f&'sr S E ""nTiS'S&SSr™» somtijd» haat, iinaoMtul vt»rm;lit11ld y De hertogin de Hiuhalieu bij: voorbeeld De- handelde deze tschoone vronw overdag- mot overdreveiv-heleefde gedienstigheid, niaardee nachta ging ze stampvoetend rond boven haar Hlaapkapiervertrek, te Vorsalllas, zoodat markiezin onmogelijk de slaap ionvatten, (he ze toch zoo noodig had, na haar dagahjlrache vermoeiende intriges. De Haneohe adete- schouwde haar als een bourgeois© De plaats, die zij innam, was te hoog voor iemand van haar geboorte! Bn de koning, degene die haar gemaakt had tot wat ze was, vergoedde niet metzün liefde al haar smart.... Och arme! Lo- dewiik XV kon niemand liefhebben, zelfs met zijn eigenrik. „De koning houdt van je trap voegde een vriendin haar eens toe, >j ts go- wend, die op en af te gaan, maar als hij in jouw kamers een andere vrouw vond met wlo hij over zijn jacht en zijn zaken kon praten, zou hij er na drie dagen aan gewend zjn Dit teekent den toestand goed. De koning voelde wel, dat "de marquise en haar wijdver takte intriges hem noodlottig wanen, „vroe ger noemde men mij ie Blen-Aimé zet hij bitter, „thans ben ik le Bien-Haïl Maar hij miste de energie om aan haar regie een einde te maken. Tenslotte voelde hij noch liefde, noch achting voor de Marquise, alleen een sprankje medelijden en al bleet zij o cieel de Favoriete, de houding de® konings drukte tegenover haar toch niets anders uit als onverschilligheid' eh stil verwijt. Ook dit moest de intelligente vrouw zeer wel voelen. Zij bemerkte, dat zij den koning niet meer behaagde, welnu, dan moest zij zich onmisbaar maken als Femme d'Etat. En de latere jaren van haar leven waren aan de verwezenlijking van die gedachte gewijd. Het gelukte haar nochtans niet. Het Fransche volk haatte en verachtte haar, verweet haar den slechten gang van zaken op alle gebied en menige anonyme brief bereikte haar, waarin zij met den dood werd' bedreigd. BABBEL-UURTJE OVER MODE. De nieuwe mode der „klok"modellen! Ik heb de zoete hoop dat minstens eenige van mijn getrouwe lezeressen zioh zullen herinneren hoe ik in een artikel van eenige weken geleden het vaste voornemen had iets te gaan vertellen over de nieuwe. voorjaarsmantell Ik gaf zelfs blijk van dat voornemen door jmijn artikel hierna te noemen en ook over deze aangelegenheid van wal te steken. Maar eilacie.De trouwe lezeressen zullen het zich herinneren: Erg ver ben lk niet gekomen, want ik ben misdadig afge dwaald onder den Invloed van het machtige eh tooveraohtige dingVoorjaarshoed"! Maar nu dezen keer heb ik al mijn wils kracht verzameld en zal het tot het hittere einde toe hebben over de voorjaarsmantel! Zooals ik u reeds vertelde: Naast de meer en imeer bekende Velours de Laine, Du- fetine, Drap Oixdulé etc., komt de z.g. Ja- quart-stof (dat is een soort stof met inge perste en ingeweven patronen) er al meer en meer in. De mantels van deze stof en in moderne opvatting gemaakt, hebben zon' der uitzondering een uiterst elegant cachet. De meest geschikte modellen voor deze soort stof zijn wel die met on-onderbroken rug en voor-pand dit laatste even gedra peerd en ver op de heup sluitend. Hetzij met een groote gesp of dito knoop. In de zijde zijn dezë mantels dan even getailleerd of saatngeknepen. Maar ook de chique „strepen en ruiten" gaa£ weer een vrijbelangrijke rol spelen. N«mMU? lal men In den weer vaak de zoogenaamde durfde van dp kleuren - is bij een even- tueele zelf-tc^assing zorgvuldige keuze en saam voeging een allereerste