{j** jjÊtÊM DB W/TTB h'AT- E n. n. X X X X X X index geheimschrift verraadt zich al door een bijzonder boek, dat in 't bezit Het gauw door van den verdachte wordt gevonden en boven dien valt meestal de opstelling van de woorden gauw in 't oog. Het Schabionen-schrift staat of valt met de overeengekomen schabloon; daarnaar te zoe ken is dus het voornaamste. Alle voorwerpen en materialen, die geperforeerd kunnen wor den (papier, karton, blik, leer e. d.) moeten nauwkeurig worden nagegaan. Onder de andere soorten geheimschrift, die met bepaalde voorwerpen in verband staan, is het postzegelschrift wel zeer bekend. Maar be halve briefwisseling tusschen verliefde jonge menschen, kunnen de op bepaalde wijze ge plakte postzegels ook nog een beteekenis heb ben, die alleen misdadigers door onderlinge afspraak kennen. Ook bij geheimschrift geldt dus de stelregel, dat ook de kleinste dingen van groote betee kenis kunnen zijn. De „Waterproof". Groote hoeveelheden stoffen van allerlei aard worden tegenwoordig kunstmatig water proof gemaakt door middel van z.g. Aluinzeep. Deze aluinzeep slaat zich in en om de vezels van de stof neer en werkt op deze wijze water- afstootend. Een op deze manier bewerkte stof moet een kolommetje water van eenige centimeters water gedurende vier-en-twintig uur kunnen dragen zonder een druppel door te laten. Men kan deze waterdicht-bereiding zelf uit voeren. Men krijgt de aluinzeep in het goed door de stof goed met aluin te drenken, daarna nog nat over te brengen in een sterke zeepsop oplossing en nu opnieuw te doopen in de aluin. In Amerika wordt de electrische stroom te hulp geroepen om de aluin goed te doen door dringen in de stofvezels. De aluinzeep is oplosbaar in gewoon water. Zij doet de stof niet van kleur veranderen. En ze kan worden aangebracht in eigenlijk de meest uiteenloopend© soorten van weefsels. •Ze heeft echter een minder gunstige eigen schap en dat is dat ze oplost en verdwijnt onder den invloed van benzine, zoodat bij aanraking hiermede of bij- z.g. „stoornen" van een aldus waterdicht gemaakt kleedingst.uk de water- dichthèid na de bewerking meestal verdwe nen is. Er bestaan nog andere middelen tot het ma ken van waterkeerend, b.v. was, parafine, ceresine, etc. Men brengt deze middelen in de stof door ze te vermengen en op te lossen in een spoedig vervliegend middel: Benzine of het ongevaarlijke Trichloormethaan. Met dit mengsel smeert men dan de stof aan den ach terkant in, zoodat na het verdampen van het bindmiddel de poriën van de stof alle verstopt zijn. Het nu niet meer poreus zijn van deze goe deren is er natuurlijk een beduidend nadeel van. Een moderne en machinale wijze van water dicht maken bestaat op de volgende wijze. De te dichten stof wordt door en door gedroogd en dan in heeten toestand gevoerd' over een rol, waarin zeer fijne gleuven gegraveerd zijn. Het voeren over den rol geschiedt onder zwaren druk of sterke spanning. In de gleuven van de rol is nu aangebracht een mengsel van para fine en vaseline en dit mengsel nu dringt in de stof. Het meest eenvoudige, het meest goedkoope en het meest doelmatige echter is tot op heden nog steeds de bewerking met aluinzeep. Is het engagement uit? Ja, ze zei op een middag dat ze niet goed •genoeg voor hem was, en hij beweerde niét gauw genoeg het tegenovergestelde. Hij: De doctoren