OOST-INDIE.
Aardbeving.
Een zware aardbeving heeft te Maos eemi-
ge bruggen verwoest. De brug over de Se-
rajoe is gescheurd. Spoor- eni telegraaflij
nen zijn vernield. Het station is aan de ach
terzijde gescheurd. Alle dienstwoningen van
de Staatsspoor zijn onbewoonbaar en gedeel
telijk ingestort. Er zijn drie dooden. Hulp
brigades werden gezonden. Het spoorevrkeer
zal eenige dagen gestremd zijn.
De Indische Begrooting voor 1024.
Weltevreden, 14 Mei. De bij den Volks
raad ingediende ontwerp-begrooting 1924
wijst in middelen aan 628.326.000. De uit
gaven zullen 707.626.000 beloopen. Er is
dus een1 tekort van 79.199.000. Dit tekort
wordt verdeeld over den gewonen dienst
20.852.000, buitengew. dienst 67.610,000,
vlootuibreiding 1.237.000.
VOOR DEN POLITIERECHTER.
Beleediglng van een ambtenaar der
Arbeidsinspectie.
De gebroeders K. en Jb. K. te Wieringen
stonden voor den politierechter als beklaag
den, omdat hen ten laste was gelegd belee-
oiging van den technisch ambtenaar der Ar-
beidsonspectie, Voorbrood. K. K. had hem
uitgescholden voor leeljjke hufter of zooiets
en Jb. K. zou gezegd hebben: wij geven geen
fooien, dat moet je niet denken. Het was ge
beurd in een vroegen morgen van April, toen
de heer Voorbrood een overtreding van1 art.
24 der Arbeidswet oonstateerde. BekL K. K.
erkende wat hem was ten laste gelegd, doch
noemde het een grove vergissing van den
ambtenaar om zijn broeder in de zaak te be
trekken. Deze had' geen enkel beleedigend
woord geuit en ook niets gezegd omtrent het
geven van fooien, dat had K. K. gedaan.
Bekl. Jb. K. bevestigde deze verklaring van
zöjn broeder. Hij stond onschuldig terecht
De ambtenaar bleef echter bij zijn over
gelegd proces-verbaal. Overigens verklaarde
hij als getuige, dat de gebroeders hem te vo
ren nimmer onhebbelijk bejegend' hadden.
Hij was dan ook zeer verbaasd, te merken
dat zij dien morgen zoo onheusch tegen hem
optraden.
De politierechter achtte niet bewezen het
feit aan Jb. K. ten laste gelegden sprak
hem dus vrij. K. K. werd veroordeeld tot
f 15 boete subs. 15 dagen.
Officier en beklaagde zagen af van den
termijn tot hooger beroep. Bekl. K. K. betaal
de direct de boete, dus werd deze zaak staan
de de vergadering geheel afgedaan.
Gevecht om de steeg.
Mej. J. B. hulsvr. T. W. heeft op 29 Maart
haar buurvr. A. mishandeld, door haar aan
de haren te trekken en haar eenige slagen
toe te brengen. De dames waren in vinnig
debat geraakt over het gebruik van een ge
meenschappelijke steeg en miej. W., die het
met haar mondje alléén niet af scheen te
kunnen, begon ten slotte op boven omschre
ven hardhandige wijze te argumenteeren.
Daar de bekl inmiddels is verhuisd en dus
voor herhaling niet behoeft te worden ge
vreesd, achtte de Politierechter haar met
16 boete subs. 16 dagen voldoende gestraft
Een onwillige plakker.
Twee agenten v. politie, die in een café al
hier het sluitingsuur aanzegden, waren ver
plicht een van de nachtelijke plakkers O. J.
S. met geweld te verwijderen, daar hij niet
goedschiks het café wilde verlaten. Ook toen
gedroeg S. zich zoo onbehoorlijk, dat de
agenten het noodig oordeelden hem ter
kalimeering naar het arrestantenlokaal over
te brengen. De opposant, 'n groote stevige
vent verzette zich krachtdadig tegen deze
overbrenging, zoodat hij zich schuldig
maakte aan wederspannigheid1 en heden door
den politierechter onder handen moest wor
den genomen.
Aangezien S. reeds 'n veroordeeling heeft
ondergaan, vorderde het O. M. thans 14 da
gen gevang., doch die politierechter vond het
meer practisch, beklaagde nog eens flink in
zijn portemonnaie te treffen en veroordeelde
hem tot 40 boete süba 40 dagen hechtenis.
