OUD MEST Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 28 April 1923. NO. 68. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) INDIANEN. In de „N. Rott. Courant" vertelt een corres pondent van liet uitstervende ras der Indianen in Suriname. Wij nemen uit zijn interessante beschrijving een en 'ander over. Als jageT en onvermoeide voetganger vindt hij in het binnenland zijns gelijken niet, Gaat de Indiaan aan het wandelen, dan kan hij toch ten maken van fantastische uitgestrektheid. Het kan zijn, dat een aantal imannen van een benedenlandsch dorp, het liggen in de hang mat voor een tijdje moede, op het pad gaan, om vrienden of betrekkingen te beozeken. Op eenige weken of maanden marcheeren in de, voor blanken ondoordringbare en onherberg zame bosschen komt het dan niet aan. Hij ■mist de athletenslankheid van den boschneger, maar, als men hem kleeren aantrok, zou hij zonder twijfel de indrukwekkende figuur ver- toonen van een deftig en welgedaan rentenier. Een athloet is de benedenlandsche Indiaan nu eenmaal niet; zijn lichaamskracht is betrekke lijk gering, zijn postuur vaak klein, en alleen zijn behendigheid redt hem ln de bosschen. Die behendigheid is dan ook groot. Waar de blanke of creool tot verhongeren gedoemd zou zijn, vindt hij overvloed van jacht. Zijn ver mogen, om groote visschen met pijl en boog in de vallen te schieten, grenst aan goochelen. Expedities ln het binnenland zijn het beste af, als zij voor de proviandeering Indiaansche jagers en viseohers kunnen meekrijgen, mits deze lieden ook werkelijk tot het einde bij hun taak blijven, en niet de bevlieging krijgen om eens vacantie te nemen, of, uit gebelgdheid, hun werkgevers ln don steek te laten. Nu zal echter een Indiaan eT niet licht toe komen, een werk te verlaten, dat hom lln hoop volle nabijheid van sterken drank brengt. Dit is namelijk het sterkste lokmiddel, da er voor hem op deze aarde bestaat. Het is een verleiding, waartegen hij niet bestand is. De drank is, zooals men weet. de ondergang van zijn ras. Een groot gedeelte van de lichame lijke degeneratie der benedenlandsche India nen is er aan te wijten. Dr&nk en roodhuk zijn nu eenmaal onvereenigbaar. Waar zi; samenkomen elndit het er steeds mee, dat een van beid'en den ander uitroeit, niet zonder dat >ok de overgeblevene groote schade geleden heeft in den strijd. Komt de Indiaan voor eenige dagen naar Paramaribo, dan is het moeflük te verhinderen, dat hij gedurende a '"en tijd In een doorloopenden roes verkeert Heeft ntj thuis zijn feesten, dan zijn dat vaak bacdrnallfln, waar wij niet hij kunnen. We 's de drank, dien zij uit cassave en andere be- «tanddeelen bereiden, niet heel rijk aain alco hol, maar zij drinken daarvan dan ook hoe veelheden, die een Munchener vrees zouden inboezemen. De vloeistof, die zi| verzwelgen is gewoonlijk palwarl, welke zij maken uit half verbrand oassavebrood, dat aoor de vrou wen gekauwd wordt, en dan eenige dagon te gisten staat. Vaak ziet men ln Indiaansche hutten groote hrouwreservoirs. Liever dan Ieder ander vocht, is den Indiaan dram, een slechte soort rum. Die kan hij echter zelf niet maken. Melaatschheid, een van de grootste plagen van Suriname, schijnt onder de Indianen niet of slechts sporadisch voor te komen. Tegen de malaria echter zijn zij niet zoo gehard als de boschnegers. Een