zeggen, dat kussen gevaarlijk ia Geloof jij er aan? Zij. Ja, soms kan het wel gevaarlijk zijn, maar.vanavond is pa niet thuis. Geestelijke, die vriendelijk heeft aange boden voor een vrouwtje uit izijn gemeente de brieven aan haar zoon in militairen dienst te schrijven: Nu juffrouw, heb u er nog iets aan toe te voegen? Juffrouw: U kon er nog wel onder zet ten: Verexcuseer het slechte schrift en de taalfouten. Oud-Hollandsche Wijsheid voor de Nieuw-Hollandsch tijden. Andere tijden.... Andere meiden 1 Goede raad is niet zoo duur als Radium. Zit en laat 'n ander voor u werken. Twaalf ambachten.... Dertien stakingen. 'n Werkmanshand is niet zoo licht gevuld. Help uzelve.bij voorkeur als er niemand op let. Het hemd is dikwijls nog slechter dan de rok. Het zijn de slechtste vruchten niet, die naar het buitenland gaan. Met onwillige honden is het geen goed kennel houden. Vrienden in den nood probeeren een leening bij je te sluiten. Eigen schuld is nog niets, vergeleken bij de Staatsschuld De schuldenaar is gewillig, maar de betaling is zwak. Die niet waagt, houdt zijn geld in den zak. Ieder is baas in eigen huis.als de vrouw bij haar moeder op bezoek is. Zoolang er leven is, wordt de doktersreke ning hooger. Eén rotte appel in de mand.... is een bui tenkansje. In den regel zijn er veel meer in. Lang geleden. Zijn vrouw had hem gevraagd iets voor haar van boven te halen en hij was nu bezig alles overhoop te gooien om het bewuste voorwerp te vinden. Toevallig zag hij een lade, anders altijd zorgvuldig gesloten, open staan. Het was heel logisch, dat hij even ging kijken wat er wel in zou zitten. Eerst vond hij alle mogelijke kleinigheden die een vrouw graag schijnt te bewaren. Hij zag oude balboekjes, programma's, kiekjes, een gebroken armband, enz. Ook zag hij een brief. Natuurlijk begon hij dien te lezenDe aanhef. De aanhef was al dadelijk heel innig. „Mijn allerliefste Eülda." Er kwam een glimlach om zijn lippen. Stel je voor, dat er iemand bestond, die zijn vrouw met „allerliefste" betitelde. 'Hij las verder. „Wat heb ik je de laatste dagen gemist, mijn lieveling. Iedere minuut, die ik niet bij je ben, lijkt me een jaar toeIk weet niet, hoe ik het de vier dagen die nog moeten ver- loopen, voor ik je weer in mijn armen kan hebben, door moet komen." „Arme idioot", mompelde de man. 'Hij las verder:Schrijf me heel gauw, lief ste, en zeg me nog een!s, dat je van me houdt.Je kunt me dat nooit te vaak ver tellen." De man trok zijni schouders op en vroeg zich verbaasd af, hoe het mogelijk was, dat zijn koude, arrogante vrouw iemand derge lijke brieven kon laten schrijven. „Ik vraag me soms met den grootsten angst af, wat ik zou moeten beginnen, als ik jou ooit verloor, mijn schat Lieveling, verlang jij ook niet naar den tijd, dat we voor altijd sa men zullen zijn? Soms ben ik bang, dat ik alleen maar „luchtkasteelen" aan het bouwen ben en ik kan me niet goed voorstellen, dat je heusch eens voor altijd bij' ma zult zijn." De man lachte cynisch. „Ga maar door met het houwen van je luchtkasteelen. Je zult ganw genoeg uit je droom ontwaken, vriend." Hij las verder. „Weet je nog, hoe we al van het eerste oogenblik af, dat wij elkaar zagen, verliefd op elkaar waren. De men schen zeggen wel eens, dat zoo'n groote lief de niet lang kan durenMaar onze liefde zal altijd even mooi en trouw