OOST-INDIE. Aardbeving. Een zware aardbeving heeft te Maos eemi- ge bruggen verwoest. De brug over de Se- rajoe is gescheurd. Spoor- eni telegraaflij nen zijn vernield. Het station is aan de ach terzijde gescheurd. Alle dienstwoningen van de Staatsspoor zijn onbewoonbaar en gedeel telijk ingestort. Er zijn drie dooden. Hulp brigades werden gezonden. Het spoorevrkeer zal eenige dagen gestremd zijn. De Indische Begrooting voor 1024. Weltevreden, 14 Mei. De bij den Volks raad ingediende ontwerp-begrooting 1924 wijst in middelen aan 628.326.000. De uit gaven zullen 707.626.000 beloopen. Er is dus een1 tekort van 79.199.000. Dit tekort wordt verdeeld over den gewonen dienst 20.852.000, buitengew. dienst 67.610,000, vlootuibreiding 1.237.000. VOOR DEN POLITIERECHTER. Beleediglng van een ambtenaar der Arbeidsinspectie. De gebroeders K. en Jb. K. te Wieringen stonden voor den politierechter als beklaag den, omdat hen ten laste was gelegd belee- oiging van den technisch ambtenaar der Ar- beidsonspectie, Voorbrood. K. K. had hem uitgescholden voor leeljjke hufter of zooiets en Jb. K. zou gezegd hebben: wij geven geen fooien, dat moet je niet denken. Het was ge beurd in een vroegen morgen van April, toen de heer Voorbrood een overtreding van1 art. 24 der Arbeidswet oonstateerde. BekL K. K. erkende wat hem was ten laste gelegd, doch noemde het een grove vergissing van den ambtenaar om zijn broeder in de zaak te be trekken. Deze had' geen enkel beleedigend woord geuit en ook niets gezegd omtrent het geven van fooien, dat had K. K. gedaan. Bekl. Jb. K. bevestigde deze verklaring van zöjn broeder. Hij stond onschuldig terecht De ambtenaar bleef echter bij zijn over gelegd proces-verbaal. Overigens verklaarde hij als getuige, dat de gebroeders hem te vo ren nimmer onhebbelijk bejegend' hadden. Hij was dan ook zeer verbaasd, te merken dat zij dien morgen zoo onheusch tegen hem optraden. De politierechter achtte niet bewezen het feit aan Jb. K. ten laste gelegden sprak hem dus vrij. K. K. werd veroordeeld tot f 15 boete subs. 15 dagen. Officier en beklaagde zagen af van den termijn tot hooger beroep. Bekl. K. K. betaal de direct de boete, dus werd deze zaak staan de de vergadering geheel afgedaan. Gevecht om de steeg. Mej. J. B. hulsvr. T. W. heeft op 29 Maart haar buurvr. A. mishandeld, door haar aan de haren te trekken en haar eenige slagen toe te brengen. De dames waren in vinnig debat geraakt over het gebruik van een ge meenschappelijke steeg en miej. W., die het met haar mondje alléén niet af scheen te kunnen, begon ten slotte op boven omschre ven hardhandige wijze te argumenteeren. Daar de bekl inmiddels is verhuisd en dus voor herhaling niet behoeft te worden ge vreesd, achtte de Politierechter haar met 16 boete subs. 16 dagen voldoende gestraft Een onwillige plakker. Twee agenten v. politie, die in een café al hier het sluitingsuur aanzegden, waren ver plicht een van de nachtelijke plakkers O. J. S. met geweld te verwijderen, daar hij niet goedschiks het café wilde verlaten. Ook toen gedroeg S. zich zoo onbehoorlijk, dat de agenten het noodig oordeelden hem ter kalimeering naar het arrestantenlokaal over te brengen. De opposant, 'n groote stevige vent verzette zich krachtdadig tegen deze overbrenging, zoodat hij zich schuldig maakte aan wederspannigheid1 en heden door den politierechter onder handen moest wor den genomen. Aangezien S. reeds 'n veroordeeling heeft ondergaan, vorderde het O. M. thans 14 da gen gevang., doch die politierechter vond het meer practisch, beklaagde nog eens flink in zijn portemonnaie te treffen en veroordeelde hem tot 40 boete süba 40 dagen