardeeren van
wat van eigen bodem komt en in de derde
plaats tot waarborg van het nog immer in
den handel bestaande „bedriegelijke ele
ment" van groote waarde zijn wanneer de
doorsnee smaakvolle Hollandsche vrouw
eens wat meer aandacht aan deze dingen
geven ging.
Zij zou daarbij veel winnen!
Zij zou in de eerste plaats beseffen, dat
wat zij tot dusver als een onaantastbare
waarheid aanvaard heeft, niet geheel en al
een onaantastbare waarheid is!
Zjj zou dan leeren begrijpen dat zij in
haar eenvoudige eerlijkheid niet anders had
gedaan dan meerendeels nagepraat, wat an
deren en in het bijzonder de gangbare mee
ning haar hadden voorgezegd!
Zij zou dan een zekere oorspronkelijkheid
in haar begrippen krijgen, die haar zouden
doen bekennen, dat Parijs werkelijk als
bodem voor een steeds wisselende mode een
van de meest beteekenende plekken is.
Maar dan ook maar alleen als „Mode"!
Want de Hollandsche vrouw zou dan tege
lijk tot de simpele overtuiging komen, dat
het volstrekt niet enkel de weinige bijzon
der mooie en hoogst elegante oostuumstuk-
ken zijn, die uit Parijs komen, maar dat heel
veel van wat we in de winkels en in de
etalages als confectie en soms als heel
leelijke confectie-oostuums te zien krijgen,
eveneens voor het grootste deel en per wa
gonlading uit Parijs komt!
Hiermede wil ik alleen maar zeggen, dat
we niet behoeven te generaliseeren of een
mindere dunk van Parijs als modestad te
hebben maar dat we er voor alles voor
dienen te zorgen dat we van Parijs geen
verkeerden, maar den juisten indruk heb
ben!
Dat zal er ons toe brengen te beseffen,
dat afgezien van het zuivere als mode
object gecreëerde costuum en het chique
High life-toilet het „persoonlijke" het
waarachtig „artistieke" en wat ik zou willen
noemen: „persoonlijke" toilet of costuum,
zooals we dat ontegenzeggelijk tegenwoor
dig door de smaakvol gekleede Hollandsche
vrouw veel zien dragen niet uit Parijs
komt!
Hierover de volgende week meer.
Mme Corry.
De Dansmanie.
Men meent over het algemeen, dat onze
tijd buitengewoon in het feeken van de
danskunst en de danslust staat. Men weet
wel, dat bijvoorbeeld de oude Grieken ook
zoo iets deden als dansen en dan onze ge
achte voorvaderen, ofschoon bezadigde boe
ren, burgers of buitenlui, ieder op zijn of haar
eigen wijze van een dansje hield. Maar dat
het toch in de verste verte niet kon worden
vergeleken bij onze dagen, waarin tango,
fox-trott, one-, two- en three step op een
allergeweldigste wijze hoogtij vieren en
waarin het dansen, springen en schuiven bij
de jongelui aan de orde van den.avond is!
Nog kort geleden heeft het stadsbestuur
van Amsterdam het publieke dansen in
amusementslokalen formeel verboden.
Zij heeft dit gedaan op grond van de ver
onderstelling, dat wanneer zij zulks toeliet,
hiermede gebroken zou worden met een
oude bestaande Amsterdamsche traditie,
want zoo meende men onze gerefor
meerde voorvaderen waren ook altijd streng
gekant geweest tegen deze „ijdelheid"!
Dit laatste nu is slechts gedeeltelijk waar.
Want zoo de kerk er al tegen ijverde, het
volk liet zich dit vermaak niet ontnemen,
getuige de vele danskamers, die het oude
Amsterdam rijk was. De deftige herbergen
zooals ,,'t Schild van Frankrijk" op den
Dam, „de Prins" in de Nes, de Heerenloge
menten en Stadsherbergen lieten het dan
sen niet toe, zoomin als een „musieckgen"
of het „toeback drincken", maar in de tweede
rangs inrichtingen kon men voor dit alles
terecht. De musicyns, die op bruiloften en
partijen werden genoodigd, openden dikwijls
danskamers, waar overdag de kunst onder
wezen werd en des avonds danspartij ge
houden. Het „Huis Lustenburg" en het
„Huis te Sinnelust" hadden een gevestigde
reputatie voor muziek en dans, zoomede de
muziekherberg van Eduard Hancock, die op
't Rokin in de „Tower van Londen" geves
tigd was. Danskamers van minder gehalte
vond men in de straatjes, die op de Schans
uitliepen, en op de paden aan den Buiten
singel. Daar kwamen vaak als mannen ver-
kleede vrouwen en meisjes, en de slechte
elementen domineerden er „met luytruftig-
heyt, oneerlycken handel ende quaet regi
ment", zoodat die inrichtingen tenslotte ver
boden werden.
