VOOR DE VROUWEN lende streken de wijnfeesten werden de eerBte geoogste boonen gebrand en aan den goeden oogstafloop geofferd. Volgens den historicus Heeseüng werden rauwe en in water geweekte boonen gegeten door de anarcboreten en monniken in vroeger tijden in de perioden waarin zij streng vasten moesten. Nog beden worden ze in de kloosters van Griekenland veelvuldig gebruikt en dit gebruik zal ook wel in de kloosters vanhet Westen bekend geweest zijn. Het oude spreekwoord: „Honger maakt rauwe boonen zoet" zal er misschien nog een herinnering aan zijn. Zangers aten vroeger boonen cxm een goede stem te ontwikkelen en te bewaren. Pythagoras daarentegen verbood aan zijn leerlingen om zich te buiten te gaan aan het eten vap te veel boonen, omdat deze opgeblazen maken, een onrustigen slaap verwekken en zelfs de zinnen verstompen! Later ging hij zelfs zoover zijn leerlingen af te raden door de boonenvelden te wandelen. Dit bewijst, dat boonen en het eten van boonen in de oude tijden een veel vuldig gebruik, zooal niet tot een misbruik als die van onze tegenwoordige narcotische mid delen was gegroeid. „In het voorjaar" zoo zegt een oud schrij ver als de boonen beginnen te bloeien, be vindt men, dat de vochtigheden onzes lichaams beginnen uit te srpruiten en de hersenen be ginnen te werken. Door de welriekende geu ren der bloesems van de boonenvelden ge scherpt zijnde, raken ze dan spoedig op den loop (de „zinnen" wel te verstaan). Verschillende oude spreekwoorden wijzen ook op de kracht of liever op den scha delijken invloed" van boonen en boonenbloe sems op den mensch. Bijvoorbeeld: „Als de boonen groeien de zotten bloeien!" „Wacht u voor de boonen." „Hij' heeft de boonen in het hoofd"etc. In oude liederen van de zestiende eeuw worden mensehen van alle standen en leeftij den gewaarschuwd niet te dacht bij de (bloei ende) boonen te komen. Op het gebruik maken van boonen bij lotingen en stemmingen wijst de door oude woordenboeken vermelde uit drukking: „Te boonen gaan".... welke han deling voorheen bij sommige magistraatsver kiezingen toegepast werd. De Drank. Hij sprak over geheelonthouding en deelde zijn gehoor mee, hoe zijn heele leven de in vloed had ondervonden van de geheelont houding. Zooals u allen weet, zei hij, ik sta aan het hoofd van een groote rijks-instelling. Drie jaar geleden stonden er nog twee per sonen boven mij. De eene werd ontslagen wegens dronkenschap en de andere verviel tot misdaad en zit nu in de gevangenis, alles door den drank. En, riep hij uit, wel sprekend wordend, wat beeft mij dus tot die booge positie gevoerd. De drank riep een zijner toehoorders beun niet zonder onrecht toe. En nn zeggen ze nog, dat Profes sors verstrooid zijn. De professor was na het eten naar zijn stu deerkamer gegaan. Even later kwamen do twee jongste kinderen1 binnenrennen. 'De professor: Kom kinderen, nu moe ten jullie me niet storen. Wat wou jo eigen lijk? De 'kinderen: - We wildon u alleen maar goeden nacht komen zeggen. De professor: En moeten jullie nu daar voor komen storen? Was daar nu zoo'n haast bij? Kon dat niet tot morgenochtend wachten? Van twee kwaden. Hij: Die jongen met zijn gehuil, maakt me razend. Kun je hem niet stil 'krijgen? Zij: Ik zal probeeren hem in slaap te zingen. Hij: Ach nee, laat hem dan maar hui len. Do eigenlijke Heden. Is dat niet Hendrik van de Jansens, die een maand gezeten heeft, omdat