WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM"
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 18 Aug. 1923.
cn dün6m gohdehaad,
wmjoq/sfflwmi
PHn
'rnn^—i
No. 84. (auteursrechten voorbehouden)
VAN*DE GEGOTEN DER AARDE!
Nlcollo Paganini.
iSIechta weinig uitvoerend© kunstenaars
vooral op het gebied van de muziek heb
ben een zoo fabelachtige en mysterieuze
roem genoten als die ItaLiaanstihe violist Par
ganini.
Ons allen ligt nog versch in het geheugen
de groote roem van een zanger als Caruso,
maar in werkelijkheid haalt dit niet bij de
vereering van den demonischen landgenoot
Paganini. Zoo zelfs was in zijn dagen de
buitengewone vereering voor dezen man, dat
wij ons daarvan ter nauwernood een voor
beeld kunnen vormen. Want het was een
soort naieve, bjjgeloovige vereering waar
door een "sterk element van geheimzinnige
vrees gemengd was. Men verafgooddei en
Vreesde tegelijk deze duizendkunstenaar.
Nicollo Paganini werd in 1782 te Genua
geboren en stierf in het jaar 1840 te Nizza.
En tot goed begrip van de bovengenoemde
vereering dient, dat deze wonderbaarlijke
violist leefde in een tijd, die geweldig van
de onze verschilde. Vooral ook in het op-
zich van muziek-appreciatie en de soort van
het publiek, dat concerten bezocht.
Het was de tijd van de wonderkinderen
van de bewonderenswaardige prima donna's
van kindeivoomponisten en pianisten
la Mozarf e.d. Het uitgaande publiek ver
gaapte zich in de rijke salons aan de schit
terende en flonkerende coloraturen van de
wereld-beroemde zangeres Catalani en ge
raakte in vervoering bij de grandioze passa
ges van den onvergelijkelijke tenor Ru-
bdni.
Het was in den tijd, dat het publiek in
zulke kunstenaars de verpersoonlijking zag
van bovennatuurlijke machten en ze daarom
met een soort van vreesachtige vereering
aanbad.
Het spreekt dus haast- vanzelf, dat een
mystieke en raadselachtige natuur gelijk
Paganini van zich zelf inderdaad was bij
de menigte geweldig opzien baron moest.
En dat was dan ook niet weinig het geval
Zijn concertreizen in Duitsdhland en Frank
rijk bezorgden hem een ongekenden naam.
Men stond verstomd en verslagen tegenover
zulk een hartstochtelijk bewogen en tege
lijk zulk een gaaf muzikaal vioolspel. Zijn
nooit te voren' gedemonstreerde kunstgre
pen zijn tot op het uiterste opgedreven
toonsterkte de nimmer gehoorde combi
naties en de geraffineerde effecten.dit
alles oefende op het kinderlijk licht ont
vlambare 19-eeuwsche puibliek een verplet
terenden invloed uit
En van1 den! wonderbaren violist deden al
zeer spoedig de wonderlijkste verhalen de
ronde. Men nam voer stellig aan, dat hijf met
bovennatuurlijke machten ja wie weet:
mogelijk wel met den duivel zelf in verbin
ding stond. Hieraan alleen kon hij zijn
krachten ontleenen. Simpel menschelijk kon
deze uuan niet zijn.
En de onmogelijkste legenden werden van
den- armen en schuwen vioolspeler verteld.
De verhalen gingen zelfs zoover, dat men
aannam, dat hij zijn wonderlijke vioolsnaren
zelf bereidde. En hoe? Wel hij zag zoo
meende men er niet tegen op om hier oef
daar eens een jonge man of oen jonge
vrouw om hals te brengen en uit de op
deze wijze verkregen ingewanden zjjn sna
ren te drogen.
En niet zoodra was deze arme, dooctóbleebo
en carlcaturaal-magere man op het podium
verschenen en had zijn viool onder de kin
genomen en zijn ravenzwarte lokken ge
schud of hij1 schoen alle legenden te be
zweren en alle bijgedachten uit het hoofd
van de toehoorders te verdrijven zoodra
bij zijn .prachtige Guarneri-viool (die op
het oogenblik nog zorgvuldig te Genua1 be
waard wordt) hooren liet.