ARRONDISSEMENTS RECHTBANK.
Zitting van Dinsdag 16 Mei.
Uitspraken:
Joh. K. Anna-Paulowna appèl vonnis over
treding Vogeiwet, 4 boete subs. 4 dagen
hechtenis.
Jan S. Zijpe, belemmering van een ambts
handeling. Vonnis 100 boete subs. 100 da
gen, bekrachtigd.
Corn. V. Anna-Paulowna, appèl vonnis
Jachtwetovertreding, 4 boete subs. 4 dagen
hechtenis.
Nieuwe zaken:
Een zaak met hindernissen.
Een nieuwe zaak mogen we het feitelijk
niet noemen, want reeds verschillende ma
len is Ger. W. werkman te Helder en gerui-
men tijd als verdacht van strafbare handelin
gen met een kind, in voorarrest zich bevin
dend, voor de rechtbank gebracht, doch tel
kens werd' de behandeling geschorst. Men
denkt er n.1 ernstig over, deze bekl. voorw.
te veroordeelen, doch het onderzoek schijnt
heel wat voeten in den aard te hebben. Thans
was weer als getuige gedagvaard een amb
tenaar der reclasseering, de heer V. Lingen.
Mr. Smal, de advocaat, was evenwel niet pre
sent, en nu moest de zaak weer geschorst
worden. De rechtbank begaf zich in raad
kamer om het zeldzame geval te beredenee
ren. Na heropening der zitting werd voort
gang der behandeling gelast en tevens slui
ting der deuren op grond van het zekekwet-
sende der zaak. We zijn wel nieuwsgierig
of men ditmaal tot een oplossing is gekomen.
De delinquent die al week aan week in voor-
loopige hechtenis wordt gehouden (6 Febr.
stond hij voor 't eerst terecht) heeft op die
manier zijn straf reeds te pakken, vóór hij
veroordeeld is.
GEMENGD NIEUWS.
Belladonna-verglftiglng.
Het Gerechtshof te Amsterdam heeft uit
spraak gedaan in de zaak tegen de 28-jarige
J. S., die bij verstak veroordeeld was tot 9
maanden gevangenistraf wegens berooving
door middel van belladonna. Het Hof be
krachtigde het bij verstek gewezen arrest.
De advocaat-generaal had 6 maanden gevan
genistraf geëischt. De zesde kamer der
rechtbank had bekl. indertijd tot 7 maanden
voorwaardelijk veroordeeld.
De valsche receplssen.
De Arnhemsche rechtbank heeft de be
klaagden in de zaak van de valsche recepis-
sen te Arnhem B. en S., tegen wie zes jaar
gevangenisstraf was geëischt tot vijf jaar
veroordeeld.
Een bende van anonieme brievenschrijvers.
De District Attorney van New York heeft
een man, welbekend In de muzikale en de
uitgaande wereld, in staat van beschuldiging
gesteld wegens het schrijven van anonieme
brieven en daarbij; tevens het bestaan ont
huld van een bende welgestelde lieden die
er al jaren hun specialiteit van gemaakt heb
ben laaghartige brieven te schrijven aan
rijke en bekende menschen, wier familie
leden en vrienden zij aanvallen. Tenminste
140 personen in New-York, Philadelphia,
PiiMmrg, Boston en andere groote steden
hebben brieven van dezen aard ontvangen.
Een vrouw, die een dergelijken 'brief ont
ving, moet krankzinnig zijn geworden, ter
wijl een man, die zulk een brief kreeg, zelf
moord heeft gepleegd. Tal van gezinnen
moeten uit elkaar gegaan zijn door de be
schuldigingen- van ontrouw, in die brieven
geuit. Afpersing werd niet beoogd; de auto
riteiten zijn van meening, dat de reden voor
deze campagne moet worden gezocht bij een
abnormale psychologische gesteldheid.
De besohuldigde man bevindt zich thans
te Londen.
Een proces om een fortuin.
Voor de Tweede Kamer van de Parijsche
rechtbank dient thans een merkwaardig
proces, waarvan het onderwerp meer op dat
eener sensationeele novelle dan op een feit
uit het dagelijksah leven gelijkt. In 1867
richtte een zekere dokter Bmile Preterre
een tandheelkundige inrichting op, die hem
een groot fortuin opbracht. Hij maakte ken
nis met een Engelsoh meisje, dat te Parijs
woonde, huwde dit en nam haar natuurlijk
kind als het zijne aan. Eenige jaren later
kreeg het jonge meisje een financier lief.
