Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 17 Maart 1923. VAN DE GROOTEN DER AARDE! NO. 62. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) „OP HET DROGE." Wij reproduceeren in het nummer van heden een tweede teekening van onzen stad genoot, den heer L. Pinkhof. Deze zal, ver trouwen' wij, naar het hart van vele jutters zijn: de schuiten „op het droge" vormen een stadsbeeld, dat men op onzen rnerk- waardigen en in zekeren zin eenigen zee dijk in alle seizoenen kan waarnemen. VOORJAAR. Het zit in de lucht en overal neem je al de duidelijke kenteekenen er van waar. Ondanks de oostenwinden, die het weer lang koud hielden, ging de ontwikkeling In de natuur haar gang. Waar maar leven was en waar is geen leven? kwam het tot uiting. Het luide gesnater, waarmee .je geregeld al bij het ontwaken wordt begroet, behoeft je "niet eens naar buiten te doen kijken, want je weet dadelijk dat het musschenheir haar voorjaarscho liefdesduels houdt en door er een heidensch kabaal bij te maken, je de meening tracht op te dringen, alsof het nu werkelijk een strijd op leven en dood zal worden. Ze zijn net als hun naamgenooten, met wie men hen zoo graag vergelijkt en' die ook hoogtierende ruzie kunnen hebben, zonder dat er harde klappen vallen. Maar ze doen al meer, want alle vezels en pluisjes, die ze maar kunnen bemachti gen, pakken ze beet en sjouwen die naar de daken, wkar ze bij voorkeur hun „home" inrichten. De kokmeeuwen beginnen hun sierlijke kopjes te sieren; sommige hebben slechts een klein vlekje aan den kop, doch er zijn er reeds, die hun chooolade-kleurige afzet ting reeds hebben voltooid. Er is een zwenking van kievitenvleugels over de velden en in de luchten. Rondom laait al het begin van een Jode lend vogelleven, dat u doet snakken naar het buiten zijn, langs dijk en tusschen de velden en in de menschelijke eenzame duin valleien. Dat snakken naar buitenleven laait ook onbewust in de jongens, want met geen mogelijkheid krijg je ze 's Woensdags- en 's Zaterdagsmiddags eerst aan hun sommen en het dooie ontleden van taalregels Ze lappen het vaderlijk gezag aan hun laans en gaan eerst aan hun drang naar lucht en vrijheid voldoen. Dan dwalen ze naar de duinen en de moe rassen; neuzen hier en daar. Snuiven de verkwikkende voorjaarslucht met gesperde neusgaten op, laten de bolderende frissche winden door hun naar school-riekende ha ren en kleeren blazen. Ze buitelen over de greppels en springen over de slooten; ze rennen door de duin valleien en klauteren over de duinkoppen. Ze poelen in de slootjes of ze al kikkerdril en salamanders daaruit kunnen peuren. Ze zouden dat ontwikkelingsproces wel willen forcheren, opdat het gelijken tred zou kun nen houden met hun eigen prangende le vensuitbarstingen. Doch ze 'moeten nog geduld hebben. Straks staat de heerlijke Paasohvacantie weer voor de deur en dan kunnen ze weer thuiskomen met hun geleiachtige, gespik kelde kikkerdrilklodders en hun salaman dertjes en moer van dat kriebelig goedje. En daarom namen ze maar wat anders mee. Een heerlijk brokje natuurleven sjouwden ze meer naar hu la Een bosje wllgentakjee, waaraan reek sen van> halfgeopende, wollige katjes, die aanvoelen als zachte donsvlokjes en die teere, wit, grijs-grauwe, fluweelige kleuren dragen. Ben bosje elzenkatjes met hun fraaie, gele bloementrossen kregen ook een plaats in een vaasje en kwameü mede de