Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 5 Mei 1923. NO. 69. (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT MARINE-HERINNERING. Toon we vroeger, in de tachtiger jaren, de kust vah Atjeh blokkeerden en op onze kleine 4e klasse-oorlogsscheepjes daar inaar een ta melijk eentonig bestaan hadden, werd er ge regeld zooals ik vroeger al eens vertelde een paar keer in de week een sappie of een varken geslacht: het versche vleesch van die beesten afkomstig, bracht een aangename af wisseling in het eeuwige menu van boonen met kaantjes of snert met gerookt spek. Dat slachten had plaats volgens de regelen der kunst en geschiedde gewoonlijk door een der oudere matrozen als chef-slager^ die dan geassisteerd werd1 door een of twee „liefheb bers". Want, hoe gek dit ook moge klinken, liefhebbers waren er voor dit vuile, en in de warmte bovendien onaangename baantje, altijd te vinden. Toch kwam die liefhebberij niet voort uit moordzucht of bloeddorst zulke onaangename eigenschappen bezitten onze Jannen gelukkig niet maar was het gevolg van de voordeelen, die aan het slachten waren verbonden. In de eerste plaats' kregen die „auteurs van het drama" een extra oorlam, een tractatie, waarvoor een ouderwetsche Jan heel wat over had, tegenwoordig lusten zij liever een glas kwast of een fleschje foscol maar boven dien hadden de slagers recht op den kop en de lever en daarvan was heel wat te makenl Dat „recht" stond nergens te boek, het was een ongeschreven recht, maar daar werd nooit aan getornd, dat was zoo, dat bestond al vanaf de dagen van Adam en Eva en dat zal wel al tijd zoo blijven, dat is adatl Van die tweo artikelen, kop en lever, wer den heerlijke „rokmokjes" gemaakt, die des avonds bij den kok, op de kombuis, stonden te piepen en die, vermongd met een paar krul den en wat uien, die altijd wel bij den kok waren te vinden, werkelijk een heerlijk luchtje verspreidden en don volgendon dag met smaak werden geconsumeerd. Er werd bovendien een klein handeltje ln gedreven, want zoo'n lever wns voor een paar man natuurlijk to veel en de smulpapen onder de matrozen, die op de eerste- en hondenwaoht dat lekkere odeurtje roken, hadden voor een „vette hap" gaarne een paar stuivers over. Was het beest dan geslacht, dan nam de bot telier het vleesch ln ontvangst, de twee halve beesten werden, gewikkeld ln een presonnlng, ln het want opgehangen tot den volgenden morgen, wanneer het werd verdeeld, het dek werd afgespoeld en schoongemaakt, het alval over boord gezet en de zaak was efgeloopen, tenzijen daar wil lk nu weer oenB iets van verhalen. - Zrtoals U weet, geachte lezer, heeft een zee man gruwelijk het land aan haaien, ik be doel niet don bekenden landhaai ln den vohn van huisjesmelkers en dergelljkon, maar aan don\ echten, onvervalschten haal, die de zee onveilig maakt en rooft en moordt! Dat Is de vijand van den zeeiman, een vijand, die gehaat, en terecht gehaat wordt en waarop dan ook, als de gelegenheid schoon Is, met graagte wordt gejaagd en voor wion dan geen pardon bestaat! En zoo herinner lk mij; dat toen wij met de „Samnrang", die goede oude schuit, eens voor Analaboe lagon, op de Westkust van Atjeh, en w|i weer eens een koebeest hadden geof ferd, oe bootsman, 's avonds na theewater, na mens het volk, het verzoek kwam doon of de liaalonhoek uitgezet mocht worden. Het krioel de daar van haaien, grooten en kleinen, en reeds toon de slachterij aan den gang was en liet bloed het spuigat uitliep, hadden wij er al velen