{j** jjÊtÊM
DB W/TTB h'AT-
E
n.
n.
X
X
X
X
X
X
index geheimschrift verraadt zich al
door een bijzonder boek, dat in 't bezit
Het
gauw door
van den verdachte wordt gevonden en boven
dien valt meestal de opstelling van de woorden
gauw in 't oog.
Het Schabionen-schrift staat of valt met de
overeengekomen schabloon; daarnaar te zoe
ken is dus het voornaamste. Alle voorwerpen
en materialen, die geperforeerd kunnen wor
den (papier, karton, blik, leer e. d.) moeten
nauwkeurig worden nagegaan.
Onder de andere soorten geheimschrift, die
met bepaalde voorwerpen in verband staan, is
het postzegelschrift wel zeer bekend. Maar be
halve briefwisseling tusschen verliefde jonge
menschen, kunnen de op bepaalde wijze ge
plakte postzegels ook nog een beteekenis heb
ben, die alleen misdadigers door onderlinge
afspraak kennen.
Ook bij geheimschrift geldt dus de stelregel,
dat ook de kleinste dingen van groote betee
kenis kunnen zijn.
De „Waterproof".
Groote hoeveelheden stoffen van allerlei
aard worden tegenwoordig kunstmatig water
proof gemaakt door middel van z.g. Aluinzeep.
Deze aluinzeep slaat zich in en om de vezels
van de stof neer en werkt op deze wijze water-
afstootend.
Een op deze manier bewerkte stof moet een
kolommetje water van eenige centimeters water
gedurende vier-en-twintig uur kunnen dragen
zonder een druppel door te laten.
Men kan deze waterdicht-bereiding zelf uit
voeren. Men krijgt de aluinzeep in het goed
door de stof goed met aluin te drenken, daarna
nog nat over te brengen in een sterke zeepsop
oplossing en nu opnieuw te doopen in de aluin.
In Amerika wordt de electrische stroom te
hulp geroepen om de aluin goed te doen door
dringen in de stofvezels.
De aluinzeep is oplosbaar in gewoon water.
Zij doet de stof niet van kleur veranderen. En
ze kan worden aangebracht in eigenlijk de
meest uiteenloopend© soorten van weefsels.
•Ze heeft echter een minder gunstige eigen
schap en dat is dat ze oplost en verdwijnt onder
den invloed van benzine, zoodat bij aanraking
hiermede of bij- z.g. „stoornen" van een aldus
waterdicht gemaakt kleedingst.uk de water-
dichthèid na de bewerking meestal verdwe
nen is.
Er bestaan nog andere middelen tot het ma
ken van waterkeerend, b.v. was, parafine,
ceresine, etc. Men brengt deze middelen in de
stof door ze te vermengen en op te lossen in
een spoedig vervliegend middel: Benzine of
het ongevaarlijke Trichloormethaan. Met dit
mengsel smeert men dan de stof aan den ach
terkant in, zoodat na het verdampen van het
bindmiddel de poriën van de stof alle verstopt
zijn.
Het nu niet meer poreus zijn van deze goe
deren is er natuurlijk een beduidend nadeel
van.
Een moderne en machinale wijze van water
dicht maken bestaat op de volgende wijze. De
te dichten stof wordt door en door gedroogd
en dan in heeten toestand gevoerd' over een rol,
waarin zeer fijne gleuven gegraveerd zijn. Het
voeren over den rol geschiedt onder zwaren
druk of sterke spanning. In de gleuven van de
rol is nu aangebracht een mengsel van para
fine en vaseline en dit mengsel nu dringt in
de stof.
Het meest eenvoudige, het meest goedkoope
en het meest doelmatige echter is tot op heden
nog steeds de bewerking met aluinzeep.
Is het engagement uit?
Ja, ze zei op een middag dat ze niet goed
•genoeg voor hem was, en hij beweerde niét
gauw genoeg het tegenovergestelde.
Hij: De doctoren zeggen, dat kussen
gevaarlijk ia Geloof jij er aan?
Zij. Ja, soms kan het wel gevaarlijk
zijn, maar.vanavond is pa niet thuis.
