Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 5 Mei 1923.
NO. 69. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
MARINE-HERINNERING.
Toon we vroeger, in de tachtiger jaren, de
kust vah Atjeh blokkeerden en op onze kleine
4e klasse-oorlogsscheepjes daar inaar een ta
melijk eentonig bestaan hadden, werd er ge
regeld zooals ik vroeger al eens vertelde
een paar keer in de week een sappie of een
varken geslacht: het versche vleesch van die
beesten afkomstig, bracht een aangename af
wisseling in het eeuwige menu van boonen met
kaantjes of snert met gerookt spek.
Dat slachten had plaats volgens de regelen
der kunst en geschiedde gewoonlijk door een
der oudere matrozen als chef-slager^ die dan
geassisteerd werd1 door een of twee „liefheb
bers". Want, hoe gek dit ook moge klinken,
liefhebbers waren er voor dit vuile, en in de
warmte bovendien onaangename baantje, altijd
te vinden. Toch kwam die liefhebberij niet
voort uit moordzucht of bloeddorst zulke
onaangename eigenschappen bezitten onze
Jannen gelukkig niet maar was het gevolg
van de voordeelen, die aan het slachten waren
verbonden.
In de eerste plaats' kregen die „auteurs van
het drama" een extra oorlam, een tractatie,
waarvoor een ouderwetsche Jan heel wat over
had, tegenwoordig lusten zij liever een glas
kwast of een fleschje foscol maar boven
dien hadden de slagers recht op den kop en
de lever en daarvan was heel wat te makenl
Dat „recht" stond nergens te boek, het was
een ongeschreven recht, maar daar werd nooit
aan getornd, dat was zoo, dat bestond al vanaf
de dagen van Adam en Eva en dat zal wel al
tijd zoo blijven, dat is adatl
Van die tweo artikelen, kop en lever, wer
den heerlijke „rokmokjes" gemaakt, die des
avonds bij den kok, op de kombuis, stonden te
piepen en die, vermongd met een paar krul
den en wat uien, die altijd wel bij den kok
waren te vinden, werkelijk een heerlijk luchtje
verspreidden en don volgendon dag met smaak
werden geconsumeerd. Er werd bovendien een
klein handeltje ln gedreven, want zoo'n lever
wns voor een paar man natuurlijk to veel en
de smulpapen onder de matrozen, die op de
eerste- en hondenwaoht dat lekkere odeurtje
roken, hadden voor een „vette hap" gaarne
een paar stuivers over.
Was het beest dan geslacht, dan nam de bot
telier het vleesch ln ontvangst, de twee halve
beesten werden, gewikkeld ln een presonnlng,
ln het want opgehangen tot den volgenden
morgen, wanneer het werd verdeeld, het dek
werd afgespoeld en schoongemaakt, het alval
over boord gezet en de zaak was efgeloopen,
tenzijen daar wil lk nu weer oenB iets van
verhalen. -
Zrtoals U weet, geachte lezer, heeft een zee
man gruwelijk het land aan haaien, ik be
doel niet don bekenden landhaai ln den vohn
van huisjesmelkers en dergelljkon, maar aan
don\ echten, onvervalschten haal, die de zee
onveilig maakt en rooft en moordt! Dat Is de
vijand van den zeeiman, een vijand, die gehaat,
en terecht gehaat wordt en waarop dan ook,
als de gelegenheid schoon Is, met graagte wordt
gejaagd en voor wion dan geen pardon bestaat!
En zoo herinner lk mij; dat toen wij met de
„Samnrang", die goede oude schuit, eens voor
Analaboe lagon, op de Westkust van Atjeh,
en w|i weer eens een koebeest hadden geof
ferd, oe bootsman, 's avonds na theewater, na
mens het volk, het verzoek kwam doon of de
liaalonhoek uitgezet mocht worden. Het krioel
de daar van haaien, grooten en kleinen, en
reeds toon de slachterij aan den gang was en
liet bloed het spuigat uitliep, hadden wij er al
velen gezien rond het schip.