gezien rond het schip. Nu, dat verzoek werd dadelijk toegestaan1, ledereen aan boord, van hoog tot laag, ls op „tante haai" gebeten en bovendien 't zou een lolletje voor t vlk kunnen worden en die had den maar weinig genoegen aan boord. Vooruit dus! als de boel, na afloop, maar weer werd schoongemaakt. Er ging een klein hoeraatje op en onmiddel- lijk entente er een der jannen uit op de fok kers en maakte daar, dicht bij den nok, een blok vast: daardoor werd een eind geschoren, aan dat eind de haak bevestigd en aan den haak de geheele „Inwendige dienst" van het sappie, welk partijtje genoegeljjk op het water dreef en een min-smakelijk, maar voor een haai jieerlijk luchtje verspreidde. En toen was het maar te wachten op de din gen die komen zouden. De bootsman, chef van de equipage, naim de leiding op zich en posteerde zich in den val reep; een man of zes stonden klaar aan dek met de halende part van het eind in de handen en verder lag alles over de verschansing te kijken hoe het „zaakie" zou verioopen. Nu, het duurde niet lang of in het kalme water kwam beweging en zagen wij meer dan één haai onder het aas doorzwemmen; nu oens zag men de 'puntige rugvin, dan weer den giimmenden buik en ondertusschon zweepten de dieren het water met hun staart zoodauig, dat het wel leek of het aan de kook was. Maar het scheen wel of zij het geheel niet erg ver trouwden, want hoe dikwijls zij ook aan het aas roken, er aan komen deden zij vooreerst niet. Sommigen begonnen al ongeduldig te wor den en riepen, het toch niets gaf, maar de bootsman en ook anderen, die zooiets meer had den bijgewoond, trokken zich van die onrust niets aan en wachtten kalm af. En gelijk hadden zij, want na een poosje zagen wij beweging aan het aas, dat heen en weer werd geworpen op het water, er kwam daar een klein soort branding te staan, veroor zaakt door staarten en vinnen, ieder werd stil en nog meer aandachtig; de bootsman waar schuwde met kalme stem „opgepast" en toen ineens klonk het commando „halen!" Het aas, de geheele „inwendige dienst" was verdwenen, de lijn stond strak, met vaart werd die opgeloo- pen en bood dadelijk weerstand. „Hoezeel" brulden de Jannen, „hij zit er aan, halen, jongens" en in een ommezien ston den er wel twintig geeetdriftigen aan het eind en toen haalden zij; met een prachtig vaartje, een kolossaal dier te voorschijn, dat als een pijl uit den boog, de lucht ln ging. Het was een reuzenhaai, wel meer dan vier meters lang en die het water met zijn staart geweldig sloeg en met enorme kracht aan den haak rukte om los te komen. Maar dat gaf hem geen zier, de haak hield, de lijn ook en na een paar minuten hing meneer met zijn neus bijna togon de ra aan. Dat was me een prottel Het volk danste en Juichte van plelzler en dat mocht wel, want het was een kanjer eerste klas", zooals zij zelden. Een paar van do meest enthousiaste Jantjes enterden de hakspier op en wilden het beest daar vast grijpen, maar dat werd onmiddellijk tegengegaan en verboden, want het sloeg ge weldig met zijn staart heen en weer en een klap van dat lichaamsdeel is niet van de poes. Dies werd den korporaal van de mariniers opgedragen het monster dood te schieten en teen het beest een paar sohoton in don kop bad gekregen, de slagen minder werden en eindelijk ophielden, kon men het llevertje bin nen boord halen. Zooals gezegd, het was een sinjeur van meer dan vier meters! Terwijl hij daar lag, kwam de baas tim, oftewel de timmerman, en hakte hem, voor alle securiteit, eerst