andere ziekte, die overal In de wereld gezonde oerbevolkingen gedeci meerd heeft, zoodra zij met de „beschaving" In aanraking kwamen, heeft ook de Indianen n'et gespaard. Vooral de balatableeders heb ben veel ertoe bijgedragen, het bloed der In dianen ln de bosschen te vergiftigen. Komt men nu ln de dorpen, dan ziet men, hoe de jongere generaties een sterk element neger- of mulattonbloed vertonnen. Wat men zoo te VAN 'N PASSESIER DEER 'N LUCHIE AN WAS. Onder de dokters op 't platteland nam dokter van Nabel wel 'n bezondere plaas in. Zeker, ok omdat ie ien van de knapste mels- ters uit de omtrek was, maar vooral ok deur zen persoon. Opgewekt van humeur, gezellig prater, uitstekend redenaar, had ie bovendien; 'n skarpe blik op de mensche en d'rlui eigen- aardlghede. Dat alles maakte dat le overal ii heel erreg geziene gast was en je kenne gerust zegge dat er op 't durrep glen partal van belang geve wier of hal wier, uitno-odlgd om voor ceremoniemeister te speule en as ie dat annam, dèn gong 't felst fain hoor! zien krijgt van de Indianen in heit kustland, stelt allerminst gerust ten opzichte van de toe komst van hun ras. Deze stugge, weinig toegankelijke of toe schietelijke menschen trekken ons toch aan, door het trotsche en vaak rechtschapene van hun houding. Gemakkelijk zijn zij veelal niet om mee te gaan, en gaarne toonen Hij den blanken hun onafhankelijkheid. Hun trots heeft vaak echter ook de goede eigenschap pen, die erbij dienon te hooren. Geef t gij een boschneger een geschenk, dan zat hij zien, of hij niet meer van u kan loskrijgen, terwijl de Indiaan zal rondkijken, wat 'hij u als tegenge schenk kan aanbieden- Hij houdt niet van pin gelen. Vraagt hij u te veel, en gij biedt hem minder, dan zal hij in de meeste gevallen on middellijk of zeer spoedig toegeven. Van geld heeft hij heel weinig begrip. Wij kochten oeps een jaguarvel, dat in een dorp te drogen hing. Het was slecht behandeld, de staart ontbrak er aan en ook een poot. De eigenaar vroeg 20 gulden; wij boden acht, en hepen weg, wer kelijk niet erg erop gesteld, het ding voor dien prijs te krijgen. De eigenaar, een jonge man met veel negerbloed, wilde niet toegeven, maar de anderen betoogden, dat als de bakra's niet meer wilden geven-, dat het dan ook wel in den haak moest zijn. De verkooper kwam het ons toen brengen. Eens vroegen wij een ouden Indiaan naar den prijs van een bepaald' type van pijl, dat wij zochten. „Vijf centen", zei de man. Dat was een beetje lastig, omdat het ding hem meer aan grondstof moest kosten, en het ook weer niet juist zou zijn geweest hem meer te geven dan hij verlangde. Ik raapte toen een tweede pijl op, en vroeg, wat beide samen kostten. „Een banknoot" (50 ot».) zei de rood- Niet dat hai alllen allegedurig an 't woord was, o nei, ieder most wat doen en ie wist 't wel zoo te make dat de taaiste boer uit z'n nest kwam. As er 's ien was, die niet veul zin had dèn maakte dokter 't wel zoo bordeg en plaagde de staifkop zoo gruwel- dig dat 't gien harde was. Ja plage, plage dat. kon ie en dat zal wel gien mensoh beter wete hewwe as Jan Deke, die vlak neist 'm weunde. Jan was een goedhartige eerlijke klrrel, niet zoo heel leep, maar hullepvaardlg en zoowel as Griet, z'n walf mit hart en ziel dokter en mevrouw toedein. Alles was dok ter mit 'm uithaalde vond Jan goed, want ie wist dat er volstrekt gien kwaad mee be doeld wier en ok dat alle poese die 'm bakke wiere, weer dubbel en dwars op aflre manier goedmaakt wiere. Leit ik jullie d'rs ien staaltje ut de veule vertelle. 