hij een por tefeuille gestolen had? Daarom hoeft toch niemand te zitten! Neen omdat ze de portefeuille in zijn zak gevonden hebben. Rechter: En hoe ben jo or toegekomen, beklaagde? Beklaagde: Door omgang mot slecht ge zelschap, mijnheer. Rechter: Hoe bedoel je dat? Beklaagde: We waren met z"n vijven en hadden één flesch jenever en de andere vier waren afschaffers. zijn armen genomen hebben en haar gezegd, dat, zoolang ais hij mocht leven, het haar aan niets behoefde te ontbreken. Maar 'hij hield zich' met geweld in 'bedwang, legde de twee ge schenken op tafel en trad langzaam op haar toe. Blijf jij1 maar glimlachen, hoor zei hij het komt wei terecht. Ik ben je erg dank baar, dat je zoo vriendelijk als buur voor me bent geweest en ik wil daar wat voor terug doen. Ik heb geen sterveling op de wereld wat drommel! Met deze woorden haalde hij zijn geldzakje uit den zak en telde het geld na, dat hij cent voor cent in de gevangenis en nu -uit zijn hand werk bijeen gespaard had om na de afrekening met Hastings snel naar het buitenland! te kun nen vluchten Komaan zei hij geen woord erover, het is de moeite niet waard. En hij liet zich de t rap af zakken om van zijn geld te betalen wat PoÜy Hastings aan den huisbaas schuldig was. Ik weet niet of ik dit wel van u mag aan nemen zei de huisbaas. Wat is juffrouw Hastings van u als ik u vragen mag? Spike greep den man bij den schouder, ter wijl een gevaarlijke schittering in zijn oogen hchtte. Wat heb jij daarmee te maken, ellendige kerel beet hij hem toe. O! ik wil u volstrekt niet beleedigen stamelde de man verschrikt maar de men s-hen zeggen vee' over u en haar.... Ze zeg gen, dat die vrouw niet veel beter is, dan. BABBEL-UURTJE OVER MODE. Exquise Lingerie. iZooals ik u in mijn vorigen brief mededeel de, was er tusschen de bekende „Paying guest", oftewel de dame van de Fransche Le gatie, die in Amsterdam moest komen werken en dientengevolge als „betalend logóe" voor eenigen tijd in hetxGooi ging wonen, en mij een afspraak gemaakt „oni eens terug te ko men." Nu, die schoone kans liet ik me niet voorbij gaan. Wanneer je eenmaal de voet binnen de deur hebt zoo zegt het spreekwoord dan moet je onvervaard naar binnen stappen. Zoo deed ik. Eenmaal ln kennis gekomen met de inschik kelijke dame en terwijl het vorige bezoek in derdaad tot een bijzonder vriendschappelijke houding had geleid, durfde ik nu zelfs eigen machtig 'n stapje verder gaan. Ik zai u zeggen op welke manier. Begrijpelijkerwijs was mijn vorig bezoek gevallen op een voor dat doel correct en ge bruikelijk middaguur. Ook voor den tweeden keer was een zoodanig uur vastgesteld - naar ik vermoed uit gewoonte en omdat mijn „mode- berichtgeefster" niet kon vermoeden hoever werkelijk mijn nieuwsgierigheid Vel ging. Nu, die ging tamelijk ver en daarom nam ik eigenmachtig het initiatief tot het verzetten van ons bezoekuur en ging ditmaal.in den morgen. En ik had geluk. Mijn nieuwbakken vriendin was zoowaar nog „en negligé" en lachte har telijk na mijn toch nog gemaakte lichte ver ontschuldiging en mijn interesse om nu eens iets anders te zien, dan de 'kleedingstukken om uit te gaan of om feest te vieren Als u soms mijn nachthemd de moeite van het bekijken en van het beschrijven waard vindtmerkte mijn gastvrouw met een schalksoh knipoogje opdaar ligt het nog. Dat lijkt mij inderdaad nog zoo kwaad niet repliceerde ik want u