eisch. Ook bovenstaand model en al de nieuwe klokvorm en doet law- «oheldene opzichten terugdenken aan vree- ccre drncht. Stof en kleur van dit model waren chocolade-kleurig „drap eouple terwijl kraag en manchetten met dezelfde kleur zijde geborduurd WW— Co„y Wat nu de modellen hetreft, vertelde ik reeds eerder, dat de „klok"-vorm weer hoe langer hoe meer in eere schijnt te worden hersteld. Is het eenmaal een feit geworden In de zuivere oonaekwenüe, dan zal dit lu verschillende opzichten een belangrijke ver andering' geven. Meer dan menig argelooze vrouw op het ©ogenblik misschien vermoed, (laat u maar eens na: De z.g. „lijn" of sllhouette" van de vrouw die tot dusver «1ank was en waaraan wij nu zoo langzamerhand gewoon waren ge raakt, zal in de eerte plaats een geheel an der aanzien krijgen. Want wat we nu aan lengte «gingen winnen door de veel langere rok, verliezen we nu weer door de al vanaf de heup wijd woTdende mantel. iZoodat we goed beschouwd weer „op dezelfde grootte" blijven! Een tamelijk goed idee' van de nieuwe modellen krijgt men door vorenstaande tee- kening 'te .beschouwen. Het origineel van dit model was vervaardigd van donker bruine effen stof gecombineerd met een ruit in de kleuren donkerbruin, beige en lvoire. Mehi ziet hierbij duidelijk geïllustreerd het royaal klokkende onderdeel der mantel. Dorst in de Woestijn. 0 K.M. verdor ligt. De Arabieren noemen dit: „het land gaat op z'n kop staan". Op 1 Januari, den zevendon dag, zagen wo deze luchtspiegeling voor de eerste maal struik 5ewas en heuvelR waren, reoht in het Zul en, duidelijk zichtbaar. Onze gids sloeg vastberaden een meer Westelijke riohtlng in en hield dezen koers eenige uren vol; toen begon hij te aarzelen en te zwenken. De zwar ten wilden hem afranselen; zelfs Mohammed verloor rijn geduid. Hij koos nu meer zul- Toen onze Zuidelijke koers niets opleverde dan blauwe meren, welke de zon ons voor oogen tooverde, werd zonder Abdoellah ver- VAN *S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT Het compliment. Trotsohe moeder En hoe vindt u nou het spel van mijn jongen, professor? Professor, die manier waarop hij z'n viool weer in de kist legde beviel mij bui tengewoon. Vriendelijk. Is t waar dat u tegen mijn buurvrouw gezegd heeft, dat u mij een onuitstaanbaar brutaal mensch vindt? Waar is 't, maar gezegd heb ik het biet. Twee Vlrtnoozen. Gisteren heb in het variété ©en ar- tiste gezien, die speelde met haar teenen. Niks geem kunst, dat doet mijn kleine Jongen ookl Aangename gast. Een student introdtuoeert een collega op de partij van zijn oom. U vindt het zeker wel goed, dat lk mijn vriend heb meegebracht, oom? U hebt wel niet veel aan hem, hij danst niet, hij speelt niet, en z'n oonversatie.daar is ook niet veel aan, maar hij is ©en kolossale imitfc- teur. Morgen zal hij u en tante Clara na doen, dat al de lui brullen van het lachen. Hij wias aan het strand al een poosje achter haar aangesienterd en besloot haar tenslotte met het gewon© praatje aan te spreken: Neemt u mij niet kwalijk, Juf frouw maar ik meen dat ik uw gezicht al eens meer gezien heb. Kan best wezen, ik ben er al eens meer mee buiten geweest, antwoordde de jon gedame koeltjes en draalde hem den rug toe. RUSKIE EN DE RUPSEN. 