nog maar den staart af en toen het beest aldus bulten gevecht was gesteld, en goed1 dood was, begon het feest van net openen van den buik, om te zien waaraan het monster zich de laatste dagen had vergast, welke operatie met een soort van genoegen door den slager werd verricht het ging ln één moeite door en met aandacht werd ge volgd. Het kop, een geweldigen bek met drie rijen ge vaarlijk scherpe taaide was een beest met een enorm grooten waarover het volk DE MOORDENAAR. Novelle door E. H. R. Bij de' politie van het geheele vasteland stond Spike Worning bekend als een moordenaar. Want er was eens een geschiedenis voorgeval len, waarbij iemand het leven gelaten had en waarvoor Spike altijd1 was aangekeken. Zijn kameraad1 Bob Hasting was vrijuit gegaan. En Spike had gezwegen. /Maar tochschoon er al het een en ander gepasseerd was ln bet leven van Spike Wor ning een moordenaar was hij niet on een niensch van het leven beroofd had hij nimmer gedaan. Evenwel was hij er langen tijd niet onvol daan over, want hot besef van op 24-jaiigen leeftijd een zekere bekendheid1 te bezitten, gaf een zeker prestige aan zijn persoon, meende Voor het overige waren de denkbeelden van Spike ten opzichte van het Mijn en Dijn niet van de meest gangbare. Wat hij noodig had gljntjes maakte. „Net.me grootje" riep er een. „die zit ook zoo goed in haar gebit „Ga deur lam" antwoordde een ander „dat zou ze wel willen, die oude bes." En wat er toon al niet uit 's haal's maag to voorschijn kwam, dat was eenvoudig onbegrij pelijk. De schedel van een koelenkop met een stnk horen er nog aan, een groote hoeveelheid krullen, die de timmerman 's morgens over boord had gezet, een schild van een schildpad, een stuk Ijzer van meer dan twee palm lang; dit waren alzoo de voornaamste artikelen, want „kleinigheden" waren er bij de vleet! En toen dat alles door iedereon was bekeken, de kabelgast, die voor „tandarts" speelde, de tanden van „tante" eerlijk onder de liefhebbers, als aandenken, had verdeeld, en wij meer dan verwonderd hadden gestaan over alles, wat een haaienmaag alzoo kan bevatten, werd de „over ledene" zonder de minste eerbewijzen over boord gezet, waar hij dadelijk door zijn kame raden werd verslonden, maar wij behielden, als zegenteeken, den staart, die gedroogd, nog langen tijd ons jaaghout versierde. Zoo had het volk eens een pretje gehad, al was het dan ook niet van de fijnste soort. maar een haai is dan ook een gemeene vijand, een valschaard, die niet beter verdient. THIJS. Niets is er, dat zulk een warmen gloed spreidt over 't leven, dan het koesteren van een ideaal voor zijn sober leven, dat nam hij zonder veel plichtplegingen en zonder zijn ziel bezwaard te gevoelen Totdat zijn kameraad Bob Hastings hem eens voor een vrij groote „affaire" verried. Van dit oogenblik af werd Spike die over Bob in de meest hachelijke oogonblikken altijd had weten te zwijgen van slechts één wdnscb bezield: zich te wreken op Bob voor dit ver raad. En vijf jaren terwijl hij zijn straf uitzat had hij het smeulend! vuur van haat en wraak in zijn hart aangewakkerd en toen hij eindelijk weer de gevangenismuren achter zich kreeg, en de frissche lucht inademde, toen laaide het smeulend vuurtje op tot een felle vlam van wraakzucht. Inmiddels was Bob van de vlakte verdwenen. Nu, dit had Spike half en half verwacht, maar hij had niet gedacht, dat het spoor van zijn kameraad zoo schijnbaar heelemaal uitge- wischt zou wezen. Zes weken lang trachtte hij hem mét de volharding