't Was 'n Zundagoohtend in de zeu- mer en Dokter most nag effies nei Winkel. Hai had wel 'n knecht, die altaid mit 'm reed, huid, daarmede blijk gevende, dat rekenen niet zijn sterke zijde was. Hij had ev«n goed vjjf gulden als vijf cents kunnen vragen. Dat de Indiaan soms te winnen is door groven humor, heb ik met eenige verbazing een anderen keer bij het koopen van een be paald soort vischpijl gez;un. Wij kwamen in een dorp, waar wij eenige pijlen vonden van een type, dat ik zocht. De bezitter lag ln zijn hangmat, en nam geen notitie van ons. Toen wij hem vroegen, ons die pijlen te verknopen zei hij kortaf, dat ze stuk waren. Mijn hege leider, een gewezen districtscommissaris, vroeg toen den man, de pijlen dan in orde te brengen. Hij dacht er echter niet aan, die moeite te nemen. Toen vroeg mijn geleider hem, of hij in het kraambed lag. Want ook vele Surlnaamsche stammen doen nog aan het oude gebruik, dat de man zidh te bed legt, als zijn vrouw een kind heeft gekregen. Te gen die onderstelling kwam de Indiaan ijverig op. Toen nam mijn metgezel een'der pijlen liep daarmede lachend op den man in de hang. mat toe, en riep: „luidan eruit". En hj; sloeg met de pijl onder tegen de hangmat, waar deze door het zwaartepunt van het lichaam ge drukt, werd. MIJ leek het experiment zeer ge waagd, maar de Indiaan vonia het koetelija. Hl, lachte gul mee, sprong uit zijn hangmat, en ging onmiddellijk aan net werk. Toen wij te rugkwamen, waren de vuurpijlen gerepareerd. TT(1 ontving ons met amicale vriendelijkheid. Hij scheen het ruwe grapje zeer te waar- deeren. Evenals bij de boechnegers, wordt ook bij de Indianen thuis het zware dagelijksohe werk door de vrouwen gedaan. Zooals dezen zwoe gen, zoo doen de mannen bet zeker niet. Men kan ze zien sjouwen met zware lasten, die zt, op den rug dragen, terwijl het hoofdgewicht drukt op een band, die om het voorhoofd be vestigd wordt. Het is een wijze van torsen, die geweldige eischen aan de nekspieren moet Oud zijn die vrouwen zoo mogelijk nog lee- 1 ijker dan zigeunerinnen, waarbij deze laatsten verder nog in het voordeel zijn, dat zij met kleeren het versleten liohaam bedekken, wat bij de oude Indinanschen geenszins het geval der mooi, tenger, met een prachtige huid," een Is. De, jonge vrouwen echter 'zijn vaak bijzon der mooi, tenger, met een prachtige huid, een edel profiel, terwijl de lange, strakke, moote, diepzwarte vlechten vormende haren een heel sterke tegenstelling vormen met, heit in tal van rattenstaartjes op het hoofd' verzamelde kroes maar 't gong 'm as iedorien: as je alle dage mit dezelfde man neist je moet zitte, begint dat op 't lost te verveule. Asslo dèn.ok aftr zelsklp vlnde kon dèn kreeg de knecht pre missie om thuis te blaive, weer ok hal niks rouwig om was. 