OUD KOEST BABBEL-UURTJE OVER MODE. Een „Artistieke" Japon. In het algemeen beschouwt de Holland- sohe vrouw die kleedingstukken als de meest chique en vooral meest gangbare, welke regelrecht uit Parijs komen! Als een van onze kennissen eens per toe val een hoed of een japon komt te bezitten, waarin een etiket van een z.g. Fransch huis voorkomt en waarvan we dus gerechtvaar digd meenen dat het linea recta uit Parijs is geïmporteerd. Nu: 't is misschien maar 'n heel klein beetje en dat heele kleine beetje gaat nog over als we 't toilet niet toe vallig bijster mooi vinden.maar 'n heel klein beetje jaloersch zijn we dan in de eer ste oogenblikken toch wel! Stel je voor: 'n Allersnoezigst japonnetje regelrecht uit Parijs! Dat is toch wel „je". En zoo doen we dan onbewust allemaal mee aan de ons langzaam opgedrongen en ingeplanten gedachten gang! Zelfs de vrou wen onder ons, die er voor zichzelf van overtuigd zijn, dat zij met smaak en zooveel mogelijk kennis van zaken oordeelen. Parijs!.Dat is het! En op het laatst gelooven we zonder er verder bij na te denken, dat een vrouwen- kleedingstuk nooit chic en nooit elegant en nooit modieus en nooit smaakvol kan zijn als Parijs het niet heeft voorgezegd en als Parijs het niet heeft „gebracht". En hoeveel eigenlijke onjuistheden zitten er toch in deze opvatting! Ik zwijg van de omstandigheid, dat de z.g. „valuta"sohommeling het zoover heeft gebracht, dat van de honderd Hollandsche vrouwen er tegenwoordig minstens veertig in het buitenland zijn geweest en dus ook in Parijs en vandaar vanwege de bijzon dere koers van de franc, allerlei dessus en dessous voor 'n prikkie hebben meege bracht. Vanuit deze hoek gezien is 't dan ook heelemaal geen bijzonderheid meer een „suffisante" jumper of 'n jersey, of 'n zijden taille of 'n avondjapon, heelemaal zonder mouwen, of 'n halve bontmantel „meege bracht" uit Parijs te bezitten! Ik zwijg ook over de omstandigheid, dat de aanwezigheid van een z.g. Fransch huis etiket niet de minste waarborg geeft voor een werkelijke Parijsche herkomst dat een niet onbeduidend aantal van als origi neel gemerkte Parijsche „model"- of „ex positie" of „manequin"-exemplaren van hoed of toilet zelden of ooit Parijs hebben ge zien. dat zelfs de overtuigende etiketten ternauwernood uit Parijs kwamen! Maar in dit verband zou ik in hoofdzaak eens 'n enkel woord willen zeggen over het ten opzichte van „Parijs" bestaande gewel dige misverstand! He Want het zou inderdaad in de eerste plaats voor het meer zuivere begrip en in de tweede plaats voor het waardeeren van wat van eigen bodem komt en in de derde plaats tot waarborg van het nog immer in den handel bestaande „bedriegelijke ele ment" van groote waarde zijn wanneer de doorsnee smaakvolle Hollandsche vrouw eens wat meer aandacht aan deze dingen geven ging. Zij zou daarbij veel winnen! Zij zou in de eerste plaats beseffen, dat wat zij tot dusver als een onaantastbare waarheid aanvaard heeft, niet geheel en al een onaantastbare waarheid is! Zjj zou dan leeren begrijpen dat zij in haar eenvoudige eerlijkheid niet anders had gedaan dan meerendeels nagepraat, wat an deren en in het bijzonder de gangbare mee ning haar hadden voorgezegd! Zij zou dan een zekere oorspronkelijkheid in haar begrippen krijgen, die haar