Evenwel zonder dat ze ophielden te be
staan. Het volk bleef dansen, en kon zich
ten deze beroepen op de voorspraak van
dichters als Spieghel, die in zijn „Lof van
het danssen" o.m. de verklaring aflegde:
„Het dansen scherpt de memorie van bin
nen. 't Maakt voorzichtig verstand en
scherpt de zinnen; 't maakt het lichaam ge
zond en rap de leden, 't Leert de voeten vast
en zeker treden, enz."
Voorts voerde hij nog een ander argu
ment aan, dat ook voor onze dagen zijn
waarde nog niet geheel verloren heeft:
't Danssen is een verheuglijk tijdverdrijf,
En 't helpt menig jonkman aan een wijf.
Dr. B.
De voornamen in de straten
van Parijs.
De „Temps" besprak onlangs de steeds
aanwassende voorliefde om de straten, die
naar een beroemd kunstenaar of staatsman
worden genoemd, niet alleen met den achter
naam, maar ook met den voornaam van den
gestorvene te voorzien.
In 1902 waren er 340 namen van straten
of pleinen waarin een voornaam voorkwam;
in 1918 waren er 520, in 1922 had het 't cij
fer 540 bereikt.
In 1880 was er te Parijs geen enkele
straat, die Auguste heette; in 1902 waren er
8, 13 in 1919; nu zijn er 15. In 1902 waren
er 10 straten, die met den naam „Charles
prijkten; twintig jaar daarna waren er 21.
„Emile" groeide aan van 5 tot 17; Eugène
van 6 tot 14; Henri van 9 tot 12; Jean van
17 tot 27; Jules van 9 tot 18; Paul van 9 tot
19; Pierre van 15 tot 26.
Hoe groot is onze kennis
van Indië?
Onze kennis van Indië zou ons vaak tegen
gevallen zijn wanneer deze eens op de proef
zou zijn gesteld. Onlangs gaf „Zegsman" in
de „Locomotief' eenige amusante antwoor
den op de vragen, die hij volgens zijn zeg
gen aan de leden der Tweede Kamer had
gesteld.
Vraag: Wat is het Hertogspark?
Antwoorden: Een natuurmonument
Een kolonie voor gestraften. Een dieren
tuin. Een jachtterrein voor den Gouver
neur-Generaal. De lusthof van den Soe-
soehoenan.
Vraag: Wat is de Volksraad?
Antwoorden: Een vereeniging van Malei-
sche oproerlingen. Een gebouw in Pre
toria. Zooiets als de Volkenbond maar
dan meer Indisch. De gemeenteraad van
Paramaribo.
Vraag: Hoe heet de gouverneur-generaal?
Antwoorden: Douwes Dekker. Generaal
Foch. Van Heusch Graaf van Kol.
Colijn. Pa van der Steurs. Tillema van
Drost. Pieter Both. Gijsbrecht Karei
van der Jagt,
Vraag: Wie heeft Batavia gesticht?
Antwoorden: De Batavieren natuurlijk.
Batavus Droogstoppel. De Portugeezen
onder aanvoering van Jacatra. De Stoom-
vaart-My. Nederland.
Vraag: Wat is de Sarekat Islam?
Antwoorden: Een scherpe specerij. Een
wilde volksstam. Een soort Lotusbloem.
Een stadje op Curaqao. Een woestijn
wind. Een dans.
Mexlcaansche DIevenmarkten.
In Mexico vond men zooals „Buiten" on
langs meedeelde, tot dusver nagenoeg over
al, tot in de kleinste steden z.g.n. dieven-
markten, de populaire benaming voor pand
huizen.