10. Jullie weet zeker nog wel, hoe RU8Jj® uit Elfenland werd verbannen en op aarde moest blijven tot hij zonder te plagen twaalf goede daden verricht zou hebben. Eiken keer, als Ruskie weer wat goeds gedaan heeft, laat het rozen-elfje een roze/blaadje op aarde vallen. „Ha, gelukkig", zei ze: „Daar ls een rups! En nog wel een met zachte haren. Gauw op haar rug kinderen!" En drie heel kleine Elfenkindertjes klommen op den rug van de rups en hielden zich aan de haren vast. „Naar huls, juffrouw rups!" riep de Elfen moeder. „En vlug! Anders komen we te laat voor het eten." O, wat een vernedering! Alle insecten ke ken naar haar. En dan op zoo'n manier ge commandeerd te worden! Alle kleine Insecten de mieren, de spin nen, de lieveheersbeestjes, dansten om haar heen en riepen: „verander jo In een vlinder en vlieg wegl Toe dnnl Lant haar »lan, dat je ook een Elf bentl" Maar natuurlijk kon de rups *loh maar niet zoo Ineens verande ren. lön de Elfen kindertjes sloegen haar met de vuistjes en riepen: ,,ïïop> hop. Voor uit, oude luilaklM Eu de Klfonutoodor «ei: „Vlug alsjeblieft, Juffrouw Rupsl Als je niet voortmaakt, «al lk je in een slak verande ren!" De rups liep nu zoo hard zij kon, ter wijl alle insecten lachten en schreeuwden: „Wat een Jokkebrok. Ze is heelemaal geen Elf!" Zoo begon de twist tusschen Elfen en rupsen. En nu zal ik Je vertellen wat een kwaad een rups Ruskie deed. Het was een erg kille nacht geweest en Ruskie had zijn rozeblaadje dicht om zich heen getrokken. Maar 's ochtends, toen hij wakker werd, was hij toch door en door koud. O, zoo koud en nat van de dauw. En wat denk je, dat hij zag. Wel het laatste stukje van zijn rozeblaadje dat verdween door de keel van een dikke groene rups. Geen wonder, dat Ruskie woedend wasl „Jou leeUJkerdl" huilde Ruskie. ,Jk zal Je in een slak veranderenI" „Dat kan Je niet", laóhte de rups. „Je bent verbannen en' je kunt niets doenl" ,jO, tooh wel, ik kan mezelf ln een vogel of in een pad veranderen en je opeten!" antwoordde Ruskie. „En hoe zou het dan met Je goede daden gaan, mijnbeer Ruskie. Je zou geeni roze- blaadjes krijgen als je mij opat. Goeden dag. Ik ga naar mijn kool!" En weg schoof ae groene rups het kreupelhout in. Ruskie volgde haar. „Het kan zne niet schelen", mompelde hij. „Ik zal mezelf ln een lijster. n. Maar juist op dat oogenhllk boorde hij een diepen zuoht en opkijkende zag hij een oud vrouwtje op een omgevallen boomstam zitten. ,;Ooh mompelde ze: „Als lk nu maar een kleinen Jongen had om me te helpen, dan was lk er klaar mee." En ©en traan rolde over haar gerimpeld© wang. Geen Elf kan het zien van tranen verdra gen. Zoo snel hij kon veranderde Ruskie zioh in dien bruinooglgen jongen, dien Annle ontmoet had, en trad op het vrouwtje toe. „U zei toch, aat u zoo graag een Jonr gen wou hebben, om u te helpen. Wil lk het doen?" „Wel heb ik van mijn leven", riep het hoofd achter de karavaan aan strompelde en zioh zijn fout meer scheen aan te trekken dan wij. zijn slachtoffers. Om 8 uur 's middags verschenen ln het Z.O. eenige heuvels ann den horizon; ieder een begreep, dat deze onzo reddlmg konden beteekenen en begon te hollen, zoodat de strompelende kameelen bijna aan hun lot overgelaten werden. Een uur lang deed leder zijn best, vallende, zwaaiende, mot verdroog de gesprongen lippen en bloedende oogen, telkens verblind door de verleidelijke fata morgana van blauw water en donkere bos- scheri. Plotseling viel Yoesoef, die voorste was, op den grond als omhelsde hij de aarde; daar- vrouwtJc verrast. „Waar kom jo *>o Iwjg» haar tranen weg. „Ja zeker, wou IK g hulp hebben van een ki©ln«n ik weet niet, of Jij het wel kunt doen. Zie ik kan niets 'betalen. O" riep Ruskie ©en beetje verontwaar- digd'uit. „Ik wil niet betaald