zouden doen bekennen, dat Parijs werkelijk als bodem voor een steeds wisselende mode een van de meest beteekenende plekken is. Maar dan ook maar alleen als „Mode"! Want de Hollandsche vrouw zou dan tege lijk tot de simpele overtuiging komen, dat het volstrekt niet enkel de weinige bijzon der mooie en hoogst elegante oostuumstuk- ken zijn, die uit Parijs komen, maar dat heel veel van wat we in de winkels en in de etalages als confectie en soms als heel leelijke confectie-oostuums te zien krijgen, eveneens voor het grootste deel en per wa gonlading uit Parijs komt! Hiermede wil ik alleen maar zeggen, dat we niet behoeven te generaliseeren of een mindere dunk van Parijs als modestad te hebben maar dat we er voor alles voor dienen te zorgen dat we van Parijs geen verkeerden, maar den juisten indruk heb ben! Dat zal er ons toe brengen te beseffen, dat afgezien van het zuivere als mode object gecreëerde costuum en het chique High life-toilet het „persoonlijke" het waarachtig „artistieke" en wat ik zou willen noemen: „persoonlijke" toilet of costuum, zooals we dat ontegenzeggelijk tegenwoor dig door de smaakvol gekleede Hollandsche vrouw veel zien dragen niet uit Parijs komt! Hierover de volgende week meer. Mme Corry. De Dansmanie. Men meent over het algemeen, dat onze tijd buitengewoon in het feeken van de danskunst en de danslust staat. Men weet wel, dat bijvoorbeeld de oude Grieken ook zoo iets deden als dansen en dan onze ge achte voorvaderen, ofschoon bezadigde boe ren, burgers of buitenlui, ieder op zijn of haar eigen wijze van een dansje hield. Maar dat het toch in de verste verte niet kon worden vergeleken bij onze dagen, waarin tango, fox-trott, one-, two- en three step op een allergeweldigste wijze hoogtij vieren en waarin het dansen, springen en schuiven bij de jongelui aan de orde van den.avond is! Nog kort geleden heeft het stadsbestuur van Amsterdam het publieke dansen in amusementslokalen formeel verboden. Zij heeft dit gedaan op grond van de ver onderstelling, dat wanneer zij zulks toeliet, hiermede gebroken zou worden met een oude bestaande Amsterdamsche traditie, want zoo meende men onze gerefor meerde voorvaderen waren ook altijd streng gekant geweest tegen deze „ijdelheid"! Dit laatste nu is slechts gedeeltelijk waar. Want zoo de kerk er al tegen ijverde, het volk liet zich dit vermaak niet ontnemen, getuige de vele danskamers, die het oude Amsterdam rijk was. De deftige herbergen zooals ,,'t Schild van Frankrijk" op den Dam, „de Prins" in de Nes, de Heerenloge menten en Stadsherbergen lieten het dan sen niet toe, zoomin als een „musieckgen" of het „toeback drincken", maar in de tweede rangs inrichtingen kon men voor dit alles terecht. De musicyns, die op bruiloften en partijen werden genoodigd, openden dikwijls danskamers, waar overdag de kunst onder wezen werd en des avonds danspartij ge houden. Het „Huis Lustenburg" en het „Huis te Sinnelust" hadden een gevestigde reputatie voor muziek en dans, zoomede de muziekherberg van Eduard Hancock, die op 't Rokin in de „Tower van Londen" geves tigd was. Danskamers van minder gehalte vond men in de straatjes, die op de Schans uitliepen, en op de paden aan den Buiten singel. Daar kwamen vaak als mannen ver- kleede vrouwen en meisjes, en de slechte elementen domineerden er „met luytruftig- heyt, oneerlycken handel ende quaet regi ment", zoodat die inrichtingen tenslotte ver boden werden. Evenwel zonder dat ze ophielden te be staan. Het volk bleef dansen, en kon zich ten deze beroepen op de voorspraak van dichters als Spieghel, die in zijn „Lof van het danssen" o.m. de verklaring aflegde: „Het dansen scherpt de memorie van bin nen. 