Zij verborg deze liefde voor haar man, tot
dat deze een kapitaaltje van 200.000 frcs. op
haar had vastgezet. Daarna verdween zij
met haar minnaar en liet zich van hem schei
den. Toen Preterre stierf liet hij drie mil
lioen frcs. aan „zijn teer beminde vrouw"
achter, hetgeen nadrukkelijk in het testa
ment stond vermeld.
Na langdurige gerechtelijke debatten,
waarin de raadsman van Preterre's familie
er op aanddrong het testament nietig te
verklaren, kwam de gescheiden vrouw toch
in het bezit van het geheele fortuin. Haar
minnaar legde er echter 'beslag op, en ver
spilde het aan liefdadige giften, terwijl hij
zijn gezellin zeer krap hield. Toen hij stierf
legateerde hij 2.500.000 frcs. aan het Pasteur-
Instituut.
Mevrouw Preterre wist echter te bewer
ken dat de laatste wil van haar vriend on
geldig werd verklaard, en het Pasteur-Insti
tuut betaalde het legaat terug.
Op dat oogenblik was mevr.. Preterre zees
rijk. En zij besloot haar zoon, met wien zij
nooit iets te maken ad willen hebben, niet
van -haar fortuin te ~,ien genieten. Zij gaf
daarom alles aan liefdadigheid uit met uit
zondering van een 'klein kapitaaltje om zelf
in het laven te blijven.
Toen zij ten slotte, vijftien jaar geleden,
stierf, deed haar zoon alle pogingen om de
vele giften, die zij- hier en daar kwistig had
uitgedeeld, weer terug te krijgen. Al die ja
ren is hij1 er mee doende en 'hij is thans
800.000 frcs. op het spoor. Hij doet pogingen
om het geld terug te krijgen en in dit ver
band zijn een aantal processen aanhangig
gemaakt. Maar het oorspronkelijke fortuin
is in den loop der jaren zóó versnipperd, dat
er weinig kans is dat hij het 'bedrag terug
zal 'krijgen.
Blanke slavinnen.
In October laatstleden trok een Berlijner
met een gezelschap, bestaande uit tien vrou
welijke boksers naar Sofia. Eenige weken
later vernam d'e Berljjnsche politie dat hij de
meisjes niet aleen niet betaalde, maar ze ook
aan Bulgaarsche officieren uitleverde. De
imam liet de meisje ten slotte zitten en ver
dween. Zes vrouwelijke boksers slaagden er
met veel moeite in naar Berlijn terug te kee-
ren. De directeur van het gezelschap is gis
teren op het Berlijnsche politiepresidium in
hechtnis genomen, toen hij. daar vergun
ning kwam vragen om met een nieuw gezel
schap jonge meisjes naar het buitenland te
reizen.
Vroeg tanden.
In de „Presse Medicale" staat een mede-
deeling over tweelingen, die bij' hun ge
boorte reeds tanden hadden. In de bijeen
komst, die die Veneeniiging voor Chirurgie
den 5en Maart te Marseille hield, liet P.
Balard tweelingen zien, waarvan 'bet eene
kind op den dag van zijn geboorte reeds
beide beneden snijtanden bezat: één van
deze viel den 2en dag uit en de andere 'bleek
op weg om uit to vallen. Het andere kind
kreeg 12 dagen na zijn geboorte een van
de bovensnijtanden, waarvan de ontwikke
ling veel langzamer gaat en die schijnt te
zullen blijven. Dergelijke waarnemingen, die
op zichzelf reeds zeldzaam zijn, zijn het des
te meer bij een geval van tweelingen.
Een nieuwe transatlantische kabeL
De „Chicago Tribune" deelt mee, dat er door
de „Postal Telegraph Company" een nieuwe
Transatlantische kabel zal worden gelegd van
New-York naar Londen, welke dieel zal uitma
ken van het commercieele kabelsysteem en 10
millioen dollar zal kosten. De kabel zal de lang
ste zijn, die ooit in den Atlantischen Oceaan is
gelegd, en men zal er 600 woorden per minuut
in beide richtingen tegelijk langs kunnen ver-
seinen. Hij zal komen te liggen van de kust
van Nieuw-Schotland over de Azoren naar
Londen. Binnen een paar maanden beginnen
de voorbereidende werkzaamheden voor het
leggen van den kabel
INGEZONDEN.