Nu, dat verzoek werd dadelijk toegestaan1,
ledereen aan boord, van hoog tot laag, ls op
„tante haai" gebeten en bovendien 't zou een
lolletje voor t vlk kunnen worden en die had
den maar weinig genoegen aan boord. Vooruit
dus! als de boel, na afloop, maar weer werd
schoongemaakt.
Er ging een klein hoeraatje op en onmiddel-
lijk entente er een der jannen uit op de fok
kers en maakte daar, dicht bij den nok, een
blok vast: daardoor werd een eind geschoren,
aan dat eind de haak bevestigd en aan den haak
de geheele „Inwendige dienst" van het sappie,
welk partijtje genoegeljjk op het water dreef
en een min-smakelijk, maar voor een haai
jieerlijk luchtje verspreidde.
En toen was het maar te wachten op de din
gen die komen zouden.
De bootsman, chef van de equipage, naim de
leiding op zich en posteerde zich in den val
reep; een man of zes stonden klaar aan dek
met de halende part van het eind in de handen
en verder lag alles over de verschansing te
kijken hoe het „zaakie" zou verioopen.
Nu, het duurde niet lang of in het kalme
water kwam beweging en zagen wij meer dan
één haai onder het aas doorzwemmen; nu oens
zag men de 'puntige rugvin, dan weer den
giimmenden buik en ondertusschon zweepten
de dieren het water met hun staart zoodauig,
dat het wel leek of het aan de kook was. Maar
het scheen wel of zij het geheel niet erg ver
trouwden, want hoe dikwijls zij ook aan het
aas roken, er aan komen deden zij vooreerst
niet.
Sommigen begonnen al ongeduldig te wor
den en riepen, het toch niets gaf, maar de
bootsman en ook anderen, die zooiets meer had
den bijgewoond, trokken zich van die onrust
niets aan en wachtten kalm af.
En gelijk hadden zij, want na een poosje
zagen wij beweging aan het aas, dat heen en
weer werd geworpen op het water, er kwam
daar een klein soort branding te staan, veroor
zaakt door staarten en vinnen, ieder werd stil
en nog meer aandachtig; de bootsman waar
schuwde met kalme stem „opgepast" en toen
ineens klonk het commando „halen!" Het aas,
de geheele „inwendige dienst" was verdwenen,
de lijn stond strak, met vaart werd die opgeloo-
pen en bood dadelijk weerstand.
„Hoezeel" brulden de Jannen, „hij zit er
aan, halen, jongens" en in een ommezien ston
den er wel twintig geeetdriftigen aan het eind
en toen haalden zij; met een prachtig vaartje,
een kolossaal dier te voorschijn, dat als een
pijl uit den boog, de lucht ln ging. Het was een
reuzenhaai, wel meer dan vier meters lang en
die het water met zijn staart geweldig sloeg en
met enorme kracht aan den haak rukte om los
te komen. Maar dat gaf hem geen zier, de haak
hield, de lijn ook en na een paar minuten hing
meneer met zijn neus bijna togon de ra aan.
Dat was me een prottel Het volk danste en
Juichte van plelzler en dat mocht wel, want het
was een kanjer eerste klas", zooals zij zelden.
Een paar van do meest enthousiaste Jantjes
enterden de hakspier op en wilden het beest
daar vast grijpen, maar dat werd onmiddellijk
tegengegaan en verboden, want het sloeg ge
weldig met zijn staart heen en weer en een
klap van dat lichaamsdeel is niet van de poes.
Dies werd den korporaal van de mariniers
opgedragen het monster dood te schieten en
teen het beest een paar sohoton in don kop
bad gekregen, de slagen minder werden en
eindelijk ophielden, kon men het llevertje bin
nen boord halen.
Zooals gezegd, het was een sinjeur van meer
dan vier meters! Terwijl hij daar lag, kwam de
baas tim, oftewel de timmerman, en hakte hem,
voor alle securiteit, eerst nog maar den staart
af en toen het beest aldus bulten gevecht was
gesteld, en goed1 dood was, begon het feest van
net openen van den buik, om te zien waaraan
het monster zich de laatste dagen had vergast,
welke operatie met een soort van genoegen
door den slager werd verricht het ging ln
één moeite door en met aandacht werd ge
volgd.