blijven, geloof je niet, liefste?'1 „Idioot", mompelde de man. „Wanneer zullen we nu voor ïltijd bij el kaar zijn.Noem me toch een datum, lieve ling. Laten we ons niet storen aan hinder palen, die in den weg mochten staan. Die zijn wel te overkomen." De man lachte nu hardop. Zijn vtouw „George," klonk een schrille stem van be neden. „Heb je het haast gevonden? Moet het een eeuwigheid duren, eer ik mijn hoofdpijn stiftje krijg?" „Ik kom aL, Hilda." De man legde den brief weer op zijn oude plaats en deed de lade dicht. Hij had aan het eind van het epistel zijn eigen naam ontdekt en herinnerde zich plot seling vaag, dat hij vroeger werkelijk erg verliefd was geweest.(Hbl.) u Spreken toeren wij1 gauw genoeg, maar om te leeren zwijgen hebben wij een lange school moodïg. Vrij naar het Engelsch van W. W. JACOBS, door OOME HEIN. Colporteur: Dit is een boek, waar niet buiten kunt. Slachtoffer: Ik lees nooit boeken. Colporteur: Voor de kinderen dan. Slachtoffer: Ik ben niet getrouwd, ik heb alleen, een kat. Colporteur: Hebt u dan niet een mooi zwaar boek noodig om het somtijds naar den kat te gooien? Twee jongens spelen op het dak van een schuur. De nieuwe velwacbter ziet het. Hei daar, moeten jullui je nek breken? Wie zijn jullie? De zoons van den burgemeester. O, ga dan je gang maar. - De meester vroeg aan Sammetje hoeveel dagen er in 't jaar waron. Sammetje dacht een tijdje na, en zei toen: Zeven, meester. Ik vroeg in een jaar, niet in* een week, zei de onderwijzer. Weer was even stil en toeii telde Sam metje op zijn vingers: Maandag, Dinsdag, Woensdag, Donder dag, Vrijdag, Zaterdag en Zondag zeven, meester, en als er nog andere dagen zijn, dan heb ik er nooit van gehoord Op het Exercitieveld. (Ebn eenjarig vrijwilliger spuwt op dein grond.) Sergeant: Twee uren straf exercitie; als je in 't gelid loopt mag je niet spuwen be grepen? Je bent hier niet in j e salon. 1 Sarcastisch. Een rechter vroeg schertsend aan een ad vocaat, pas ingeschreven: Als gij en ik eens moesten veranderen in een paard en een ezel, welke gedaante zoudt gij dan kiezen? Den ezel! antwoordde de rechtsge leerde; ik 'héb wel eens 'gehoord van een ezel, dat hij rechter werd, maar nog nooit van een paard. E reiziger stond voor het raam van de gelagkamer in„De „Bloemkool" en keek naar den vallenden regen. De dorpsstraat lag eeneaam en alles was rustig en zwijg zaam, uitgezonderd een praat zuchtige oude man, die met onmiskenbaar genot zijn mor sig pijpje zat te rooken op de bank bij bet haardvuur. „Dat zal machtig veel goed! doen", zei de oude, zich omdraaiende en met tranige oogen over de leuning van de rustbank naar het ven ster ziende. „Ik ben niet zooals sommige lui, die bang zijn voor 'n regendropje. Ik hou er wel van." De reiziger bromde wat en terug gaande naar de rustbank tegenover den ouden man, streelde hij een vriendelijke witte kat, die na een jolig uitstapje in de dakgoot, zich aange trokken had gevoeld tot de warmte van het vuur, dat in den haard smeulde. ,,'t Is 'n goeie muizenvanger", teemde de oude man, „maar ik veronderstel, dat Smiith, de kastelein, haar wel voor 'n halve kroon zal willen verkoopen. Maar eens hadden we hier in Claybury 'n kat, die je niet had' kunnen koopen voor honderd gouden tientjes!" De reiziger bleef, zonder te antwoorden, de kat streelen. ,,'n Witte kat, met 'n geel en 'n blauw oog", vervolgde de oude man. „Het klinkt vreemd, maar het is zóó waar alsals ik zou wen- schen, dat ik 'n andere pot bier van je kreeg, zooals ik er laatst een van je heb gehad." De reiziger haalde met 'n drift, die de ge voelige zenuwen van de kat blijkbaar onaan EEN VERS DAT ALS EEN NACHTKAARS UITGAAT! door Ds. E. Laurillard. i In een Diligence zaten Negen menschen bij elkaar. 