FINANCIEELE BERICHTEN.
Geachte Redactie!
Gelezen hebbende het ingezonden stuk
van den heer J. J. Schoeffelenberger onder
het opschrift „Wraak is Zoet", verzoekt
ondergeteekende beleefd, een plaatsje in uw
geëerd blad' voor het navolgende.
Dat de heer Schoeffelenberger boos op
mij was, wist ik, M. d. R., want nauwelijks
was uw blad van Dinsdag 8 Mei 1923, waar
in mijn ingezonden stuk was geplaats, door
u uitgegeven, of ik ontving van genoemden
heer een brief, waarin hij mij met het een
en ander bedreigde, maar omdat ik met
geen bedreigvrees bezield ben, heb ik den
heer Sch. kalm afgewacht, want het spreek
woord zegt toch niet te vergeefs: „Kalmte
redt den mensch".
M. de R., de heer Sch. schrijft onder
„wraak is zoet", dat mijn ingezonden stuk
in uw geëerd blad van d.d. 8 Mei 1.1. ge
plaatst riekt naar persoonlijke wraak, het
geen ik den heer Sch. beslist moet betwis
ten. Wanneer de 'heer Sch. had geschreven
dat ik zijn handeling om voor de 10 ver
hoogde belasting te stemmen wraak, dan
had de heer Sch. gelijk. Dit is geheel zake
lijk, mijnheer Sch.
Dat u, mijnheer Sch., mijn ingezonden
stuk goed begrepen heeft, kan ik wel ont
dekken aan uw hevige gemoedsaandoening
en "boosheid over uw eigen daden. Om vóór
die 10 verhoogde pl. belasting te stem
men, wel wetende dat dit het zwaarst drukt
op de arbeidende klasse met haar lage in
komens; dit inziende, dat gij u zelf daar
door in een benauwde positie hebt gebracht,
begint u alle kanten heen te springen om
dat van u af te wentelen door te zeggen:
„deze 10 belasting-verhooging is indirect
geen yerhooging en al is het percentage ver
hoogd, het eindbedrag is voor elk gebleven
zooals het vorige jaar.
Hoe u zulken nonsens kan verkondigen,
■mijnheer Sch., is voor mij; onbegrijpelijk, te
meer, daar de wethouder van financiën, de
heer de Zwart, in den Raad van 24 April
1923 het voorstel van B. en W., zijnde de
10 verhooging der pl belasting, verde
digende, zeer duidelijk zeide:
„De goedkeuring van Gedeputeerde Sta
ten op de Verordening tot heffing van pl.
belasting geldt tot 1 Mei 1923 en dan moet
de gemeenteraad deze herzien". Verder zei-
de ■genoemde heer dat het belastbaar inko
men der gemeente Helder gemiddeld geno
men met 5 der inkomsten is verminderd,
en om nu hetzelfde bedrag te krijgen of te
heffen als het vorige jaar moet het verme-
nigvuldigingscijfer van 0.7. op 0.77 gebracht
worden."
Dus mijnheer Sch., de herziening en vast
stelling vdn het peroentagecijfer, bedoeld' in
art. 5 der verordening voornoemd, is inge
gaan 1 Mei 1923, en is dus voor het loopende
belastingjaar 1923/24 geldig, zoodat elk in
gezetene en aangeslagene van Helder 10
verhooging van zijn inkomen op zijn aan
slagbiljet voor 1923/24 geplaatst, zal moeten
betalen.
Nu kan ik imij wel voorstellen dat u, in
den Raad d.d. 24 April 1923, noch de strek
king noch de duidelijke uiteenzetting van
dat onderwerp door den wethouder van fi
nanciën, den heer de Zwart, begrepen hebt
en eerst, toen u mijn stukje gelezen had
ontwaakte. Dit is op zich zelf niet zoo erg,
want ieder maakt fouten.
Maar mijnheer Soh., erger vind ik het,
zooals u doet, om, wanneer u op zakelijk
heden gewezen wordt, waaruit gij u niet
kunt redden en gij in den modder blijft
steken, over te gaan tot persoonlijkheden
om daarmede uw zaak te winnen en door
enkele gesprekken tusschen u en mij over
de a.s. raadsverkiezing gehouden openbaar
te maken in uw stuk, mij daardoor belache
lijk en zoo mogelijk bespottelijk te maken.