weet zoo goed als ik, dat tot aan het allerkleinste deel van de vrouwenkleed! ng aan de modeschommelingen meedoet.... Nietwaar? Het is toch lang geleden, sinds onze grootmoeders in witte rok en batisten nachtjak slapen gingen Nu, wat mij betreft zei de Franc-aise toeken het uit. Hier, ik draag het zoo'. En de daad bij het woord' voegende, hield zij zich het nachthemd voor op de wijze, waarop zij het gewoonlijk droeg. En ik toekende hét uit Want het was zoo smaakvol en tegelijk zoo eenvoudig en solide, dat ik niet wilde na laten het mijn geachte lezeressen te toonen. zich maar verder te mogen kleeden, aangezien zij op tijd gereed moesi wezen. Ik moest dan maar op m'n eigen houtje verder rond snuf felen. Ik bepaalde mjj er echter toe maar stil in het hoekje van het intieme vertrek te blijven zittenen alleen m'n oogen open te houden. Zooals ik verwachtte, werd ik niet teleur gesteld. Want het tweede opmerkelijke dessous van de Fransche dame was het-oorset Dit corset was er namelijk een van de soort, die de elegante vrouw noodig heeft bij de mo derne kleeding. Het was gemaakt van zeer spannende rubberstof met enkel een balein over de heup en vóór een buigzame aan de sluiting. Deze corsetten zijn de nieuwste en heerlijk soepel. Zij geven nergens die zoo leelijke baljju- moeten door de japon en sluiten het figuur toch voldoende in. Bovenstaand corset was van een uiterst luxueuse uitvoering. Het was gemaakt van rose zijden rubberstof on langs boven- en on derrand gegarneerd met rose geplisseerde tule, waarbij bovendien langs den uitersten boven rand kleine gaze-de-soie roosjea Onderwijl was de mademoiseïle reeds een eind gevorderd met het toilet Ze had zelfs haar japon van Neger-bruine zijde al aan en moest alleen nu nog maar de „coiffure" in orde ma ken. Te dien einde deed ze 'n kapmanteltje over haar japon aan en dit nam opnieuw mijn aan dacht in beslag. Om te beginnen was het gemaakt van wit katoenen China crêpe, dat is sterk en niet zoo wat mon noemt „flodderig" dun. Dan was de vorm heel aardig on toch zeer makkelijk zelf te vervaardigen. De plissees, welke vanuit het schouderpas kwamen, waren op den kant van ieder vouwtje gestikt, zoowel van binnen als van buiten-, zoodat men bij het strijken de touwtjes zoo maar voor het inleggen had. Het ajourwerk van pas-aan-hand en de ge borduurde motieven waren bewerkt met tame lijk dik borduurkatoén. Inmiddels vroeg mijn gastvrouw verlof terwijl ik nu toekende Met een kreet van woéde slingerde Spike den huisbaas van zich weg.... Hou je mond,. man'n Uur geleden zou ik je er misschien voor vermoord hebben. Nu niet meer. Als je het evenwel in je hoofd haalt ooit 'n kwaad woord1 van haar te zeggen, dan. Hij liet zijn bedreiging onvoltooid en ging naar boven. Ik ben een dwaas dacht Spike Wor- ning den volgenden morgen. Ik ben een groote dwaas en ik moet bier vandaan zoo vlug mogelijkWant ik heb dat vrouwtje zoo lief, dat ik mijn eigen hals zou willon' afsnijden om haar gelukkig te zien.... Alle gedachten van wraak waren als hij too- verslag uit zijn hart verdwenen. Het eenige waar hij nog aan dacht, was aan de middelen om Polly Hastings gelukkig te zien. Hij kreeg ineens een vaag verlangen om Bob Hastings op de wereld te gaan zoeken al was het tot aan het andere einde toe. En dan zou hij hem zeg- gon, dat hij zich niet langer angstig behoefde te maken. Dat terwille van zijn vrouwtje