Deze pandhuizen, waren niet slechts voor
dieven maar ook voor bestolenen een El
dorado.
Verliest ten onzent iemand zijn parapluie,
geen dure advertenties brengen haar weer
boven water. De „eerlijke" vinder heeft er
elders wel weg mee geweten. Laat echter
iemand in Mexico zijn parapluie ergens
staan, dan gaat hij den volgenden dag be
daard naar het pandhuis, bekijkt, de daar uit
gestalde voorwerpen, ontdekt al gauw het
verloren schaap, in dit geval de vermiste pa-
rapu. Men hoeft den beambte dan slechts
te vragen hoeveel „voorschot" de „eerlijke"
vinder er op heeft gekregen. Aangezien het
pandhuis voor alles wat men inbrengt mini
male prijzen betaalt, kan men voor een baga
tel de paraplu weer inlossen. De eerlijke vin
der heeft geen moeite en drukte met het vin
dersloon en de dief heeft voor het gestolen
voorwerp minstens evenveel gekregen als de
eerste de beste heler hem betaald zou heb
ben. En zoo gaat het met alle „verloren en
„ontvreemde" voorwerpen. Thans worden
deze nuttige instellingen echter opgeheven.
OVER MISDAAD EN MISDADIGERS
door
LEO FËL1X.
(Vervolg.)
De beteekenls van vingerafdrukken.
Een geval uit de praktijk van den Fransch-
man Bertillon toont aan welk een mooi ma
teriaal glas is om vingerafdrukken aan te too-
nen.
Eenige jaren ""leden werd de bediende
van een tandarts te Parijs, vermoord gevon
den, in den salon. In dit vertrek stond een
kast met munten en de moordenaar had nu
het glas ingeslagen om deze voorwerpen er
uit te nemen. Op het "las, dat hij had ver
wijderd vond Bertillon nu verschillende vin
gerafdrukken, waarvan hij een fotografie ei.
daarna een vergrooting maakte. Het bleek
nu, dat op het stuk glas de top van den du'm
(fig. 1), van den wijs- en van den ringvinger
van de rechterhand van den moordenaar wa
ren achtergelaten.
Fig. 1. Achtergelaten afdruk van den rechter
duim.
Blijkbaar had hij na het vernielen van het
glas gepoogd de stukken er uit te nemen en
daarbij de duim tegen den bovenkant, de
wijs-, middel- en ringvinger tegen de onder
zijde gedrukt. De duim was zelfs tweemaal
afgedrukt.
Fig. 2. Gecombineerde afdruk van twee rech
ter duimafdrukken.
Aangezien deze beide afdrukken niet ge
heel volledig waren, besloot men ze te com
bineeren, door de twee beste helften aaneen
te voegen. Het resultaat ziet men in fig. 2.
Uit hetgeen er op de plaats des misdrijfs
viel te constateeren lag het voor de hand,
dat hier een beroeps-misdadiger aan 't werk
was geweest. Gewapend met de afdrukken
der fig. 1 en 2 ging men daarop aan 't zoe
ken in de verzameling anthropologische sig-
nalementskaarten van de Parijsche Recher
che, en al spoedig vond men een afdruk
(fig. 3), die voldoende punten van overeen
stemming vertoonde zelfs een leek kan dit
hier bij vergelijking van de foto's waar
nemen om tot identiek zijn te beslui
ten.
lichting zijn werkzaamheden een kaars ge
bruikt. Al zoekende door het huis met de
kaars tusschen de vingers was het kaarsvet
afgeloopen en aan zijn duim vast gaan zit
ten Dat was lastig en dus wierp hij die stuk
ken achteloos weg, terwijl hij ook nog het
kaarseindje achterliet.
De stukken kaarsvet nu hadden prachtig
dienst gedaan en mooie duimafdrukken ai n-
tergelaten.
En deze waren dan ook, oorzaak, dat lm
snoedig „aan do universiteit mocht gaan stu-
deeren".
Uit één en ander bliikt, dat de dactylosco
pie een zeer belangrijk hulpmiddel is b« den
strijd tegen de misdaad.
Fig. 3. Afdruk uit da verzameling dar Parij
sche rechercha.