van een bloedhond te vindenTelkens kwam hij na een hernieuw de poging op zijn punt van uitgang terug, zon der nader tot zijn doel te zijn gekomenI Totdat hij eindelijk toch eenig houvast kreeg. Bob Hastings was erl Maar hij had zijn oude gewoonten en vrienden opgegeven en was zeeman geworden. Op het oogenblik moest hij zich ongeveer aan het andere einde van de we reld bevinden en niemand wist wanneer hij zou terug keeren. Jan Luyken. De dichter en plaatsnijder Jan Luyken is in de Hollandsche kunstgeschiedenis en teger lijk in de geschiedenis der wijsbegeerte een treffend voorbeeld van den man, die tot heili gen inkeer komtl Geen tweede voorbeeld is in onze geschiedenis aan te wijzen, zelfs niet on der de bekende kunstenaars, die zich moe van het streven op lateren leeftijd in de armen van de Heilige kerk wierpen, zooals b.v. Luyken's eeuwgenoot Vondel en onze eigen eeuwgenoot Fred. van Eed'en. Bij Luyken was de ommekeer veel intenser en heviger! Als jonge iman was hij vroolijk, lichtzinnig, liefhebbend op oud-Holkndsche wijze gelijk Breêro. Hij schiep den dichtbundel „De Duytse Lier" in het jaar 1671 uitgegeven en ves tigde hiermede zijn dichternaam. Het was een werk vol erotische zangen, guitig, geestig, fijn hier en daar op het kantje af, nu en dan zelfs huiten de schreef gaande en juist daarom later door hemzelf verafschuwd! Het bracht hem tot inkeer zóó, dat hij op lateren leeftijd werd tot een van de meest pu- riteinsche en zelfs ascetische kunstenaars van zijn tijdperk. Als zoodanig grondvestte hij/ zijn faam van etser en plaatsnijder en bracht het leven van Jezus en veel tafereelen uit de bij- belscbe geschiedenis op de koperen plaat. Luyken was geboren in 1649 en Amster dammer ln merg en boen. Hij1 had1 de god vruchtige zaden van jongsaf meegekregen, want hij zoowel als zijn broeder Kasper waren door de bekende vader Kasper Luyken gods- voed. Maar Jan had de liefde lief en senreea jaren lang op het bloemrijke pad van de zinnelijke liefde voort. Eerst toen hij tegen de dertig kwam en kennis kreeg van de wijsgeerige geschriften van Jftcob Èöhme den bespiegelenden schoenmaker uit GörUtz cn in aanraking kwam met de Fransohe dweepster Ant. Bou- rlgnon, kwam er een aigeheele ommekeer in zijn levensbeschouwing. Hij verkocht toon al zijn bezittingen en gaf nagenoeg de geheele opbrengst aan de armen, berouw nebbende over zijn vroegere al te licht zinnige levenshandellngen en diohtultingen. Van nu af verkoos hij niet méér te etsen dan noodzakelijk was om net even aan den kost te komen en zijn bundels met godsdienstige ge dichten, welke van nu af ontstonden, te ver luchten. Jaren lang duurde dit leven. Op 5 April 1712 stierf Luyken in de diepste armoede, niets nalatondo dan eondge geëtste prentjes, zoo Juist voltooid Hoe groot is het verschil tussohen deze twee levenshoudingen I Hoe hoeft zijn base Jeugd door hem op later Jaren veel erger gezien dan het redelijk was hom verleid tot drweepzuchtl De voor rede van zijn „Duytse Lier" wijdde hij schalks aan: „de Juffrouw», beleefde Zielen'* en on- derteesende ze: „Braave Juffrouws, UEdele9 alleronderdaanigste dienaar Jan Luyken".. En de stervende diohter-renega^t ontsliep later den „liefelHkon geur van eenen Heiligen wandel nalatenae" zooals een van zijn vrl enden het uitdrukte, En het berouw kwelde hem onafgebroken. Zijn grootste verdriet was het bestaan van den dichtbundel „Duytse Lier" en rijn heele levon besteedde hij om de verspreidde exemplaren terug te bemaohtlgen, teneinde