kamer sieren en brachten een heerlijke handvol natuurpracht onder het bereik van thuis zich nog bij het kacheltje warmstoovende huiveraars bibberaars. Maar nog meer hadden ze meegebracht. In den trommel zaten velerlei soorten van mossen, die ze in hun omzwervingen hier en daar hadden losgestoken. Daar was het bekertjesmos, dat op een teergroen veld ywa bosch van bekertjes toonde. Er was oW het rendiermos, dat bun ongebreidelde phantasie dreef naar de wijde vlakten van Lapland en van de Toendra's. En dan nog het zilvermos met die blanke zilvervlekken op het fijne mosgroen. Daar gloeit een voorjaarsstemming in hun binnenste en hoe gewillig ze zioh ook laten persen in het gareel der eentoonig weerkeerende schooluren, nu en dan barsten ze er toch uit en dan juicht het in hen en laait de Bataviernatuur in hen op en moe ten ze zwerven door ongerepte streken, waar nog niet alles is verknoeid in kunstige vakjes en vormpjes, doch waar moeder na tuur kris-kras veel en geenerlei dooreen heeft gestrooid, waar 't haar en wat haar maar beliefde. En dat leven grijpt hen dan soms dermate aan, dat hun geheele leven wel zouden willen laten samenvloeien met dat van na tuurleven. Dan spreken ze er van, dat ze ontdek- ItngweliifPf wilton wnnton, (tot a» wilton Mlaea naar vëffë vreemd* toiatonj dat ee lindbmiwkiiwtlgi wilton worden ©f itot ië dtorkunée wilton ©eitude&e». En dan laat ,to s» maar uitdagen. Dut keert elk voorjaar w&er, Die drang van het uitspattend leven komt elk voorjaar weer ln hun jongensbestaan en na eenigen tijd wordt het weer kalmer ln hen en ls hun lnnerlijk-zljn weer gelijk gestemd met het hun omringende leven, als ook daar aan den vurlgen eersten drang ls voldaan. Zoo prachtig klinkt het in de twee eerste zinnen van het refrein van het padvinders lied: Naar de duinen, naar de bossöhen, 't Volle leven tegemoet. Als de jongens dan wat temperament heb ben en het'opwekkend marschlled zingen, dan kan het niet anders of het moet in hen juichen van bruisend leven. Voorjaar! Wat een heerlijke prelude van het zomeroonoertl Wat een wijde gedachte aan zon en kleur; aan geur en licht! Voorjaar! Kies opening van de poort, die toegang geeft tot het natuurparadija dialoog. De Evolutie. We schieten op? Waarmee? Nou met de bezetting van de Roer!.... Nou kan 't niet lang meer duren. Och, mannou kan 't juist lang duren'n menachenleeftijd kan 't nog duren. fHfóWtj Hi n i Wto ©h drie.Helton maar nai Kmrt wri 't gpwott© mlUtotoë «ontrol© vin tto civiele ingëntoufg. Eu toon gulden de Bodhaa tegenhou den 11 - Toen werd het zaohte dwang. En de boches zelden staken I Toen werd 't militaire dictatuur bezetting van de steden gevangenneming en uitwijzing.m En Berlijn telegrafeerde: Saboteeren. Lijdelijk verzet. Toen werd het oordon trekken en geen kolen naar het binnenland.Weg met de Duitsche chefs en ambtenaren. En Berlijn telegrafeerde: De winkels sluiten 1 En nou is het al lang bard tegen, hard en lederen dag vinden de Franschen wat uit En iedereni dag vinden de Duitsohers er wat tegenover Preciesdat is 't zure ervan Geen van de twee komt vooruit! Wat de een voor is vandaag, haalt de ander morgen in en nog meer. 