VOOR DE VROUWEN
lende streken de wijnfeesten werden de
eerBte geoogste boonen gebrand en aan den
goeden oogstafloop geofferd.
Volgens den historicus Heeseüng werden
rauwe en in water geweekte boonen gegeten
door de anarcboreten en monniken in vroeger
tijden in de perioden waarin zij streng vasten
moesten.
Nog beden worden ze in de kloosters van
Griekenland veelvuldig gebruikt en dit gebruik
zal ook wel in de kloosters vanhet Westen
bekend geweest zijn. Het oude spreekwoord:
„Honger maakt rauwe boonen zoet" zal er
misschien nog een herinnering aan zijn.
Zangers aten vroeger boonen cxm een goede
stem te ontwikkelen en te bewaren. Pythagoras
daarentegen verbood aan zijn leerlingen om
zich te buiten te gaan aan het eten vap te veel
boonen, omdat deze opgeblazen maken, een
onrustigen slaap verwekken en zelfs de zinnen
verstompen! Later ging hij zelfs zoover zijn
leerlingen af te raden door de boonenvelden
te wandelen. Dit bewijst, dat boonen en het
eten van boonen in de oude tijden een veel
vuldig gebruik, zooal niet tot een misbruik als
die van onze tegenwoordige narcotische mid
delen was gegroeid.
„In het voorjaar" zoo zegt een oud schrij
ver als de boonen beginnen te bloeien, be
vindt men, dat de vochtigheden onzes lichaams
beginnen uit te srpruiten en de hersenen be
ginnen te werken. Door de welriekende geu
ren der bloesems van de boonenvelden ge
scherpt zijnde, raken ze dan spoedig op den
loop (de „zinnen" wel te verstaan).
Verschillende oude spreekwoorden wijzen
ook op de kracht of liever op den scha
delijken invloed" van boonen en boonenbloe
sems op den mensch. Bijvoorbeeld: „Als de
boonen groeien de zotten bloeien!" „Wacht
u voor de boonen." „Hij' heeft de boonen in het
hoofd"etc.
In oude liederen van de zestiende eeuw
worden mensehen van alle standen en leeftij
den gewaarschuwd niet te dacht bij de (bloei
ende) boonen te komen. Op het gebruik maken
van boonen bij lotingen en stemmingen wijst
de door oude woordenboeken vermelde uit
drukking: „Te boonen gaan".... welke han
deling voorheen bij sommige magistraatsver
kiezingen toegepast werd.
De Drank.
Hij sprak over geheelonthouding en deelde
zijn gehoor mee, hoe zijn heele leven de in
vloed had ondervonden van de geheelont
houding.
Zooals u allen weet, zei hij, ik sta
aan het hoofd van een groote rijks-instelling.
Drie jaar geleden stonden er nog twee per
sonen boven mij. De eene werd ontslagen
wegens dronkenschap en de andere verviel
tot misdaad en zit nu in de gevangenis, alles
door den drank. En, riep hij uit, wel
sprekend wordend, wat beeft mij dus tot
die booge positie gevoerd.
De drank riep een zijner toehoorders
beun niet zonder onrecht toe.
En nn zeggen ze nog, dat Profes
sors verstrooid zijn.
De professor was na het eten naar zijn stu
deerkamer gegaan. Even later kwamen do
twee jongste kinderen1 binnenrennen.
'De professor: Kom kinderen, nu moe
ten jullie me niet storen. Wat wou jo eigen
lijk?
De 'kinderen: - We wildon u alleen maar
goeden nacht komen zeggen.
De professor: En moeten jullie nu daar
voor komen storen? Was daar nu zoo'n
haast bij? Kon dat niet tot morgenochtend
wachten?
Van twee kwaden.
Hij: Die jongen met zijn gehuil, maakt
me razend. Kun je hem niet stil 'krijgen?
Zij: Ik zal probeeren hem in slaap te
zingen.
Hij: Ach nee, laat hem dan maar hui
len.
Do eigenlijke Heden.
Is dat niet Hendrik van de Jansens, die
een maand gezeten heeft, omdat hij een por
tefeuille gestolen had?
Daarom hoeft toch niemand te zitten!
Neen omdat ze de portefeuille in zijn zak
gevonden hebben.