worden. Ik wil u alleen maar helpen 1" ffNu, dat is heel lief van Je, antwoordde het vrouwtje. „Je moet weten, dat ik een moestuintje heb en dat lk de groente, die ik daarin^ kweek, verkoop Maar dit jaar ^11 n de rupsen al mijn kool opeten. Eiken aag DOSCnj 6>SI «r 2ai' op den tuin passen. Vertel me maar, wam* ik zout en water vinden kan! „Jammer," zei llusklo. Maar mijn deken tje kun jo niet krijgen. Ik bon bang, dat Je paardebloem-bladen zult moeten ©ten!" „Dlo zijn niets lekker", zuchtte de rups. „Nee, maar ze zijn heel goed voor Je, grinnikte Ruskie. „Goeden nacht." RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsel*. L Berk, kerk, merk, werk, zerk. IL Beter hard geblazen dan den mond gebrand, zee, teer, maan, broeder, bel, band, grond, zaad. Nieuwe I. Het eerste ls een dier; het tweede ken Lk: 1 Het kleedingstuk; het derde een huishoudelijk voorwerp. Het geheel vindt men ln de slaapkamer. Wat ls dat? II. Het geheel 14 een spreekwoord van 5 woorden of 24 letters. 18, 2, 28, 24 ls een gebouw. 0.18, 10, 20 is niet valsoh. 1, 0, 8, 4, 28 is een bloedverwant 6, 17, 22,16 ls een deel van den voet 18, 21, 12, 8 ls een soort zeedier. 7, 14, 11, 22, 10 is het tegenovergestelde van geven. 16 ls een medeklinker, die je zelf weitra den kunt Goede oplossingen van belde raadsels ontvangen van; B. v. A.; O. B.; P. en O. B.; 0„ L. en G. v. d. B; 8. B.; G. de B.; J. B.; N. de B.; O. D.; B. v. D.; A. D.; A. D.; M. en S. D.; P. D.; A. J. en J. F.; O. J. G.; N. G.; O. G.; N. v. d. G.: P. J. G.; B. en T. G.; H. de G.; W. G.; J. v. d. H.; R. v. H.; W. K.; B. K.; W. K.; A. K.; C. K.; G. K.; W. en L. K.: H. J. L.; D. M.: O. J. v. M.; T. N.; P. N.; M. O.; J. P.; H. en G. P.; F. G. v. P.; A. R.: M. R.; J. de R.; H. R.; A. M. 8.; J. S.; H. S.; J. A. B.: J. de 8.; A. 8.; 0. en O. H. 8.: J. G. 8.; N. T.; H. J' J'L?- v' V.S W. V.; 8. W.; M. v. d. W.; E. W.; J. de W.; A. IJ.; E. de Z.; S. J, Z. Daarbij kwam dan nog het verdwijnen van lianr eertijd® stralende schoonheid. Zij streed w tegen niet alle kracht die Ifl haar was, maar tevergeefs. De marquise stierf toon zij 41 jaar mid was. I,odewijk XV, die andere vrouwen beweend had, vond geen traan voor de Mar quise, die bijna twintig Jaar zijn Ken gedeeld had. ITW stond voor een der vensiers. toon de doodkist In de koets werd gedragen, dte iiaar In vreesol Ijk slecht waar naar Parijs moest brongen.... „De Marquise treft het niet op haar reis", zei hij In de „Aarde em haar Volken" is eern-verta ling opgenomen van een Engelsch reisver haal, een tocht door d'e Sahara beschrijvend. De schrijfster, Rosita Forbes, is op weg naaV de geheimzinnige oasa Kdefara. Zij zijn een weinig den koers kwijt geraakt; zelfs de gids weet niet meer waar hij heem moet. En de rantsoenen rakeai op. De voorraad wateT maakte de reizigers meer*dan bezorgd; een kop heete koffie 's morgens en twee kopjes water of koude thee des avond vormden de dagrantsoenen. Op Oudejaar werd de situa tie plotseling ernstig, Abdullah de gids raakt geheel den weg kwijt en weet niet meer welken kant hij uitmoet. Rusteloos zoeken zijn oogen den, horizont af. Wij brachten de rantsoenen van mensch en dier tot de helft terug, zoodat op Nieuw jaarsochtend nog voor twee dagen voedsel en water voorradig was. Wij werden wat op- evroolijkt door Abdoellah's mededeellng, at hij Mazeel zag, eenige heuvels, welke hij den vorlgen dag al verwacht had. Op heldere ochtenden kaïn men, als de woestijn vlak Is, ongeveer een uur na zonsopgang oen luchtspiegeling zien