de getuigen van zijn vroeger levon te vernietigen die verschrikkelijke boekon ultgegevon bij Jn- oobus Wagenaar, Boekverkooper op den van de Moiisteegh, waar Descartos uithing Het gelukte hem nimmer geheel. Een ge deelte bleef voor het nageslacht gaspaard. De levenslustige dichter huwde reeds op 19- jarigen leeftijd. Van zijn vijf kinderen zag hij er vier vroegtijdig sterven. Het had grooten Invloed op de verandering van zijn gedachten. Op zijn talenten als kunstenaar evenwel niet. De richting mocht veranderen de ijver en de talenten verflauwden niet. Hij werkte dag in dag uit aan zijn platen. /Onderwijl spaarde hij1 van ztjin armoede geen geld om de „Lier" terug te koopen en de terug gekregen exemplaren te vernietigen. Maar men bedotte hem. Men drukte den bundel in het geheim na en bracht hem langzamerhand de exemplaren bij dozijnen thuis, zoodat hij na eenige jaren meer bundels van de „Lier" in huis had, dan er ooit bij Wagenaar van de <^komen waren^^^^^^^^^M Terwijl hij zich in zijn godsdienstig en wijs- geerig werk verdiepte, stond b}j geheel buiten de wereld en bulten de menschen. Hij deed Hij had echter een vrouw gekregen en zelfs 'n kind. Spike speurde ze op en toen hij de vrouw en het kind van Bob Hastings eindelijk gevonden had, zette hij zich tot wachten, zoo als een kat, die gaat zitten wachten op een muls.... •Hij huurde een kleine' kamer ln hetzelfde huis en wachtte Bob's thuiskomst af. Eén, desnoods twee jaren zou hij wachten ver telde hjj zichzelf vast besloten. Eindelijk zou hij hem dan toch te pakken krijgen. Intusschon moest hij teneinde zelf weer uit de handen der politie te blijven, zijn kost verdienen met eerlijke handenarbeid. Dat had hij er evenwel voor over. De jaren in de gevangenis hadden hem veel geleerd. Langzamerhand begon Spike vriendschap te sluiten met Polly, de vrouw van Bob. Tegen zijn zin eigenlijk, want hij wilde liever niet al te veel te maken hebben met het lokaas, waar door Bob op zekeren dag ln de val van zijn haat zou loepen. iMaar het kwam door de kleine, twee-jarige „bobbie", het kind van zijn vijand. Toen Spike op een avond naar zijn kamer op de bovenste verdieping ging, kroop juist het kind van Polly naar het portaal, stond op zijn dikke, mollige beentjes overeind, liep waggelend naar de trap, verloor z'n evenwicht en viel Spike sprong op hem toe on had* hem goed en wel te pakken voor hij nog de derde tree bereikt hadi. Bobbie was hevig geschrokken en schreeuw nieta liever dan mijmeren en zij, die rems met bestellingen bij hem kwamen, hielden hem vaak voor gekrenkt in zijn verstandelijke ver mogens. Hij stoorde er zich niet aan. Teruggetrokken was hij geworden en in zich zeiven gekeerd, menscbenscbuw en levensbang. Hij, de vroe* gere etser yan „den Spiegel van het mensche- lijk bedrijf", wandelde nu het liefst huiten Amsterdam heel alleen. Hij zag zooals hij zeide dan ln de Natuur de boodschap van het leven in rijn eeuwige beteekenis en kende geen andér genot meer. Zij, die hem aan zijn huis bezoeken konden als vrienden, hoorden in den regel toch weinig uit zijn-mond. Niettemin had hij verschillende adepten en volgelingen, die gaarne in zijn na bijheid verkeerden. Want zooals zij zeiden „Hij wist de dingen, het hooge en het lage in eenvoudige woorden uit te drukken". Ieder ging gesticht en overtuigd van hem weg. Hij was de ootmoed ln persoon. Zijn gebruikelijke kernwoord was: „Er ls niet veel te zeggen, maar wel veel te doen!" En zoo trachtte hij naar zijn meening goed