Men had dus tevens alle gegevens betref-'
fende den vermoedelijken dader in handen
en seinde onmiddellijk diens volledig signa
lement naar alle voorname plaatsen in
Frankrijk. En het duurde niet lang of te
Marseille werd de gezochte gearresteerd en
aan de justitie overgeleverd.
Wat de praktijk in Nederland betreft ont-
leenen we ditmaal enkele gevallen aan de
praxis van den bekenden gerechtelijk schei
kundige van Ledden Hulsebosch te Amster
dam, onrlater wellicht hierop nog eens terug
te komen.
In één der Gemeente-Laboratoria te Am
sterdam werd voortdurend geld vermist uit
de geldlade van den amanuensis, die kleine
betalingen had te doen. De man kon zich dit
niet verklaren en tevergeefs zocht men naar
vingerafdrukken van den dader.
Men besloot toen anders te werken. In de
lade werd op het geld een gewoon schotel
tje geplaatst en de lade daarop gesloten
met een zwaar hangslot, dat echter aan zwak
ke oogjes bevestigd was. Deze vreemde
sluiting verwonderde velen, maar had suc
ces.
Het groote slot was namelijk dun ingevet
met vaseline en toen de dief de zaak geslo
ten vond, pakte hij het slot beet en trok het
er gemakkelijk af. Maar hij wist niet, dat het
was ingevet en dat hij zijn vingers ook had
ingesmeerd. Toen h;j dan ook het schoteltje
oppakte, zette hjj daarop een paar prachtige
vingerafdrukken, die tot zijn arrestatie leid
den.
In een ander geval had een dief ter ver
Hooren.
Vriend, die in de volgende straat woont:
Zoo Smit, ik hoor, dat je een dochter
gekregen hebt!
Smit: Alle menschen, kan je die zoo
ver hooren?
Da's wat anders.
Wordt jouw vrouw ook zoo nijdig, als
je niet tegen haar spreekt?
Neen, alleen maar wanneer ik niet naar
haar luister.
Een verstandig beest.
Een mooie waakhond, die je me ver
kocht hebt, hoor!
Toen gisteren een paar inbrekers in mn
huis aan den gang waren, kroop hij stille
tjes Weg. TT -
Dat was nog met zoo dom van hem. Hij
wilde natuurlijk voorkomen, dat hij je ook
nog ontstolen werd.
Helaas maar al te waar.
Duitscher, die het vroeger beter gehad
heeft:
Tegenwoordig moet ik ieder Honderd-
Mark-Biljet tweemaal omkeeren, vóór ik het
uitgeef.
Protsige Hollander: Och, waarom, aan
den anderen kant is het toch ook niets
waard.
Waaruit maak je op, dat Henk je ten
huwelijk zal vragen?
Hij heeft mij verzocht, mijn bokslessen
te staken.
Zij praten nog altijd over een belasting
voor vrijgezellen.
En waarom niet? Alle andere weelde
wordt toch ook belast!
Een Franschman, die in de Leidsche
Vaart zit te visschen, valt per ongeluk in 't
water. Een schipper, die juist voorbij vaart,
hoorde zijn geroep: „A 1'aide, a 1'aide" en
roept hem geruststellend toe: „Rechi^deur
zwemmen, meheir, dan kom je d'r vanzelf."
Ober (klacht vernemend): Ja, ja, ik
weet het, maar denk eraan, dat hier de gast
altijd gelijk heeft.
Kellner: Ja. maar.hij zei, dat
die sla niet eetbaar was voor een varken.
Ober: Dan neem je ze weg, en geef
andere die het wel is.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
I. Nieuwjaar, n, lip, breed, schuren,
nieuwjaar, oudjaar, klaar, kar, r.
II. Alle begin is moeilijk, lak, leeg, ij3,
big, mis, loeien.
Goede oplossingen van beide raadsels ont
vangen van:
C. B.; J. B.; F. en M. B.; N. de B.; A. D.;
J. en V. D.; M. en S. D.; C. D.; G C. v. D.;
T. D.; A. en P. D.; A. F.; Th. F.; M. S. de G.;
D. G.; F. C. G.; B. en T. G.; N. v. d. G.;
P. G.; W. G.; R. v. H.; C. de H.; M. H.; J. H.;
W. J;; W. K.; W. en L. K.; A. en W. K.; J.
K.; C. K.; B., C. en H. K.; N. M.; G. M.; D.