hechtenis. ARRONDISSEMENTS RECHTBANK. Zitting van Dinsdag 16 Mei. Uitspraken: Joh. K. Anna-Paulowna appèl vonnis over treding Vogeiwet, 4 boete subs. 4 dagen hechtenis. Jan S. Zijpe, belemmering van een ambts handeling. Vonnis 100 boete subs. 100 da gen, bekrachtigd. Corn. V. Anna-Paulowna, appèl vonnis Jachtwetovertreding, 4 boete subs. 4 dagen hechtenis. Nieuwe zaken: Een zaak met hindernissen. Een nieuwe zaak mogen we het feitelijk niet noemen, want reeds verschillende ma len is Ger. W. werkman te Helder en gerui- men tijd als verdacht van strafbare handelin gen met een kind, in voorarrest zich bevin dend, voor de rechtbank gebracht, doch tel kens werd' de behandeling geschorst. Men denkt er n.1 ernstig over, deze bekl. voorw. te veroordeelen, doch het onderzoek schijnt heel wat voeten in den aard te hebben. Thans was weer als getuige gedagvaard een amb tenaar der reclasseering, de heer V. Lingen. Mr. Smal, de advocaat, was evenwel niet pre sent, en nu moest de zaak weer geschorst worden. De rechtbank begaf zich in raad kamer om het zeldzame geval te beredenee ren. Na heropening der zitting werd voort gang der behandeling gelast en tevens slui ting der deuren op grond van het zekekwet- sende der zaak. We zijn wel nieuwsgierig of men ditmaal tot een oplossing is gekomen. De delinquent die al week aan week in voor- loopige hechtenis wordt gehouden (6 Febr. stond hij voor 't eerst terecht) heeft op die manier zijn straf reeds te pakken, vóór hij veroordeeld is. GEMENGD NIEUWS. Belladonna-verglftiglng. Het Gerechtshof te Amsterdam heeft uit spraak gedaan in de zaak tegen de 28-jarige J. S., die bij verstak veroordeeld was tot 9 maanden gevangenistraf wegens berooving door middel van belladonna. Het Hof be krachtigde het bij verstek gewezen arrest. De advocaat-generaal had 6 maanden gevan genistraf geëischt. De zesde kamer der rechtbank had bekl. indertijd tot 7 maanden voorwaardelijk veroordeeld. De valsche receplssen. De Arnhemsche rechtbank heeft de be klaagden in de zaak van de valsche recepis- sen te Arnhem B. en S., tegen wie zes jaar gevangenisstraf was geëischt tot vijf jaar veroordeeld. Een bende van anonieme brievenschrijvers. De District Attorney van New York heeft een man, welbekend In de muzikale en de uitgaande wereld, in staat van beschuldiging gesteld wegens het schrijven van anonieme brieven en daarbij; tevens het bestaan ont huld van een bende welgestelde lieden die er al jaren hun specialiteit van gemaakt heb ben laaghartige brieven te schrijven aan rijke en bekende menschen, wier familie leden en vrienden zij aanvallen. Tenminste 140 personen in New-York, Philadelphia, PiiMmrg, Boston en andere groote steden hebben brieven van dezen aard ontvangen. Een vrouw, die een dergelijken 'brief ont ving, moet krankzinnig zijn geworden, ter wijl een man, die zulk een brief kreeg, zelf moord heeft gepleegd. Tal van gezinnen moeten uit elkaar gegaan zijn door de be schuldigingen- van ontrouw, in die brieven geuit. Afpersing werd niet beoogd; de auto riteiten zijn van meening, dat de reden voor deze campagne moet worden gezocht bij een abnormale psychologische gesteldheid. De besohuldigde man bevindt zich thans te Londen. Een proces om een fortuin. Voor de Tweede Kamer van de Parijsche rechtbank dient thans een merkwaardig proces, waarvan het onderwerp meer op dat eener sensationeele novelle dan op een feit uit het dagelijksah leven gelijkt. In 1867 richtte een zekere dokter Bmile Preterre een tandheelkundige inrichting op, die hem een groot fortuin opbracht. Hij maakte ken nis met een Engelsoh meisje, dat te Parijs woonde, huwde dit en nam haar natuurlijk kind als het zijne