alles bij het oudé bleef. Hij zou hem zeggen, dpt hij voor de rest van zijn leven veilig kon zijn en zyn.leven slijten aan de zijde van (ie vrouw, die hem liefhad Ja, het werd hem duidelijk. Dat zou hij doen. En dan zou hij aan Polly al zijn overgeschoten geld geven en in de gauwigheid een voor wendsel verzinnen om zijn verdwijning te ver- kleren Met deze gedachte trad hij op het portaal Het kapmanteltje was namelijk zoo een al lergezelligst „dingie", dat ik ook dit de moeite van het uitteekenen en beschrijven waard vond. Het jasje zooals u het boven zien kunt was gemaakt van Crêpe Athénien ('m soort gelijke, maar iets soepeler stof als Crêpe ma- rocaine), terwijl de rand bijzonder eenvoudig, maar opvallend effectvol geborduurd was met Jade"igroene wol. Ik stel me voor, dat hetzelfde modelletje van wit wollen mousseline of wit katoenen crêpe ook een alleraardigst effect maken zou en dan tevens nog „iets" goedkooper zou uitkomen. Inmiddels bad ik voor vandaag genoeg ge zien en beval mij beleefd aan voor een volgend bezoek. Het werd natuurlijk toegestaan en van het moment af verheugde ik mij al op wat er in de naaste toekomst nog meer voor fraais uit deze garderobe te voorschijn komen zou. Winkelier: Ik heb dezen zomer al bui tengewoon veel van die dassen verkocht, mijnheer. Klant: Zoo, dat is werkelijk een presta tie om respect voor te hebben. buiten haar kamer en leunde voor hij binnen ging een oogenblik bedroefd tegen den muur. Opeens zag hjji iemand de trap opstormen, een hijgende gedaante met een schichtige uit drukking in de oogen, bebloede handen en een schram op den wang. Hiji schoon hard geloo-» pen te hebben als iemand, die zich verbergen wil.... Het was Bob Hastings! Spike Worningl - riep hij uit en maakte zich gereed een verdedigend© houding aan te nemen.Denk erom ik heb zoo juist een man vermoord en ik zie er niet tegen op als je mij aanraakt ook jou neer te steken! Reeds greep bij naar zijn mes. Worning hield hem terug. Je behoeft voor mij niet bang te wezen, Bob zeide hij..Voor de oude geschiedenis is een nieuwe geschiedenis in de plaats gekomen. Kom genist bij me boven en knap je wat op. Want zoo kun je onmogelijk naar Polly gaan. Bob Hastings staarde hem aan, wit van woede en greep opnieuw naar zijn mes Polly! siste hjjJij zegt Polly dus het is tochwaar, wat die ellendeling bij het dokken vertelde? Ik heb hem ervoor gedood in een eerlijk gevecht. Maar niemand heeft het gezien! Dus het zal als moord beschouwd wor den en ze zullen me ervoor vinden! Poily riep hij nog eens zacht.hoe is 't mogelijkI En hij snikte Sp'.ke Worning le'd'e zijn voorm 1'go vijnn de trappen op tot vo>rblj Je kamer van Polly. Nu komt zo <xm hot rentegeld. VOOR DE KINDEREN. MIESJE EN HET THEEBLAD. I. Bom-bom-rombombom„Au, oh 1" Zoo hoord© moeder juist toert ze ihee schonk voor haar visite. „Lieve help", zei ze. „Dat is Miesje, die weer op haar theeblad d© trappen af koint." Uit de gang klonk luid gehuil. Moeder zette zuchtend de theepot neer, zeggend: „Ik ben bang, dat ze zich bezee;\l- heeft", en vlug liep zè de gang in. Haar bezoeksters volgden. Ze hoorden, hoe Miesje haar moeder uitlegde: „Die akelige balustrade. Die was net in den weg toen ik naar beneden kwam. O, au!" ,„Ja, Miesje", zei moeder. „Dat komt er van als je de trap af wilt glijden. Heusch, lieveling, dat kan niet." En moeder gat Miesje een kus en ging weer naar