Het
kop, een geweldigen bek met drie rijen ge
vaarlijk scherpe taaide
was een beest met een enorm grooten
waarover het volk
DE MOORDENAAR.
Novelle door E. H. R.
Bij de' politie van het geheele vasteland stond
Spike Worning bekend als een moordenaar.
Want er was eens een geschiedenis voorgeval
len, waarbij iemand het leven gelaten had en
waarvoor Spike altijd1 was aangekeken. Zijn
kameraad1 Bob Hasting was vrijuit gegaan.
En Spike had gezwegen.
/Maar tochschoon er al het een en ander
gepasseerd was ln bet leven van Spike Wor
ning een moordenaar was hij niet on een
niensch van het leven beroofd had hij nimmer
gedaan.
Evenwel was hij er langen tijd niet onvol
daan over, want hot besef van op 24-jaiigen
leeftijd een zekere bekendheid1 te bezitten, gaf
een zeker prestige aan zijn persoon, meende
Voor het overige waren de denkbeelden van
Spike ten opzichte van het Mijn en Dijn niet
van de meest gangbare. Wat hij noodig had
gljntjes maakte.
„Net.me grootje" riep er een. „die zit
ook zoo goed in haar gebit
„Ga deur lam" antwoordde een ander
„dat zou ze wel willen, die oude bes."
En wat er toon al niet uit 's haal's maag to
voorschijn kwam, dat was eenvoudig onbegrij
pelijk. De schedel van een koelenkop met een
stnk horen er nog aan, een groote hoeveelheid
krullen, die de timmerman 's morgens over
boord had gezet, een schild van een schildpad,
een stuk Ijzer van meer dan twee palm lang;
dit waren alzoo de voornaamste artikelen,
want „kleinigheden" waren er bij de vleet!
En toen dat alles door iedereon was bekeken,
de kabelgast, die voor „tandarts" speelde, de
tanden van „tante" eerlijk onder de liefhebbers,
als aandenken, had verdeeld, en wij meer dan
verwonderd hadden gestaan over alles, wat een
haaienmaag alzoo kan bevatten, werd de „over
ledene" zonder de minste eerbewijzen over
boord gezet, waar hij dadelijk door zijn kame
raden werd verslonden, maar wij behielden,
als zegenteeken, den staart, die gedroogd, nog
langen tijd ons jaaghout versierde.
Zoo had het volk eens een pretje gehad, al
was het dan ook niet van de fijnste soort.
maar een haai is dan ook een gemeene vijand,
een valschaard, die niet beter verdient.
THIJS.
Niets is er, dat zulk een warmen gloed
spreidt over 't leven, dan het koesteren van
een ideaal
voor zijn sober leven, dat nam hij zonder veel
plichtplegingen en zonder zijn ziel bezwaard te
gevoelen
Totdat zijn kameraad Bob Hastings hem eens
voor een vrij groote „affaire" verried.
Van dit oogenblik af werd Spike die over
Bob in de meest hachelijke oogonblikken altijd
had weten te zwijgen van slechts één wdnscb
bezield: zich te wreken op Bob voor dit ver
raad.
En vijf jaren terwijl hij zijn straf uitzat
had hij het smeulend! vuur van haat en
wraak in zijn hart aangewakkerd en toen hij
eindelijk weer de gevangenismuren achter zich
kreeg, en de frissche lucht inademde, toen
laaide het smeulend vuurtje op tot een felle
vlam van wraakzucht.
Inmiddels was Bob van de vlakte verdwenen.
Nu, dit had Spike half en half verwacht,
maar hij had niet gedacht, dat het spoor van
zijn kameraad zoo schijnbaar heelemaal uitge-
wischt zou wezen. Zes weken lang trachtte hij
hem mét de volharding van een bloedhond te
vindenTelkens kwam hij na een hernieuw
de poging op zijn punt van uitgang terug, zon
der nader tot zijn doel te zijn gekomenI
Totdat hij eindelijk toch eenig houvast kreeg.
Bob Hastings was erl Maar hij had zijn oude
gewoonten en vrienden opgegeven en was
zeeman geworden. Op het oogenblik moest hij
zich ongeveer aan het andere einde van de we
reld bevinden en niemand wist wanneer hij zou
terug keeren.