't Was 'n dag van groote hette En de lucht was driikkend zwaar 1 Alles wat die menschen zeiden, Kwam zoowat op 't zelfde neer. Niemand hunner sprak tenminste Anders dan van 't heete weer! Naast een jongen, dwazen dandy iZat een onderofficier. Nevens hem een reizend zeeman, Over dien een rentenier.... Naast den Irentenier een nuf jen Als een uitgeknipte prent En naast haar een burgerjuffrouw Met een Amsterdamsch accent! 't Was een ruwe paardenkooper, Die weer achter deze zat. En gewoon was zoo te spreken, Of hij hooge ruzie had. Aan zijn zijde 'n reizend handlaar, In zijn spreken razend ving. En daarnaast een rimpHg besjen, Bevend en gekromd van rug! ,,'t Is fameus!" zoo spreekt de dandy, En daarbij wordt uiterst net, Met twee vingers en twee duimen, 't Kneveltje in krul gezet 1 ,,'t Is fameus vandaag, meneeren, Etouffant is d'atmosfeerl Men gaat werk'lijk languisseeren Naar wat vocht.M'n woord van eer!" „Ja!" zoo antwoordt hem de zeeman, En zijn dasknoop zit reeds laag. Maar h!j trekt hem nog wat lager, Tot zoo wat de streek der maag. „Erger nog dan in Oost-Inje Brandt de zon hier op je huid. 't Merg druipt weg uit al je knokkels, 't Pek loopt al de naden uit!" „Ja!" 't is warm.zoo zegt de man nu, Die stil van zijn rente leeft, En wiens hals een hooge heining Wit en helder om zich heeftl 't Is zeer warm" vervolgt hij keurig Of 't zóó naar de drukpers moet. „Anders is de zon zoo lieflijk, Maar thans kwelt derzelver gloed l „Stel je voor!" zoo zegt de krijger, Trekkend aan zijn kinnebaard. Hand'ling, waar een ernstig fronsen Van het voorhoofd zioh mee paart „Stel je voor, 'k heb met zoo'n hette Eens twee uren gemarcheerd 't Was wat! Maar in mijn carrière Dient bepaald geobedieerd....!" „Nou maar!" spreekt de paardekooper, Óp zijn ouden, ruwen toon. En zijn pet heel schuin gestooten Dekt zijn hoofd niet, maar zijn koon! „Nou maarWat wou jullie praten 'k Leg hier de verklaring af, Dat ik eens eent dag beleefd heb, Dat een peerd geen schaduw gafl 'k Was op weg. Ik wou wat schuilen Achter 't peerd. Maar ja toen scheen 't Is zoowaar als ik 't zeg, hoor! 't Zonnelicht er dwars doorheen!".... ,,'k Weet nog wel", zegt nu het beetje En het bruine bovenvlak Van haar hand loopt langs haar neus heen, „Dat de musschen van het dak.... Zoo maar morsdood kwamen vallen, Toen ik nog een meisken was En het vee kreeg zeumers koeken, Want er stond geen spiertjen gras!".... „Ja, enfin!" zoo spreekt de handlaar In. een snellen woordenvloed ,yZie je, 'n glaasje grog van bessen Straks in 't posthuis, dat doet goed!".... „Ik beni altijd reizend zie je Nu enfin dan kent men dat.... Grog of Beiersch prachtig! Heerlijk 1 Van dat Beiersch frisc-h van 't vat!" „Och!" zegt- nu de burgerjuffrouw „Lieve Mins 'k bin soo verhit! 