aan. Eenige jaren later kreeg het jonge meisje een financier lief. Zij verborg deze liefde voor haar man, tot dat deze een kapitaaltje van 200.000 frcs. op haar had vastgezet. Daarna verdween zij met haar minnaar en liet zich van hem schei den. Toen Preterre stierf liet hij drie mil lioen frcs. aan „zijn teer beminde vrouw" achter, hetgeen nadrukkelijk in het testa ment stond vermeld. Na langdurige gerechtelijke debatten, waarin de raadsman van Preterre's familie er op aanddrong het testament nietig te verklaren, kwam de gescheiden vrouw toch in het bezit van het geheele fortuin. Haar minnaar legde er echter 'beslag op, en ver spilde het aan liefdadige giften, terwijl hij zijn gezellin zeer krap hield. Toen hij stierf legateerde hij 2.500.000 frcs. aan het Pasteur- Instituut. Mevrouw Preterre wist echter te bewer ken dat de laatste wil van haar vriend on geldig werd verklaard, en het Pasteur-Insti tuut betaalde het legaat terug. Op dat oogenblik was mevr.. Preterre zees rijk. En zij besloot haar zoon, met wien zij nooit iets te maken ad willen hebben, niet van -haar fortuin te ~,ien genieten. Zij gaf daarom alles aan liefdadigheid uit met uit zondering van een 'klein kapitaaltje om zelf in het laven te blijven. Toen zij ten slotte, vijftien jaar geleden, stierf, deed haar zoon alle pogingen om de vele giften, die zij- hier en daar kwistig had uitgedeeld, weer terug te krijgen. Al die ja ren is hij1 er mee doende en 'hij is thans 800.000 frcs. op het spoor. Hij doet pogingen om het geld terug te krijgen en in dit ver band zijn een aantal processen aanhangig gemaakt. Maar het oorspronkelijke fortuin is in den loop der jaren zóó versnipperd, dat er weinig kans is dat hij het 'bedrag terug zal 'krijgen. Blanke slavinnen. In October laatstleden trok een Berlijner met een gezelschap, bestaande uit tien vrou welijke boksers naar Sofia. Eenige weken later vernam d'e Berljjnsche politie dat hij de meisjes niet aleen niet betaalde, maar ze ook aan Bulgaarsche officieren uitleverde. De imam liet de meisje ten slotte zitten en ver dween. Zes vrouwelijke boksers slaagden er met veel moeite in naar Berlijn terug te kee- ren. De directeur van het gezelschap is gis teren op het Berlijnsche politiepresidium in hechtnis genomen, toen hij. daar vergun ning kwam vragen om met een nieuw gezel schap jonge meisjes naar het buitenland te reizen. Vroeg tanden. In de „Presse Medicale" staat een mede- deeling over tweelingen, die bij' hun ge boorte reeds tanden hadden. In de bijeen komst, die die Veneeniiging voor Chirurgie den 5en Maart te Marseille hield, liet P. Balard tweelingen zien, waarvan 'bet eene kind op den dag van zijn geboorte reeds beide beneden snijtanden bezat: één van deze viel den 2en dag uit en de andere 'bleek op weg om uit to vallen. Het andere kind kreeg 12 dagen na zijn geboorte een van de bovensnijtanden, waarvan de ontwikke ling veel langzamer gaat en die schijnt te zullen blijven. Dergelijke waarnemingen, die op zichzelf reeds zeldzaam zijn, zijn het des te meer bij een geval van tweelingen. Een nieuwe transatlantische kabeL De „Chicago Tribune" deelt mee, dat er door de „Postal Telegraph Company" een nieuwe Transatlantische kabel zal worden gelegd van New-York naar Londen, welke dieel zal uitma ken van het commercieele kabelsysteem en 10 millioen dollar zal kosten. De kabel zal de lang ste zijn, die ooit in den Atlantischen Oceaan is gelegd, en men zal er 600 woorden per minuut in beide richtingen tegelijk langs kunnen ver- seinen. Hij zal komen te liggen van de kust van Nieuw-Schotland over de Azoren naar Londen. Binnen een paar maanden beginnen de voorbereidende