't Maakt voorzichtig verstand en scherpt de zinnen; 't maakt het lichaam ge zond en rap de leden, 't Leert de voeten vast en zeker treden, enz." Voorts voerde hij nog een ander argu ment aan, dat ook voor onze dagen zijn waarde nog niet geheel verloren heeft: 't Danssen is een verheuglijk tijdverdrijf, En 't helpt menig jonkman aan een wijf. Dr. B. De voornamen in de straten van Parijs. De „Temps" besprak onlangs de steeds aanwassende voorliefde om de straten, die naar een beroemd kunstenaar of staatsman worden genoemd, niet alleen met den achter naam, maar ook met den voornaam van den gestorvene te voorzien. In 1902 waren er 340 namen van straten of pleinen waarin een voornaam voorkwam; in 1918 waren er 520, in 1922 had het 't cij fer 540 bereikt. In 1880 was er te Parijs geen enkele straat, die Auguste heette; in 1902 waren er 8, 13 in 1919; nu zijn er 15. In 1902 waren er 10 straten, die met den naam „Charles prijkten; twintig jaar daarna waren er 21. „Emile" groeide aan van 5 tot 17; Eugène van 6 tot 14; Henri van 9 tot 12; Jean van 17 tot 27; Jules van 9 tot 18; Paul van 9 tot 19; Pierre van 15 tot 26. Hoe groot is onze kennis van Indië? Onze kennis van Indië zou ons vaak tegen gevallen zijn wanneer deze eens op de proef zou zijn gesteld. Onlangs gaf „Zegsman" in de „Locomotief' eenige amusante antwoor den op de vragen, die hij volgens zijn zeg gen aan de leden der Tweede Kamer had gesteld. Vraag: Wat is het Hertogspark? Antwoorden: Een natuurmonument Een kolonie voor gestraften. Een dieren tuin. Een jachtterrein voor den Gouver neur-Generaal. De lusthof van den Soe- soehoenan. Vraag: Wat is de Volksraad? Antwoorden: Een vereeniging van Malei- sche oproerlingen. Een gebouw in Pre toria. Zooiets als de Volkenbond maar dan meer Indisch. De gemeenteraad van Paramaribo. Vraag: Hoe heet de gouverneur-generaal? Antwoorden: Douwes Dekker. Generaal Foch. Van Heusch Graaf van Kol. Colijn. Pa van der Steurs. Tillema van Drost. Pieter Both. Gijsbrecht Karei van der Jagt, Vraag: Wie heeft Batavia gesticht? Antwoorden: De Batavieren natuurlijk. Batavus Droogstoppel. De Portugeezen onder aanvoering van Jacatra. De Stoom- vaart-My. Nederland. Vraag: Wat is de Sarekat Islam? Antwoorden: Een scherpe specerij. Een wilde volksstam. Een soort Lotusbloem. Een stadje op Curaqao. Een woestijn wind. Een dans. Mexlcaansche DIevenmarkten. In Mexico vond men zooals „Buiten" on langs meedeelde, tot dusver nagenoeg over al, tot in de kleinste steden z.g.n. dieven- markten, de populaire benaming voor pand huizen. Deze pandhuizen, waren niet slechts voor dieven maar ook voor bestolenen een El dorado. Verliest ten onzent iemand zijn parapluie, geen dure advertenties brengen haar weer boven water. De „eerlijke" vinder heeft er elders wel weg mee geweten. Laat echter iemand in Mexico zijn parapluie ergens staan, dan gaat hij den volgenden dag be daard naar