Rechter: En hoe ben jo or toegekomen,
beklaagde?
Beklaagde: Door omgang mot slecht ge
zelschap, mijnheer.
Rechter: Hoe bedoel je dat?
Beklaagde: We waren met z"n vijven en
hadden één flesch jenever en de andere
vier waren afschaffers.
zijn armen genomen hebben en haar gezegd,
dat, zoolang ais hij mocht leven, het haar aan
niets behoefde te ontbreken. Maar 'hij hield
zich' met geweld in 'bedwang, legde de twee ge
schenken op tafel en trad langzaam op haar
toe.
Blijf jij1 maar glimlachen, hoor zei hij
het komt wei terecht. Ik ben je erg dank
baar, dat je zoo vriendelijk als buur voor me
bent geweest en ik wil daar wat voor terug
doen. Ik heb geen sterveling op de wereld
wat drommel!
Met deze woorden haalde hij zijn geldzakje
uit den zak en telde het geld na, dat hij cent
voor cent in de gevangenis en nu -uit zijn hand
werk bijeen gespaard had om na de afrekening
met Hastings snel naar het buitenland! te kun
nen vluchten
Komaan zei hij geen woord erover,
het is de moeite niet waard. En hij liet zich de
t rap af zakken om van zijn geld te betalen wat
PoÜy Hastings aan den huisbaas schuldig was.
Ik weet niet of ik dit wel van u mag aan
nemen zei de huisbaas. Wat is juffrouw
Hastings van u als ik u vragen mag?
Spike greep den man bij den schouder, ter
wijl een gevaarlijke schittering in zijn oogen
hchtte.
Wat heb jij daarmee te maken, ellendige
kerel beet hij hem toe.
O! ik wil u volstrekt niet beleedigen
stamelde de man verschrikt maar de men
s-hen zeggen vee' over u en haar.... Ze zeg
gen, dat die vrouw niet veel beter is, dan.
BABBEL-UURTJE OVER MODE.
Exquise Lingerie.
iZooals ik u in mijn vorigen brief mededeel
de, was er tusschen de bekende „Paying
guest", oftewel de dame van de Fransche Le
gatie, die in Amsterdam moest komen werken
en dientengevolge als „betalend logóe" voor
eenigen tijd in hetxGooi ging wonen, en mij
een afspraak gemaakt „oni eens terug te ko
men."
Nu, die schoone kans liet ik me niet voorbij
gaan. Wanneer je eenmaal de voet binnen de
deur hebt zoo zegt het spreekwoord dan
moet je onvervaard naar binnen stappen. Zoo
deed ik.
Eenmaal ln kennis gekomen met de inschik
kelijke dame en terwijl het vorige bezoek in
derdaad tot een bijzonder vriendschappelijke
houding had geleid, durfde ik nu zelfs eigen
machtig 'n stapje verder gaan.
Ik zai u zeggen op welke manier.
Begrijpelijkerwijs was mijn vorig bezoek
gevallen op een voor dat doel correct en ge
bruikelijk middaguur. Ook voor den tweeden
keer was een zoodanig uur vastgesteld - naar
ik vermoed uit gewoonte en omdat mijn „mode-
berichtgeefster" niet kon vermoeden hoever
werkelijk mijn nieuwsgierigheid Vel ging.
Nu, die ging tamelijk ver en daarom nam ik
eigenmachtig het initiatief tot het verzetten
van ons bezoekuur en ging ditmaal.in den
morgen.
En ik had geluk. Mijn nieuwbakken vriendin
was zoowaar nog „en negligé" en lachte har
telijk na mijn toch nog gemaakte lichte ver
ontschuldiging en mijn interesse om nu eens
iets anders te zien, dan de 'kleedingstukken om
uit te gaan of om feest te vieren
Als u soms mijn nachthemd de moeite
van het bekijken en van het beschrijven waard
vindtmerkte mijn gastvrouw met een
schalksoh knipoogje opdaar ligt het nog.
Dat lijkt mij inderdaad nog zoo kwaad
niet repliceerde ik want u weet zoo goed
als ik, dat tot aan het allerkleinste deel van de
vrouwenkleed! ng aan de modeschommelingen
meedoet.... Nietwaar? Het is toch lang
geleden, sinds onze grootmoeders in witte rok
en batisten nachtjak slapen gingen
Nu, wat mij betreft zei de Franc-aise
toeken het uit. Hier, ik draag het zoo'.