't Was voor Jan dus heelekendal gien be- zonders, dat ie op deuze oched door middel van Antje, die meer as lid van do familie dèn as maid bai dokter weunde (iets wat ze trouwens dubbel en dwars verdiende) 'n boos- kip kreeg of ie plezier had om mit dokter mee te gaan nel Winkel. „Maar gauw ofmake", had Antje zald, „want dokter gaat mit de de blauw en die is nag al ongeduldig zoo as je wete." Ja, Jan zou gauw ofmako, maar eerst most z'n verklelderspak uit en 't Zundagsohe an. Eerlijk zaid Jan maakte vort hoor: hai kon de blauw en ie kon de dokter ok, maar nou zat ie mit dat nare zwarte beffie dat Griet altaid hewwe wou dat ie voor dei as er wat bezonders was. Allien kon ie 't gosterwereld niet vast kraigen en deerom zou Griet hel lepe, maar Jan sting deur z'n haast almaar to slcurreke en te draaie, dat Griet, ok 'n >eetje zenewachtig, ok mit 't beffie niet gauw klaar komme kon. En deer begint me die Jan te foetere en op te speule en Griet voor honderd en tien uit te schelden, dat die verachtig begon te skreeuwe. Juist op dat moment kwam Antje weer om ers te kaike weer Jan bleef en niet zoodrel had ze de van kwaadheid dansende Jan en de -guitende Griet zien of ze begreep wat d'r an de hand was. Zonder te spreke pakte ze Jan bai z'n lurreve, trok 'm mee nei 't raam, draaide 'm mit z'n reg nel 't licht, greep 't beffie en maakte 't in 'n wup vast. „Zi, zoo", zal ze toe, „jai make mit je kouwe drokte Grietjebuur ïeelegaar van streek. Trek nou je jas an en gaan mee want we hewwe al 'n heele taid op je wacht". van de negerin. Men ziet onder de Indianen mannen zoowel als vrouwen, naar onze -be grippen, goede, bijna Buropeesche gezichten. De vrouwen der Indianen doen veel aan pottebakkery. Het eigenaardige, Surinaani- sche aardewerk, dat zij ap lwm primitieve ma nier boetseeren en kleuren, is misschien dat gene, wat bij ons te lande nog het best van Suriname bekend is. Het is belangwekkend werk, dat nu vaak. voor de markt, peuterig wordt gemaakt, maar waaronder men nog steeds indrukwekkende stukken ziet. De Indianen zijn. een merkwaardig volk. Het is jammer, dat zij 200 slecht zijn uitge rust voor den stryd om het bestaan. Waren zij echter 'beter daartoe uitgerust, dan zouden zij misschien ook weer minder aantrekkelijk zijn. Wij zien in hen een ras verdwijnen, dat zich in zoover gunstig van andere troibsohe en onafhankelijk voelende volken onderscheidt, dat het deze -gevoelens bij anderen nooit ge tracht heeft aan te tosten. DIALOOG. De lieve Lente Ze delibereeren zoo zwaar over den zomertijd in de 'Tweede en- Eerste Kamer. Daarom blijft de wint zoo in het Oosten Ik kan tenminste nog niet veel merken van de lente. We hebben toch de een en twintigste al gehad, is 't niet? Allang! Maar ik heb de tochtlatten nog voor de ramen. De tochtlatten?Da's nog niks. Ik had twee weken terugje weet wel hoe de vrouwen zijn.'t was 't ouwe liedje: Schoonmaken en als 't kon voor de Paschen schóón.nou en dan mot zwarte piet eran gelooven, is 't niet?.Dus ik ja, wat moet je doen ik heb trouw de kachel naar de vliering gesleept.Maar dat heeft niet lang geduurd.... Ik zeg tegen m'n vrouw: Nou, maar je kan zeggen wat je wil over de schoone vitrasies, maar ik haal zwart-jan naar beneden. Da's de moeite. Wacht effen.Ik heb op m'n dooie gemak 'n half mudje eiere-nootjes gehaald en vijf en twintig burgerturf.En ik heb 'm laten lachen verleden week Zondag dat 't 'n lieve lust was .1 En nou jij! Ik zal je wat anders vertellen.Ik had m'n dikke winterjas al weggebracht naar de B.enfin, ik had 'm niet meer thuis.Maar ik hem 'm terug gehaald, hoor! Op 'n holletje.... En m'n strooien hoed heb Ik ervoor in de plaats gebracht. Als 