Geestelijke, die vriendelijk heeft aange
boden voor een vrouwtje uit izijn gemeente
de brieven aan haar zoon in militairen dienst
te schrijven: Nu juffrouw, heb u er nog
iets aan toe te voegen?
Juffrouw: U kon er nog wel onder zet
ten: Verexcuseer het slechte schrift en de
taalfouten.
Oud-Hollandsche Wijsheid
voor de Nieuw-Hollandsch tijden.
Andere tijden.... Andere meiden 1
Goede raad is niet zoo duur als Radium.
Zit en laat 'n ander voor u werken.
Twaalf ambachten.... Dertien stakingen.
'n Werkmanshand is niet zoo licht gevuld.
Help uzelve.bij voorkeur als er niemand
op let.
Het hemd is dikwijls nog slechter dan de rok.
Het zijn de slechtste vruchten niet, die naar
het buitenland gaan.
Met onwillige honden is het geen goed
kennel houden.
Vrienden in den nood probeeren een leening
bij je te sluiten.
Eigen schuld is nog niets, vergeleken bij de
Staatsschuld
De schuldenaar is gewillig, maar de betaling
is zwak.
Die niet waagt, houdt zijn geld in den zak.
Ieder is baas in eigen huis.als de vrouw
bij haar moeder op bezoek is.
Zoolang er leven is, wordt de doktersreke
ning hooger.
Eén rotte appel in de mand.... is een bui
tenkansje. In den regel zijn er veel meer in.
Lang geleden.
Zijn vrouw had hem gevraagd iets voor
haar van boven te halen en hij was nu bezig
alles overhoop te gooien om het bewuste
voorwerp te vinden. Toevallig zag hij een
lade, anders altijd zorgvuldig gesloten, open
staan. Het was heel logisch, dat hij even ging
kijken wat er wel in zou zitten.
Eerst vond hij alle mogelijke kleinigheden
die een vrouw graag schijnt te bewaren. Hij
zag oude balboekjes, programma's, kiekjes,
een gebroken armband, enz.
Ook zag hij een brief. Natuurlijk begon hij
dien te lezenDe aanhef. De aanhef was
al dadelijk heel innig.
„Mijn allerliefste Eülda."
Er kwam een glimlach om zijn lippen. Stel
je voor, dat er iemand bestond, die zijn vrouw
met „allerliefste" betitelde. 'Hij las verder.
„Wat heb ik je de laatste dagen gemist, mijn
lieveling. Iedere minuut, die ik niet bij je
ben, lijkt me een jaar toeIk weet niet,
hoe ik het de vier dagen die nog moeten ver-
loopen, voor ik je weer in mijn armen kan
hebben, door moet komen."
„Arme idioot", mompelde de man.
'Hij las verder:Schrijf me heel gauw, lief
ste, en zeg me nog een!s, dat je van me
houdt.Je kunt me dat nooit te vaak ver
tellen."
De man trok zijni schouders op en vroeg
zich verbaasd af, hoe het mogelijk was, dat
zijn koude, arrogante vrouw iemand derge
lijke brieven kon laten schrijven.
„Ik vraag me soms met den grootsten angst
af, wat ik zou moeten beginnen, als ik jou
ooit verloor, mijn schat Lieveling, verlang jij
ook niet naar den tijd, dat we voor altijd sa
men zullen zijn? Soms ben ik bang, dat ik
alleen maar „luchtkasteelen" aan het bouwen
ben en ik kan me niet goed voorstellen, dat
je heusch eens voor altijd bij' ma zult zijn."
De man lachte cynisch. „Ga maar door met
het houwen van je luchtkasteelen. Je zult
ganw genoeg uit je droom ontwaken, vriend."
Hij las verder. „Weet je nog, hoe we al
van het eerste oogenblik af, dat wij elkaar
zagen, verliefd op elkaar waren. De men
schen zeggen wel eens, dat zoo'n groote lief
de niet lang kan durenMaar onze liefde
zal altijd even mooi en trouw blijven, geloof
je niet, liefste?'1
„Idioot", mompelde de man.
„Wanneer zullen we nu voor ïltijd bij el
kaar zijn.Noem me toch een datum, lieve
ling. Laten we ons niet storen aan hinder
palen, die in den weg mochten staan. Die zijn
wel te overkomen."