werkzaamheden voor het leggen van den kabel INGEZONDEN. FINANCIEELE BERICHTEN. Geachte Redactie! Gelezen hebbende het ingezonden stuk van den heer J. J. Schoeffelenberger onder het opschrift „Wraak is Zoet", verzoekt ondergeteekende beleefd, een plaatsje in uw geëerd blad' voor het navolgende. Dat de heer Schoeffelenberger boos op mij was, wist ik, M. d. R., want nauwelijks was uw blad van Dinsdag 8 Mei 1923, waar in mijn ingezonden stuk was geplaats, door u uitgegeven, of ik ontving van genoemden heer een brief, waarin hij mij met het een en ander bedreigde, maar omdat ik met geen bedreigvrees bezield ben, heb ik den heer Sch. kalm afgewacht, want het spreek woord zegt toch niet te vergeefs: „Kalmte redt den mensch". M. de R., de heer Sch. schrijft onder „wraak is zoet", dat mijn ingezonden stuk in uw geëerd blad van d.d. 8 Mei 1.1. ge plaatst riekt naar persoonlijke wraak, het geen ik den heer Sch. beslist moet betwis ten. Wanneer de 'heer Sch. had geschreven dat ik zijn handeling om voor de 10 ver hoogde belasting te stemmen wraak, dan had de heer Sch. gelijk. Dit is geheel zake lijk, mijnheer Sch. Dat u, mijnheer Sch., mijn ingezonden stuk goed begrepen heeft, kan ik wel ont dekken aan uw hevige gemoedsaandoening en "boosheid over uw eigen daden. Om vóór die 10 verhoogde pl. belasting te stem men, wel wetende dat dit het zwaarst drukt op de arbeidende klasse met haar lage in komens; dit inziende, dat gij u zelf daar door in een benauwde positie hebt gebracht, begint u alle kanten heen te springen om dat van u af te wentelen door te zeggen: „deze 10 belasting-verhooging is indirect geen yerhooging en al is het percentage ver hoogd, het eindbedrag is voor elk gebleven zooals het vorige jaar. Hoe u zulken nonsens kan verkondigen, ■mijnheer Sch., is voor mij; onbegrijpelijk, te meer, daar de wethouder van financiën, de heer de Zwart, in den Raad van 24 April 1923 het voorstel van B. en W., zijnde de 10 verhooging der pl belasting, verde digende, zeer duidelijk zeide: „De goedkeuring van Gedeputeerde Sta ten op de Verordening tot heffing van pl. belasting geldt tot 1 Mei 1923 en dan moet de gemeenteraad deze herzien". Verder zei- de ■genoemde heer dat het belastbaar inko men der gemeente Helder gemiddeld geno men met 5 der inkomsten is verminderd, en om nu hetzelfde bedrag te krijgen of te heffen als het vorige jaar moet het verme- nigvuldigingscijfer van 0.7. op 0.77 gebracht worden." Dus mijnheer Sch., de herziening en vast stelling vdn het peroentagecijfer, bedoeld' in art. 5 der verordening voornoemd, is inge gaan 1 Mei 1923, en is dus voor het loopende belastingjaar 1923/24 geldig, zoodat elk in gezetene en aangeslagene van Helder 10 verhooging van zijn inkomen op zijn aan slagbiljet voor 1923/24 geplaatst, zal moeten betalen. Nu kan ik imij wel voorstellen dat u, in den Raad d.d. 24 April 1923, noch de strek king noch de duidelijke uiteenzetting van dat onderwerp door den wethouder van fi nanciën, den heer de Zwart, begrepen hebt en eerst, toen u mijn stukje gelezen had ontwaakte. Dit is op zich zelf niet zoo erg, want ieder maakt fouten. Maar mijnheer Soh., erger vind ik het, zooals u doet, om, wanneer u op zakelijk heden gewezen wordt, waaruit gij u niet kunt redden en gij in den modder blijft steken, over te gaan tot persoonlijkheden om daarmede uw zaak te winnen en door enkele gesprekken tusschen u en mij over de a.s. raadsverkiezing gehouden openbaar te maken in uw stuk, mij daardoor belache lijk en zoo mogelijk bespottelijk te maken. Dit zou mij geheel koud laten als gij, mijn heer Sch., daaromtrent de waarheid verraeld- det. Waarom doet u dat niet? Mijnheer