En de daad bij het woord' voegende, hield zij
zich het nachthemd voor op de wijze, waarop
zij het gewoonlijk droeg. En ik toekende hét
uit Want het was zoo smaakvol en tegelijk
zoo eenvoudig en solide, dat ik niet wilde na
laten het mijn geachte lezeressen te toonen.
zich maar verder te mogen kleeden, aangezien
zij op tijd gereed moesi wezen. Ik moest dan
maar op m'n eigen houtje verder rond snuf
felen.
Ik bepaalde mjj er echter toe maar stil in
het hoekje van het intieme vertrek te blijven
zittenen alleen m'n oogen open te houden.
Zooals ik verwachtte, werd ik niet teleur
gesteld.
Want het tweede opmerkelijke dessous van
de Fransche dame was het-oorset
Dit corset was er namelijk een van de soort,
die de elegante vrouw noodig heeft bij de mo
derne kleeding. Het was gemaakt van zeer
spannende rubberstof met enkel een balein
over de heup en vóór een buigzame aan de
sluiting.
Deze corsetten zijn de nieuwste en heerlijk
soepel. Zij geven nergens die zoo leelijke baljju-
moeten door de japon en sluiten het figuur
toch voldoende in.
Bovenstaand corset was van een uiterst
luxueuse uitvoering. Het was gemaakt van
rose zijden rubberstof on langs boven- en on
derrand gegarneerd met rose geplisseerde tule,
waarbij bovendien langs den uitersten boven
rand kleine gaze-de-soie roosjea
Onderwijl was de mademoiseïle reeds een
eind gevorderd met het toilet Ze had zelfs haar
japon van Neger-bruine zijde al aan en moest
alleen nu nog maar de „coiffure" in orde ma
ken. Te dien einde deed ze 'n kapmanteltje over
haar japon aan en dit nam opnieuw mijn aan
dacht in beslag.
Om te beginnen was het gemaakt van wit
katoenen China crêpe, dat is sterk en niet zoo
wat mon noemt „flodderig" dun. Dan was de
vorm heel aardig on toch zeer makkelijk zelf
te vervaardigen. De plissees, welke vanuit het
schouderpas kwamen, waren op den kant van
ieder vouwtje gestikt, zoowel van binnen als
van buiten-, zoodat men bij het strijken de
touwtjes zoo maar voor het inleggen had.
Het ajourwerk van pas-aan-hand en de ge
borduurde motieven waren bewerkt met tame
lijk dik borduurkatoén. Inmiddels vroeg mijn
gastvrouw verlof terwijl ik nu toekende
Met een kreet van woéde slingerde Spike
den huisbaas van zich weg.... Hou je mond,.
man'n Uur geleden zou ik je er misschien
voor vermoord hebben. Nu niet meer. Als je
het evenwel in je hoofd haalt ooit 'n kwaad
woord1 van haar te zeggen, dan.
Hij liet zijn bedreiging onvoltooid en ging
naar boven.
Ik ben een dwaas dacht Spike Wor-
ning den volgenden morgen. Ik ben een groote
dwaas en ik moet bier vandaan zoo vlug
mogelijkWant ik heb dat vrouwtje zoo
lief, dat ik mijn eigen hals zou willon' afsnijden
om haar gelukkig te zien....
Alle gedachten van wraak waren als hij too-
verslag uit zijn hart verdwenen. Het eenige
waar hij nog aan dacht, was aan de middelen
om Polly Hastings gelukkig te zien. Hij kreeg
ineens een vaag verlangen om Bob Hastings
op de wereld te gaan zoeken al was het tot aan
het andere einde toe. En dan zou hij hem zeg-
gon, dat hij zich niet langer angstig behoefde
te maken. Dat terwille van zijn vrouwtje alles
bij het oudé bleef. Hij zou hem zeggen, dpt hij
voor de rest van zijn leven veilig kon zijn en
zyn.leven slijten aan de zijde van (ie vrouw,
die hem liefhad
Ja, het werd hem duidelijk. Dat zou hij doen.