te maken in later leven, wat hij1 in vroeger leven misdaan had. Al werd1 hij op dit punt nooit ten volle gerust. Zijn geheim verdriet bleef, want toen hij eindelijk stierf was nog het volledige aantal exemplaren van de „Lier" niet terug en werd ook nimmer meer geheel terug gevonden. Zoo ondervond zelfs Jan Luyken de waar heid van het gezegde: ls 't woord eenmaal ter lippen uitQeen macht ter wereld die het stuit!" HOE DE WERELD ER TEGENWOORDIG UITZIET! Belasting op nachtbrakers. Teneinde de noodlijdende stadskas te stij ven is men te Stuttgart op de gedachte geko men een „nachtbelasting" in te voeren, mee- nende, dat hij of zij, die midden in den nacht nog feestvieren kan en de hooge prijzen van spijs en drank betalen1 ook wel 'n beetje ln de tekorten van de gemeente mee kan (hel pen voorzien. Elk bezoeker, die dus na het officieel slui tingsuur in een café of sociëteit wordt aan- gotroffen (betaalt vóór het eerste uur 600 Mark, voor het tweede uur 80Q Mark en ver volgens 1000 Mark per uur. Men verwacht van dezo belasting een op brengst van 800 millioen Mark. (Berliner Tageblatt). Moderne Beschaving. Vroeger als er op het tooneel oen heer versoheen met den hoed een weinig schuin en een sigaret tusschen de lippen, dan wist het publiek onmiddellijk, dat men met een losbol te doen had of een avonturier in ieder geval met een iemand, voor wion de heldin van het stuk zich bijzonder diende in acht te nemen.... Een gevaarlijk wezenI Iemand die zich niet vergenoegde met het rooken van de oud-vaderlandsche pijp, maar zijn wuftheid demonstreerde met "n. slgaretl En als in dezelfde omstandigheden een vrouw het waagde een sigaret te rooken nu dan was het oon schepsel van de soort waarvan de namen heel voorzichtig gefluis terd worden I Dit ls nu langzamerhand veranderd! De meest eerbare vrouwen en degelijke mannen rooken tegenwoordig hun vaste kwantum sigaretten 1 („Do Kamer van Kooph. en Fabr.") Hoe ziet de Wereld er tegenwoordig uit? Wij wezen er in den aanvang op dat de wereld er momenteel beroerd uitziet Licht puntjes zijh en /blijven echaarsch en het menschdom gaat er vooral moreel niet op vooruit, 't Is moord en doodslag 't is zion vorrijken ten koste van anderen I 'tls stio- kum kwanselen en dobbelen in Marken on Kronen en Broekhuisjoa 'tls herrie ma- l'eu, dan hier en dan daar.'t Is afbreken en nergens opbouwen, 'tls de geleidelijke achteruitgang van de zorg voor zich zelve zorg voor zijn nabestaanden zorg voor zijn makkers.'t Ia het veld winnen van hot moest /brute cn ongebreidelde egoïsme, terwijl de altruïstische idee al imeer en meer op don achtergrond raakt.Kortom: 't is verwildering en verwording ailerwege. (Alg. Militair Weekblad). Waarom ook niet?. Te Lion Chty in de buurt van Chicago is een school gevormd waar reeds ongeveer duizend leerlingen verzameld zijn en waar men zich gesteld heeft op het standpunt dat alle tot dusver gepubliceerde redeneering omtrent de aarde en haar ontstaan en1 al wat daaraón vast zit hoogstvermoedelijk heel ernstig bedoeld en ook'wel min of meer waar kan! zijn, maar.dat er geen de minste .stelligheid bestaat waarom men het als een axioma als een onamstootelijke waarheid zou accepteeren en blijven aocepteeren! Het tegenovergestelde zou net zoo goed als grondslag kunnen worden aangenomen, zon de moord en brand. Spike trachtte hem te kal- moeren, maar het ging niet En ten einde raad droeg hij don kleinen schreeuwer naar de deur, die open stond; riep Polly en legde haar den schreienden knaap