Sch., u hebt mijn vonnis maar half beschreven en ik zelf zal het wel vol tooien, want wat mij betreft mag en moet de geheele Helder weten, dat ondergetee kende J. T, op 24 Augustus 1922 door den heer K. ten zijnen huize werd ontboden, welke heer in opdracht van den heer J. j. Schoeffelenberger, een onderhoud met mij heeft gehad en mij verzocht of ik genegen was om te bedanken als lid van den Bond van Belastingbetalers en dan stukjes te schrijven en te plaatsen in de H. C., waar voor werd aangeboden een plaats op de Candldatenlljst van Sch. voor de Raadsver kiezing 1923. Dit werd door mij' afgewezen. Meermalen heeft de 'heer Sch. mij op straat aangehouden en dan, sprekende over de a.s. raadsverkiezing, heb ik met Sch. ge sproken en herr opgebeurd toen hij zeer nerveus was over het stellen van zijn per soon als candidaat omdat zijn candidaatstel- lers met elkander in ongenoegen waren en hij daardoor niet wist hoe het zou afloopen met zijn candidaatstelling. Op den 23en Februari 1923 is door een der candidaatstellers van Sch. mij nog aange boden om als no. 3 op die lijst geplaatst te worden, hetgeen door mij is afgewimpeld. Op dienzelfden datum heb ik den heer Sch., die met mij over de candidaten sprak, ge zegd dat hij' mogelijk mij nog wel op een der lijsten geplaatst zou zien, wat dan ook tot gevolg had mijn candidatuur voor den Bond' van Plattelanders, zie lijst No. 2 mijn heer Sch.! Doordat de heer Sch. deze aangehaalde punten niet vermeldde, heb Ik zelf met de groote lijnen want er is nog meer mijn vonnis voltooid en laat ik het aan de ge achte lezers, aan welke zijde de persoonlijke wraak, zooals de heer Sch. zegt, wordt uit gespeeld en toegepast. Wat mijn pensioen betreft, mijnheer Sch., daaromtrent moogt gij u wel beter op de hoogte stellen. Weet u niet, dat het betaald word uit een fonds, dat millioenen rijk is, opgericht en beheerd door het rijk en bij eengebracht door de gestortte penningen van 'het in overheidsdienst zijnde personeel. Nu mijn oandidaatschap van den Bond van Plattelanders, die, zooals gij zegt, pas uit den grond is gerezen, mijnheer Sch., acht gij die zooveel minderwaardig dan de uwe? Wees heusch niet bevreesd, mijnheer Sch., dat, wanneer er van die candidaten als raadsleden gekozen worden, zij het minder zullen doen dan gij, laat dat maar aan hen over. De heer Soh. zegt niet te protesteeren op bevel, maar ik zeg den heer Sch. niet te zul len zwijgen op een dreigbrief. M. d. R., met dankzegging voor de plaat»' ruimte teeken ik met de meeste hoogachting, J. TUSSEN Sr. Helder, 14 Me) 1923. Helder, 10 Mei 1928 Aan de Redactie van de Heldersche Courant Mag ik u, geachte redactie, naar aanlei ding van de ingezonden stukken van de heeren Verfaille en Dissel in uw nummer van Dinsdag j.1., een klein wederwoord ter plaatsing aanbieden. U zult daarmee verplichten, Uw dw„ A. G. A. VERSTEGEN. Groote „Zaken". De heer J. J. Verfaille, directeur van de N.V. Landbouwmaatschappij voorheen i. Verfaille, heeft geschreven. In den regel laat hij diit en ander werk aan zijn daarvoor bestemde mannetjes over. Er moet dus wel iets bijzonders zijn ge beurd, dat hij nu zoomaar in hoogst eigen persoon zelf in de krant gaat schrijven. En, dat hij nu zoo'n lintwurm kwijt raakt en deze deponeert in de Heldersche Courant, terwijl hij dat knagende ding, best had kun nen loozen op de bewuste openbare verga dering, dat moet bij den onbevangen lezer toch een eigenaardigen indruk maken. Maar dit feit is er nu eenmaal. Zeker, mijnheer de redacteur, er is ieta bijzonders gebeurd. Op die vergadering is het licht laten vallen op het feit, dat deze directeur, di% een „glad" zakenman is, toen