't Mot wel sijn zou 'k baas geloove Dat 'k soo an de sonzjj zit!" „Op uws plaassie is 't nog beiter, Maar hier zweit 'n mins zich doudl Mot u segge van me hande Loupt een plassie in me schout!". Van de hette spraken; allen, Maar die eene, stijve nuf? Wel, die zei daarbij maar telkens, Met haar zakdoek zwaaiend: .Pf!". I In meer dan eenen zin maar ook door dat [besluit, Gaat dit verheven dicht gelijk een nachtkaars [uitl maar. Je hebt in elk geval bij de ei- en lepel wedloop nog wel een kans, omdat daar meer voorzichtigheid dan vlugheid bij te pas komt. Als je maar flink je best doet, zal ik toch trotsch oj) je zijn, al win«je ook heelemaal geen prijs." 0 Uit den Bundel „Keurgarve" van W. J. Hofdijk en L. F. J. Haspels. DE LEPEL- EN UITWEDSTRIJD. L „O, moeder," riep Pim opgewonden uit, toen hij de kamer binnenstormde: „De volgende week hebben we wedloopen op school. Eerst oen gewone wedloop, dan een halter wedloop en dan een lepel- en ei-wedloopl En er zijn prijzen speelgoed en allerlei aardige dingen en geen vervelende boeken. Stel je voor, dat ik een prijs win. Zou u niet blij zijn, moeder?" „Ja, heal blij, Pim," zei moeder. „Vooral, wanneer je de lepel- en ei-wedloop won, want die is vast het moeilijkste. Je moet je maar in den tuin oefenen met een steenen nest-eil" „Hè ja," riep Fm uit. „Laat Mientje dan ook meedoen." En 's middags leidde moeder de wedloop van Pim en zijn zusje in den tuin. De kinderen be grepen al gauw, dat bardloopen met een ei op een lepel niet zoo gemakkelijk is, als het lijkt. Heb jullie het wel eens geprobeerd? Maar Pim oef ende eiken dag en leerde lang zamerhand vrij hard loopen, zonder het ei te laten /vallen. Toen de groote dag naderde, dacht moeder, dat misschien Jaap het van Pim kon winnen, maar vast geen der andere jongens. „Maar je moet kakn blijven," zei moeder. „Anders verlies je het zeker." Jaap was een vriendje van Pim en ook hij oefende vlijtig. Maar de arme jongen had zijn been pas erg bezeerd en was eerst al haast besloten, in 't geheel niet mee te doen. „En ik zou vast en zeker een prijs gewonnen hebben, moeder," riep hij bédroefd uit. „Als mijn been maar beter was. De prijzen zijn juist zoo aardig dit jaar." „Trek je er maar niets van aan, mijn jon gen", antwoordde zijn moeder. „Doe je best genaam trof, z'n been uit en gaf toen den kas telein 'n wenk, de beide bierpotten opnieuw te vullen. Hij pookte .toen het vuur, tot het begon te vlammen, stak z"n pijp top, zette z'n voeten op de vuurplaat en maakte zich gereed! om naar het verhaal' van den ouden kletsmajoor te luis teren. „De kat behoorde aan een ouden man, Olark, 'n oom van den jongen Jac. Olark," zei de oude man, smakelijk met z'n lippen smakken de na een hartige teug uit deni bierpot en daarop zijn bevende hand uitstrekkend om den tabaksbuidel van den reiziger naar zich toe te halen. „Ja", ging de oude voort, Olark was ontzettend mal met die kat, iedereen moest haar zien. Hij was er zoo gek mee, als 'n jonge moeder op haar eerste mopneuzige baby. Hij noemde haar zijn blauwoogige lievdling. De drukte, die hij met dat mormel maakte, noem ik gewoonweg zondig! Zijn neef, Jac. Clark, had er ook het land aan, maar die dacht aan het testament van oompje en aan de vijf huizen en het land, die met elkaar veertig pond per jaar opbrachten en daarom hield hij zijn mond en deed net of hij de kat ook aardig vond. Om zijn oom in een goed humeur te houden, kwam hij alle dagen aansjouwen met 'n beetje room en paardengehakt om de kat te trakteeren en de oude Olark was daar zóó