De man lachte nu hardop. Zijn vtouw
„George," klonk een schrille stem van be
neden. „Heb je het haast gevonden? Moet het
een eeuwigheid duren, eer ik mijn hoofdpijn
stiftje krijg?"
„Ik kom aL, Hilda."
De man legde den brief weer op zijn oude
plaats en deed de lade dicht.
Hij had aan het eind van het epistel zijn
eigen naam ontdekt en herinnerde zich plot
seling vaag, dat hij vroeger werkelijk erg
verliefd was geweest.(Hbl.)
u
Spreken toeren wij1 gauw genoeg, maar om
te leeren zwijgen hebben wij een lange
school moodïg.
Vrij naar het Engelsch van W. W. JACOBS,
door OOME HEIN.
Colporteur: Dit is een boek, waar
niet buiten kunt.
Slachtoffer: Ik lees nooit boeken.
Colporteur: Voor de kinderen dan.
Slachtoffer: Ik ben niet getrouwd, ik
heb alleen, een kat.
Colporteur: Hebt u dan niet een mooi
zwaar boek noodig om het somtijds naar
den kat te gooien?
Twee jongens spelen op het dak van een
schuur. De nieuwe velwacbter ziet het.
Hei daar, moeten jullui je nek breken?
Wie zijn jullie?
De zoons van den burgemeester.
O, ga dan je gang maar.
- De meester vroeg aan Sammetje hoeveel
dagen er in 't jaar waron.
Sammetje dacht een tijdje na, en zei toen:
Zeven, meester.
Ik vroeg in een jaar, niet in* een week,
zei de onderwijzer.
Weer was even stil en toeii telde Sam
metje op zijn vingers:
Maandag, Dinsdag, Woensdag, Donder
dag, Vrijdag, Zaterdag en Zondag zeven,
meester, en als er nog andere dagen zijn, dan
heb ik er nooit van gehoord
Op het Exercitieveld.
(Ebn eenjarig vrijwilliger spuwt op dein
grond.)
Sergeant: Twee uren straf exercitie; als
je in 't gelid loopt mag je niet spuwen be
grepen? Je bent hier niet in j e salon.
1 Sarcastisch.
Een rechter vroeg schertsend aan een ad
vocaat, pas ingeschreven:
Als gij en ik eens moesten veranderen
in een paard en een ezel, welke gedaante
zoudt gij dan kiezen?
Den ezel! antwoordde de rechtsge
leerde; ik 'héb wel eens 'gehoord van een
ezel, dat hij rechter werd, maar nog nooit
van een paard.
E reiziger stond voor het raam
van de gelagkamer in„De
„Bloemkool" en keek naar den
vallenden regen.
De dorpsstraat lag eeneaam
en alles was rustig en zwijg
zaam, uitgezonderd een praat
zuchtige oude man, die met
onmiskenbaar genot zijn mor
sig pijpje zat te rooken op de bank bij bet
haardvuur.
„Dat zal machtig veel goed! doen", zei de
oude, zich omdraaiende en met tranige oogen
over de leuning van de rustbank naar het ven
ster ziende. „Ik ben niet zooals sommige lui,
die bang zijn voor 'n regendropje. Ik hou er
wel van."
De reiziger bromde wat en terug gaande
naar de rustbank tegenover den ouden man,
streelde hij een vriendelijke witte kat, die na
een jolig uitstapje in de dakgoot, zich aange
trokken had gevoeld tot de warmte van het
vuur, dat in den haard smeulde.
,,'t Is 'n goeie muizenvanger", teemde de
oude man, „maar ik veronderstel, dat Smiith,
de kastelein, haar wel voor 'n halve kroon zal
willen verkoopen. Maar eens hadden we hier
in Claybury 'n kat, die je niet had' kunnen
koopen voor honderd gouden tientjes!"
De reiziger bleef, zonder te antwoorden, de
kat streelen.
,,'n Witte kat, met 'n geel en 'n blauw oog",
vervolgde de oude man. „Het klinkt vreemd,
maar het is zóó waar alsals ik zou wen-
schen, dat ik 'n andere pot bier van je kreeg,
zooals ik er laatst een van je heb gehad."