En zijn itriumftocht duurt voort en over
wint alle gepraat
Iin het jaar 1828 concerteert hij: te Wee-
non. In 1831 leert Parijs en een jaar later
liperfc Londen hem kennen en overal is het
succes overweldigend. Hij gaat van stad tot
stad en van streek tot streek overal in
gehaald, bejubeld en met kostbare geschen
ken overladen. Hij wordt zeer rijk en aan
zienlijk en geacht. De groote wereld vecht
om zijn aanwezigheid' en maakt hem tot een
ongekroond koning.
En inmiddels leeft de arme man als een
kluizenaar. Zoodra hij het podium verlaten
heeft en onder zijn eigen extase en bekoring
vandaan is trekt hij' zich schuw terug.
Hij! onttrekt zich aan feesten', sluit zich op
in zijn eeuwige eigen reiswagen-, bang,
schuw wantrouwend Hij behartigt zijn
eigen huishoudelijke zaakjes kookt vaak
onder het reizen zijn eigen potje naait
zijn eigen kleeren en noteert en noteert
(volgens het zeggen van1 sommigen uit lou
ter gierigheid) in zijn onafscheidelijke
fcladboekjesf de uitgaven en inkomsten van
den dag.
En vermoeid en miensohenschuw trekt hij
zich eindelijk in 1840 als een zieke in zijn
geboorteland Italië terug. En op 27 Mei van
dat jaar sterft hij1 te Nizza» Zijn vermogen-
bedroeg bij' zijn overlijden niet minder dan
2 miJllioen1 franca
Bic transit gloria taundiJ
DE KUNST VAN KORTHEID EN
GEVATHEID.
Antieke voorbeelden.
Het schijnt wel vrijwel zeker, dat wij als
ras van innerlijke beteekenis niet vooruit,
maar veeleer achteruit gaan ondanks rij
ker leven, meerdere kennis eischen en zelf
ingenomenheid.
Want de beteekonis van het individu
wordt in de allereerste plaats bepaald door
de hoegrootheid! van zijn karakter en wi
zullen onbevooroordeeld moeten toegeven,
dat het met onze collectieve karaktergroot
heid in deze dagen niet al te best gesteld is.
Wij weten veel en kennen veel en doen
veel en weten over alles en nog wat mee te
praten, maar de kernachtigheid ontbreekt
Een van d'e eigenschappen van karakter-
fcernachtighold is de kunst van kortheid en
govathoid. Wij verstaan die kunst niet meer;
wij hebben duizend! woorden noodig om onze
gedachten te formuleercn en we hebben
daartegenover do gewoonte duizend woor
den te vore gillen voor wc tot hnndeton 0vor-
gaaa
De mannen van „handelen'' rijn altijd die
mannen van weinig woorden geweest. Voor
al beroemde legeraanvoerders geven hiervan
goede bewijzen! De 'beroemde Oaecar schreol
naar Rome: „Ik kwam ik zag en ik
overwon!" Toen had hij) heel (Frankrijk ver-
FEUILLETON.
door
carel brensa.
1)
Inleiding.
Voor een paar weken geleden het was
tijdens de hittegolf verdwaalde ik dOor
toevallige omstandigheden in het hart van
de „Jordaan" in Amsterdam. En terwijl ik
daar zoo liep en juist een kleine uitdragerij
uitkwam, waar ik o, gij moogt hot gerust
weten voor 't zachte prijsje van *n daal
der een piekfijne dunne witte broek van
echte Indische tussor had gekocht, toen
ging daar juist aan den1 overkant van de
smalle straat voorbij ©en1 kleine gezette man,
'n heer in een perlgrijs pak en op z'n grijs
achtige artistenlfop 'n zwarte Borsalino-
flambaid.
Dat was Is. Querido onze Hollandsche
schrijver en de man, die het Epos van de
„Jordaan" schiep.