het pandhuis, bekijkt, de daar uit gestalde voorwerpen, ontdekt al gauw het verloren schaap, in dit geval de vermiste pa- rapu. Men hoeft den beambte dan slechts te vragen hoeveel „voorschot" de „eerlijke" vinder er op heeft gekregen. Aangezien het pandhuis voor alles wat men inbrengt mini male prijzen betaalt, kan men voor een baga tel de paraplu weer inlossen. De eerlijke vin der heeft geen moeite en drukte met het vin dersloon en de dief heeft voor het gestolen voorwerp minstens evenveel gekregen als de eerste de beste heler hem betaald zou heb ben. En zoo gaat het met alle „verloren en „ontvreemde" voorwerpen. Thans worden deze nuttige instellingen echter opgeheven. OVER MISDAAD EN MISDADIGERS door LEO FËL1X. (Vervolg.) De beteekenls van vingerafdrukken. Een geval uit de praktijk van den Fransch- man Bertillon toont aan welk een mooi ma teriaal glas is om vingerafdrukken aan te too- nen. Eenige jaren ""leden werd de bediende van een tandarts te Parijs, vermoord gevon den, in den salon. In dit vertrek stond een kast met munten en de moordenaar had nu het glas ingeslagen om deze voorwerpen er uit te nemen. Op het "las, dat hij had ver wijderd vond Bertillon nu verschillende vin gerafdrukken, waarvan hij een fotografie ei. daarna een vergrooting maakte. Het bleek nu, dat op het stuk glas de top van den du'm (fig. 1), van den wijs- en van den ringvinger van de rechterhand van den moordenaar wa ren achtergelaten. Fig. 1. Achtergelaten afdruk van den rechter duim. Blijkbaar had hij na het vernielen van het glas gepoogd de stukken er uit te nemen en daarbij de duim tegen den bovenkant, de wijs-, middel- en ringvinger tegen de onder zijde gedrukt. De duim was zelfs tweemaal afgedrukt. Fig. 2. Gecombineerde afdruk van twee rech ter duimafdrukken. Aangezien deze beide afdrukken niet ge heel volledig waren, besloot men ze te com bineeren, door de twee beste helften aaneen te voegen. Het resultaat ziet men in fig. 2. Uit hetgeen er op de plaats des misdrijfs viel te constateeren lag het voor de hand, dat hier een beroeps-misdadiger aan 't werk was geweest. Gewapend met de afdrukken der fig. 1 en 2 ging men daarop aan 't zoe ken in de verzameling anthropologische sig- nalementskaarten van de Parijsche Recher che, en al spoedig vond men een afdruk (fig. 3), die voldoende punten van overeen stemming vertoonde zelfs een leek kan dit hier bij vergelijking van de foto's waar nemen om tot identiek zijn te beslui ten. lichting zijn werkzaamheden een kaars ge bruikt. Al zoekende door het huis met de kaars tusschen de vingers was het kaarsvet afgeloopen en aan zijn duim vast gaan zit ten Dat was lastig en dus wierp hij die stuk ken achteloos weg, terwijl hij ook nog het kaarseindje achterliet. De stukken kaarsvet nu hadden prachtig dienst gedaan en mooie duimafdrukken ai n- tergelaten. En deze waren dan ook, oorzaak, dat lm snoedig „aan do universiteit mocht gaan stu- deeren". Uit één en ander bliikt, dat de dactylosco pie een zeer belangrijk hulpmiddel is b« den strijd tegen de misdaad. Fig. 3. Afdruk uit da verzameling dar Parij sche rechercha. Men had dus tevens alle gegevens betref-' fende den vermoedelijken dader in handen en seinde onmiddellijk diens volledig signa lement naar alle voorname plaatsen in Frankrijk. En het