En dan zou hij aan Polly al zijn overgeschoten
geld geven en in de gauwigheid een voor
wendsel verzinnen om zijn verdwijning te ver-
kleren
Met deze gedachte trad hij op het portaal
Het kapmanteltje was namelijk zoo een al
lergezelligst „dingie", dat ik ook dit de moeite
van het uitteekenen en beschrijven waard
vond.
Het jasje zooals u het boven zien kunt
was gemaakt van Crêpe Athénien ('m soort
gelijke, maar iets soepeler stof als Crêpe ma-
rocaine), terwijl de rand bijzonder eenvoudig,
maar opvallend effectvol geborduurd was met
Jade"igroene wol.
Ik stel me voor, dat hetzelfde modelletje van
wit wollen mousseline of wit katoenen crêpe
ook een alleraardigst effect maken zou en dan
tevens nog „iets" goedkooper zou uitkomen.
Inmiddels bad ik voor vandaag genoeg ge
zien en beval mij beleefd aan voor een volgend
bezoek. Het werd natuurlijk toegestaan en van
het moment af verheugde ik mij al op wat er
in de naaste toekomst nog meer voor fraais uit
deze garderobe te voorschijn komen zou.
Winkelier: Ik heb dezen zomer al bui
tengewoon veel van die dassen verkocht,
mijnheer.
Klant: Zoo, dat is werkelijk een presta
tie om respect voor te hebben.
buiten haar kamer en leunde voor hij binnen
ging een oogenblik bedroefd tegen den muur.
Opeens zag hjji iemand de trap opstormen,
een hijgende gedaante met een schichtige uit
drukking in de oogen, bebloede handen en een
schram op den wang. Hiji schoon hard geloo-»
pen te hebben als iemand, die zich verbergen
wil....
Het was Bob Hastings!
Spike Worningl - riep hij uit en maakte
zich gereed een verdedigend© houding aan te
nemen.Denk erom ik heb zoo juist een
man vermoord en ik zie er niet tegen op als
je mij aanraakt ook jou neer te steken!
Reeds greep bij naar zijn mes.
Worning hield hem terug.
Je behoeft voor mij niet bang te wezen, Bob
zeide hij..Voor de oude geschiedenis is
een nieuwe geschiedenis in de plaats gekomen.
Kom genist bij me boven en knap je wat op.
Want zoo kun je onmogelijk naar Polly gaan.
Bob Hastings staarde hem aan, wit van
woede en greep opnieuw naar zijn mes
Polly! siste hjjJij zegt Polly
dus het is tochwaar, wat die ellendeling bij het
dokken vertelde? Ik heb hem ervoor gedood
in een eerlijk gevecht. Maar niemand heeft het
gezien! Dus het zal als moord beschouwd wor
den en ze zullen me ervoor vinden! Poily
riep hij nog eens zacht.hoe is 't mogelijkI
En hij snikte
Sp'.ke Worning le'd'e zijn voorm 1'go vijnn
de trappen op tot vo>rblj Je kamer van Polly.
Nu komt zo <xm hot rentegeld.
VOOR DE KINDEREN.
MIESJE EN HET THEEBLAD.
I.
Bom-bom-rombombom„Au, oh 1" Zoo
hoord© moeder juist toert ze ihee schonk voor
haar visite. „Lieve help", zei ze. „Dat is Miesje,
die weer op haar theeblad d© trappen af koint."
Uit de gang klonk luid gehuil. Moeder zette
zuchtend de theepot neer, zeggend: „Ik ben
bang, dat ze zich bezee;\l- heeft", en vlug liep
zè de gang in. Haar bezoeksters volgden. Ze
hoorden, hoe Miesje haar moeder uitlegde:
„Die akelige balustrade. Die was net in den
weg toen ik naar beneden kwam. O, au!"
,„Ja, Miesje", zei moeder. „Dat komt er van
als je de trap af wilt glijden. Heusch, lieveling,
dat kan niet." En moeder gat Miesje een kus
en ging weer naar binnen met oe andore damee.
Miesje liep naar boven, haar rond blikken
theeblad stevig onJer haar arm geklemd Bij
de deur van de kinderkamer ontmoette ze
Anna, het kindermeisje.
„O," riep Anna uit. „Wat heb jo gedaan. Je
hebt een groote buil op je voorhoofd Je bent
zeker weer de trap afgegleden op dat lesiijke
theeblad!"