Desgevraagd zou ik op het ootgenblifc ge
meend hebben, dat ik de ©enige gesjochte
schrijver was, die daar rondzwierf. Niemand
anders verwachtte ik daar in de omgeving
van de Noordennarkt en Prinsengracht op
dien' snikheeten na-denrmiddag. De straat
was vol van witgejafcte jordaanvrouwen ©n
kleine-waren verkoopers. Vies besmeurd©
kootertjes krolden er rond in de blank-feil©
branding van het zonlicht, ongeweten van
de moordende hitte en' ternauwernood ont
komend aan de kar met grdento en aard
beien en de vuilniswagen, die over de keien
voorbij' rammelden.
'Daar verwachtte ik geen van- de officieel
genoteerde Hollandsche letterkunde-kun:-
st f 111 <i rs
'En to^h de beste van allen was en ging
Hio aan den overkant voorbij'. Ieder die nns-
schjieni op datzelfde moment met het meest
literaire gezicht van modern Holland te
lezen zat in een van de Jordaan-declen van
dezen kleinen man, ef in no8 ®r~
ger een van de deelen van het
Berafsdhe epos, of misschien maar in
een van de laatste „literaire" Handolsblad1-
chronieken en er daarbij onbewust op re
kende dat de gebenedijde kunstenaar, die
dit schreef op hetzelfde moment zwaar te
peinzen zat achter een met woordkunst
werken overladen schrijftafel Nu: die ro
kende glad mis.
Want de gebenedijde kunstenaar liep
terwijl ik daar uit den kleinen uitdragerswin
kel kwam door de smalle en heete en
'nl beetje vuile Jondaanstraat gemoedelijk,
ja zelfs ietwat luidruchtig te boomen, met
twee toffe goosers, waarmee hij' schijnbaar
op pad was.
Het waren twee linke dalvers, een links
en een rechts van den schrijver, met dood
gewone Jordaansohe petten- op en doodge
wone Jordaansche pilowbroeken aan en
misschien wei leeren pantoffels inplaats van
schoenen, Ik heb het rd-et gezien.
Ze babbelden honderd uit, die drie
Querido in het midden en af en «toe een
stomp gevend in de lenden van een van de
Lindenstraatgasten als hij vermoedelijk een
geinizet dee.
En ze sloegen den hoek om en zwaaiden
de Prinsengracht op.
Ik was meteen klaar wakker. Het was
niet de eerste keer, dat ik Querido hier zag,
want al voor jaren terug toen ik zelf na
de vroegere kennismaking met de buurt
dagen en weken lang de Jordaan „doorstu
deerde", 'had ik don kleinen man beloerd In
de sloppen en in de stegen en in de dwars
straten1. Maar dat was jaren geleden.
Ik vond het geval dus fijn en stuurde
achter ze aan om te zien wat er gebeuren
moesik Nou er gebeurde niet veel. 'n End
de Prinsengracht op liet de schrijver even
z'n makkers los om pardoes op een in los
sing liggende kolonnzoldemschult te stappon
en ferm de hand te schudden met een van
de lossers. Natuurlijk 'n ouwe kennis! Toen
gingen ze met hun drieën fcaton verder
steeds druk pratend en kalm ginnegappend;
overdr. Een latere Russische generaal
seinde aan Oatherina Hj „Eeire zü God. -
Eere zö UDe vesting ia genomenl" En
nog korter was'de depêche van een, Hon-
gaarschen generaal, Hem genaamd toen
hij Iellawitch den z.g. „Ban" of hoofd-
man der Croatiers had verslagen. De de-
peche bestond slechts uit drie woorden: JBem
versloeg Ban!"
De beroemd© generaal (Napier telegra
feerde na een verloren slag aan zijn regee
ring: „Peocavi"! (Ik heb verkeerd gedaan!)
En generaal Oolin Campbell stuurde een
koerier met d© tijding: JLk ben gelukkig'
hiermede te kennen gevend© dat de veld-
toch gelukt was en overwinning verzekerd!
Ook ander© mannen dan generaals hebben
bewijzen gegeven van kortheid en gevatheid.