Jan Luyken.
De dichter en plaatsnijder Jan Luyken is
in de Hollandsche kunstgeschiedenis en teger
lijk in de geschiedenis der wijsbegeerte een
treffend voorbeeld van den man, die tot heili
gen inkeer komtl Geen tweede voorbeeld is in
onze geschiedenis aan te wijzen, zelfs niet on
der de bekende kunstenaars, die zich moe van
het streven op lateren leeftijd in de armen van
de Heilige kerk wierpen, zooals b.v. Luyken's
eeuwgenoot Vondel en onze eigen eeuwgenoot
Fred. van Eed'en.
Bij Luyken was de ommekeer veel intenser
en heviger!
Als jonge iman was hij vroolijk, lichtzinnig,
liefhebbend op oud-Holkndsche wijze gelijk
Breêro. Hij schiep den dichtbundel „De Duytse
Lier" in het jaar 1671 uitgegeven en ves
tigde hiermede zijn dichternaam. Het was een
werk vol erotische zangen, guitig, geestig, fijn
hier en daar op het kantje af, nu en dan
zelfs huiten de schreef gaande en juist daarom
later door hemzelf verafschuwd!
Het bracht hem tot inkeer zóó, dat hij op
lateren leeftijd werd tot een van de meest pu-
riteinsche en zelfs ascetische kunstenaars van
zijn tijdperk. Als zoodanig grondvestte hij/ zijn
faam van etser en plaatsnijder en bracht het
leven van Jezus en veel tafereelen uit de bij-
belscbe geschiedenis op de koperen plaat.
Luyken was geboren in 1649 en Amster
dammer ln merg en boen. Hij1 had1 de god
vruchtige zaden van jongsaf meegekregen,
want hij zoowel als zijn broeder Kasper waren
door de bekende vader Kasper Luyken gods-
voed. Maar Jan had de liefde lief
en senreea jaren lang op het bloemrijke pad
van de zinnelijke liefde voort.
Eerst toen hij tegen de dertig kwam en
kennis kreeg van de wijsgeerige geschriften
van Jftcob Èöhme den bespiegelenden
schoenmaker uit GörUtz cn in aanraking
kwam met de Fransohe dweepster Ant. Bou-
rlgnon, kwam er een aigeheele ommekeer in
zijn levensbeschouwing.
Hij verkocht toon al zijn bezittingen en gaf
nagenoeg de geheele opbrengst aan de armen,
berouw nebbende over zijn vroegere al te licht
zinnige levenshandellngen en diohtultingen.
Van nu af verkoos hij niet méér te etsen dan
noodzakelijk was om net even aan den kost te
komen en zijn bundels met godsdienstige ge
dichten, welke van nu af ontstonden, te ver
luchten.
Jaren lang duurde dit leven. Op 5 April
1712 stierf Luyken in de diepste armoede,
niets nalatondo dan eondge geëtste prentjes,
zoo Juist voltooid
Hoe groot is het verschil tussohen deze twee
levenshoudingen I
Hoe hoeft zijn base Jeugd door hem op
later Jaren veel erger gezien dan het redelijk
was hom verleid tot drweepzuchtl De voor
rede van zijn „Duytse Lier" wijdde hij schalks
aan: „de Juffrouw», beleefde Zielen'* en on-
derteesende ze: „Braave Juffrouws, UEdele9
alleronderdaanigste dienaar Jan Luyken"..
En de stervende diohter-renega^t ontsliep
later den „liefelHkon geur van eenen Heiligen
wandel nalatenae" zooals een van zijn
vrl enden het uitdrukte,
En het berouw kwelde hem onafgebroken.
Zijn grootste verdriet was het bestaan van den
dichtbundel „Duytse Lier" en rijn heele levon
besteedde hij om de verspreidde exemplaren
terug te bemaohtlgen, teneinde de getuigen
van zijn vroeger levon te vernietigen die
verschrikkelijke boekon ultgegevon bij Jn-
oobus Wagenaar, Boekverkooper op den
van de Moiisteegh, waar Descartos uithing
Het gelukte hem nimmer geheel. Een ge
deelte bleef voor het nageslacht gaspaard.