mee ingenomen, dat hij neef Jac. de kat- beloofde met al het andere, dat hij bezat, als het ongeluk diende, dat hij mocht komen te"vallen. Neef Jac. zei, dat hij oomlief niet genoeg kon danken en de „Ga!" oude heer, die reeds geruimen tijd ziekelijk was, verzocht neef om hem iederen dag te ko men bezoeken, dan zou hij hem leeren, hoe hij de kat moest verzorgen, als hij naar betere gewesten zou zijn getrokken. Hij toonde neef, hoe het vleesch voor de kat moest gekookt worden en dan gehakt in kleine stukjes, opdat het lieve diertje niets in zijn keeltje zou^blijven steken. Dan moest zij' iederen keer als zij melk kreeg, beslist 'n schoon schoteltje hebben. En vooral mocht er in huis geen geraas worden gemaakt, als poes 'n slaapje deed'. „Pas vooral op, dat je kinderen het lieve dier geen overlast aandoen, Jac., zei hij op zekeren dag, tamelijk scherp. „Eén van je jongens heeft haar van morgen bij de staart getrokken. Ik wil dat je hem eens goed op znn baaitje geeft." „Wie was het?" vroeg Jac. verschrikt. „Die met die natte neus", zei oude Olark. „Ik zal hem 'n doek geven, zoodra als 'ik thuis kom", zei Jac., die veel van zijn kinderen hield en het pak rammel verder maar buiten bespreking wilde houden, „Nee", pruttelde de oude man, „ik wil dat je hem hier brengt en hem dan de ooren eens tWeabebben." leeren om dieren lief Jac. dorst niet weigeren, hij ginv naar hnia om den boosdoener te halen Z?in moede? waschte eerst de eenigszins groezelige fasie \an haar lieveling, veegde z'n neus af omtrok hem een schoon bloes aan, waarop hij met va der naar oome ging om zijn gerechte siraf te De jongens sprongen vooruit na dat toover woord. Pim was onmiddellijk de voorste, maar de anderen deden hun uiterste best hem voor bij fe komen. Maar Pim's beenen schenen te vliegen over het zachte grasveld en toen hij de eindstreep bereikte, waren de andere jon gens eenige meters achter. Jaap was nummer drie en hij keek hoopvol naar zijn moedert; glimlachend gezicht. Een poosje later werd de balter-wedloop ge houden. Onder het hardloopon moesten de iongens halters oprapen, die op hun baan la gen en die brengen in een op het gras afge- teekend vierkantje achter de eindstreep. (Weer was Fm het eerst klaar met loopen en haltere rapen. Maar dezen keer was Jaap nummer twee en de ouders, die toekeken, juichten de beide jongens luid toe. Jaap hoopte nu nog op,de ei- en lepelwed loop. Hij moest en zou één prijs winnen. Toen de wedloop begon, was Jaap vol moed en zelfvertrouwen. Een poosje bleef hy voor op loopen, voorzichtig zijn ei op zijn lepel ba- lanoeerend. Maar toen zag hij ineens Pim langs hem heen slippen. De toeschouwers riepen bemoedigende woor den: „Loopen, Jaap!" „Geef het niet op, Jaapie!" „Voorzichtig!" Pim kwam al nader en nader bij de streep. Zijn moeder had zoo graag, dat hij juist dezen wedloop zou winnen. De andere jongens had den! tenslotte allen hun ei laten vallen en hij had nog alleen Jaap te vreezen. Jaap met het bezeerde been. HL „Het moet wel akelig zijn, een wedloop te verliezen door een bezeerd been," schoot Pim ineens door zijn hoofd. „Het zou voor Jaap wel heerlijk zijn toch óón prijs te winnen," was zijn volgende gedachte. „Ik zou mijn ei kunnen laten vallen en dan zou Jaap winnen. Maar moeder wou het liefst, dat ik dezen wedloop won." Een paar seconden voerde Pim een