binnen met oe andore damee. Miesje liep naar boven, haar rond blikken theeblad stevig onJer haar arm geklemd Bij de deur van de kinderkamer ontmoette ze Anna, het kindermeisje. „O," riep Anna uit. „Wat heb jo gedaan. Je hebt een groote buil op je voorhoofd Je bent zeker weer de trap afgegleden op dat lesiijke theeblad!" Miesje hield haar theeblad nog steviger vast. Ze hield er zoo van en het was voor haar veel rueer dan een therh' d. Borrs wns het oen draaimolen voor de poppen; pums was het ecu groote boot (de vloer van <1© kinderkamer was. de IJszee en Anna moest dun een ijsberg z{Ju). En soms was het een kano, (Me door een Rood huid gestuurd werd en over do watervallen sprong dat «as natuurlijk als Miesje de trap afgleed. Daarom, toon Anna haar een standje gaf, en het theeblad JeeMjk" noemde, werd Miesje bang. „Ik denk, dat ik hot tnaar moest verstop pen", zei za bij zichzelf. „Anders zullen ze het me nog afnemen." Zo nam liet biad moe nnar don tuin. Ze zocht overal, waai1 ze het zou kunnen verstoppen, maar geen plekje leek haar goed genoeg. Toen stapte ze naar haar beste vriendin. Dat wns Grootje ATblng, dlo la oen aardig klein huisje boven op een heuvel woonde. Zoodra Miesje in Grootje Alhings tuin binnen trad!, zag ze het geschiktste plaatsje om haar thee blad te verstoppon. Een appelboom vol appels hing over den tuinmuur. Miesje legde -haar biad op den -muur onder de takken van den appelboom. (Dat kon ze ge makkelijk doen, want naast den boom stond een stoel, waar Miesje op klom). „Daar kun je blijven rusten; tot ik je weer noodig heb", zet ze togen haar blad en toen ging ze Grootje Albing zoeken. TL Grootje Albing was juist heel bezorgd over haar appelboom: haar lief rond- oud' gezichtje stond boos en haar voorhoofd! was gefronst. „O, lieve Miesje," riep ze uit: „Weet je, wat die stoute dorpsjongens döen? Ze komen tel kens Mer em mijn appels te stelen. Vindt je dat niet erg slecht?" Mies-je zette groote verschrikte oogen op. «Slechte jongens," zei zo. „U moet het aan den veldwachter zeggen!" De veldwachter", t<A Grootje. „Dat geeft mot veel, Miesje. Er is ln het heele dorp maar één veldwachter en die kan niet overal tegelijk zijn. Als hij aan komt, loopen ze hard w< g. Gister dreigde ik ze er mee, maar'ze luchten me uit" „Akeligo Jongens," riep Miesje uit, „Ja", vervolgde het oude vrouwtje: „En ik zei: Lach jullie maar. Jullie denkt, dat Ik niet hard kan loopen en dat de veldwachter je niet zien kan, maar stel je voor, dat er op een goeien dag iemand uit den boom komt sprin gen, die heel hard loopen ka.n, veel harder dan jiiHIe en die jullie dan beetpakt?" „O," riep Miesje verbaasd. „Gebeurt dat' heusch?" Grootje Albing zuchtte. „Nee, Miesje. Toen ik het zei, dacht ik, dat mjjn zoon wel ©ons zou kunnon komen en zich in den boom verstoppen en er dan uitspringen, als de jongens weer kwamen. Maar hij kan niet komen. En ze zullen al mijn appels wel stelen!" „Wel heb ik van mijn leven. Ik geloof, dat ik ze al weer hoor aan den anderen kant \un don muur. Ja, kfjik maar, ze trekken de takken naar beneden I" En ja, toon ze over den muur keken, zagen ze eenige jongens bezig, de takken omlaag te trekken en de aippols er af te plukken en te schudden. Ineens hielden ze er mee op. Wat was dat voor een vreemd' geluld? Een krassen en rin kelen; en het was of er iets uit den boom gleed. De jongens hielden hun adem