Een Amerikaansch uitgever schreef ©mis
aan een collega te Connecticut: „Zend vol
ledige bijzonderheden omtrent den zond
vloed"! (Er was ml. in de buurt een hevig©
overstrooming geweest). Maar do collega
sohreef terug: „Ze staan in Genesis"!
in den Amerikaanschen oorlog ontving
een zekere Brown, die intendant voor de le
vensmiddelen was, een koeriershrief, van
een bevelvoerend; kolonel uit een naburig
kamp met name Boyd, waarin slechts drie
woorden stonden:
Brown,
Vee.
Boyd."
Brown begreep de boodschap zeer w©l
zond de noodige hoeveelheid vee voor
vleeschbehoeften naar het kamp en schreef
achter op den brief:
„Boyd.
Vee.
Brown."
Dus juist het omgekeerde!
De beroemde Fransche schrijver en staats
man Talleyrand liet aan 'een 'bevriende dame
die hem in een zeer roerenden brief het
overlijden van haar man meedeelde van
zijn deelneming blijken door den gezonden
brief terug te sturen met de woorden erop:
„Helaas, mevrouw!"
Eh toem-niet lang daarna dezelfde dame
den staatsman een brief schreef met het ver
zoek de promotto te bevorderen van een jong
officier, met wien zij spoedig dacht te trou
wen toen zond Talleyrand weer den brief
terug nu met de woorden: „Ho, ho, m©-
vrouw!".
Maar het meest belangwekkende en frap-
peerende staaltje van kortheid on gevatheid
in onze eigen historie is het bekende geval
van Joost van den Vondel dio zich opgaf als
lid van d© rederijkerskamer „In liefde
bloeiende". Zooals bekend moest ieder die
zich opgaf als lid' een proef van puntdichten
ten beste geven. De kortste en kernachtigste
werd toegelaten. Vondel nu was tezamen met
nog een andere candidaat. Deze het eerst
aan het woord komende - zei tot het bestuur
van de kamer:
Vet
Smotl
aldus een gedicht zeggende van in totaal niet
meer dan zeven lettors! Maar Vondel ge
vat plaatste zich voor den tegencandidaat,
gaf hem een zachte draai om de ooren en
zei tot het bestuur van de kamer:
Ik
Tik!
Hiermede oen vers makende van slechts.
v ij f lettors. Vondel won den prijs en werd
als lid toegelaten.
Op een nog waardiger wijze werd in de
oudheid ©en gevat man tot lid van een betee-
kenisvolle vereeniging toegelaten. Er was ml
oudtijds te Ispahan oen academie van geleer
den, die zulk een afkeer hadden van onnutte
woordverspilling, dat zij zich bijna nimmer
dan door teekens en zinnebeelden uitdruk
ten. De leden van deze vereeniging wier
aantal uit honderd' bestond en nimmer een
hoogor aantal mocht berelkon hadden
daarom don naam van „zwijgers" aangeno
men.
Nu gebeurde het dat in die plaats van oen
kort tevoren gestorven lid oen nieuwe keuzo
moest worden gedaan. De leden van de Zwlj-
gers-club waren bij elkaar en hadden na
lange beraadslagingen juist hun keuze ge
daan en een achtbaar lid van de stad tot
medelid benoemd.
'Op dit oogenlblik werd een briefje in do
de kleine schrijver in het midden en- d© twee
toffe Jordoncns ieder aan een -kant.
Geleund over de leuning van de Prinsen-
grachtbrug ikeek ik ze na. Vooruit spiegelde
in het water van de Prinsengracht de mach
tige toren- van d© Westerkerk de „Lange
Jan" uit d© boeken van Querido en dat
prachtige ding), dat daar eeuwen lang al
staat in het midden van- de Jordaan- als het
onverwoestbare monument van oud-Am
sterdam, waaraan al Remhrandt vanuit zijn
laatste woning op de 'Rozengracht z'n laat
st© liefde verloor en achter ome rumoerde
de oude Noordermarkt met naast de rustig
mijlmerende Noorderkerk 'n stuk of wat stal
letjes en handkarren' met oud roest en lap
pies, afgedankte gramofoonplatton en ha
ring en zuur.