harden strijd in zijn binnenste. Toen schudde hij zijn hand en liet het ei vallen. „01" riep de kring van toeschouwers. En Jaap bereikte het volgend oogenblik de eindstreep. Zijn oogen schitterden, toen hij zijn prijs nair zijn moeder bracht. En Pim's moeder bewonderde ook zijn twee prijzen, maar later zei ze: „Weet je wat ik het nooiste vond, lieveling? Dat je je ei liet val- en. Ik zag wel, waarom je het deedl" „O, Jaap zou het toch wel .gewonnen heb ben," zei Pim blozend. Maar toen zijn vader zei, dat hij een flinke kerel was, voelde hij zich trotscher dan wan neer hij wel Öen prijs gewonnen had. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. Draaimolen regeer ing a b r i k a a 1 m o i n d 1 6 markt opoe les s 8 n EL Zonderling (z ondier ling) en wonderlijk (w onder lijk). Goede oplossingen van-beide raadsels ont vangen van: P. O. de B.; F. en M. B.; P. en O. B.; D. B.; O. B.; N. de B.; T. en G. B.: O. D.; B. F.; W. G.; O. G.; A. de G.;B. en F. G.; J. de G.; M. S. de G.; M. H.; J. L. de J.*, B. K.; W. K.; W. K; W. en L. K; O. J. v. M.; D. M.; K. M.; D. N.; M. O.; H. en M. v. O.; F. G. v. P.; A. R.; P. J. R.; J. A. S.; J. de S.; J. G. S.; H. S.; O. S.; N. en B. T.; I*. O. en O. V.; E. W.; S. W.; A. IJ. Nieuwe raadsels. I. Met 1 ben ik een vervoermiddel; met o een landbouwwerktuig en met aa een viervoetig dier. Wat ben ik? Op de staande en op de liggende kruisjesiijn komt de naam van een bloem. Op de le rij oen V WVVVWY medeklinker; op de 2o aaaaaaaaa ©en schoenmakerswerk tuig; op de 3e rij een vo gel; op de 4e viervoetige Q dieren, die men in Noord- Holland veel ziet; op de 5e het govraaglde woord; op de 6e iets, wat m'en in den slaap wel doet; op de 7e het te genovergestelde van niets; op do 8e iets, wat een moeder haar kind graag geeft; op de 9e een medeklinker. ondergaan. Later had Jac. met rijn vrouw eiken avond hooge woorden over het gebeurde en op 'n goeden morgen zag oude Olark, juist toen hij uit den tuin kwam, dat Jac. de kat in de richting van de keuken wegschopte. De oude man was zoo ontsteld over die valsche behan deling van zijn strooplikkenden neef, dat hij nauwelijks uit zijn woorden kon komen, maar toen hij eenmaal aan den gang was, werd het Jac, heel gan duidelijk, wat voor stommiteit hij had uitgehaald. De oude man betitelde Jac. met alle minder vleiende benamingen, die hij ^uitvinden en gaf hem toen te verstaan, fiat hij moest maken dat hij zijn huis uitkwam. „Jy zal mijn geld hebben, vriendje", zei de oude man bitter, „als je dat arme dier beter zal behandelen en niet eer. Versta je? Dat is alles, wat je voorioopig te doen hebt." Jac. pakte zijn biezen en prakkiseerde tever geefs, wat zijn oom met die duistere bedreiging had bedoeld; maar toen de oude Clark drie maanden later met stijve kuiten lag, werd hem de ramp opeens duidelijk. Zijn- oom had een nieuw testament gemaakt en alles nagelaten aan den ouden George Barstow, met de bepa ling, dat hij van de nalatenschap kon profitee- ren zoolang de kat leefde en hij haar behoor lijk verzorgde. Wanneer de kat dood ging, dan was de erfenis voor zijn neef Jac. De kat was toen nas 2 jaar oud en de oude Barstow, die half gek was van pleizier, zei, dat. als het lieve dier geen 20 jaar haalde, het zijn schuld niet zou wezen. (Wcrrdt voortgezet!.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 10