Dit zou mij geheel koud laten als gij, mijn
heer Sch., daaromtrent de waarheid verraeld-
det. Waarom doet u dat niet?
Mijnheer Sch., u hebt mijn vonnis maar
half beschreven en ik zelf zal het wel vol
tooien, want wat mij betreft mag en moet
de geheele Helder weten, dat ondergetee
kende J. T, op 24 Augustus 1922 door den
heer K. ten zijnen huize werd ontboden,
welke heer in opdracht van den heer J. j.
Schoeffelenberger, een onderhoud met mij
heeft gehad en mij verzocht of ik genegen
was om te bedanken als lid van den Bond
van Belastingbetalers en dan stukjes te
schrijven en te plaatsen in de H. C., waar
voor werd aangeboden een plaats op de
Candldatenlljst van Sch. voor de Raadsver
kiezing 1923. Dit werd door mij' afgewezen.
Meermalen heeft de 'heer Sch. mij op
straat aangehouden en dan, sprekende over
de a.s. raadsverkiezing, heb ik met Sch. ge
sproken en herr opgebeurd toen hij zeer
nerveus was over het stellen van zijn per
soon als candidaat omdat zijn candidaatstel-
lers met elkander in ongenoegen waren en
hij daardoor niet wist hoe het zou afloopen
met zijn candidaatstelling.
Op den 23en Februari 1923 is door een der
candidaatstellers van Sch. mij nog aange
boden om als no. 3 op die lijst geplaatst te
worden, hetgeen door mij is afgewimpeld.
Op dienzelfden datum heb ik den heer Sch.,
die met mij over de candidaten sprak, ge
zegd dat hij' mogelijk mij nog wel op een
der lijsten geplaatst zou zien, wat dan ook
tot gevolg had mijn candidatuur voor den
Bond' van Plattelanders, zie lijst No. 2 mijn
heer Sch.!
Doordat de heer Sch. deze aangehaalde
punten niet vermeldde, heb Ik zelf met de
groote lijnen want er is nog meer mijn
vonnis voltooid en laat ik het aan de ge
achte lezers, aan welke zijde de persoonlijke
wraak, zooals de heer Sch. zegt, wordt uit
gespeeld en toegepast.
Wat mijn pensioen betreft, mijnheer Sch.,
daaromtrent moogt gij u wel beter op de
hoogte stellen. Weet u niet, dat het betaald
word uit een fonds, dat millioenen rijk is,
opgericht en beheerd door het rijk en bij
eengebracht door de gestortte penningen
van 'het in overheidsdienst zijnde personeel.
Nu mijn oandidaatschap van den Bond van
Plattelanders, die, zooals gij zegt, pas uit
den grond is gerezen, mijnheer Sch., acht
gij die zooveel minderwaardig dan de uwe?
Wees heusch niet bevreesd, mijnheer Sch.,
dat, wanneer er van die candidaten als
raadsleden gekozen worden, zij het minder
zullen doen dan gij, laat dat maar aan hen
over.
De heer Soh. zegt niet te protesteeren op
bevel, maar ik zeg den heer Sch. niet te zul
len zwijgen op een dreigbrief.
M. d. R., met dankzegging voor de plaat»'
ruimte teeken ik met de meeste hoogachting,
J. TUSSEN Sr.
Helder, 14 Me) 1923.
Helder, 10 Mei 1928
Aan de Redactie van de
Heldersche Courant
Mag ik u, geachte redactie, naar aanlei
ding van de ingezonden stukken van de
heeren Verfaille en Dissel in uw nummer
van Dinsdag j.1., een klein wederwoord ter
plaatsing aanbieden.
U zult daarmee verplichten,
Uw dw„
A. G. A. VERSTEGEN.
Groote „Zaken".
De heer J. J. Verfaille, directeur van de
N.V. Landbouwmaatschappij voorheen i.
Verfaille, heeft geschreven.
In den regel laat hij diit en ander werk
aan zijn daarvoor bestemde mannetjes over.
Er moet dus wel iets bijzonders zijn ge
beurd, dat hij nu zoomaar in hoogst eigen
persoon zelf in de krant gaat schrijven.
En, dat hij nu zoo'n lintwurm kwijt raakt
en deze deponeert in de Heldersche Courant,
terwijl hij dat knagende ding, best had kun
nen loozen op de bewuste openbare verga
dering, dat moet bij den onbevangen lezer
toch een eigenaardigen indruk maken.