De levenslustige dichter huwde reeds op 19-
jarigen leeftijd. Van zijn vijf kinderen zag hij
er vier vroegtijdig sterven. Het had grooten
Invloed op de verandering van zijn gedachten.
Op zijn talenten als kunstenaar evenwel niet.
De richting mocht veranderen de ijver en
de talenten verflauwden niet. Hij werkte dag
in dag uit aan zijn platen.
/Onderwijl spaarde hij1 van ztjin armoede geen
geld om de „Lier" terug te koopen en de terug
gekregen exemplaren te vernietigen. Maar
men bedotte hem. Men drukte den bundel in
het geheim na en bracht hem langzamerhand
de exemplaren bij dozijnen thuis, zoodat hij
na eenige jaren meer bundels van de „Lier"
in huis had, dan er ooit bij Wagenaar van de
<^komen waren^^^^^^^^^M
Terwijl hij zich in zijn godsdienstig en wijs-
geerig werk verdiepte, stond b}j geheel buiten
de wereld en bulten de menschen. Hij deed
Hij had echter een vrouw gekregen en zelfs
'n kind. Spike speurde ze op en toen hij de
vrouw en het kind van Bob Hastings eindelijk
gevonden had, zette hij zich tot wachten, zoo
als een kat, die gaat zitten wachten op een
muls....
•Hij huurde een kleine' kamer ln hetzelfde
huis en wachtte Bob's thuiskomst af. Eén,
desnoods twee jaren zou hij wachten ver
telde hjj zichzelf vast besloten. Eindelijk zou
hij hem dan toch te pakken krijgen. Intusschon
moest hij teneinde zelf weer uit de handen
der politie te blijven, zijn kost verdienen met
eerlijke handenarbeid. Dat had hij er evenwel
voor over. De jaren in de gevangenis hadden
hem veel geleerd.
Langzamerhand begon Spike vriendschap
te sluiten met Polly, de vrouw van Bob. Tegen
zijn zin eigenlijk, want hij wilde liever niet al
te veel te maken hebben met het lokaas, waar
door Bob op zekeren dag ln de val van zijn
haat zou loepen.
iMaar het kwam door de kleine, twee-jarige
„bobbie", het kind van zijn vijand. Toen Spike
op een avond naar zijn kamer op de bovenste
verdieping ging, kroop juist het kind van Polly
naar het portaal, stond op zijn dikke, mollige
beentjes overeind, liep waggelend naar de trap,
verloor z'n evenwicht en viel
Spike sprong op hem toe on had* hem goed
en wel te pakken voor hij nog de derde tree
bereikt hadi.
Bobbie was hevig geschrokken en schreeuw
nieta liever dan mijmeren en zij, die rems met
bestellingen bij hem kwamen, hielden hem
vaak voor gekrenkt in zijn verstandelijke ver
mogens.
Hij stoorde er zich niet aan. Teruggetrokken
was hij geworden en in zich zeiven gekeerd,
menscbenscbuw en levensbang. Hij, de vroe*
gere etser yan „den Spiegel van het mensche-
lijk bedrijf", wandelde nu het liefst huiten
Amsterdam heel alleen. Hij zag zooals hij
zeide dan ln de Natuur de boodschap van
het leven in rijn eeuwige beteekenis en kende
geen andér genot meer.
Zij, die hem aan zijn huis bezoeken konden
als vrienden, hoorden in den regel toch weinig
uit zijn-mond. Niettemin had hij verschillende
adepten en volgelingen, die gaarne in zijn na
bijheid verkeerden. Want zooals zij zeiden
„Hij wist de dingen, het hooge en het lage
in eenvoudige woorden uit te drukken". Ieder
ging gesticht en overtuigd van hem weg. Hij
was de ootmoed ln persoon. Zijn gebruikelijke
kernwoord was: „Er ls niet veel te zeggen,
maar wel veel te doen!"
En zoo trachtte hij naar zijn meening goed
te maken in later leven, wat hij1 in vroeger
leven misdaan had. Al werd1 hij op dit punt
nooit ten volle gerust. Zijn geheim verdriet
bleef, want toen hij eindelijk stierf was nog het
volledige aantal exemplaren van de „Lier" niet
terug en werd ook nimmer meer geheel terug
gevonden.