't' zoo doorgaat heb ik die vooreerst niet noodlg. Niet noodig?.Met zoo'n straffe Oostenwind?.Geen mensch zal je uit lachen als je met zoo'n vaste wind je schaat sen uit 't vet haalt 1 't Heeft maar één nacht moe te loopen en 't Nieuwe Diep ligt dicht MIJ zal 't niks verwonderen als 't zoo meteen gaat sneeuwen en we met de Pinkster in de arreslee zitten I Dan kunnen we aardbeien eten op 't ijs? Aardbeien? Als dit weer nog .n .poosje anhoudt dan zullen we van den zomer naar don kersenboomgaard gaan met onze wanten aanWat jij?. Nou 's zou mij ook niemendal verwon deren. We leven ln zoo'n raren tijd. Nietwaar?.Van den winter hebben we voorjaarsweer gehad, en nou in de lente krijgen we oostenwind. En do kachel rood. En je winterjas terug. En je schaatsen uit 't vet. En tegen Juli op 't ijs! Ja en dan loopen we tegen Novem ber met onzen strooien hoed. En ln December nemen we zomerva- cantie en gaan in 't flanellen pak naar 't Kurhaus van Huisduinen. Schoone tijd! Met recht! Bonjour! Saluut. Dr. BRENSA. Toeken een groote bol, een kleine bol, twee driehoeken on eeni paling en maak van die figuurtjes samen oen huisdier. Jan wist 't, trok z'n jas an, kreeg nog 'n akoone zakdoek van Griet en zal: „Nou da hoor! Je wete wel dat ik 't zoo kwaod ni< mlenl" Toe vloog ie de deur uit en nei dokteris wurref. 't Sleltje stong al klaar, de kneoht hiel de blauw bal de kop en dokter zat al op z'n plaas. Niet zoodrèi had ie Jan zien komme of le riep: „Waar weerga blijf je Jan. Maak as de wind dat Je 'r in komt, want ik moet vóór tweeën weer thuis zijn." „Ja, ik kon me beffie niet vast kralge en Griet ok niet en as Antje 't niet dein had, had 't nag niet klaar weest." „Och jij met je beffie. Stap op, gauw!" Jan sting al op de tree, dokter sloeg 't voetekleed op en nag was de passesier niet heelekendal boven of de knecht liet de blauw los en.vort -ging 't. Mit 'n plof smakte Jan op z'n zitplaats neer, zonder dat ie taid had had om| te zien dat er 'n bordje stonig. Ver schrikt sprong Jan weer hallef op, keek nei 'n stikkende bordje dat op 't kusse lég en riep hallef jammerend: „Alle mensohe dokter, 'k hew wat broke, maar ik kon 't niet hellepe, gerust niet want ik 'hew dat heele bordje niet zien. Ik plofte zoo onverdachs neer." „Hindert niet", zei dokter, „gooi de scher ven maar weg". Jan pakte de stikken, smeet ze ien voor ien buite 't raituig en zai toe weer: „Maar dokter, d'r zat vast wat in dat skuttelje, want ik bin heelegaar nat, lk voel 't deur me kleere heen." Onderwail voelde ie naggers mit z'n hand ok en toe ie die weer voor de dag haalde stonkie as 'n kreng. „A jasses", zai Jan, „wat 'n stank, je zouwe je hart uit je laif kere. Hou toch erls effies op dokter, ik bin d'r verlege mee zoo as 't stinkt". Eerst toe draaide ie z'n gezicht nei dokter, die alle mogelijke moeite dein had om niet OORLOGEN TUSSCHEN KINDEREN! Op een andere nlaats in düt nummer deel den we mode, dat volgens een- verklaring van de Even'mg Standard de tegenwoordige jeugd van Amerika geen lust meer 'heeft 111 liet spe ten Ihet soldaatjes, doch op het oogenJWik zyn zinnen gezet heeft op de Mecano-doozen Het is te hopen dat dit zoo blijft en dat daarmede ook verdwijnt de eigenaardige zucht in kinderen om vaak in levende lijve oorlogje met elikaair te spelen I Wamt niet altijd -behMden de -kinderspelen