Maar dit feit is er nu eenmaal.
Zeker, mijnheer de redacteur, er is ieta
bijzonders gebeurd. Op die vergadering is
het licht laten vallen op het feit, dat deze
directeur, di% een „glad" zakenman is, toen
hij lid was van den Raad der gemeente,
goede zaken heeft gedaan met die gemeente.
Hij, de specialiteit in velerlei zaken, heeft
de gemeente altijd zóó geadviseerd, dat zijn
firma er wel bij. voer.
Als raadslid en lid van de Commissie der
gemeentereiniging verkocht hij land aan de
gemeente en niet zoo'n klein stukje ook!
Later als raadslid verkocht 'hij weer een
lapje aan de gemeente voor de briketten
fabriek.
En nu staat hij op het standpunt dat „het
slechtste land beter is dan het beste schip"1,
omdat er allicht een gemeentebestuur ge
vonden kan worden hier, dat zich zóó laat
adviseeren, dat op kosten van de gemeente,
dit slechtste land tot best land wordt om
gezet.
Inderdaad van den heer Verfaille geniaal
bekeken. Dat is „zaken doen". Maar voor
een gemeentebestuur, dat er in vliegt, weer
een reuzenstrop.
En nu verdedigt mijnheer Verfaille de
ideeën van den heer Dissel con van zijn
vele hoorigen om land, hetgeen bestemd is
voor huizenbouw, op te hoogen, met wat hij
noemt rommel. Of de heer Verfaille deze
enormiteit bewust neerschrijft of niet, het
blijft voor het groote publiek, dat wellicht
over deze zaken niet kan oordeelen1, mislei
dend.
Elke bouwer zal onmiddellijk toegeven,
dat waar gebouwd moet worden, een op
hooging met de rommel van den heer Ver
faille, uit den booze is. En mijnheer Verfaille
weet toch zelf ook wel, dat als het land
wordt opgehoogd, met rommel, het voor wei
nig anders dan weiland meer geschikt ia.
Dit dus wat de wijsheden van Dissel, ver
dedigd nader door niemand minder dan den
dijkgraaf van het Koegras, den heer Ver
faille, betreft.
Ook ten opzichte van de andere gezichts
punten, die de heer Verfaille opent is hij
misleidend, omdat hij weet dat de beide
zoogenaamde roode bruggen aan het N.-
Holl. Kanaal zullen verdwijnen. Hij weet
dat dit gedeelte zal worden gedicht en zijn
advies om onder de brug door te varen met
de aangeschafte vaartuigen is dus een .grove
voor den malhouderij van het publiek.
Maar bovendien, als deze bruggen zouden
blijven bestaan, denkt dan de heer Verfaille
dat het departement van Oorlog zoo maar
zou toestaan, om de grachten te dempen met
rommel.
En zouden1 wij dan den heer Verfaille
eens mogen vragen, of er ook nog kunst
werken noodig zouden zijn, om te voorko
men, dat al het water wat met die fortgrach
ten in verbinding staat en dat is zoowat
alles in onze gemeente, niet wordt vervuild?
Maar mijnheer Verfaille wist zeer goed,
dat dit varen niet mogelijk was en zijn ver
rassing is meer misleidend als men weet dat
het de 'heer J. Verfaille in de Langestraat-
nog steeds de man is in deze familiemaat-
sohap, die aan onzen gemeentebouwmees
ter het plan aan de hand heeft gedaan brug
gen te slaan over de fortgrachten achter
het Tuindorp om verder over het land van
den heer Verfaille op kosten van de ge
meente een weg te leggen, en het land van
den heer Verfaille op te hoogm) of de
fortgrachten te dempen met vuilnis van de
reiniging.
Ja, mijnheer Verfaille, het is wel niet aan
genaam om dit hier te schrijven, maar wie
zijn billen brandt enz.
(Want, aldus de oude heer Verfaille, op
die wijze zou er ook communicatie ontstaan
tusschen de hoeve „Vrede en Vrijheid" aan
den eenen, en de „Jetty-hoeve" aan den an
deren kant van 'het fort.
Vraag weer niet naar de kosten, welke
de gemeente zich zou moeten getroosten,
om de totstandkoming van dit plan ten uit
voer te brengen in het zuivere belang van
de Landbouwmaatschappij, waarvan de heer
Verfaille de directeur is.