van het land, dat onge veer een dagreis verder ligt; dan ziet men ^durende eenige minuten oen beeldi van wat delijken koers en dien avond! kampeerden wij zonder kampvuur, omdat allen te afge tobd waren. Ik verwachtte Abdoellah bij het ontwaken vermoord te vinden, maar hij bleek reeds op wacht te staan tot de luchtspiege ling zich zou vertoon en; ze verried alleen één heuvel in het Westen. Ik wilde daarheen" rei zen omdat wij er ruimer uitzicht zouden heb ben, mhar Abdoellah en Moraja hielden vol, dat we Taiserbo dan voorbij zouden gaan. „Als we te veel naar het Westen gaan, gaan we naar de hel," was het dreigement, en hier tegen was niets in te brengen. Met één dag water en voedsel konden wij dat niet wagen; achteraf is mij gebleken, dat die heuvel ons toch gered zou hebben, want Taiserbo is veel meer naar het.Westen dan algemeen aange nomen werd. Een dikke, ijskoude mist daalde op de woestijn neer en verergerde de situatie; ik bpsioot, op hêt compas recht Zuidwaarts te reizen. Volgens de kaart moesten wr, dan, dwars door de oase-groip van laiserbo of erlang? in ieder geval in de richting van Boer-rinma komen en daar merkteekenen vinden. Het was een verschrikkelijke tocht; ieder een wist dat we, menschelijkerwijs gespro ken, binnen een dag of twee van dorst zou den versmachten. Ieder onzer had open voet- wonden en niemand had iets durven eten; maar toch lachten wij. „Het is Allah's wil da wij sterven." zei Farraj, „maar Sldl Abdoel lah zal ons allen voorgaan". Ik geloof niet, dat de gids deze bedreiging hoorde; hij liep voort met een wanhoplgen starenden blik, links en rechts den horizon afzoekend. Al len spraken over den dood, maar aanvaard den de situatie kalm, alleen Abdoellah was voorwerp hunner woede. Maar de wanhoop gnf ook weer mood: Hassaneln kon op zijn ontstoken voeten niet staan, maar toon hl zag dat het einde naderde, liep hij aoht uren zonder pijn te voelen, Mohammed voelde blijkbaar zlin gezwollen voeten niet en zijn met bloed doorloopen oogen hinderden hem evenmin. Oprechte mensch en kunnen de dingen al tijd in hun werkelijkheid zien. zij het ook nooit volkomen. Geen mensch is ooit in staat een ding in zijn geheel te beschouwen; maar wij kunnen er hoe langer hoe meer van zien, indien wij het langer beschouwen. Ieder zal naar zijn bijzonderen inborst er iets anders van zien; toch zijn, vooropge steld dat die inborst oprecht is, al die ver scheidenheden aanwezig. Iedere schrede voorwaarts in de nauwkeurigheid van ons waarnemen zal ons iets nieuws aantoonen; maar het oude, dat wij het eerst opmerkten, is er ook nog. Door de nieuwe waarnemin gen niet weerlegd, maar verzacht en ver rijkt, zal het er in altijd schooner harmonie mee komen, en steeds meer als een gedeelte der oneindige waarheid bevestigd worden. Wees er verzekerd van, dat gij de men- achen evenmin als de planten tot volmaakt heid kunt rukken of samenpersen. Wan neer gij ooit een Invloedrijke positie be kleedt. vergewis er u dan eerst van, wat de mensch en die gü zoudt willen leeren, ge woon waren te doen. Stel hun geen andere voortreffelijkheid voor oogen; verstoor hun eerbied voor bet verleden niet; denk niet dtit gU verplloht zljt hun onwetendheid te verdrijven, hun bijgeloof te weerleggen: maar leer liun zachtmoedigheid en waarheid en verlos hen door uw voorbeeld van de gewoonten, die gij als ongezond en verne derend hebt loeren kennen. der beraadslaagd; wij moesten nu wel aan nemen, langs Taiserbo te zijn gegaan en onze eenige hoop was gevestigd