Miesje hield haar theeblad nog steviger vast.
Ze hield er zoo van en het was voor haar veel
rueer dan een therh' d. Borrs wns het oen
draaimolen voor de poppen; pums was het ecu
groote boot (de vloer van <1© kinderkamer was.
de IJszee en Anna moest dun een ijsberg z{Ju).
En soms was het een kano, (Me door een Rood
huid gestuurd werd en over do watervallen
sprong dat «as natuurlijk als Miesje de
trap afgleed.
Daarom, toon Anna haar een standje gaf,
en het theeblad JeeMjk" noemde, werd Miesje
bang. „Ik denk, dat ik hot tnaar moest verstop
pen", zei za bij zichzelf. „Anders zullen ze het
me nog afnemen."
Zo nam liet biad moe nnar don tuin. Ze zocht
overal, waai1 ze het zou kunnen verstoppen,
maar geen plekje leek haar goed genoeg.
Toen stapte ze naar haar beste vriendin.
Dat wns Grootje ATblng, dlo la oen aardig klein
huisje boven op een heuvel woonde. Zoodra
Miesje in Grootje Alhings tuin binnen trad!,
zag ze het geschiktste plaatsje om haar thee
blad te verstoppon. Een appelboom vol appels
hing over den tuinmuur.
Miesje legde -haar biad op den -muur onder
de takken van den appelboom. (Dat kon ze ge
makkelijk doen, want naast den boom stond
een stoel, waar Miesje op klom).
„Daar kun je blijven rusten; tot ik je weer
noodig heb", zet ze togen haar blad en toen
ging ze Grootje Albing zoeken.
TL
Grootje Albing was juist heel bezorgd over
haar appelboom: haar lief rond- oud' gezichtje
stond boos en haar voorhoofd! was gefronst.
„O, lieve Miesje," riep ze uit: „Weet je, wat
die stoute dorpsjongens döen? Ze komen tel
kens Mer em mijn appels te stelen. Vindt je
dat niet erg slecht?"
Mies-je zette groote verschrikte oogen op.
«Slechte jongens," zei zo. „U moet het aan
den veldwachter zeggen!"
De veldwachter", t<A Grootje. „Dat geeft
mot veel, Miesje. Er is ln het heele dorp maar
één veldwachter en die kan niet overal tegelijk
zijn. Als hij aan komt, loopen ze hard w< g.
Gister dreigde ik ze er mee, maar'ze luchten
me uit"
„Akeligo Jongens," riep Miesje uit,
„Ja", vervolgde het oude vrouwtje: „En ik
zei: Lach jullie maar. Jullie denkt, dat Ik niet
hard kan loopen en dat de veldwachter je niet
zien kan, maar stel je voor, dat er op een
goeien dag iemand uit den boom komt sprin
gen, die heel hard loopen ka.n, veel harder dan
jiiHIe en die jullie dan beetpakt?"
„O," riep Miesje verbaasd. „Gebeurt dat'
heusch?"
Grootje Albing zuchtte.
„Nee, Miesje. Toen ik het zei, dacht ik, dat
mjjn zoon wel ©ons zou kunnon komen en zich
in den boom verstoppen en er dan uitspringen,
als de jongens weer kwamen. Maar hij kan
niet komen. En ze zullen al mijn appels wel
stelen!"
„Wel heb ik van mijn leven. Ik geloof, dat
ik ze al weer hoor aan den anderen kant \un
don muur. Ja, kfjik maar, ze trekken de takken
naar beneden I"
En ja, toon ze over den muur keken, zagen
ze eenige jongens bezig, de takken omlaag te
trekken en de aippols er af te plukken en te
schudden.
Ineens hielden ze er mee op. Wat was dat
voor een vreemd' geluld? Een krassen en rin
kelen; en het was of er iets uit den boom gleed.
De jongens hielden hun adem in. Plotseling
riep er een: „Kijk, kijk! Wat komt daar om
laag?"
Weg holden de bengels, den heuvel af. O,
o, wat een geraas was dat. Wat kwam daar
achter hen aan den heuvel afrennen? De jon
gens gilden en holden, of hun leven er van
af hing.