En dit is nu het beruchte plan ln porte
feuille, door den heer Schoeffelenberger ge
lanceerd, hetwelk thans door de betrokken
diensthoofden wordt uitgecijferd.
En wat de vuil aanvoer betreft, deze ia
door mij in den Raad niet overdreven. In
den schoonmaaktijd is de vuilaanvoer inder
daad 80 M'., soms zelfs meer per dag. En
over het heele jaar berekend is de aanvoer
tegenwoordig pijn. 60 M*. per dag. Dat dit
vroeger minder was is 'bekend. En vóór dat
mijnheer Verfaille zijn onschatbare diensten
als lid van de Commissie der gemeenteredni-
ging aan de gemeente bewees was het nog
minder.
De aardigheden van mijnheer Verfaille
laat ik nu maar buiten bespreking, omdat
ik meen, dat deze zaak met den noodJgeni
ernst dient te worden bezien.
A. G. A. VERSTEGEN.
De Voorzitten Is het met den wethouder
eens, dat bedoelde voorstellen schriftelijk dienen
te worden ingediend.
De heer Van Breda aal spoedig met een
voorstel komen.
De heer Van der Veer bespreekt den aan
het einde der Binnenhaven geschapen toestand
door aldaar kampeerende woonwagens. De toe
stand wordt daar voor de omwonenden onhoud
baar; vuilnishoopen staan voor de woning. Soms
zijn het zeer fatsoenlijke menschen, die in zoo'n
woonwagen verblijf houden, maar dikwijls ook
wel ander soort. Het betreft hier de entrée in de
stad, die erg ontsierd wordt. Is er geen andere
plaats voor die menschen ibeschikbaar? vraagt
spr.
De Voorzitter antwoordt, dat deze zaak
indertijd onder de oogen is gezien. Woonwagens
worden tegenwoordig officieel gestationneerd,
zoodat de gemeente de menschen niet verjagen
kan.
De heer Van der Veer meent, dat aan den
Ruijghweg nog wel plaats is voor hen. Daar zijn
nog wel open plekken, waar ze kunnen staan.
De zaak zal worden onderzocht.
De heer Zondervan vraagt naar de motie
ven van het College om de bottervisschers niet
te willen helpen. Volgende vergadering ant
woord.
De heer Bok bespreekt een adres van een
aantal reclamanten inzake navorderingen. Dit is
ii April ingediend en tot nog toe hebben deze
menschen niets daarvan gehoord.
De heer Van L o o dankt den wethouder voor
de beantwoording van spr. vraag. Naar aanlei
ding van verschillende ingezonden stukken in de
Held. Crt. vraagt spr. inlichtingen aan het Col
lege betreffende het vermeende plan van den
hoofdambtenaar. Het zou wel goed zijn, als daar
omtrent eens wat gezegd werd, omdat de schijn
gewekt wordt alsof bedoeld plan verduisterd is.
De heer Verstegen deelt hieromtrent mede,
dat door den gemeente-bouwmeester een plan
geopperd is om het vuil op andere dan de voor
gestelde wijze te verwerken. In de Commissie
voor Publieke Werken is dit denkbeeld geopperd
en vermoedelijk heeft een der leden uit die com
missie gemeend daarop het licht te moeten laten
vallen. In de eerstvolgende wethoudersvergade
ring is bedoeld plan besproken, en is aan de amb
tenaren der gemeente opdracht gegeven dit plan
nader uit te werken en de kosten ervan te be
cijferen.
De heer T i e 1 r o o ij komt terug op de kwestie
der navorderingen. Is het wel juist die in gehei
men raad te bespreken? vraagt spr. Het -betreft
hier geen gewone reclames, maar .een adres aan
den Raad met verzoek om teruggave van de be
taalde belastinggelden.
De Voorzitter meent, dat er niets geen be
zwaar is tegen een behandeling in het openbaar.
Maar vroeger is deze zaak ook al ter sprake ge
bracht, en het gebruik daaromtrent brengt mede,
dat men in geheimen raad dergelijke zaken vooraf
bespreekt, omdat er wel eens opmerkingen ge
maakt worden en besprekingen gehouden, die
personen raken en waarmede het groote publiek
niets te maken heeft. Laten we dus niet afwijken
van den goeden weg.