't Is al net als met de maatschappij. Daar hei je 'tl Toen wij peulebroeken waren, ging de slager van de hoek 's mor gens met 'n hengselmand op z'n rug loopen- de langs de klantenEn de schoenmaker zat trouw te tikken.vijf honderd houten pennen in 'n dag en als de halve zolen van daag niet klaar kwamen, kwamen ze mor gen klaar.Geen mensch dee 't gauwer. Maar daar kwam 'n slager en. die vond 'n ouwe fiets uit om langs de klanten te rijden.En de schoenmaker nam 'n jochie. -T 'n Jaar later hadden alle slagers 'n fiets en alle schoenmakers 'n pennejongen. Die er geen had was ouderwets.En ze gingen weer allemaal even hard! En 'n slager vond 'n Ibakkarretje uit met 'n paard ervoor 1 En dè schoenmaker kreeg 'n singer- trapnaaimachine. En ze waren de vlugste uit de heele stadDat noemden ze concurrentie I Tot na 'n half jaar: Toen hadden alle itoBëfg 'ti wagen met 'a hitje ea alto §«h©ea> iBëüëM tfëöHBHimaMhlne©. ...Sn tfiu|ëa wel allemaal hard, niBftf 11,allemaal «ven Uawl. Tot &r een kfanlulnlïo «lager voor den dn« kwami met 'n ootermMel.Dat ging hard.En de schoenmaker had 'n ma chinale pen-machine. En nou gaan ze weer allemaal even hard.Iedere slager heeft 'n telefoon en jij en ik hebben 'n telefoon en de slager zou z'n eigen schamen als-ie geen ooteme- biel had en als je om 'n biefstuk van ander half ons telefoneert, dan heeft de Duitsche dienstbode 'm al te hard laten bakken voor jij of ik goed en wel de haak van de half- automatische telefoon hebt opgehangen. Zoo is het.En als je met de kapotte schoenen bij den modernen schoenmaker komt, dan neemt-ie ze aan en steekt ze in een afschuwelijk monster van raderen, wie len, spanriemen en bezems en voor Je je zilverbon goed en wel hebt opgescharreld, pakt de winkeljuffrouw aan den anderen kant van de toonbank ze al in gezoold, gehakt, geneusd, genaaid, gepend, gewalst, geschaafd, geschuurd, gepolitoerd, gepoetst, en geprijsd.Alles electrisch machinaal. Is de wereld er beter om? Geen cent. Precies.Zoo gaat 't met de bezet ting van de Roer ook! Als ze 't op deze ma nier willen klaar spelen Lik op stuk en deze slag was voor mijn!.Nou dan hebben ze nog jaren den tijd.Dan komen vandaag of morgen de nieuwste uitvindin gen eraan te pas, let opl Ik geloof 't ookSaluut. Addio!. OP HET DROGE DE MARQUISE DE POMPADOUR. Wij houden er allien onze idealen op na en het ideaal der vrouw, die later de Marquise de Pompadour zou heeten, was, sedert haar prille jeugd: te zijn de vriendin van den Ko ning, van den vjjftiendien Lodewijik. Toen zij negen jaar oud was, voorspelde een waar zegster haar, dat haar inderdaad dit geluk zou te beurt vallen. Toch moesten er toen nog lange jaren voorbij gaan. De ambitieuze vrouw trad in het huwelijk met zekeren heer Lenor- mand d'Etioles, maar zij verloor haar ideaal niet uit het oog. Ze legde zich toe op alle denk bare verleidingskunsten, wensohte te zijn een goede actrice, danseres, zangeres. En daarin slaagde ze heel aardig. Lodewijk XV rouwde in die dagen om de hertogin de Chateauroux, die was overleden en zie, daar kruiste op een feest, dat de stad Parijs gaf ter eere van het huwelijk van den Dauphin met den Infante van Spanje de schoone 22-jarige madame d'Etioles zijn pad. Zij' verscheen als Diana. „Schoone jageresse", zei de Koning, „de pij len, die gij afschiet, zijn dioodelijk". Hij gaf toe overwonnen te zijtn. Toen gaf Madame d'Etioles aan haar wettigen echtvriend zijn congé hetgeen deze accepteerde op de meest filosofische manier en werd' door 's konings gunst madame de Pompadour, dame du Palais de la Reine. Zij herinnerde zich <te. waarzeg ster uit haar jeugdi en gaf