Er gebeurde dus niet veel. Maar terwijl
ik daar zoo leunde over hefijzeren -brughek
met voor me de Westertoren' en haar spie
gelbeeld en achter me de Noordetrma-rkt en
terwijl Querido in de verte tusschen de
Prinsengrachtboomen verdween toen
toefde ik weer even op uit de verdooving,
die de frissche en vroolijike oorlog en de
daarna -gevoerd© conferenties voor Europas
herstel al sinds jaren in in© neergeslagen
Ik zag mezelf levendig terug als kleine
jongen, toen ik bijna dagelijks met mn va-
cler meökwam naar de Jordaan,, naay
oude Looierdwarsstraat, waar d© 'bieten-
kokers in de buurt van de oude groenmarkt
huisden. En nog helderder zag ik mezelf
later als bakkersjongen, die tusschen de Ro
zengracht en de Pakngradht en de Drie
hoekstraat een deel van zijn loopwijk had.
Ik zag weer gelijk een luchtspiegeling in
de lucht terug, hoe ik 's morgens in de
-vroegte in paia wakker geworden1 Palm-
dwarsstraat een versch weitje bracht drie
hoog achter bij de vrouw van den politie
agent, die als ik kwam nog breeduit met
de zuigeling aan de 'borst in de bedstee lag
en me op -mijn kloppen toeriep:
Koon der maar in, faadertje! Leg "t
broodje tmaar naast de blompot hoor. Mor-
rege krjj'-je de spie-ë van me, hoor. Dag
fcnaapie.
Ik herinnerde me zelfs weer hoe die ge
moedelijke langslaapster mij soms met 'n
paar streelende woorden tot haar dienst
preste en in ruil voor veel lofuitingen ge-
Ingozondcm Mededaedlngi
pvrnKtwasmf"
Bsansteeds eetcmmja
zaal gebracht, waarop de woorden stonden:
„Doctor Zeb van Tefflis beveelt zich aan
voor de opengevallen plaats."
Groote neerslachtigheid bij de aanwezige
leden. Dr. Zeb. Hij: juist stond bekend als
een hoogst verdienstelijk man en een zwij
ger bovendien bij uitnemendheid. Hoe was
het mogelijk dat men niet aan hem gedacht
had. Aan hem die meer dan iemand an
ders een zetel in de vereeniging van geleer
de zwijgers was waardig geweest!.
Goede raad was duur. Wat te doen? Het
aantal leden was na de gedane 'benoeming
voltallig en men kon dus Drr. Zeb niet meer
als lid aannemen. Het reglement verbood dil
Intusscben moest men aan Dr. Zeb die in
het. voorportaal op de beslissing wachtte
de onpleizierige boodschap meed-eelen.
De voorzitter was aangewezen voor deze
taak.
Door middel van een wenk liet h-iJ den
sollicitant binnen komen, en terwijl Dr. Zeb
zonder 'een woord' te zeggen te midden: van
de vergaderig stond, vulde de voorzitter een
wijnglas boordevol met water. Er kon geen
druppel meer bij en dit symbool aan Dr.
Zeb voorgehouden moest zooveel te ken
nen geven ais: „We zijn vol er kan niets
meer bij."
Dr. Zeb begreep het symbool volkomen.
Maar hij gal zich niet gewonnen. Van een
groote bloemkrans in de zaal aanwezig, een
klein rozeblaadje plukkend, "lei hij dit voor
zichtig boven op het water in de wijnbokaal,
er voor zorgende geen druppel over den
rand te doen loop-en.
Hij wilde er begrijpelijkerwijs mede zeg
gen: „Ofschoon de club -eigenlijk vol is, be
staat er met een beetje goeden wil nog
wel gelegenheid! ©en 'buitengewoon 'lid op
te nemen."
De vergadering kon zich niet weerhouden
met luid handgeklap den gegeven wenk toe
te juichen en het vernuftige voorbeeld van
den getogrden doctor verschaf o hem het 'bui
tengewone lidmaatschap. Men stapt voor dit
maal over de bepalingen- van het reglement
heen en nam Zeb tot lid aan.