Zoo ondervond zelfs Jan Luyken de waar
heid van het gezegde: ls 't woord eenmaal ter
lippen uitQeen macht ter wereld die het
stuit!"
HOE DE WERELD ER TEGENWOORDIG
UITZIET!
Belasting op nachtbrakers.
Teneinde de noodlijdende stadskas te stij
ven is men te Stuttgart op de gedachte geko
men een „nachtbelasting" in te voeren, mee-
nende, dat hij of zij, die midden in den nacht
nog feestvieren kan en de hooge prijzen van
spijs en drank betalen1 ook wel 'n beetje ln
de tekorten van de gemeente mee kan (hel
pen voorzien.
Elk bezoeker, die dus na het officieel slui
tingsuur in een café of sociëteit wordt aan-
gotroffen (betaalt vóór het eerste uur 600
Mark, voor het tweede uur 80Q Mark en ver
volgens 1000 Mark per uur.
Men verwacht van dezo belasting een op
brengst van 800 millioen Mark.
(Berliner Tageblatt).
Moderne Beschaving.
Vroeger als er op het tooneel oen heer
versoheen met den hoed een weinig schuin
en een sigaret tusschen de lippen, dan wist
het publiek onmiddellijk, dat men met een
losbol te doen had of een avonturier in
ieder geval met een iemand, voor wion de
heldin van het stuk zich bijzonder diende in
acht te nemen.... Een gevaarlijk wezenI
Iemand die zich niet vergenoegde met het
rooken van de oud-vaderlandsche pijp, maar
zijn wuftheid demonstreerde met "n.
slgaretl
En als in dezelfde omstandigheden een
vrouw het waagde een sigaret te rooken
nu dan was het oon schepsel van de soort
waarvan de namen heel voorzichtig gefluis
terd worden I
Dit ls nu langzamerhand veranderd!
De meest eerbare vrouwen en degelijke
mannen rooken tegenwoordig hun vaste
kwantum sigaretten 1
(„Do Kamer van Kooph. en Fabr.")
Hoe ziet de Wereld er tegenwoordig uit?
Wij wezen er in den aanvang op dat de
wereld er momenteel beroerd uitziet Licht
puntjes zijh en /blijven echaarsch en het
menschdom gaat er vooral moreel niet op
vooruit, 't Is moord en doodslag 't is zion
vorrijken ten koste van anderen I 'tls stio-
kum kwanselen en dobbelen in Marken on
Kronen en Broekhuisjoa 'tls herrie ma-
l'eu, dan hier en dan daar.'t Is afbreken
en nergens opbouwen, 'tls de geleidelijke
achteruitgang van de zorg voor zich zelve
zorg voor zijn nabestaanden zorg voor
zijn makkers.'t Ia het veld winnen van
hot moest /brute cn ongebreidelde egoïsme,
terwijl de altruïstische idee al imeer en meer
op don achtergrond raakt.Kortom: 't is
verwildering en verwording ailerwege.
(Alg. Militair Weekblad).
Waarom ook niet?.
Te Lion Chty in de buurt van Chicago is
een school gevormd waar reeds ongeveer
duizend leerlingen verzameld zijn en waar
men zich gesteld heeft op het standpunt dat
alle tot dusver gepubliceerde redeneering
omtrent de aarde en haar ontstaan en1 al wat
daaraón vast zit hoogstvermoedelijk heel
ernstig bedoeld en ook'wel min of meer waar
kan! zijn, maar.dat er geen de minste
.stelligheid bestaat waarom men het als een
axioma als een onamstootelijke waarheid
zou accepteeren en blijven aocepteeren! Het
tegenovergestelde zou net zoo goed als
grondslag kunnen worden aangenomen, zon
de moord en brand. Spike trachtte hem te kal-
moeren, maar het ging niet En ten einde raad
droeg hij don kleinen schreeuwer naar de
deur, die open stond; riep Polly en legde haar
den schreienden knaap dn de armen.
Hij probeerde de looping the loop te doen,
net als 'n vliegmachine legde de man haar
lachend uit en tuimelde van de trapU
moest er eigenlijk een hekje voor hebben als
u zoo altijd uw deur open hebt.