op Zieghen of Boeseima. Een Oost-Zuidoostelijke richting zou ons, naar alle waarschijnlijkheid, daar brengen; wel konden wij den afstand, welke ons daarvan scheidde, niet meer halen met onze zwakke krachten, maar wij hadden goede hoop, dat één onzer, met, medeneming van water en voedsel, er wel zou komen en hulp zou-kunnen halen voor de anderen, die intusschen zouden blijven wachten en dus weinig water noodig zouden hebben, omdat iemand, die zich rustig houdt, nu eenmaal langer leven kan op een laatste handvol wa ter dian wanneer hij reist. Dien middag dansten de luchtspiegelingen talrijker dan ooit rond ona heen; Abdoellah werd wanhopig en bekend© plotseling, dat hij in geen twintig jaar in Taiserbo geweest was. Zelfs daarover maakten wij ons nu niet meer druk; het fatalisme had ons te pakken, de Bedoeïnen praatten slechts nog over andere slachtoffers der woestijn; een mian was ge storven op 15 meter afstand van een bron; een ander had kameelbloed gedronken om in leven te blijven. De zwarten luisterden naar al deze verhalen met belangstelling en verklaarden op mijn .vraag, of zij dadels wil den hebben, dat zij heelamaal geen dorst hadden; dien dag was hun houding in één woord' schitterend, hun grappen en gelach vroolljkten ons allen op. De eenige wan- was Abdoellah, die met hangend Rupsen en Elfen houden niet van elkaar. Je moet weten, dat rupsen vroeger beweer den ook Elfen te zijn: ze vertelden aan alle andere insecten, die. het hg©1-611 wilden, da ze zich in mooie vlindejr^konden verande ren. Eens toen de grootste en vetste van de rupsen bezig was aan een heelen kring van insecten uit, te leggen, hoe knap zij wel was, kwam er een Elfanmoedertjc aan- vliegen met eenige Elfenkindertjes. >1 imoos "1711 op voerde hti een wilden dans uit en zwaaide met zijn kufiya. Wij snelden toe en vonden hem staan naast een plek dor, grijs gras. „Inshallah! Nu is er ook wel meer!" juichte hij. Inderdaad vochten de kameelen al om enkele harde woestijnplanten. Wij haastten ons verder, om den top van de heuvels te be reiken vóór de zon onder zou gaan; het ge leek wel een wedstrijd van kreupelen en lam men, en Hassaneln en ik bleven ver bij de anderen achter. Wij zagen hen de laatste beklimmen wij zagen hen naar het Oosten kijken en toen zonken zij bewegingloos op den grond neer. Op dat oogenblik ge voelde ik, dat ons doodvonnis geteekend was; „als zij iets zagen, zouden zij wel gewenkt hebben, merkte ik op; en Hassaneln wist niet anders te zeggen d'an dat hij dat ook dacht. \v ij strompelden door het mulle zand te gen de zandhelling op, verwachtende dat het zelfde vlakke, monotone land, dat achter ons lag, ©izh voor onze oogen zou uitstrekken» Maar in plaats daarvan keken wij, over eeni ge lagere duinen heen, op een geheel ander land neer: links en rechts zagen we heuvels, bedekt met bruin bladerloos struikgewas en voor ons verrees een groep hooge, groene Wij konden ons de apatie der anderen niet begrijpen, „Daar moet water zljnl" riep ik hun toe. „Wallahil Maar Abdoellah kent deze streek niet antwoordde een der zwarten die, neerslachtig, kiezelsteentjes langs dé helling naar beneden keilden. „Hij zegt dat het de weg naar Zieghen niet is", ht stoorde m|j hieraan niet en liep de helling af; de ka meelen holden mij voorbij, maar hot groen bleek oneetbaar en onder aan do helling von- den wij een groep kameolgeraamten. ,j)lt ls El Atasoh -- de dorst", zei Abdoellaii plot- se lmg. „Er is oen oude put, maar het water zal u dooden. Het ls zout en