M.; M. O.; F. G. v. P.; J v. d. P.; H. en G. P.;
C R.; A. R.; J. de R.; G. R.; C. R.; M. S.;
N. S.; J. G. S.; M. S.; W. T.; N. A. S. T.;
K. V.; M. en Th. J. V.; G. V.; E. W.; S. W.;
E. de Z.
Nieuwe raadsels.
I. Welke namen van winkeliers staan
hieronder?
1. n, o, r, e, g, o, r, e, b, e, t.
2. r, e, i, k, d, u, r, e, i, n.
3. s, t, r, i, o, g, d.
II. Met a ben ik een deel van een boom.
Met e ben ik iets, dat de meeste menschen
en dieren bezitten.
Met o kan ik niet spreken.
Met oo wordt ik als beweegkracht voor
vele machines gebruikt.
RUSKIE EN ANNIE.
2.
Jullie herinnert je wel, hoe Ruskie, een
klem bruin elfje, uit het Elfenland was ver
bannen. Hij moest zonder te plagen twaalf
goede daden doen, wilde zijn vleugeltje ge
nezen, zoodat hij weer naar het Elfenland
terug kon vliegen. Jullie weet ook zeker
nog wel, hoe hij in een kleinen jongen
veranderde, toen hij Annie aan zag komen
Lees maar verder, wat hij gaat doen.
»Hé Annie! riep Ruskie nog eens.
Annie keek op en zag den aardigen bruin-
Se"( fngen- -En ze ve<>gd<f snel een
ben"e?" °08ile' tenvijl ze vroe£: >,Wie
„Ik ben Ruskie", antwoordde de jongen
„Zeg, wat zie je er leuk uit van daag Een
witte jurk met een roode sjerp en gouden
krullen. Net als Columbijntje uit het versje:
„Dans maar en sjpring maar
in het zonneschijntje,
Goud haar en een roode sjerp
draagt Columbijntje."
En de jongen lachte, alsof er vogels zon
gen en beekjes murmelden, zoodat Annie
wel meelachen moest.
„Ik ken je niet," zei ze. „Maar ik ben
heel blij, dat je gekomen bent."
„Kom!" riep Ruskie uit en pakte haar
handjes vast:
„Dans maar en spring maar
in het zonneschijntje.
Goud haar en een roode sjerp
draagt Columbijntje"
En vóór ze het wist danste Annie vroo-
lijk met Ruskie in liet rond. Nog nooit had
Annie een jongen zóó licht en zóó hoog
en zóó sierlijk zien springen. En het scheen
wel of de vogels allemaal meezongen met
Ruskie's liedje.
Maar plotseling bleef Annie staan en zei
ernstig: „Ik moet weg. Ik moet naar school."
„Waarom?" vroeg Ruskie.
„O", zuchtte Annie: „Grootmoeder zegt,
dat ik nu oud genoeg ben, om naar school
te gaan. Ik mag nu niet meer den heelen
dag in het bosch spelen en blauwe bloempjes
plukken."
„Arme Annie", zei Ruskie medelijdend.
,,En.... en", vervolgde Annie, terwijl
haar lipjes begonnen te trillen: „Tk ken
geen mensoh op school. Grootmoeder kan
niet zoover meer loopen en nu moet ik zelf
alleen gaan vertellen, dat ik Annie ben."
Een dikke traan rolde over Annie's roode
wangetje.
Ruskie greep toen haar handje weer en
zei: „Trek het je maar niet aan. Als je zoo
van blauwe klokjes houdt, wou je ze zeker
wel eens hooren luiden. Dat doen ze alleen,
als ze denken, dat er niemand luistert. Kom
maar mee, dan zal ik het je laten hooren.
Je hebt nog zooveel tijd!"
„O, ja?" vroeg Annie. „Dan ga ik nog
even mee!"
En samen renden ze een klein paadje
langs, tot Ruskie plotseling stilstond. En
verder slopen ze heel langzaam. En uit elk
holletje en van onder elk blad kwamen de
boschbewoners te voorschijn en dansten en
sprongen en vlogen rondom Ruskie. En in
het bosch begonnen de blauwe klokjes een
fijn zacht wijsje te klingelen. En -dat was
waarlijk het wijsje van:
„Dans maar en spring maar
in het zonneschijntje,
Goud haar en een roode sjerp
draagt Columbijntje."