in. Plotseling riep er een: „Kijk, kijk! Wat komt daar om laag?" Weg holden de bengels, den heuvel af. O, o, wat een geraas was dat. Wat kwam daar achter hen aan den heuvel afrennen? De jon gens gilden en holden, of hun leven er van af hing. En waarvoor waren ze nu zoo bang. Voor Miesjes theeblad, dat ze zelf van don muur afgetrokken hadden met de takken van den appelboom en dat nu als een hoepel naar be neden rolde. Maar geen der Jongens durfde omkeken. Ze holden naar huis en kwamen nooit meer hjj Grootje Albing appels stelen. Grootje en Miesje hadden alles gezien. Wat moesten ze lachen. Toen de jongens weg wa ren, ging Miesje haar theeblad weer halen-, dat beneden aan den voet van den heuvel lag. Miesje droeg het trotsch naar huis, want ze was er zeker van, dat Anna het nu niet meer weg zou nemen. Ze vertelde moeder en Anna alles. En moeder en Anna vonden goed, dat ze het theeblad hield, maar ze moest beloven, dat ze niet meer Indiaan zou spelen, want moeder vertelde, dat kleine meisjes zich wel eens erg kunnen bezeeren, als ze met een theeblad van de trap af glijden. Daarom speelde Miesje nu Indiaantje in den tuin op haar loopfiets en J aar theeblad is geen kano meer, maar alleen een srroote boot In de IJszee. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. I. Amsterdam (h)am ster dam. .TI. Wie wind zaait, zal storm oogsten. 'Wiel ster zoo water grint - zoet naam distel Nlemve raadsels. L Welk woord staat hier? L T Qp de staande en op de liggende kruisjeelljn komt de naam van een brand stof. wwVvvvv °P de 16 6en aaaaaaaaa deklinker; op de 2e een hoofddeksel; op de 3e een Q inhoudsmaat; op do 4e Q het geluid, dat varkens maken; op de 6e hot ge vraagde woord; op de Oe de bladen van donna- en sparreboamon; op de 7e oen snel vervoer middel; op de 8o eoni slechte eigenschap; op de 9e een medeklinker. Goede oplossingen van belde raadsels ont vangen van; F. en M. B.: T. B.: L„ O. en G. v. d. B.; J. B.; W. O. B., A. B.; C. B.; P. cn O. B.; N. de B.; M. B.; A. D.; M. O. D.; A. D.; A. I).; M. D.; P. en A. D.; B. F.; M. de G.; O. J. G.; H. de G.; B. en T. G.; W. G.; O. G.; R. v. H.; J. H.; B. K.; W. K.; W. K.; A. K.: W. »n L. K.;*J. L.; M. en N. M.; O. J. v. M.; F. v. d. M.; T. M.; D. M.; D. N.; M. O.; H. cn G. T» v v* M II 7 vu V XV» V VY de V.; W. V.; E. W.; M. v. d. W.; A. de W.;- S. W.; M. 1. d. W.; J. de W.; A. IJ. 'De prijzen zijn bij loting ten deel gevallen ri- aan: Kom mee zei hij eenvoudig en voerde hem in zijn eigen klein vertrek. Hier gaf hij hem te drinken, knapte hem wat op en vroeg woord voor woord een om standig verhaal van hetgeen kort geleden in de dekken was voorgevallen, Hij lette niet op het tegenstribbelen en niet op den argwaan en niet op de verbazing van Bob. Hij liet maar vertellen van 'het begin tot het einde. En waar Bob stokte, daar vroeg hij en vulde het relaas aan met veronderstellingen. Totdat hij alles wist omtrent den moord, dien Bob Hastings dien morgen gepleegd' had. Toen -stond' hij op. Hij stopte Bob den klei nen geldbuidel in do handen, en sprak: ga nou naar je vrouw, kerel on neem do gedachte mee, dat er nimmer een meer lieve en een meer eerlijke vrouw aan een zeeman heeft toe behoord dan Pollyl Vertel haar geen woord over dien' lamlendigen lasteraar, diivn jij ge mold hebt on vertel verder aan niemand wat. Ik knap dat zaakje op in'm'n eentjeGa nou naar Polly, want ze is dood ongerust