een vreedzaam karakter. Het soldaatje speten is niet zelden een groote en natuurtharts- todhtelyke liefhebberij onder de jeugd- en het is niet uitgesloten* dat in verschillende tijden deze „ondeugd" van boveni af niet weinig werd- aangewakkerd! In het jaar 1601 haid binnen de wallen van Antwerpen een gevecht plaats van een leger jongens, die ettelijke honderden sterk zijnde, zich in twee groote groepen had verdeeld en een fortmeelen oorlog voerden. Ieder van de legeiis had een overste of kapi tein, waarvan op het voorbeeld van de toen maals bekende legeraanvoerders aan een den naam Aïbertus en aan den. ander den naam MauTits verleend' was. De beide troepen raakten zoo slaags, dat meerdere Strijders er het leven bij iterloren. De Markgraaf van Antwerpen ging zich in allerijl met het geval bemoeien; -hij trachtte met zijn volk de vechtende partijen te schei den, maar tevergeefs.... Men zag zich ge noodzaakt eenige- oompagnliieën 'burgers onder de wapenen te brengen. Deze konden einde lijk den -aanvoerder Albert/uis uit de handen van de volgelingen van Ma-urits verlossen. Zij namen, op hun 'beurt Maurits gevangen en op bevel van den Markgraaf ontving hij een afstraffing op hot stadhuii-s. Maurits vluchtte vehbolgen uit Antwerpen en bereikte Bergen op Zoom, waar hij werd aangenomen als jong soldaat in het leger van den Prins, ofschoon hij daartoe den vereisch- ten leeftijd1 nog niet bezat. Het geval stond Inmiddels volstrekt niet op zichzelf. Reeds op 23 September van het jaar 1566 werd, een officieele missieve van het bestuur van de stad Gent gepubliceerd, waarbij h-et uitdrukkelijk verboden werd' om soldaats-ge- wijs op te trekken en dn slagorde met elkaar te vechtend In de publicatie-hoeken van de stad Sluis werd op 9 December van het jaar 1572 ver boden', dat men kinderen van den een tegen den ander opzet en toelaat dat deze ln gevecht komen op den openharen straat. Op straffe van betaling van een boete behoudens dte meestersrekening voor opgeloopen kwetsuren worden de ouders der kinderen aansprake lijk gesteld. In de publicatie van het jaar 1574 moest evenwel de boete nog worden verhoogd .Want de straatoorlogen tu-sschen kinderen namen een bedenkelijk karakter aan....! HOE DE WERELD ER TEGENWOORDIG UITZIET! Moderne advertentieprijzen. Advertenties in de Moskousohe .Jswestia' worden tegenwoordig aangenomen tegen 80.000 roebel de regel! (Times.) De held van den dag! Maarschalk Foch ontving niet lang gele den van de universiteit „Fordham" in Ame rika het eere-doctoraat in de rechten. Hij is daardoor reeds vijftien maal „eere-docter"l (Journal.) Maar de Jeugd is tegenstander! Met de speelgoedsoldaten als klnderllef- hebberiji is het tegenwoordig finaal uit! Schier niemand vraagt er meer naar. Maar de mecano-doozen daarentegen worden bij duizendtallen verkocht! (Evenlng Standard.) Elk zijn eigen brievenbus. Al sedert lang worden allerlei pogingen in het werk gesteld om het verouderde en tijdroovende postzegel-opplakken uit de we- ln lachen uit te barste, maar toe ie nou 't benauwde gezicht van Jan zag skoot ie in 'n bulderend gelach, wat Jan aeld uitroepe: „O, nou begraip ik t, je hewwe 't er weer 's om dein, al die naast en dat ofmake was mo- nepolle. Ba.wat stinkt 't.Toe dokter, lelt me d'r nou assleblieft of, den ken ik nei huls gaan en me verkleide, ln