duurde niet lang of te Marseille werd de gezochte gearresteerd en aan de justitie overgeleverd. Wat de praktijk in Nederland betreft ont- leenen we ditmaal enkele gevallen aan de praxis van den bekenden gerechtelijk schei kundige van Ledden Hulsebosch te Amster dam, onrlater wellicht hierop nog eens terug te komen. In één der Gemeente-Laboratoria te Am sterdam werd voortdurend geld vermist uit de geldlade van den amanuensis, die kleine betalingen had te doen. De man kon zich dit niet verklaren en tevergeefs zocht men naar vingerafdrukken van den dader. Men besloot toen anders te werken. In de lade werd op het geld een gewoon schotel tje geplaatst en de lade daarop gesloten met een zwaar hangslot, dat echter aan zwak ke oogjes bevestigd was. Deze vreemde sluiting verwonderde velen, maar had suc ces. Het groote slot was namelijk dun ingevet met vaseline en toen de dief de zaak geslo ten vond, pakte hij het slot beet en trok het er gemakkelijk af. Maar hij wist niet, dat het was ingevet en dat hij zijn vingers ook had ingesmeerd. Toen h;j dan ook het schoteltje oppakte, zette hjj daarop een paar prachtige vingerafdrukken, die tot zijn arrestatie leid den. In een ander geval had een dief ter ver Hooren. Vriend, die in de volgende straat woont: Zoo Smit, ik hoor, dat je een dochter gekregen hebt! Smit: Alle menschen, kan je die zoo ver hooren? Da's wat anders. Wordt jouw vrouw ook zoo nijdig, als je niet tegen haar spreekt? Neen, alleen maar wanneer ik niet naar haar luister. Een verstandig beest. Een mooie waakhond, die je me ver kocht hebt, hoor! Toen gisteren een paar inbrekers in mn huis aan den gang waren, kroop hij stille tjes Weg. TT - Dat was nog met zoo dom van hem. Hij wilde natuurlijk voorkomen, dat hij je ook nog ontstolen werd. Helaas maar al te waar. Duitscher, die het vroeger beter gehad heeft: Tegenwoordig moet ik ieder Honderd- Mark-Biljet tweemaal omkeeren, vóór ik het uitgeef. Protsige Hollander: Och, waarom, aan den anderen kant is het toch ook niets waard. Waaruit maak je op, dat Henk je ten huwelijk zal vragen? Hij heeft mij verzocht, mijn bokslessen te staken. Zij praten nog altijd over een belasting voor vrijgezellen. En waarom niet? Alle andere weelde wordt toch ook belast! Een Franschman, die in de Leidsche Vaart zit te visschen, valt per ongeluk in 't water. Een schipper, die juist voorbij vaart, hoorde zijn geroep: „A 1'aide, a 1'aide" en roept hem geruststellend toe: „Rechi^deur zwemmen, meheir, dan kom je d'r vanzelf." Ober (klacht vernemend): Ja, ja, ik weet het, maar denk eraan, dat hier de gast altijd gelijk heeft. Kellner: Ja. maar.hij zei, dat die sla niet eetbaar was voor een varken. Ober: Dan neem je ze weg, en geef andere die het wel is. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. I. Nieuwjaar, n, lip, breed, schuren, nieuwjaar, oudjaar, klaar, kar, r. II. Alle begin is moeilijk, lak, leeg, ij3, big, mis, loeien. Goede oplossingen van beide raadsels ont vangen van: C. B.; J. B.; F. en M. B.; N. de B.; A. D.; J. en V. D.; M. en S. D.; C. D.; G C. v. D.; T. D.; A. en P. D.; A. F.; Th. F.; M. S. de G.; D. G.; F. C. G.; B. en T. G.; N. v. d. G.; P. G.; W. G.; R. v. H.; C. de H.; M. H.; J. H.; W. J;; W. K.; W. en L. K.; A. en W. K.; J. K.; C. K.; B., C. en H. K.; N. M.; G. M.; D. M.; M. O.; F. G. v. P.; J v. d. P.; H. en G. P.; C R.; A. R.; J. de R.; G. R.; C. R.; M. S.; N. S.; J. G. S.; M. S.; W. T.; N. A. S. T.; K. V.; M. en Th. J. V.; G. V.; E. W.; S. W.; E. de Z. Nieuwe raadsels. I. Welke namen van winkeliers staan hieronder? 