Polly had in een oogenblik den kleinen man
gesust En terwijl Spike naar de blonde krul
letjes voor haar oogen en de armoedige, maar
toch nette japon, die ze droeg, keek, voelde hiij
zich voor 't eerst in zijn leven onhandig en
verlegen.
Foei, zei Polly, ik dank u vriendelijk,
buurman hij had wel dood/ kunnen vallen.
En zij zag hem met haar blauwe kijkers heel
dankbaar aan.
Och, ik ging juist naar mijn kamertje,
ziet u, zei Worning ikik zal 'n hekje
voor den kleine maken, want u moet de deur
open hebben, anders hebt u veel te veel last
van rook en walm ln dat kleine vertrek.
Spike maakte het hekje en daarna uit
stukjes hout en wat ijzer-draad allerlei speel
goed voor dén kleinen Bobbie. En als hij weer
eens een nieuw stukje bracht, bleef hij een
kwartiertje spelen met dén knaap en soms
praten met Polly.
En langzamerhand werd hij zonder het in
het eerst zelf to beseffen verliefd op de
der dat Iemand ln staat zal blijken het aan
genomen® te weerleggen.
Dien ten/gevolge wordt er op de sohcol van
Lion. Chty niot meer aangenomen, dat ae aar
de rond is enz. geen kwestie van.maal
integendeel zoo plat als een pannekoek en
net zoo hobbelig 'bovendien, hetgeen aan
vaardbaar ls met het oog op de verschillen
de lichte verhoogingen van den bodem als
daar zijn: de Hymalaya, da Mont Kano
etc., Oi-C.
IDe bekende Noordpool bevindt zich nu on
geveer in het midden van die pannekoek en
de z.g. Zuidpool, waarheen wijlen Shackleton
kort geleden nog gevaren is, dat is een door
de Voorzienigheid geschapen min of meer
ondoordringbaar ijsveld, dat aldaar om den
rand van de pannekoek heen gegroeid is ten
einde ons ervoor te behoeden; dat we eraf
tuimelen 1
Het ls ook heelemaal niet bewezen dat de
zon werkelijk dat fabelachtige aantal mijlen,
zelfs jaren van ons verwijderd zou zijn als
sommige geleerden aannemen en oververtel
len. Het steunt op niets, dat de afstand- BI
millioen! mijlen zou wezen 1
Dientengevolge wordt ln de school van
Lion Chty aangenomen dat de zon van de
aarde verwijderd is het ronde aantal van 80
Eugelscüie mijlen, wat evengoed nog 'n tame
lijk eind isl
En wat de wet van de zwaartekracht be
treft: Deze is moer dan doodeenvoudig! De
reden waarom do appel destijds precies op
den neus van Newton viel is heel klaar en
het zou ieder ander vandaag den dag pre
cies hetzelfde vergaan. Het kwam eenvoudig
omdat Newton er vlak onder lag, toen1 da
appel viel en omdat er niets was pin den
appel tegen te houden.I
(Truth).
In die eeuw van de hygiëne
Zoo zijn er (te Amsterdam) doktoren, die
wel een zittingslokaal, doch een veel te kleine
wachtkamer er op na houden, zoodat de pa
tiënten op straat of in een tochtige koude
gang op hun /beurt kunnen wachten. Over
het algemeen1 is de toestand der wachtkamer
bij een aantal der doktoren lang niet zoo als
die wel behoorde te zijn! Stel u eens voor een
doodgewone huiskamer, ergens bij een arme
weduwe gehuurd aldus zuinigjes gemeu
bileerd soms zelfs zonder gelegenheid voor
den behandelenden geneesheer om zijn htra-
don te waasohen. In een andere buurt een
spreekkamer voor twee artsen tegelijk, zoo
dat terwijl de eene arts met zijn patiënten
bezig is, in hetzelfde vertrek de arts zijn
patiënt moot ondervragen naar dikwerf de
meest kiesóhe zaken. Bij een onderzoek het
welk namens de Amstordamsoho tdekon-
fondsoommisslo plaats had, bloek, dat in een
aantal zittingslokalen geen anti-septische
middelen, verbandlinnen of medicijnkastje
voor eerste hulp bij ongelukken aanwezig
waren; bij anderen zelfs geen behoorlijke
wasohham.(Ziekenzorg).