En waarvoor waren ze nu zoo bang. Voor
Miesjes theeblad, dat ze zelf van don muur
afgetrokken hadden met de takken van den
appelboom en dat nu als een hoepel naar be
neden rolde.
Maar geen der Jongens durfde omkeken.
Ze holden naar huis en kwamen nooit meer
hjj Grootje Albing appels stelen.
Grootje en Miesje hadden alles gezien. Wat
moesten ze lachen. Toen de jongens weg wa
ren, ging Miesje haar theeblad weer halen-, dat
beneden aan den voet van den heuvel lag.
Miesje droeg het trotsch naar huis, want ze
was er zeker van, dat Anna het nu niet meer
weg zou nemen. Ze vertelde moeder en Anna
alles. En moeder en Anna vonden goed, dat ze
het theeblad hield, maar ze moest beloven, dat
ze niet meer Indiaan zou spelen, want moeder
vertelde, dat kleine meisjes zich wel eens erg
kunnen bezeeren, als ze met een theeblad van
de trap af glijden. Daarom speelde Miesje nu
Indiaantje in den tuin op haar loopfiets en
J aar theeblad is geen kano meer, maar alleen
een srroote boot In de IJszee.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
I. Amsterdam (h)am ster dam.
.TI. Wie wind zaait, zal storm oogsten.
'Wiel ster zoo water grint -
zoet naam distel
Nlemve raadsels.
L Welk woord staat hier?
L T
Qp de staande en op de
liggende kruisjeelljn komt
de naam van een brand
stof.
wwVvvvv °P de 16 6en
aaaaaaaaa deklinker; op de 2e een
hoofddeksel; op de 3e een
Q inhoudsmaat; op do 4e
Q het geluid, dat varkens
maken; op de 6e hot ge
vraagde woord; op de Oe de bladen van donna-
en sparreboamon; op de 7e oen snel vervoer
middel; op de 8o eoni slechte eigenschap; op
de 9e een medeklinker.
Goede oplossingen van belde raadsels ont
vangen van;
F. en M. B.: T. B.: L„ O. en G. v. d. B.;
J. B.; W. O. B., A. B.; C. B.; P. cn O. B.;
N. de B.; M. B.; A. D.; M. O. D.; A. D.; A. I).;
M. D.; P. en A. D.; B. F.; M. de G.; O. J. G.;
H. de G.; B. en T. G.; W. G.; O. G.; R. v. H.;
J. H.; B. K.; W. K.; W. K.; A. K.: W. »n
L. K.;*J. L.; M. en N. M.; O. J. v. M.; F. v.
d. M.; T. M.; D. M.; D. N.; M. O.; H. cn G.
T» v v* M II
7 vu V XV» V VY
de V.; W. V.; E. W.; M. v. d. W.; A. de W.;-
S. W.; M. 1. d. W.; J. de W.; A. IJ.
'De prijzen zijn bij loting ten deel gevallen
ri-
aan:
Kom mee zei hij eenvoudig en
voerde hem in zijn eigen klein vertrek.
Hier gaf hij hem te drinken, knapte hem
wat op en vroeg woord voor woord een om
standig verhaal van hetgeen kort geleden in
de dekken was voorgevallen, Hij lette niet op
het tegenstribbelen en niet op den argwaan
en niet op de verbazing van Bob. Hij liet maar
vertellen van 'het begin tot het einde. En
waar Bob stokte, daar vroeg hij en vulde het
relaas aan met veronderstellingen.
Totdat hij alles wist omtrent den moord, dien
Bob Hastings dien morgen gepleegd' had.
Toen -stond' hij op. Hij stopte Bob den klei
nen geldbuidel in do handen, en sprak: ga
nou naar je vrouw, kerel on neem do gedachte
mee, dat er nimmer een meer lieve en een
meer eerlijke vrouw aan een zeeman heeft toe
behoord dan Pollyl Vertel haar geen woord
over dien' lamlendigen lasteraar, diivn jij ge
mold hebt on vertel verder aan niemand wat.
Ik knap dat zaakje op in'm'n eentjeGa
nou naar Polly, want ze is dood ongerust over
je en huilt tranen met -tuiten.... Zeg baar
morgen of overmorgen, wanneer ze wat op
dreef is. dat <te buurman van boven naar zee
gegaan is oT iets van dien aard en vertel
aan den kleinen broekeman, dat Oome Buur
man voorloopip niet terug komt.