De reiziger haalde met 'n drift, die de ge
voelige zenuwen van de kat blijkbaar onaan
EEN VERS
DAT ALS EEN NACHTKAARS UITGAAT!
door
Ds. E. Laurillard.
i
In een Diligence zaten
Negen menschen bij elkaar.
't Was 'n dag van groote hette
En de lucht was driikkend zwaar 1
Alles wat die menschen zeiden,
Kwam zoowat op 't zelfde neer.
Niemand hunner sprak tenminste
Anders dan van 't heete weer!
Naast een jongen, dwazen dandy
iZat een onderofficier.
Nevens hem een reizend zeeman,
Over dien een rentenier....
Naast den Irentenier een nuf jen
Als een uitgeknipte prent
En naast haar een burgerjuffrouw
Met een Amsterdamsch accent!
't Was een ruwe paardenkooper,
Die weer achter deze zat.
En gewoon was zoo te spreken,
Of hij hooge ruzie had.
Aan zijn zijde 'n reizend handlaar,
In zijn spreken razend ving.
En daarnaast een rimpHg besjen,
Bevend en gekromd van rug!
,,'t Is fameus!" zoo spreekt de dandy,
En daarbij wordt uiterst net,
Met twee vingers en twee duimen,
't Kneveltje in krul gezet 1
,,'t Is fameus vandaag, meneeren,
Etouffant is d'atmosfeerl
Men gaat werk'lijk languisseeren
Naar wat vocht.M'n woord van eer!"
„Ja!" zoo antwoordt hem de zeeman,
En zijn dasknoop zit reeds laag.
Maar h!j trekt hem nog wat lager,
Tot zoo wat de streek der maag.
„Erger nog dan in Oost-Inje
Brandt de zon hier op je huid.
't Merg druipt weg uit al je knokkels,
't Pek loopt al de naden uit!"
„Ja!" 't is warm.zoo zegt de man nu,
Die stil van zijn rente leeft,
En wiens hals een hooge heining
Wit en helder om zich heeftl
't Is zeer warm" vervolgt hij keurig
Of 't zóó naar de drukpers moet.
„Anders is de zon zoo lieflijk,
Maar thans kwelt derzelver gloed l
„Stel je voor!" zoo zegt de krijger,
Trekkend aan zijn kinnebaard.
Hand'ling, waar een ernstig fronsen
Van het voorhoofd zioh mee paart
„Stel je voor, 'k heb met zoo'n hette
Eens twee uren gemarcheerd
't Was wat! Maar in mijn carrière
Dient bepaald geobedieerd....!"
„Nou maar!" spreekt de paardekooper,
Óp zijn ouden, ruwen toon.
En zijn pet heel schuin gestooten
Dekt zijn hoofd niet, maar zijn koon!
„Nou maarWat wou jullie praten
'k Leg hier de verklaring af,
Dat ik eens eent dag beleefd heb,
Dat een peerd geen schaduw gafl
'k Was op weg. Ik wou wat schuilen
Achter 't peerd. Maar ja toen scheen
't Is zoowaar als ik 't zeg, hoor!
't Zonnelicht er dwars doorheen!"....
,,'k Weet nog wel", zegt nu het beetje
En het bruine bovenvlak
Van haar hand loopt langs haar neus heen,
„Dat de musschen van het dak....
Zoo maar morsdood kwamen vallen,
Toen ik nog een meisken was
En het vee kreeg zeumers koeken,
Want er stond geen spiertjen gras!"....
„Ja, enfin!" zoo spreekt de handlaar
In. een snellen woordenvloed
,yZie je, 'n glaasje grog van bessen
Straks in 't posthuis, dat doet goed!"....
„Ik beni altijd reizend zie je
Nu enfin dan kent men dat....
Grog of Beiersch prachtig! Heerlijk 1
Van dat Beiersch frisc-h van 't vat!"
„Och!" zegt- nu de burgerjuffrouw
„Lieve Mins 'k bin soo verhit!
't Mot wel sijn zou 'k baas geloove
Dat 'k soo an de sonzjj zit!"
„Op uws plaassie is 't nog beiter,
Maar hier zweit 'n mins zich doudl
Mot u segge van me hande
Loupt een plassie in me schout!".