dn de armen. Hij probeerde de looping the loop te doen, net als 'n vliegmachine legde de man haar lachend uit en tuimelde van de trapU moest er eigenlijk een hekje voor hebben als u zoo altijd uw deur open hebt. Polly had in een oogenblik den kleinen man gesust En terwijl Spike naar de blonde krul letjes voor haar oogen en de armoedige, maar toch nette japon, die ze droeg, keek, voelde hiij zich voor 't eerst in zijn leven onhandig en verlegen. Foei, zei Polly, ik dank u vriendelijk, buurman hij had wel dood/ kunnen vallen. En zij zag hem met haar blauwe kijkers heel dankbaar aan. Och, ik ging juist naar mijn kamertje, ziet u, zei Worning ikik zal 'n hekje voor den kleine maken, want u moet de deur open hebben, anders hebt u veel te veel last van rook en walm ln dat kleine vertrek. Spike maakte het hekje en daarna uit stukjes hout en wat ijzer-draad allerlei speel goed voor dén kleinen Bobbie. En als hij weer eens een nieuw stukje bracht, bleef hij een kwartiertje spelen met dén knaap en soms praten met Polly. En langzamerhand werd hij zonder het in het eerst zelf to beseffen verliefd op de der dat Iemand ln staat zal blijken het aan genomen® te weerleggen. Dien ten/gevolge wordt er op de sohcol van Lion. Chty niot meer aangenomen, dat ae aar de rond is enz. geen kwestie van.maal integendeel zoo plat als een pannekoek en net zoo hobbelig 'bovendien, hetgeen aan vaardbaar ls met het oog op de verschillen de lichte verhoogingen van den bodem als daar zijn: de Hymalaya, da Mont Kano etc., Oi-C. IDe bekende Noordpool bevindt zich nu on geveer in het midden van die pannekoek en de z.g. Zuidpool, waarheen wijlen Shackleton kort geleden nog gevaren is, dat is een door de Voorzienigheid geschapen min of meer ondoordringbaar ijsveld, dat aldaar om den rand van de pannekoek heen gegroeid is ten einde ons ervoor te behoeden; dat we eraf tuimelen 1 Het ls ook heelemaal niet bewezen dat de zon werkelijk dat fabelachtige aantal mijlen, zelfs jaren van ons verwijderd zou zijn als sommige geleerden aannemen en oververtel len. Het steunt op niets, dat de afstand- BI millioen! mijlen zou wezen 1 Dientengevolge wordt ln de school van Lion Chty aangenomen dat de zon van de aarde verwijderd is het ronde aantal van 80 Eugelscüie mijlen, wat evengoed nog 'n tame lijk eind isl En wat de wet van de zwaartekracht be treft: Deze is moer dan doodeenvoudig! De reden waarom do appel destijds precies op den neus van Newton viel is heel klaar en het zou ieder ander vandaag den dag pre cies hetzelfde vergaan. Het kwam eenvoudig omdat Newton er vlak onder lag, toen1 da appel viel en omdat er niets was pin den appel tegen te houden.I (Truth). In die eeuw van de hygiëne Zoo zijn er (te Amsterdam) doktoren, die wel een zittingslokaal, doch een veel te kleine wachtkamer er op na houden, zoodat de pa tiënten op straat of in een tochtige koude gang op hun /beurt kunnen wachten. Over het algemeen1 is de toestand der wachtkamer bij een aantal der doktoren lang niet zoo als die wel behoorde te zijn! Stel u eens voor een doodgewone huiskamer, ergens bij een arme weduwe gehuurd aldus zuinigjes gemeu bileerd soms zelfs zonder gelegenheid voor den behandelenden geneesheer om zijn htra- don te waasohen. In een andere buurt een spreekkamer voor twee artsen tegelijk, zoo dat terwijl de eene arts met zijn patiënten bezig is, in hetzelfde vertrek de arts zijn patiënt moot ondervragen naar dikwerf de meest kiesóhe zaken. Bij een onderzoek het welk namens de Amstordamsoho tdekon- fondsoommisslo plaats had, bloek, dat in een aantal zittingslokalen geen anti-septische middelen, verbandlinnen of medicijnkastje voor eerste hulp bij ongelukken aanwezig waren; bij anderen zelfs geen behoorlijke wasohham.