de vrouw een pen sioen van zeshonderd llvres. Haar ideaal had ze bereikt en hoeveel menschen kunnen baar dat nazeggen? De Marquise de Pompadour had macht en gróóte macht. De ministère waren gelukkig met één woord van tevredenheid uit hMr mand. Indien zij dit wensohte, hield ze de buitenlandsche gezanten verre van den koning en ging met Sa Majesté naar Oompiègne. Vanuit haar boudoir regeerde zij Franikrijk, omringd door een groote schaar van lieden, die door vleierijen haar gunst zochten. Ze verzamelde rijkdom, landgoederen en juwde len, maar was zij gelukkig? Haar femme de ahambre sprak eens een waar woord tot de machtige coutisane, toen zij zeide: „Ik beklaag u, madame, ofschoon de hoede wereld u benijdt." En inderdaad was voor het eerste meer reden dan voor het laat ste. Dag en nacht hield de Marquise zich be zig met de politiek, doch bereiken.... deed ze niets groots, niets belangrijks. O ja, men bracht haar lof en hulde, overdreven hulde, maar fijngevoelig als zij was, ontdekte de vriendin des konings onder deze eerbewijzen FEUILLETON. I Naverteld door CAREL J. BRENSA. l) Over den arbeid. SeUrirk. De Arbeid is een van de beste leermeesters in do school van de levenswijsheid. Hij voedt op tot gehoorzaamheid, zelfbeheersohing, aan dacht, ijver, volharding.... HU maakt, dat de mensch in zijn bijzonder beroep meer dan ge woon thuis raakt en zioh tevreden en geschikt gaat bewegen <te midden van zijn inëdemen- schenl l>e arbeid is de eeuwige wet van ons bestaan het beginsel van alle vooruitgang voor menschen en volken. En men moge soms den arbeid in zekeren zin oen last en eer» plaag voor den mensch noemen; met evenveel ge mak kan men hem oolk de grootste zegon voor de mensohheld heeten! Want wanneer er niet meer gewerkj, werd zou door verschillende oorzaken de menischheld reddeloos ten gronde gaani I Deze waarheid is door de grooten der Aarde altijd cn in de eerste plaats begrepen! Meer dan een fignfir van beteekenls in onze samen leving had zijn lijfspreuk ln de eerste plaats aan deze waarheid ontleend: Zoo b.v. Walter Soott die zei.„Nooit niets doen!" Het motto van Voltaire was: „Altijd aan het werk." De groote Robertson Jiad sinds zijn minnelijken leeftijd tot spreuk: Vita 8!ne Lltteris mors est d. w. z. „Een Leven zonder studie is de dood gelijk!" De Natuuronderzoeker Laeepède kenmerkte zich ln de woorden: Leven beteekent werken! Het zelfde ongeveer was de lijfspreuk van den ouden Filnius. Sjoberg een Zweedachen dichter, is bU zoo goed als niemand bekend, terwijl hij toch een menachenleeftijd lang over de geheele wereld bekend: was. Dat komt omdat hy reeds vroeg een nieuwen naam aannam, n.1. dien van vita-lis hetgeen beteekent: Het leven een strijd 1 Evenmin is bekend de schrijver Frederik van Hardlenberg. Maar wel ls bekend' de naam waarachter hy zich gedurende zyn arbeidzaam leven verschool, n.1. Nova-lis d. w. z. Nieu we strijdl Toen Alexamder de Groote het Perzische Ryk veroverde en ln do gelegenheid was de levenswyze der Perzen waar te nemen, merk te hy op, dat een volk, hetwelk zoo de slaaf was van zyn vermaken en in 'het geheel de fierheid van den arbeid niet kende wis en zeker ten onder moest gaan! „Een van xnyn hoofdmannen zou irnet een halve legermacht dit volk ook verslagen hebben" zeide hy I Toen-Keizer Severus op zyn Sterfbed lag te York, riep hy voor de laatste maai zyn ge trouwen en legeraanvoerders