over je en huilt tranen met -tuiten.... Zeg baar morgen of overmorgen, wanneer ze wat op dreef is. dat <te buurman van boven naar zee gegaan is oT iets van dien aard en vertel aan den kleinen broekeman, dat Oome Buur man voorloopip niet terug komt. Daarmede begeleidde 'hij Bob tot aan de deur en drong hehi zachtkens naar beneden.... H i 1- H flp V"»r «1 Te Wor en groe' met - •lm i.i n v •li Oor Boer, Van Galenstraat 43. Annie Domerchie, Middenstraat 13. Betsie Fels, Binnenhaven 18. Clara Joh. Gaijé, Jonkerstraat 53. Jo Plooy, Emmastraat 14. Jo de Snayer, Draaisteog 4. Henny Stammer, Torendwarsstraat 4. Lona, Ohristina en Ohristiaan Veldhuyzen, 2e Vroonstraat.3. Sjoukje Wiersma, Wiihelminastraat 39. zijn haren. Er had zich een uitdrukking van fatale levens-overgave op zijn gelaat gevestigd. Toon de donkerte viel, verliet 1 de woning zachtkene afdalend vau de trap- ■tv/*-»-» hij langzaam k'ol o ren "era moertere rtnien door va.il Uü WÜp~ pen en een ondeelbaar oogenblik luisterend aan de deur van Polly, waar hij stemmen door elkauder hoorde. Binnen een kwartier had hij de haven be reikt en het schip, waarmede Bob Hastings binnengevaren was. Een dichten menschen- kluw verdrong zich om een plek, waar de po litie ijverig bezig was masporingen te doen. Een half uur later zat Spike Worning tegen over den Commissaris van politio, die hem met een mengeling van strengheid en gram schap tegolijk ondervroeg. Bah zeide hij.... met 'n zwaar stuk ijzer heb je hem eenvoudig dood geslagen, ter wijl hij jou niet meer dan een stomp gaf is hot niet zoo? Het is zoo bpkende Spike hij gaf me enkel een stom;) en ik Ploeg hem neer met een ijzeren bout, die daar lag.... Je zult de beschuldiging van koelbloedi- gen moord niet ontkomen, Worning.... Dat is al de tweede maal sprak de coumte-nris en ik moet je eerlijk zeggen, dat ik niet be grijp, waarom je zoo wreed kunt wezen.... Wat bezielt- Je. man! Nou heb je Je 'n tjjdje goed gedragen na je iaatsten straftijd en nou... Zeg me toch eens, hoe kon je dat toch doen? Het wes m'n o"ter 1 hans werd VOU lig. 1 r1to Tfli» n'<> Spike Worning emi- Ik k«»n er n-els aan doen. Mme Corry. t Schrijf sterfte. Zij «taat !n *t hóokje van t kantoor Te w achten oi> haar boort. Zij o -I ervt liaa-r blik eu «pitst biar oor, 't ütfilaht ie bleek gekleurd. Zee kruisjes hoeft elj reeds gereid, Al zestig jaar geloefd. Dat 't rijk don oudjes geeft. Te moeten teekbien voor die som, Dat uiad zo tang gevreesd; Zij kon dat niet; zij wae te dom, Dat kwelde haar het meeat k WOl strengt zij zich voortdurend aan, Vooral de laatste woek. Slechts één keer schreef z' haar vollon naam, Toen niemand naar haar kook. Maar nu, bij al die znensuhen hier, Noon, neen, nu zou 't niet gaan. „Maar weer naar huis, 't geoft geeu zier, Maar weer van voren aan"! Dodh plotsling staat ze voor 'ti loket, 't Was ongemerkt gegaan. En daar er niemand op haar lot Grijpt zij de pen toch aan. 't Gozicht vuurrood, stijf dicht haar mwid, Buigt zij er zich voor neer; En schrijftmet inkt.... haar naam terstond, Zooals die ééne keert Gewerkt had' zij soms wel voor twee En atoede mot blij gemoed. Maarschrijven, neen, dat viel niiet toeo, Nu deod wat rust haar goed. Al drie keer in diezelfde week Trakteert zij kleine Piet. Dat Opoe steeds zoo vroolijk keek, Neen, dat begreep Piet, niet VOOKS. S orf

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 12