1. n, o, r, e, g, o, r, e, b, e, t. 2. r, e, i, k, d, u, r, e, i, n. 3. s, t, r, i, o, g, d. II. Met a ben ik een deel van een boom. Met e ben ik iets, dat de meeste menschen en dieren bezitten. Met o kan ik niet spreken. Met oo wordt ik als beweegkracht voor vele machines gebruikt. RUSKIE EN ANNIE. 2. Jullie herinnert je wel, hoe Ruskie, een klem bruin elfje, uit het Elfenland was ver bannen. Hij moest zonder te plagen twaalf goede daden doen, wilde zijn vleugeltje ge nezen, zoodat hij weer naar het Elfenland terug kon vliegen. Jullie weet ook zeker nog wel, hoe hij in een kleinen jongen veranderde, toen hij Annie aan zag komen Lees maar verder, wat hij gaat doen. »Hé Annie! riep Ruskie nog eens. Annie keek op en zag den aardigen bruin- Se"( fngen- -En ze ve<>gd<f snel een ben"e?" °08ile' tenvijl ze vroe£: >,Wie „Ik ben Ruskie", antwoordde de jongen „Zeg, wat zie je er leuk uit van daag Een witte jurk met een roode sjerp en gouden krullen. Net als Columbijntje uit het versje: „Dans maar en sjpring maar in het zonneschijntje, Goud haar en een roode sjerp draagt Columbijntje." En de jongen lachte, alsof er vogels zon gen en beekjes murmelden, zoodat Annie wel meelachen moest. „Ik ken je niet," zei ze. „Maar ik ben heel blij, dat je gekomen bent." „Kom!" riep Ruskie uit en pakte haar handjes vast: „Dans maar en spring maar in het zonneschijntje. Goud haar en een roode sjerp draagt Columbijntje" En vóór ze het wist danste Annie vroo- lijk met Ruskie in liet rond. Nog nooit had Annie een jongen zóó licht en zóó hoog en zóó sierlijk zien springen. En het scheen wel of de vogels allemaal meezongen met Ruskie's liedje. Maar plotseling bleef Annie staan en zei ernstig: „Ik moet weg. Ik moet naar school." „Waarom?" vroeg Ruskie. „O", zuchtte Annie: „Grootmoeder zegt, dat ik nu oud genoeg ben, om naar school te gaan. Ik mag nu niet meer den heelen dag in het bosch spelen en blauwe bloempjes plukken." „Arme Annie", zei Ruskie medelijdend. ,,En.... en", vervolgde Annie, terwijl haar lipjes begonnen te trillen: „Tk ken geen mensoh op school. Grootmoeder kan niet zoover meer loopen en nu moet ik zelf alleen gaan vertellen, dat ik Annie ben." Een dikke traan rolde over Annie's roode wangetje. Ruskie greep toen haar handje weer en zei: „Trek het je maar niet aan. Als je zoo van blauwe klokjes houdt, wou je ze zeker wel eens hooren luiden. Dat doen ze alleen, als ze denken, dat er niemand luistert. Kom maar mee, dan zal ik het je laten hooren. Je hebt nog zooveel tijd!" „O, ja?" vroeg Annie. „Dan ga ik nog even mee!" En samen renden ze een klein paadje langs, tot Ruskie plotseling stilstond. En verder slopen ze heel langzaam. En uit elk holletje en van onder elk blad kwamen de boschbewoners te voorschijn en dansten en sprongen en vlogen rondom Ruskie. En in het bosch begonnen de blauwe klokjes een fijn zacht wijsje te klingelen. En -dat was waarlijk het wijsje van: „Dans maar en spring maar in het zonneschijntje, Goud haar en een roode sjerp draagt Columbijntje." Zoo