Van de hette spraken; allen,
Maar die eene, stijve nuf?
Wel, die zei daarbij maar telkens,
Met haar zakdoek zwaaiend: .Pf!".
I
In meer dan eenen zin maar ook door dat
[besluit,
Gaat dit verheven dicht gelijk een nachtkaars
[uitl
maar. Je hebt in elk geval bij de ei- en lepel
wedloop nog wel een kans, omdat daar meer
voorzichtigheid dan vlugheid bij te pas komt.
Als je maar flink je best doet, zal ik toch trotsch
oj) je zijn, al win«je ook heelemaal geen prijs."
0 Uit den Bundel „Keurgarve" van W. J.
Hofdijk en L. F. J. Haspels.
DE LEPEL- EN UITWEDSTRIJD.
L
„O, moeder," riep Pim opgewonden uit, toen
hij de kamer binnenstormde: „De volgende
week hebben we wedloopen op school. Eerst
oen gewone wedloop, dan een halter wedloop
en dan een lepel- en ei-wedloopl En er zijn
prijzen speelgoed en allerlei aardige dingen
en geen vervelende boeken. Stel je voor, dat
ik een prijs win. Zou u niet blij zijn, moeder?"
„Ja, heal blij, Pim," zei moeder. „Vooral,
wanneer je de lepel- en ei-wedloop won, want
die is vast het moeilijkste. Je moet je maar in
den tuin oefenen met een steenen nest-eil"
„Hè ja," riep Fm uit. „Laat Mientje dan
ook meedoen."
En 's middags leidde moeder de wedloop van
Pim en zijn zusje in den tuin. De kinderen be
grepen al gauw, dat bardloopen met een ei op
een lepel niet zoo gemakkelijk is, als het lijkt.
Heb jullie het wel eens geprobeerd?
Maar Pim oef ende eiken dag en leerde lang
zamerhand vrij hard loopen, zonder het ei te
laten /vallen.
Toen de groote dag naderde, dacht moeder,
dat misschien Jaap het van Pim kon winnen,
maar vast geen der andere jongens.
„Maar je moet kakn blijven," zei moeder.
„Anders verlies je het zeker."
Jaap was een vriendje van Pim en ook hij
oefende vlijtig. Maar de arme jongen had zijn
been pas erg bezeerd en was eerst al haast
besloten, in 't geheel niet mee te doen. „En ik
zou vast en zeker een prijs gewonnen hebben,
moeder," riep hij bédroefd uit. „Als mijn been
maar beter was. De prijzen zijn juist zoo
aardig dit jaar."
„Trek je er maar niets van aan, mijn jon
gen", antwoordde zijn moeder. „Doe je best
genaam trof, z'n been uit en gaf toen den kas
telein 'n wenk, de beide bierpotten opnieuw te
vullen.
Hij pookte .toen het vuur, tot het begon te
vlammen, stak z"n pijp top, zette z'n voeten op
de vuurplaat en maakte zich gereed! om naar
het verhaal' van den ouden kletsmajoor te luis
teren.
„De kat behoorde aan een ouden man, Olark,
'n oom van den jongen Jac. Olark," zei de
oude man, smakelijk met z'n lippen smakken
de na een hartige teug uit deni bierpot en
daarop zijn bevende hand uitstrekkend om den
tabaksbuidel van den reiziger naar zich toe te
halen. „Ja", ging de oude voort, Olark was
ontzettend mal met die kat, iedereen moest
haar zien. Hij was er zoo gek mee, als 'n jonge
moeder op haar eerste mopneuzige baby. Hij
noemde haar zijn blauwoogige lievdling. De
drukte, die hij met dat mormel maakte, noem
ik gewoonweg zondig! Zijn neef, Jac. Clark,
had er ook het land aan, maar die dacht aan het
testament van oompje en aan de vijf huizen
en het land, die met elkaar veertig pond per
jaar opbrachten en daarom hield hij zijn mond
en deed net of hij de kat ook aardig vond. Om
zijn oom in een goed humeur te houden, kwam
hij alle dagen aansjouwen met 'n beetje room
en paardengehakt om de kat te trakteeren en
de oude Olark was daar zóó mee ingenomen,
dat hij neef Jac. de kat- beloofde met al het
andere, dat hij bezat, als het ongeluk diende,
dat hij mocht komen te"vallen. Neef Jac. zei,
dat hij oomlief niet genoeg kon danken en de
„Ga!"