hij lid was van den Raad der gemeente, goede zaken heeft gedaan met die gemeente. Hij, de specialiteit in velerlei zaken, heeft de gemeente altijd zóó geadviseerd, dat zijn firma er wel bij. voer. Als raadslid en lid van de Commissie der gemeentereiniging verkocht hij land aan de gemeente en niet zoo'n klein stukje ook! Later als raadslid verkocht 'hij weer een lapje aan de gemeente voor de briketten fabriek. En nu staat hij op het standpunt dat „het slechtste land beter is dan het beste schip"1, omdat er allicht een gemeentebestuur ge vonden kan worden hier, dat zich zóó laat adviseeren, dat op kosten van de gemeente, dit slechtste land tot best land wordt om gezet. Inderdaad van den heer Verfaille geniaal bekeken. Dat is „zaken doen". Maar voor een gemeentebestuur, dat er in vliegt, weer een reuzenstrop. En nu verdedigt mijnheer Verfaille de ideeën van den heer Dissel con van zijn vele hoorigen om land, hetgeen bestemd is voor huizenbouw, op te hoogen, met wat hij noemt rommel. Of de heer Verfaille deze enormiteit bewust neerschrijft of niet, het blijft voor het groote publiek, dat wellicht over deze zaken niet kan oordeelen1, mislei dend. Elke bouwer zal onmiddellijk toegeven, dat waar gebouwd moet worden, een op hooging met de rommel van den heer Ver faille, uit den booze is. En mijnheer Verfaille weet toch zelf ook wel, dat als het land wordt opgehoogd, met rommel, het voor wei nig anders dan weiland meer geschikt ia. Dit dus wat de wijsheden van Dissel, ver dedigd nader door niemand minder dan den dijkgraaf van het Koegras, den heer Ver faille, betreft. Ook ten opzichte van de andere gezichts punten, die de heer Verfaille opent is hij misleidend, omdat hij weet dat de beide zoogenaamde roode bruggen aan het N.- Holl. Kanaal zullen verdwijnen. Hij weet dat dit gedeelte zal worden gedicht en zijn advies om onder de brug door te varen met de aangeschafte vaartuigen is dus een .grove voor den malhouderij van het publiek. Maar bovendien, als deze bruggen zouden blijven bestaan, denkt dan de heer Verfaille dat het departement van Oorlog zoo maar zou toestaan, om de grachten te dempen met rommel. En zouden1 wij dan den heer Verfaille eens mogen vragen, of er ook nog kunst werken noodig zouden zijn, om te voorko men, dat al het water wat met die fortgrach ten in verbinding staat en dat is zoowat alles in onze gemeente, niet wordt vervuild? Maar mijnheer Verfaille wist zeer goed, dat dit varen niet mogelijk was en zijn ver rassing is meer misleidend als men weet dat het de 'heer J. Verfaille in de Langestraat- nog steeds de man is in deze familiemaat- sohap, die aan onzen gemeentebouwmees ter het plan aan de hand heeft gedaan brug gen te slaan over de fortgrachten achter het Tuindorp om verder over het land van den heer Verfaille op kosten van de ge meente een weg te leggen, en het land van den heer Verfaille op te hoogm) of de fortgrachten te dempen met vuilnis van de reiniging. Ja, mijnheer Verfaille, het is wel niet aan genaam om dit hier te schrijven, maar wie zijn billen brandt enz. (Want, aldus de oude heer Verfaille, op die wijze zou er ook communicatie ontstaan tusschen de hoeve „Vrede en Vrijheid" aan den eenen, en de „Jetty-hoeve" aan den an deren kant van 'het fort. Vraag weer niet naar de kosten, welke de gemeente zich zou moeten getroosten, om de totstandkoming van dit plan ten uit voer te brengen in het zuivere belang van de Landbouwmaatschappij, waarvan de heer Verfaille de directeur is. En dit is nu het beruchte plan ln porte feuille, door den heer Schoeffelenberger ge lanceerd, hetwelk thans door de betrokken diensthoofden wordt uitgecijferd. En wat de