zoo 'n mi serabele stank is 't gien uithouwe, toe assle blieft!" „Ophouden? i+oen kwestie van. Ik wil niet alleen rijden. Je gaat mee naar Winkel en daarmee uit. En dat lekkere goed waar je ln hebt gezeten, dat is 'n onschuldig goedje; 't heet asa foetida of duivelsdrek. Dat luchie zal er onderweg wel afgaan en van de nat tigheid zal je met dit warme weer wel geen last 'hebben? Kom, vroolijk maar op de baan, we gaan zingen. Ken je 't Russische volks lied,'dat ze laatst op 't sociëteitsfeest gezon gen hebben? Niet? Dan maar 't Wilhelmus". Dokter begon en Jan zong van arremoed mee, maar van harte gong 't niet, vooral nie) as 'm de wind die stank weer in z'n neus woel. Zingende rede ze Winkel binne. „Ziezoo", zei dokter, „nou gaan we eerst 'n kop koffie koopen en dan ga 'k mijn pa tiënt bezoeke!" 't Raituig draalde de stal in, 'n stalknecht kwam toeschiete en greep do blauw. Jan en de dokter d'r uit. „Geef je de 'blauw wat gras jong?" „Zeker dokter, we hewwe pas maald." „Mooi! Vooruit Jan." „Nei dokter, ikke niet hoor! Ik stink zoo jerubel, ik blaif hier!" „Vooruit zeg ik. D'r Is toch geen mensoh", en zachies an douwde dokter 'm de gelag kamer in. Dat er wel deeg menschen wazze, wist dokter dessels goed, want 't was juist soostaid en d'r zatte d'r heel wat om de ronde tafel. reld te helpen. Men wil het zoover brengen, dat ieder burger een instrument in zijn bezit heeft om zonder Inmenging van de poste rijen dan alleen het ontvangen van de hieruit voortvloeiende rechten natuurlijk zijn te verzenden brieven kan stempelen tot de juiste frank eerwaarde. Duitse lil and stem pelt reeds de poststukken van „abyine- mentsfrankeering" zonder zegel, doch alleen met het „waarde"-stempel. In afwachting nu van de voltooiing en volmaking dezer gedachte is Engeland voor gegaan met het plaatsen van een brieven bus bij ieder, die hierom vraagt. Voor een bedrag van 8 pond sterling 's jaars kan ieder mensch een brievenbus aan zijn huis krijgen, welke op de officieele tijden wordt gelicht. Tot heden zijn er te Londen reeds ruim 12.000 in gébrudkl De Menschelflke gewoonte. Een Amerikaansch statisticus 'heeft er zijp vrijen tjjd aan besteed om te berekenen hoeveel woorden een mensch gemiddeld in zijn leven spreekt. Hij is tot het resultaat gekomen, dat eon „zwijgzaam" mensch tot aan zijn zestigste jaar gemiddeld 35 miilioen woorden uitspreekt. Een normaal spraakzaam mensch geeft ln dien tijd wel een.milliard woorden. Een veelprater brengt het gauw tot twee mil- lard. Over de vrouw wordt in deze statistiek gezwegenl (Evenlng Sim.) Zuinigheid. In het bijzonder heeft het de aandacht van de commissie getrokken, dat Voor de inrich ting van een vergaderzaal in -het gebouw van het Centraal gebouw voor de Statistiek een bedrag van 13.000 is besteed. Deze zaal heeft vermoedelijk voor haar inrichting in het geheel meer dan 20.000 gekost. Deze zaal is bestemd voor de commissie om tweemaal per jaar te vergaderen.ge durende één dag. Overigens blijft die zaal ongebruikt! (Rapport Bezuiniginigsoommlssie.) Het moderne vervoer! Het nieuwste sohip van de „White Star- Line" een sohip van bij de 60.000 ton heeft kort geleden zijn eerste uit en thuis reis over den Atlantisohen Ooeaan naar Amerika gemaakt. Voor de voeding van de 5100 menschen, welke het schip ten hoogste heen en terug kan vervoeren, waren 