kwamen de kinderen aan een klein, helder beekje en dadelijk trok Ruskie kou sen en schoenen uit en stapte in het water. „Kom!" riep hij tegen Annie: „Trek ook je kousen en schoenen uit! Het watec is zoo heerlijk frisch!" „Maar", vroeg Annie wat aarzelend: „Heb ik daar nog wel tijd voor?" „O, meer dan genoeg", verzekerde Ruskie haar en weldra plaste ze scnaterend van Diezier naast Ruskie. II. Maar wat hoorde Ruskie daar? Van verre, over velden en bosch drong een geluid in Ruskie's ooren. „Kling, klang, kling, klang". Het was de schoolbel. Ruskie keek naar Annie. Nee, zij hoorde het niet. Elfenoortjes hooren scherper dan menschenooren. „Zou ik het haar vertellen?" dacht Ruskie. Maar toen keek hij boos en fronste zijn wenk brauwen. „Ik wil niet goed zijn", mompelde hij. Ik wil niet!" „Dans maar en spring maar in het zonneschijntje, Goud haar en een roode sjerp draagt Columbijntje. Zoo klingelden de blauwe klokjes. „Kling, klang", klonk de schoolbel. „Ze zal straf krijgen", dacht Ruskie. „Maar het kan me niet schelen!" Maar toch, terwijl hij dat dacht, greep hij Annie's hand en riep: „Kom, vlug! Het Is tijd!" Zoo zie je dat Ruskie toch wel bij de goede Elfen hoorde en het zoo gemakkelijk nog niet vond, om slecht te zijn. Hij hield alleen te veel van plagen. Hij droogde vlug Annie's voetjes met zijn zakdoek af en daarna holden ze weg, de kousen en schoenen in de hand. O, hoe holden ze! Ruskie's voeten raakten nauwe lijks den grond en het leek Annie of ze vloog. Maar voor ze de school bereikten, hield de bel op en de tranen sprongen An nie in de oogen. Vreeselijk, den eersten dag al te laat te zijn. Ze waren maar één minuut te laat en Ruskie bracht Annie by de juf frouw. „Dit is Annie Bouma", zei hij. En ik ben Ruskie Ruskie Bruin. Het spijt ons, dat we te laat zijn, maar het is alleen mijn schuld, want ik heb Annie gezegd, dat er genoeg tijd was om te spelen.' „Dat was ondeugend, Ruskie", antwoord de de juffrouw. „Kinderen, die te laat ko men moeten schoolblijven en sommen ma ken." „Dan zal ik die voor Annie ook maken, want het is alleen mijn schuld", zei Ruskie weer. „Best", zei de juffouw, weer vriendelijk. Annie voelde zich meteen op haar gemak in school. Ze moest leeren lezen en schrij ven en de juffrouw vertelde een verhaal en leerde de kinderen een versje en Annie vond alles heerlijk. Maar Ruskie vond het heelemaal niet prettig in school. Je moet weten, dat Elfen nooit schoolwerk leeren. Ze kunnen je wel helpen met je sommen of moeilijk taalwerk, maar zelf sommen maken, dat kunnen ze niet. En Ruskie moest na schooltijd zes sommen maken. Toen Annie om vier uur weg ging lachte ze haar vriendje zoo gelukkig toe, maar het was bijna zes uur eer Ruskie zijn sommen af had en weg mocht gaan. „O," zei hij, toen hij buiten stond: „Ik ga nooit meer naar school." En hij holde naar het bosch terug, waar hij na zonsondergang weer in een elfje veranderde, nog steeds een elf met een gebroken vleugeltje. Haar viel uit de lucht een rozeblad om laag. „Hè," zei Ruskie verbaasd: „Waar komt dat vandaan? Dat is lekker voor een dekentje." En hij kroop onder een padde stoel en dekte zich met het rozeblad toe, om eens heelijk uit te slapen na het maken van die moeilijke sommen.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 4