vuil aanvoer betreft, deze ia door mij in den Raad niet overdreven. In den schoonmaaktijd is de vuilaanvoer inder daad 80 M'., soms zelfs meer per dag. En over het heele jaar berekend is de aanvoer tegenwoordig pijn. 60 M*. per dag. Dat dit vroeger minder was is 'bekend. En vóór dat mijnheer Verfaille zijn onschatbare diensten als lid van de Commissie der gemeenteredni- ging aan de gemeente bewees was het nog minder. De aardigheden van mijnheer Verfaille laat ik nu maar buiten bespreking, omdat ik meen, dat deze zaak met den noodJgeni ernst dient te worden bezien. A. G. A. VERSTEGEN. De Voorzitten Is het met den wethouder eens, dat bedoelde voorstellen schriftelijk dienen te worden ingediend. De heer Van Breda aal spoedig met een voorstel komen. De heer Van der Veer bespreekt den aan het einde der Binnenhaven geschapen toestand door aldaar kampeerende woonwagens. De toe stand wordt daar voor de omwonenden onhoud baar; vuilnishoopen staan voor de woning. Soms zijn het zeer fatsoenlijke menschen, die in zoo'n woonwagen verblijf houden, maar dikwijls ook wel ander soort. Het betreft hier de entrée in de stad, die erg ontsierd wordt. Is er geen andere plaats voor die menschen ibeschikbaar? vraagt spr. De Voorzitter antwoordt, dat deze zaak indertijd onder de oogen is gezien. Woonwagens worden tegenwoordig officieel gestationneerd, zoodat de gemeente de menschen niet verjagen kan. De heer Van der Veer meent, dat aan den Ruijghweg nog wel plaats is voor hen. Daar zijn nog wel open plekken, waar ze kunnen staan. De zaak zal worden onderzocht. De heer Zondervan vraagt naar de motie ven van het College om de bottervisschers niet te willen helpen. Volgende vergadering ant woord. De heer Bok bespreekt een adres van een aantal reclamanten inzake navorderingen. Dit is ii April ingediend en tot nog toe hebben deze menschen niets daarvan gehoord. De heer Van L o o dankt den wethouder voor de beantwoording van spr. vraag. Naar aanlei ding van verschillende ingezonden stukken in de Held. Crt. vraagt spr. inlichtingen aan het Col lege betreffende het vermeende plan van den hoofdambtenaar. Het zou wel goed zijn, als daar omtrent eens wat gezegd werd, omdat de schijn gewekt wordt alsof bedoeld plan verduisterd is. De heer Verstegen deelt hieromtrent mede, dat door den gemeente-bouwmeester een plan geopperd is om het vuil op andere dan de voor gestelde wijze te verwerken. In de Commissie voor Publieke Werken is dit denkbeeld geopperd en vermoedelijk heeft een der leden uit die com missie gemeend daarop het licht te moeten laten vallen. In de eerstvolgende wethoudersvergade ring is bedoeld plan besproken, en is aan de amb tenaren der gemeente opdracht gegeven dit plan nader uit te werken en de kosten ervan te be cijferen. De heer T i e 1 r o o ij komt terug op de kwestie der navorderingen. Is het wel juist die in gehei men raad te bespreken? vraagt spr. Het -betreft hier geen gewone reclames, maar .een adres aan den Raad met verzoek om teruggave van de be taalde belastinggelden. De Voorzitter meent, dat er niets geen be zwaar is tegen een behandeling in het openbaar. Maar vroeger is deze zaak ook al ter sprake ge bracht, en het gebruik daaromtrent brengt mede, dat men in geheimen raad dergelijke zaken vooraf bespreekt, omdat er wel eens opmerkingen ge maakt worden en besprekingen gehouden, die personen raken en waarmede het groote publiek niets te maken heeft. Laten we dus niet afwijken van den goeden weg. De heer Bok: Het gaat hier om het principe, niet om de reclame als zoodanig. Menschen, die wel reclameerden, ontvingen hun geld terug, zij, die niet reclameerden, niet. Spr. begrijpt, dat