(Ziekenzorg). DE BOON IN HET VOLKSGELOOF! Je moet veel erwten en boonen eten zelden onze moeders en onze grootmoeders in vroeger dagen.,.. Daar wor' je stevig van! Ook nu nog gelden erwten en boonen als een van de meest degelijke voedingsstoffen. Dit is een bewijs, dat de „boonen" in het volks geloof een belangrijke plaats innemen. Reeds in de grijze oudheid speelde de boon een belangrijke rol tot zelfs in dé gebruiken van de menschen. De ouden gebruikten reeds de boon om hun meenlng voor of tegen iets te kennen te geven dus eigenlijk in de plaats van onze tegenwoordige stenxkaait Zij gebruikten hiervoor boonen van verschillende kleur witte, zwarte en gespikkelde boonen. De Atheners hadden zelfs een „Boonengod" (Kyamltes), wiens tempel op de boonenmarkt stond en die door het volk geraadpleegd! werd wanneer er nieuwe regeringspersonen moes ten wordon gekozen. Bij de Indiërs en ook bij de Egyptenaron en later bij de Romeinen waren de boonen het zinnebeeld van den dood, daar op de bloem kroonbladen van de booozonplant zg. Touwlet ters (Literae lugubres) staan, dat zijn de kleine zwarte vlekken op de vleugels van de bloem. Op rouwfeesten ter eere van afgestor venen werden dan'ook ln de eerste plaats boo nen gegeten. De „Lemuriën" waren feesten, ingesteld1 om de geesten der afgestorvenen rust te bezorgen en zich te verzoenen met den dood. Dan ging de huisvader bij nacht bloots voets door alle vertrekken van het huis en wierp zwarte boonen over zijn hoofd onder het uitspreken van tooverwoorden en gebeden. Ook werden gehouden z.g. „Paliën" dat waren feesten ter eere van de herdersgodin Pales. Men brandde dan vuren van uitsluitend boonenstroo en danste boonendansen daarbij. Bjj de jaarldjksche boonenfeesten die wer den gehouden zooals tegenwoordig In verschil- vrouw van den man, dien hij gezworen had te dooden. Op zekeren dag drong het ineens als een bliksemstraal tot hem door. Hjj had een wind- molentje gemaakt voor Bobbie en tegelijk voor Polly zelf een houten huishoudlepeL Hij1 had er zijn hart en zijn ziel in gelegd, haar ge schaafd' en geschuurd en in de steel de voor tetters van Polly geschreven. En terwijl hjj van genoegen een vroolijk deuntje floot, ging hij met het hoofd rechtop naai beneden en vond er Polly met het hoofd in de handen bit ter zitten schreien. In haar groote kinderoogen was een wanhopige uitdrukking.... Wel, wat is er nu? vroeg hij' verschrikt tt- wat is er aan de hand? Ik maak me zoo ongerust over Bob snikte ze.De post is zoo juist weer voorbij gegaan en ik heb al in geen maanden van ham gehoord. Er moet iets met hem gebeurd zijn. Worning staarde haar aan zonder te spre ken of zonder zich te bewegen en Ineens zag hij duidelijk ln hoe hij in gedachten stond tegenover deze vrouw. Hij hadl haar lief! Getrouwde mannen moesten niet naar zee gaan zei hij schor Maar maak Je niet ongerust. Ik wed, dat het niemendal is. Hij komt wel terug. Maar hij1 heeft mij in het geheel geen geld gestuurd. Ik kan de huishuur niet betalen en weet niet wat lk doen moet hernam rij een voudig. /Worning zou de eenvoudige vrouw graag ln :t Juffertje O, Luyken! wterdt g!J door de toekenkunst aan 'i IJ Beroemd, geen minder lof ver kreeg uw Poëzyl Dr. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 11