oude heer, die reeds geruimen tijd ziekelijk
was, verzocht neef om hem iederen dag te ko
men bezoeken, dan zou hij hem leeren, hoe hij
de kat moest verzorgen, als hij naar betere
gewesten zou zijn getrokken. Hij toonde neef,
hoe het vleesch voor de kat moest gekookt
worden en dan gehakt in kleine stukjes, opdat
het lieve diertje niets in zijn keeltje zou^blijven
steken. Dan moest zij' iederen keer als zij melk
kreeg, beslist 'n schoon schoteltje hebben. En
vooral mocht er in huis geen geraas worden
gemaakt, als poes 'n slaapje deed'.
„Pas vooral op, dat je kinderen het lieve
dier geen overlast aandoen, Jac., zei hij op
zekeren dag, tamelijk scherp. „Eén van je
jongens heeft haar van morgen bij de staart
getrokken. Ik wil dat je hem eens goed op znn
baaitje geeft."
„Wie was het?" vroeg Jac. verschrikt.
„Die met die natte neus", zei oude Olark.
„Ik zal hem 'n doek geven, zoodra als 'ik
thuis kom", zei Jac., die veel van zijn kinderen
hield en het pak rammel verder maar buiten
bespreking wilde houden,
„Nee", pruttelde de oude man, „ik wil dat je
hem hier brengt en hem dan de ooren eens
tWeabebben." leeren om dieren lief
Jac. dorst niet weigeren, hij ginv naar hnia
om den boosdoener te halen Z?in moede?
waschte eerst de eenigszins groezelige fasie
\an haar lieveling, veegde z'n neus af omtrok
hem een schoon bloes aan, waarop hij met va
der naar oome ging om zijn gerechte siraf te
De jongens sprongen vooruit na dat toover
woord. Pim was onmiddellijk de voorste, maar
de anderen deden hun uiterste best hem voor
bij fe komen. Maar Pim's beenen schenen te
vliegen over het zachte grasveld en toen hij
de eindstreep bereikte, waren de andere jon
gens eenige meters achter. Jaap was nummer
drie en hij keek hoopvol naar zijn moedert;
glimlachend gezicht.
Een poosje later werd de balter-wedloop ge
houden. Onder het hardloopon moesten de
iongens halters oprapen, die op hun baan la
gen en die brengen in een op het gras afge-
teekend vierkantje achter de eindstreep.
(Weer was Fm het eerst klaar met loopen
en haltere rapen. Maar dezen keer was Jaap
nummer twee en de ouders, die toekeken,
juichten de beide jongens luid toe.
Jaap hoopte nu nog op,de ei- en lepelwed
loop. Hij moest en zou één prijs winnen.
Toen de wedloop begon, was Jaap vol moed
en zelfvertrouwen. Een poosje bleef hy voor
op loopen, voorzichtig zijn ei op zijn lepel ba-
lanoeerend. Maar toen zag hij ineens Pim
langs hem heen slippen.
De toeschouwers riepen bemoedigende woor
den: „Loopen, Jaap!" „Geef het niet op,
Jaapie!" „Voorzichtig!"
Pim kwam al nader en nader bij de streep.
Zijn moeder had zoo graag, dat hij juist dezen
wedloop zou winnen. De andere jongens had
den! tenslotte allen hun ei laten vallen en hij
had nog alleen Jaap te vreezen. Jaap met het
bezeerde been.
HL
„Het moet wel akelig zijn, een wedloop te
verliezen door een bezeerd been," schoot Pim
ineens door zijn hoofd.
„Het zou voor Jaap wel heerlijk zijn toch óón
prijs te winnen," was zijn volgende gedachte.
„Ik zou mijn ei kunnen laten vallen en dan zou
Jaap winnen. Maar moeder wou het liefst, dat
ik dezen wedloop won."
Een paar seconden voerde Pim een harden
strijd in zijn binnenste.