het voor de gemeente-financiën wel een tegenvaller zal zijn, en de heer De Zwart heeft wel gezegd, dat de termijn voor het indienen van reclames vervallen is, maar het betreft hier een ander geval. Aangezien hieromtrent verschillende vragen worden gedaan en opmerkingen gemaakt, meent de Voorzitter te moeten opmerken, dat het niet aangaat de rondvraag tot een interpellatie te maken. Over deze kwestie kan immers in gehei men raad worden beslist, en dan kunnen zij later in het openbaar behandeld worden. De hoer T i e 1 r o o ij meent, dat dit punt op de agenda had moeten worden vermeld. De openbare vergadering wordt gesloten en de Raad begeeft zich in comité ter behandeling van reclames pl. dir. belastingen. Een totaal tekort van 79 millioen. AUremeene Noord-Hollaadsche Maatschappij van Levensverzekering'. Bovengenoemde Maatschappij, onder directie van de heeren R. Baas Azn., Johs de Jongh, Mr. A. R. Baas en H. G. de Jbngh hield Maandag 14 Med j.1. onder leiding van den President-Com missaris, den heer Jihr. Mr. D. E. v Lennep, haar jaarlijksche vergadering van aandeelhouders. Aan het door directeuren uitgebrachte verslag ontleenen wij het volgende: Het verzekerde kapitaal en do verzekerde rente steeg van 13.083.521,28 op ultimo Decem ber 1921 tot 13.782.138,85 op ultimo December 1922, mitsdien een netto vooruitgang van 698.612,57. De rekening „Premiën en Koopsommen" wijst als saldo een bedrag aan van' 447.255,39/1* als termijn premie, vergeleken bij het eindcijfer op ultimo December 1921 een voorutgang in premie ontvangst van 35 472,30. De sterfte onder de verzekerden had een zeer gunstig verloop; de waargenomen sterfte en uit- keering bleef resp. 38,2 en 31,6 beneden die, welke berekend was. Met Inbegrip der lijfrente werd In 1922 een bedrag van 99.078,71 uitgekeerd. De premie-reserve, berekend door Dr. G. de Vries te Haarlem moest- een verhooging onder gaan van 161.610,34. Door deze verhooging komt de premie-reserve op de Balans voor met oen bedrag van 1.269.489,31, onder welk bedrag niet begrepen is de premie-reserve voor posten, welke bij an dere Maatschappijen dn herverzekering werden gegeven, en die voor rekening van de herverze keraars komt. De rente-ontvangst bedroeg dit jaar 70.537,31* tegen een bedrag van 57 816,05 in 1921. De gemiddelde gekweekte rente in 1922 be droeg 5,46 hetgeen aanmerkelijk hooger i», dan de voor de reserve-berekening aangenomen rente voet vim 31/» en 4 De Effectenwaardeering hal als altijd plaats volgens den 31 December-koers. De vergadering hechtte, na prae-advies van commissarissen, hare goedkeuring aan de over gelegd e Balans- en Winst- en Verlies-rekening, welke door den accountant, den heer G. Smits, waren gecontroleerd en accoord bevonden, de Directie dechargeer end voor het gevoerde beheer. Besloten werd: a. Op het hoofd „Reserve voor verschillende doeleinden" over te brengen de reede bestaande „Reserve voor exploitatiekosten" ad 18.000, en uit de winst daaraan toe te voegen een be drag van 37.000,—, zoodat deze reserve thans bedraagt 55.000. b. De „Reserve voor eventueele Verliezen op Beleggingen" te verhoogen met 2.300,—, zijnde de naar boven afgeronde koerswinst op effecten, waardoor deze reserve wordt opgevoerd tot 34.000,—. c. De „Reserve voor Uitkeeringen" door bij schrijving van 9.000,te brengen op 27.000, d. Het Ondersteuningsfonds voor beambten te doteeren met 1.500, Het saldo ad 16.756,48 zal worden verdeeld volgens etatuaire bepalingen. Voor een overzicht over de bedrijfsresultaten der laatste 4 jaren verwijzen wij gaarne naar de in dit blad voorkomende advertentie.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 3