DE BOON IN HET VOLKSGELOOF!
Je moet veel erwten en boonen eten
zelden onze moeders en onze grootmoeders in
vroeger dagen.,.. Daar wor' je stevig van!
Ook nu nog gelden erwten en boonen als
een van de meest degelijke voedingsstoffen.
Dit is een bewijs, dat de „boonen" in het volks
geloof een belangrijke plaats innemen.
Reeds in de grijze oudheid speelde de boon
een belangrijke rol tot zelfs in dé gebruiken
van de menschen. De ouden gebruikten reeds
de boon om hun meenlng voor of tegen iets
te kennen te geven dus eigenlijk in de
plaats van onze tegenwoordige stenxkaait Zij
gebruikten hiervoor boonen van verschillende
kleur witte, zwarte en gespikkelde boonen.
De Atheners hadden zelfs een „Boonengod"
(Kyamltes), wiens tempel op de boonenmarkt
stond en die door het volk geraadpleegd! werd
wanneer er nieuwe regeringspersonen moes
ten wordon gekozen.
Bij de Indiërs en ook bij de Egyptenaron
en later bij de Romeinen waren de boonen het
zinnebeeld van den dood, daar op de bloem
kroonbladen van de booozonplant zg. Touwlet
ters (Literae lugubres) staan, dat zijn de
kleine zwarte vlekken op de vleugels van de
bloem. Op rouwfeesten ter eere van afgestor
venen werden dan'ook ln de eerste plaats boo
nen gegeten. De „Lemuriën" waren feesten,
ingesteld1 om de geesten der afgestorvenen
rust te bezorgen en zich te verzoenen met den
dood. Dan ging de huisvader bij nacht bloots
voets door alle vertrekken van het huis en
wierp zwarte boonen over zijn hoofd onder het
uitspreken van tooverwoorden en gebeden.
Ook werden gehouden z.g. „Paliën" dat
waren feesten ter eere van de herdersgodin
Pales. Men brandde dan vuren van uitsluitend
boonenstroo en danste boonendansen daarbij.
Bjj de jaarldjksche boonenfeesten die wer
den gehouden zooals tegenwoordig In verschil-
vrouw van den man, dien hij gezworen had te
dooden.
Op zekeren dag drong het ineens als een
bliksemstraal tot hem door. Hjj had een wind-
molentje gemaakt voor Bobbie en tegelijk voor
Polly zelf een houten huishoudlepeL Hij1 had
er zijn hart en zijn ziel in gelegd, haar ge
schaafd' en geschuurd en in de steel de voor
tetters van Polly geschreven. En terwijl hjj
van genoegen een vroolijk deuntje floot, ging
hij met het hoofd rechtop naai beneden en
vond er Polly met het hoofd in de handen bit
ter zitten schreien. In haar groote kinderoogen
was een wanhopige uitdrukking....
Wel, wat is er nu? vroeg hij' verschrikt
tt- wat is er aan de hand?
Ik maak me zoo ongerust over Bob
snikte ze.De post is zoo juist weer voorbij
gegaan en ik heb al in geen maanden van ham
gehoord. Er moet iets met hem gebeurd zijn.
Worning staarde haar aan zonder te spre
ken of zonder zich te bewegen en Ineens
zag hij duidelijk ln hoe hij in gedachten stond
tegenover deze vrouw. Hij hadl haar lief!
Getrouwde mannen moesten niet naar zee
gaan zei hij schor Maar maak Je niet
ongerust. Ik wed, dat het niemendal is. Hij
komt wel terug.
Maar hij1 heeft mij in het geheel geen geld
gestuurd. Ik kan de huishuur niet betalen en
weet niet wat lk doen moet hernam rij een
voudig.
/Worning zou de eenvoudige vrouw graag ln
:t Juffertje
O, Luyken! wterdt g!J door de
toekenkunst aan 'i IJ
Beroemd, geen minder lof ver
kreeg uw Poëzyl
Dr. B.