Toen schudde hij zijn hand en liet het ei
vallen.
„01" riep de kring van toeschouwers.
En Jaap bereikte het volgend oogenblik de
eindstreep. Zijn oogen schitterden, toen hij
zijn prijs nair zijn moeder bracht.
En Pim's moeder bewonderde ook zijn twee
prijzen, maar later zei ze: „Weet je wat ik het
nooiste vond, lieveling? Dat je je ei liet val-
en. Ik zag wel, waarom je het deedl"
„O, Jaap zou het toch wel .gewonnen heb
ben," zei Pim blozend.
Maar toen zijn vader zei, dat hij een flinke
kerel was, voelde hij zich trotscher dan wan
neer hij wel Öen prijs gewonnen had.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
Draaimolen
regeer ing
a b r i k
a a 1 m o
i n d 1 6
markt
opoe
les
s 8
n
EL
Zonderling (z ondier ling) en wonderlijk
(w onder lijk).
Goede oplossingen van-beide raadsels ont
vangen van:
P. O. de B.; F. en M. B.; P. en O. B.; D. B.;
O. B.; N. de B.; T. en G. B.: O. D.; B. F.;
W. G.; O. G.; A. de G.;B. en F. G.; J. de G.;
M. S. de G.; M. H.; J. L. de J.*, B. K.; W. K.;
W. K; W. en L. K; O. J. v. M.; D. M.; K. M.;
D. N.; M. O.; H. en M. v. O.; F. G. v. P.; A.
R.; P. J. R.; J. A. S.; J. de S.; J. G. S.; H. S.;
O. S.; N. en B. T.; I*. O. en O. V.; E. W.; S.
W.; A. IJ.
Nieuwe raadsels.
I.
Met 1 ben ik een vervoermiddel; met o een
landbouwwerktuig en met aa een viervoetig
dier. Wat ben ik?
Op de staande en op
de liggende kruisjesiijn
komt de naam van een
bloem. Op de le rij oen
V WVVVWY medeklinker; op de 2o
aaaaaaaaa ©en schoenmakerswerk
tuig; op de 3e rij een vo
gel; op de 4e viervoetige
Q dieren, die men in Noord-
Holland veel ziet; op de
5e het govraaglde woord; op de 6e iets, wat
m'en in den slaap wel doet; op de 7e het te
genovergestelde van niets; op do 8e iets, wat
een moeder haar kind graag geeft; op de 9e
een medeklinker.
ondergaan. Later had Jac. met rijn vrouw eiken
avond hooge woorden over het gebeurde en op
'n goeden morgen zag oude Olark, juist toen
hij uit den tuin kwam, dat Jac. de kat in de
richting van de keuken wegschopte. De oude
man was zoo ontsteld over die valsche behan
deling van zijn strooplikkenden neef, dat hij
nauwelijks uit zijn woorden kon komen, maar
toen hij eenmaal aan den gang was, werd het
Jac, heel gan duidelijk, wat voor stommiteit
hij had uitgehaald. De oude man betitelde Jac.
met alle minder vleiende benamingen, die hij
^uitvinden en gaf hem toen te verstaan,
fiat hij moest maken dat hij zijn huis uitkwam.
„Jy zal mijn geld hebben, vriendje", zei de
oude man bitter, „als je dat arme dier beter
zal behandelen en niet eer. Versta je? Dat is
alles, wat je voorioopig te doen hebt."
Jac. pakte zijn biezen en prakkiseerde tever
geefs, wat zijn oom met die duistere bedreiging
had bedoeld; maar toen de oude Clark drie
maanden later met stijve kuiten lag, werd hem
de ramp opeens duidelijk. Zijn- oom had een
nieuw testament gemaakt en alles nagelaten
aan den ouden George Barstow, met de bepa
ling, dat hij van de nalatenschap kon profitee-
ren zoolang de kat leefde en hij haar behoor
lijk verzorgde. Wanneer de kat dood ging, dan
was de erfenis voor zijn neef Jac.
De kat was toen nas 2 jaar oud en de oude
Barstow, die half gek was van pleizier, zei, dat.
als het lieve dier geen 20 jaar haalde, het zijn
schuld niet zou wezen.
(Wcrrdt voortgezet!.