Zoo kwamen de kinderen aan een klein,
helder beekje en dadelijk trok Ruskie kou
sen en schoenen uit en stapte in het water.
„Kom!" riep hij tegen Annie: „Trek ook
je kousen en schoenen uit! Het watec is zoo
heerlijk frisch!"
„Maar", vroeg Annie wat aarzelend: „Heb
ik daar nog wel tijd voor?"
„O, meer dan genoeg", verzekerde Ruskie
haar en weldra plaste ze scnaterend van
Diezier naast Ruskie.
II.
Maar wat hoorde Ruskie daar? Van verre,
over velden en bosch drong een geluid in
Ruskie's ooren. „Kling, klang, kling, klang".
Het was de schoolbel. Ruskie keek naar
Annie. Nee, zij hoorde het niet. Elfenoortjes
hooren scherper dan menschenooren. „Zou
ik het haar vertellen?" dacht Ruskie. Maar
toen keek hij boos en fronste zijn wenk
brauwen. „Ik wil niet goed zijn", mompelde
hij. Ik wil niet!"
„Dans maar en spring maar
in het zonneschijntje,
Goud haar en een roode sjerp
draagt Columbijntje.
Zoo klingelden de blauwe klokjes.
„Kling, klang", klonk de schoolbel.
„Ze zal straf krijgen", dacht Ruskie.
„Maar het kan me niet schelen!"
Maar toch, terwijl hij dat dacht, greep hij
Annie's hand en riep: „Kom, vlug! Het Is
tijd!"
Zoo zie je dat Ruskie toch wel bij de
goede Elfen hoorde en het zoo gemakkelijk
nog niet vond, om slecht te zijn. Hij hield
alleen te veel van plagen.
Hij droogde vlug Annie's voetjes met
zijn zakdoek af en daarna holden ze weg,
de kousen en schoenen in de hand. O, hoe
holden ze! Ruskie's voeten raakten nauwe
lijks den grond en het leek Annie of ze
vloog. Maar voor ze de school bereikten,
hield de bel op en de tranen sprongen An
nie in de oogen. Vreeselijk, den eersten dag
al te laat te zijn. Ze waren maar één minuut
te laat en Ruskie bracht Annie by de juf
frouw. „Dit is Annie Bouma", zei hij. En
ik ben Ruskie Ruskie Bruin. Het spijt
ons, dat we te laat zijn, maar het is alleen
mijn schuld, want ik heb Annie gezegd,
dat er genoeg tijd was om te spelen.'
„Dat was ondeugend, Ruskie", antwoord
de de juffrouw. „Kinderen, die te laat ko
men moeten schoolblijven en sommen ma
ken."
„Dan zal ik die voor Annie ook maken,
want het is alleen mijn schuld", zei Ruskie
weer.
„Best", zei de juffouw, weer vriendelijk.
Annie voelde zich meteen op haar gemak
in school. Ze moest leeren lezen en schrij
ven en de juffrouw vertelde een verhaal en
leerde de kinderen een versje en Annie
vond alles heerlijk. Maar Ruskie vond het
heelemaal niet prettig in school. Je moet
weten, dat Elfen nooit schoolwerk leeren.
Ze kunnen je wel helpen met je sommen of
moeilijk taalwerk, maar zelf sommen maken,
dat kunnen ze niet. En Ruskie moest na
schooltijd zes sommen maken. Toen Annie
om vier uur weg ging lachte ze haar vriendje
zoo gelukkig toe, maar het was bijna zes
uur eer Ruskie zijn sommen af had en weg
mocht gaan.
„O," zei hij, toen hij buiten stond: „Ik ga
nooit meer naar school." En hij holde naar
het bosch terug, waar hij na zonsondergang
weer in een elfje veranderde, nog steeds
een elf met een gebroken vleugeltje.
Haar viel uit de lucht een rozeblad om
laag. „Hè," zei Ruskie verbaasd: „Waar
komt dat vandaan? Dat is lekker voor een
dekentje." En hij kroop onder een padde
stoel en dekte zich met het rozeblad toe,
om eens heelijk uit te slapen na het maken
van die moeilijke sommen.