by zich en zei dit eené woord: LaboremuslGe werkt, mannen! T)e schryver Burton heeft in zijn tyd in een vrij merkwaardig boek „De zwaarmoedigheid ontleed" aangewezen, dat de zwaarmoedig heid hoofdzakelijk het gevolg is van ledigheid! De ledigheid zeide hij ls niets minder dan de nest voor het lichaam en de ziel het is de kweekster van allerfel ondeugden* de moeder van alle ellende.... ze is de grootste van de zeven doodzonden/ en zy is niet alleen zooals de burgerman zeet des Duivels oorkussen, maar zy zijn zyn peluw en zijn bed en de dekens erbij!.... Een luie hond zal onget'wyfeld de schurft krijgen.... Dacht gy dat «en lui mensch er vrij van zal blijven? De dichter Lessing was zoo diep overtuigd van de goddeiyke waarde van voortdiurenden arbeid en rustelooze bezigheid', dlat hy om zyn meening op karakteristieke wyze te de- monstreeren, de volgende redeneerlng in hield,Wainneer de Almachtige God zoo zeide hy voor mij kwam te staan en in de eene 'hand de Waarheid hield,de waar achtige waarheid* waarnaar wy allen zoeken. En ln de andere hand; hadl hy het zoeken maar de eeuwige waarheid. En hij zou tegen mij zeggen: Kies, Lessing.Kies wat je wilt de waarheid of het zoeiken naar de waarheid*... Nu dan zou ik mijn hoofd buigen en tegen den Almachtige zeggen: Goede God* be houdt Gy de waarheid en geef my de voort durende zucht, den onuiifoluschbaren drang om de waarheid te zoeken.... Want dat zal het meest heilzame voor nrüj zijn!" En de grooten der Aarde, die in woord en schrift deni arbeid verheerlijkt hebben, deden dit volstrekt niet alleen in woord en schrift. Maar niet minder door de daad! De eerste predikers van het Christendom hebben aan deze nieuwe leer den grootsten luister bygebracht en hebben de meeste hei densdie zielen tot het geloof der liefde over tuigd, door hun rustelooze en zich voor nletB schamende nederigearbeidzaamheidl 'De twaalf apostelen waren handwerkslieden en zyn dit ook tijdens de periode van Evan- gelie-pred'iking gebleven! Het verbreiden van het Christelijk evangelie was propagandawerk voor de vrye uren, zooals ook tegenwoordig het waarachtig propagandawerk van een nieuwe leer of van pogingen om menschen en toestanden te verbeteren altijd weer vrije- uren werk is! 'De meest beteefcenenide grondleggers van het Christendom waren timmerman, visscher, nettenbreier of pottenbakker! Wie niet werkt zei de Apostel Paulus die zal ook niet eten! En hy beroemde er zich op, dat h(j gedurende zijn lange leven nooit iemand tot last was geweest! Toen Bonifacius im Engeland kwam om het Christendom te prediken, had hy in de eene hand het evangelie on in de andere hand den winkelhaak. En zoowel hier als later aan deze zyde van de Noordzee en in het land der Ger manen, leerde hy zyn volgelingen zoowel de leer van Christus als het omgaan met den 'Win kelhaak. Ook Maarten Luther hield zich terwijl hij de Hervorming over de Christelijke wereld voltooide bezig met handenarbeid en ter wijl hy de Bijbel vertaalde, verdiende jdj zyn ibrood met tuinieren, timmeren, draaien en klokikemaken! Napoleon was er altijd hoogeltfk mee inge nomen wanneer hjj een zorgvuldig vervaar digd werkstuk zag. Hy maakte aan den ont werper of vervaardiger een vriendelijk com pliment en verliet hem nooit zonder een diepe buiging te maken als stille hulde aan de werk kracht I De bekende schrijver Southey, zei, dat zijn werk het