Daarmede begeleidde 'hij Bob tot aan de
deur en drong hehi zachtkens naar beneden....
H i 1- H flp V"»r
«1 Te Wor
en groe' met -
•lm
i.i n v
•li
Oor Boer, Van Galenstraat 43.
Annie Domerchie, Middenstraat 13.
Betsie Fels, Binnenhaven 18.
Clara Joh. Gaijé, Jonkerstraat 53.
Jo Plooy, Emmastraat 14.
Jo de Snayer, Draaisteog 4.
Henny Stammer, Torendwarsstraat 4.
Lona, Ohristina en Ohristiaan Veldhuyzen,
2e Vroonstraat.3.
Sjoukje Wiersma, Wiihelminastraat 39.
zijn haren. Er had zich een uitdrukking van
fatale levens-overgave op zijn gelaat gevestigd.
Toon de donkerte viel, verliet 1
de woning zachtkene afdalend vau de trap-
■tv/*-»-»
hij langzaam
k'ol o ren
"era moertere rtnien door
va.il Uü WÜp~
pen en een ondeelbaar oogenblik luisterend
aan de deur van Polly, waar hij stemmen door
elkauder hoorde.
Binnen een kwartier had hij de haven be
reikt en het schip, waarmede Bob Hastings
binnengevaren was. Een dichten menschen-
kluw verdrong zich om een plek, waar de po
litie ijverig bezig was masporingen te doen.
Een half uur later zat Spike Worning tegen
over den Commissaris van politio, die hem
met een mengeling van strengheid en gram
schap tegolijk ondervroeg.
Bah zeide hij.... met 'n zwaar stuk
ijzer heb je hem eenvoudig dood geslagen, ter
wijl hij jou niet meer dan een stomp gaf is
hot niet zoo?
Het is zoo bpkende Spike hij gaf
me enkel een stom;) en ik Ploeg hem neer met
een ijzeren bout, die daar lag....
Je zult de beschuldiging van koelbloedi-
gen moord niet ontkomen, Worning.... Dat
is al de tweede maal sprak de coumte-nris
en ik moet je eerlijk zeggen, dat ik niet be
grijp, waarom je zoo wreed kunt wezen....
Wat bezielt- Je. man! Nou heb je Je 'n tjjdje
goed gedragen na je iaatsten straftijd en nou...
Zeg me toch eens, hoe kon je dat toch doen?
Het wes m'n o"ter
1 hans werd
VOU lig.
1 r1to Tfli»
n'<> Spike Worning emi-
Ik k«»n er n-els aan doen.
Mme Corry.
t Schrijf sterfte.
Zij «taat !n *t hóokje van t kantoor
Te w achten oi> haar boort.
Zij o -I ervt liaa-r blik eu «pitst biar oor,
't ütfilaht ie bleek gekleurd.
Zee kruisjes hoeft elj reeds gereid,
Al zestig jaar geloefd.
Dat 't rijk don oudjes geeft.
Te moeten teekbien voor die som,
Dat uiad zo tang gevreesd;
Zij kon dat niet; zij wae te dom,
Dat kwelde haar het meeat k
WOl strengt zij zich voortdurend aan,
Vooral de laatste woek.
Slechts één keer schreef z' haar vollon naam,
Toen niemand naar haar kook.
Maar nu, bij al die znensuhen hier,
Noon, neen, nu zou 't niet gaan.
„Maar weer naar huis, 't geoft geeu zier,
Maar weer van voren aan"!
Dodh plotsling staat ze voor 'ti loket,
't Was ongemerkt gegaan.
En daar er niemand op haar lot
Grijpt zij de pen toch aan.
't Gozicht vuurrood, stijf dicht haar mwid,
Buigt zij er zich voor neer;
En schrijftmet inkt.... haar naam terstond,
Zooals die ééne keert
Gewerkt had' zij soms wel voor twee
En atoede mot blij gemoed.
Maarschrijven, neen, dat viel niiet toeo,
Nu deod wat rust haar goed.
Al drie keer in diezelfde week
Trakteert zij kleine Piet.
Dat Opoe steeds zoo vroolijk keek,
Neen, dat begreep Piet, niet
VOOKS.
S orf