75 ton vleesch noodig benevens 20 ton spek en ham, 40 ton visch, 18 ton gevogelte en 7000 stuks wild. Verder was noodig 85 ton aardappelen, 10 ton wortelen en rapen, 10 ten kool, verschei dene tonnen uien en andere groenten en 1600 Eng. ponden tomaten. Aan vruchten waren er 600 kisten appe len, 400 kisten sinaasappelen, 80 kisten pe ren en ruim een ton kasdruiven. Er was een.ton roomijs aan boord en drie ton marmelade en jams. Bovendien was er aan boord voor de „huishouding" een hoeveelheid van 85 ton meel, 8 ten suiker, zes ton boter, vier ton thee en koffie, 80,000 eieren en 500 gallons melk. Om te drinken was er 80.000 flessohen ale en stout, 1000 quarts en 1600 plnts cham pagne, 1000 quarts en 1200 plnts andere wij nen, 5000 flesschen whlskey, oognao en je never, 400 flessohen likeur, 250.000 sigaret ten en 2800 Engelsohe ponden tabak. (Daily Telegraph.) Andere cijfers. De buitenlandsche schuld van Rusland in g o u d-roebels uitgedrukt is na den oorlog geklommen tot een bedrag van 12.487 milliard. In de huidige waarde van den papier roebel uitgedrukt is dit „ongeveer,' 182.640.000.000.0001 Deze papierroebels zijn natuurlijk zelfs niet in Rusland aanwezig en men zou ze niet eens kunnen afdrukken ln biljetten van 1 miilioen roebel! (Economist» francais.) Te veel voor één. „U komt solllclteeren naar de beitrekking, die bij mij vacant is? Laat ik u dadelijk zeg gen, dat Ik van mI1n meisje vlijt, eerlijk heid en zindelijkheid verlang, en dan moet u uitstekend kunnen koken." „Gunst, mevrouw, zoudt 11 dan maar niet liever vier meisjes tegelijk huren?" „Goeden morgen, heerenl" „Goeden morgen, dokter!" „Neen Jan. kom jij ook maar hier. Mijn passagier ls 'n beetje onnoozel heeren, maar u zult 't toch wel goed vinden als hij bij ons komt zitten." Zonder antwoord af te waohten nam dok ter twel stoelo Vlak neist de secretaris en zai: „Kom hier Jan an m'n groene zij!" Jan dorst 't niet lelte en dronk ln 's hemels naam z'n kompie koffie maar op, dat was 't beste om z'n verlegenhaid te verbor- rege. Nag was Jan's koppie niet 'heelgaar leeg of de secretaris, die an 't woord was, hiel iensklaps op, snoof 'n paar maal in de rlch. ting van onze Jan, die 'm doodskaamde, zH niks, maar ökoof z'n stoel 'n endje bal 'im vandaan. Bakker Molenaar, die neist 'm zat, zai snuivend: „Luch je 't ok secretaris. Var, 'n gemiene stank. Weer komt dat nou op lens vandaan?" Allo sooslede an 't snuive en allegaar luchtte ze de miserabele stank. Ok dokter snoof mee en zai op 't lest tot Jan, die nou wit en den rood zag: ,,'t Zit 'm bij jou Jan!" Opstaande pakte ie Jan bal z'n skoer: „Ga deres staan mannetje!" Jan gong staan, maar 't was of ie deur de grond zonk en toe dokter riep, op de natte stoel waizod: Nee maar zeg! Kijk me nou zoo'n groote kerel..1" en d'r 'n bulderend gelach op volgde, skreeuwde hallef huilend: „O lieve mensphe, 't is niet waar hoor! Hal heb 't dein!" As de wind was le de deur uit. Dat de dokter, toe 't gelach wat 'bedaard was, alles vertelde begraip je en dat Jan 'n nuwe Zundesche broek kreeg ok. As d'r later 's ien was die Jan met 't ge- van plaagde, zaid ie krantvast: „Nou, as dok ter me weer 'n nuwe broek geeft, mag ie me weer 's in skuttel mit van die smurrie 5t Juffertje f n 4 VvciyYtV» «-,,...1 j t

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 11