bedorven" Wij moesten op zijn mededeellng af'gaati later bleek mij, dat net water van El Atnstl heel goed bruikbaar ls en de put gemakkellik uitgegraven kan worden. Maar de put lil niet op een der gewone routes en men kom er dtus alleen, als men door dorst Bedreven wordt; vandaar de naam El Atashl Er wis bout genoeg en we stookten een groot'vuur, d© markt en terwijl ik weg ben, zullen die iDe oude vrouw vertelde het RU9 ®,f eeniee oogenblikken later liep een aardig, ™Kk jongetje den tuin in met een bak Xit water. Waar hij verscheen, ging Ske - en de kool zat vol rupsen - overeind^staan op zijn «taart oa.te kijken. „Lieva help." riepen te Wt te «een goede plaats voor ons. Ze b©eftnu<» gen. De oude vroirwkon ons nht zien, maar die jongen. O, help." En alle rupsen kropen dit de kool en verlieten over de heg den tuin. Ze zelden tegen elkaar: „Nu kunnen we hier nooit weer terugkomen. O, waarom zijn er toch weer terug te komen. „Dank je wel, lieve jongen," zei ze. „Wat ben je warm en moe! Het was te wenschen, dat er meer zulke jongens waren als jij 1" Yu.Vf. Toen Ruskie zijn paddestoel vond hij een frlsoh rozeblaadje. Juljrt toen hij er zich in wilde rollen, zag hij een gmeno rups aan komon. „Goeden avena, mijnheer", zoi zo. „Ik hoop, dat u me n rt onbeleefd vond vanmorgen, lk wou u juist vragen of u non stukje van het rpeeblaMje voor me wou Imwaron. Ik bob zoo B lwutger, Een vamiohrtkkolljko ondeugende joegen heeft ons uit het koolveld weggejaagd! maar hadden niets om te koken; de zwarten dronken hun laatste water op, wij deelden ons restje met de Bedoeïnen, die het hunne al op hadden, scheurden de bagage-zadels open en voerden de kameelen met vulsel. Het was een treurige stoet van hol-oogige zwervelingen, welke zich den volgenden och-4 tend ln beweging zette, de geheele karavaan verdeelde zich, opdat niets ons zou ontgaan, maar wij marcheerden Oostwaarts zonder iets te bespeuren, dat op een oase geleek. „Als je mij de keel afsnijdt, vindt je geen droppel bloed1', merkte Mohammed op; en Farraj antwoordde vastbesloten, met de hand aan den trekker: „Het is tijd, dat Abdoellah sterft." En toen natuurlijk gebeurde het on mogelijke: een donkere plek werd flauw zichtbaas aan den horizon 1 Van ai hetgeen in de volgende twee uren gebeurde, herinner ik mij niets meer; of ik geloopen heb of gereden, weet ik niet, hoe de anderen er kwamen, heb ik ook niet gezien. Mijn geheele wezen was geconcentreerd op die donkere vlek, die groene oase, die telkens verscheen en verdween in de trillende lucht- golven, tot ten «lotte de palmen zich duidelijk afteekenden. Ik herinner me allen een paar naakte zwarte lichamen, die als razenden in net zand wroetten en een groep zwijgende menschen daaromheen, wachtend op de be slissing over leven of dood. Het'water kwam langzaam, want ln de haast hadden wü een sloc-hte.plok gekozen. Maar terwijl wil net eerste natte zand ln onzo handen voelden, verdrongen zich alle primitieve emoties ln «Vaptr vreugde, opluchting, dankbaar heid, te diep om ln woorden uit te drukken I Een paar uur later was het leven weer nor- maal en dachten we alleen bij den aanblik van het water aan een stevig maal o» een bad. WIJ kampeerden bh hot grootste pal- menboschje in het gezloht van de gezegende bron, en den, ganschcn middag lag ik op mijn veldbed met mijn „zemzlmaya" (veld- ftesch) naast mij; als lk niet dronk, sohuddo Ik de flesoh om het heerlijke geklots van het water te hooren.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 4