grootste deel was '-an rijn godsdienst! Toen hy négentien jaar oud was», riep hy uit: „Negentien jaar!Zeker 'n vierde van rnHn leven en ik heb nog zoo goed als niet3 gedaan! De boereniurnmel* die voor een dub beltje per dag de kraaien van het korenveld houdt, is nuttiger voor de samenleving dan ik!".... Fuller vertelde van Francis Drake* den be roemden zeeheld, die reeds vroeg het zilte nat bevoer en krap aan het werk gehouden- werd, „dat de inspanning, die hy zich had moeten getroosten* en het geduld, dat hy had moeten oefenen, de voegen van zyn ziel vaster ge maakt en zyn kracht en vastberadenheid ver hoogd hadden!".... Schiller placht te zeggen, „dat hy het als een groot voorrecht beschouwde, dageiyks eenigen wenkbuigeiyken arbeid onder handen te hebben, die gestadige vlijt en inspanning vorderde. Zoo zouden er duizenden mede de waarheid kunnen getuigen van het gezegde van Greuze, den Franschen schilder. Hy zeide: ....Nut tige bezigheid is een der voornaamste gehei men om gelukkig te zijn...." Toen Charles Lamb eindelyk op zyn veT- zoek ontslagen was en zyn eentonig kantoor werk kon laten liggen, voelde hy zich een der gelukkigste menschen der wereld.... „Ik zou zeide hy tot een zijner vrienden voor geen honderd duizend) gulden nog tien jaar in mijn vroegere gevangenis doorbren gen".... Op denzedfden opgewonden toon schreef hy aan een ander vriend: ....„Ik ben nauwelijks in staat om een brief te schrijven! Hoezeel..Ik ben vry Vrijl.... Ais een vogeltje in de lucht!.... Nu zal ik nog eens vyftig jaar op mijn gemak en zonder werken gaan leven.Ik wenschte wel, dat ik je een deel van nrijn aanstaande rust en gemakkelijk heid kon overdoenl..Ongetwijfeld is het beste wat een mensch kan doen niets uit voeren en daarby misschien zoo in 'n vri. uurtje eenige goede werken verrichten Twee lange en vervelende jaren gingen nu voorby en daama dacht Lamb er geheel an ders over! Nu begon hy pas te begrijpen, dat ambtsbezigheid, dat zelfs het dagelijksobs zeur- en Sleurwerk van zyn vroegere periode nog veel en veel beter voor hem was geweest, dan de latere periode waarvan by zich zooveel gelukzaligheid' had voorgesteld1Hy be kende zichzelf, dat hy de allergrootste en blindste dwaas geweest was, die op twee bee- nen rondliep! Vroeger vond hy het een god- deiyke gedachte, den tijd te hebben; na de twee jaren van gedwongen proefneming, scheen hem geen hatelijker vyand te bestaan dan overtolligen tijd! En den brief, welke hy destijds aan zijn vriend schreef, had hy gejubeld over de zee van vrijen tyd, die voor hem lag en waarin hy door niets en door niemand gedwongen wor den zou.... Maar na twee jaren schreef hy heel anders. „Ik verzeker je luidde nu zijn klacht niets te doen te hebben Ls doodeiyker, dan zich te overwerkenDe geest knaagt aan jezelf, wanneer je geen bezigheden hebt en verzadigd zich zoodoende aan een zeer ongezond voed sel! Ik bekommer my om niet» meer en ik weet*™ dit: Nooit vielen de regentiruppelen uit den hemel op een nietswaardiger hoofd, dan het mijneIk ben een woest en mis dadig.... tydvermoorder geworden.... Nu weet ik één ding, dat het groote geluk bren gen kan aan den ellendigen imensoh! En dat eene ding is:.... Werken!" 't Juttertje Roblnson. (o) Heerlijke arbeid als gl] ooit een vloek van God waart, hoe groot moeten dan zijn zegeningen wel wezen!

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 3