De heer Bok: Het gaat hier om het principe,
niet om de reclame als zoodanig. Menschen, die
wel reclameerden, ontvingen hun geld terug, zij,
die niet reclameerden, niet. Spr. begrijpt, dat het
voor de gemeente-financiën wel een tegenvaller
zal zijn, en de heer De Zwart heeft wel gezegd,
dat de termijn voor het indienen van reclames
vervallen is, maar het betreft hier een ander
geval.
Aangezien hieromtrent verschillende vragen
worden gedaan en opmerkingen gemaakt, meent
de Voorzitter te moeten opmerken, dat het
niet aangaat de rondvraag tot een interpellatie te
maken. Over deze kwestie kan immers in gehei
men raad worden beslist, en dan kunnen zij later
in het openbaar behandeld worden.
De hoer T i e 1 r o o ij meent, dat dit punt op de
agenda had moeten worden vermeld.
De openbare vergadering wordt gesloten en
de Raad begeeft zich in comité ter behandeling
van reclames pl. dir. belastingen.
Een totaal tekort van 79 millioen.
AUremeene Noord-Hollaadsche Maatschappij van
Levensverzekering'.
Bovengenoemde Maatschappij, onder directie
van de heeren R. Baas Azn., Johs de Jongh, Mr.
A. R. Baas en H. G. de Jbngh hield Maandag
14 Med j.1. onder leiding van den President-Com
missaris, den heer Jihr. Mr. D. E. v Lennep,
haar jaarlijksche vergadering van aandeelhouders.
Aan het door directeuren uitgebrachte verslag
ontleenen wij het volgende:
Het verzekerde kapitaal en do verzekerde
rente steeg van 13.083.521,28 op ultimo Decem
ber 1921 tot 13.782.138,85 op ultimo December
1922, mitsdien een netto vooruitgang van
698.612,57.
De rekening „Premiën en Koopsommen" wijst
als saldo een bedrag aan van' 447.255,39/1* als
termijn premie, vergeleken bij het eindcijfer op
ultimo December 1921 een voorutgang in premie
ontvangst van 35 472,30.
De sterfte onder de verzekerden had een zeer
gunstig verloop; de waargenomen sterfte en uit-
keering bleef resp. 38,2 en 31,6 beneden die,
welke berekend was.
Met Inbegrip der lijfrente werd In 1922 een
bedrag van 99.078,71 uitgekeerd.
De premie-reserve, berekend door Dr. G. de
Vries te Haarlem moest- een verhooging onder
gaan van 161.610,34.
Door deze verhooging komt de premie-reserve
op de Balans voor met oen bedrag van
1.269.489,31, onder welk bedrag niet begrepen
is de premie-reserve voor posten, welke bij an
dere Maatschappijen dn herverzekering werden
gegeven, en die voor rekening van de herverze
keraars komt.
De rente-ontvangst bedroeg dit jaar 70.537,31*
tegen een bedrag van 57 816,05 in 1921.
De gemiddelde gekweekte rente in 1922 be
droeg 5,46 hetgeen aanmerkelijk hooger i»,
dan de voor de reserve-berekening aangenomen
rente voet vim 31/» en 4
De Effectenwaardeering hal als altijd plaats
volgens den 31 December-koers.
De vergadering hechtte, na prae-advies van
commissarissen, hare goedkeuring aan de over
gelegd e Balans- en Winst- en Verlies-rekening,
welke door den accountant, den heer G. Smits,
waren gecontroleerd en accoord bevonden, de
Directie dechargeer end voor het gevoerde beheer.
Besloten werd:
a. Op het hoofd „Reserve voor verschillende
doeleinden" over te brengen de reede bestaande
„Reserve voor exploitatiekosten" ad 18.000,
en uit de winst daaraan toe te voegen een be
drag van 37.000,—, zoodat deze reserve thans
bedraagt 55.000.
b. De „Reserve voor eventueele Verliezen op
Beleggingen" te verhoogen met 2.300,—, zijnde
de naar boven afgeronde koerswinst op effecten,
waardoor deze reserve wordt opgevoerd tot
34.000,—.
c. De „Reserve voor Uitkeeringen" door bij
schrijving van 9.000,te brengen op 27.000,
d. Het Ondersteuningsfonds voor beambten te
doteeren met 1.500,
Het saldo ad 16.756,48 zal worden verdeeld
volgens etatuaire bepalingen.
Voor een overzicht over de bedrijfsresultaten
der laatste 4 jaren verwijzen wij gaarne naar de
in dit blad voorkomende advertentie.