Toen men nu Dr. Zeb het boek voor lel
waarin hij zijn gehoorzaamheid aan de be
palingen1 van de vereeniging met zijn hand-
toekening moest bevestigen, schreef hij ach
ter zijn naam het cijfer 100 het getal van
zijn oollegaas en plaatste er ©en nui l
vóór.
Hiermede wilde hij zeggen: „de toevoeging
van mijn eenvoudig persoontje zal het aan
tal en de beteekenis van de olub der zwij
gers latten zooals ze Want honderd met
een nul ervoor blijft honderd.
Maar de voorzitter, dlo dit zag, haastte rioh
om de nul voor de 100 weg te krassen en
op zijn beurt zotte hij nu oen nul aohtor
de 100.
Daarmode aanduidlende dat de academie
door de aanwinst van Dr. Zeb, zeker tien
voudig in waarde gewonnen hacl
En dit geheele geval spoelde zich af, zon
der dat er ook maar een enkel woord bij was
gesproken.
d-n,nni kreeg, dat ik de melkkan alvast Maar
zette voor d© leverancier, die straks na mij
komen zou of dat ik 't rolgordijn ophaal
de als ze van mijn Moppen geschrokken,
meende dat ze zich verslapen had.
Sou, morregester! zoo begroette ze
me dan bin je daar alweer? Is 't al zeven
ure? Eooruit, vader geef mdjin me haar
speld© es effe-n-an. Dan bi-je de beste.
Soometeen komt ine kerel van' den nacht
dienst Sto je se niet, -kereltje? Se legge daar
in dat 'bakkie weija! Sool Jij 'krijg 'n
vrouw alleen, hoor. Wat ik je brom.
En naast een reeks van deze ervaringen
van1 gemoedelijkheid- op de donkere, muffe
drie- en vier-hoog portalen en vaak in de
Meine kamertjes met de kanarie-pietjes In
de kooltjes boven de -blompotten en al de
karakteristieke Jordaaiirsnuisterijen aan de
-behangselwanden en op d-e siertaf eitjes, zag
ik me weer terug tegenover al de ontmoetin
gen op straat.
Want in de bakkenspraktijk in de Jor
daan ingeburgerd, was irnijn liefde ervoor
wakker geworden en had ik een soort vi
sionaire aandoening ondervonden van de
mogelijkheden die daar in de atmosfeer ge
borgen lagen. De Jordaan had me niet meer
losgelaten en jaren 'lang had van toen af
de zwerf geduurd door den kruisweg van
straten en dwarsstraten!
Van de uiterste punt af in de Driehoek
straat biji de Baangracht en de Haarlem
merpoort, waar de putjesschepper-in-het-
igróot .Beerthuis zijn veertig wij-kwiagentjes
en dè veertig Meine ezeltjes stalde tot
waar de breede Rozengracht de intimiteit
van het oude-stads-leven doorsneed', had ik
gezworven. Later aangevuld met het ver
lengde van de Willemstraat over de Brou
wersgracht naar den Haarlemmerdijk en de
Vischmarirt ©n' de 'buurten rondom den
ScheieTstoren.
Maar de Jordaan vooral
In alle uitdragerswinkeltjes en in alle
Meine (kroegjes, waar in de meesten de ze
tel was van oen visch-koltosio, was ik ge
weest. Acbter alle groote Maandag-orgels
had ik geloopen en 'bij tientallen van hoog1-
loopende ruzies tusschen de wltjakken met
derlui kerels soms gevoerd vanuit het
eene driekhoeks-raara naar het andere,
maar ook wel vanuit de eene keiderstoep
naar de andere was ik gnuivende getuige
Het einde van die petroleum.
Er is in wetenschappelijke tijdschriften
al vaker op gewezen, dat de groote rijkdom
men welke wij onder den grond bezitten toch
in werkelijkheid' niet onuitputtelijk zijn. AI
zal het bijvoorbeeld nog wel een paar hon
derd jaar duren voor alle en bereikbare
steenkool opgebruikt zal zijn en al zijn van
verschillende andere delfstoffen nog ruime
voorraden onder den grond aanwezig toch
zal er eens een 'eind aan komen!
In het bijzonder schijnt dit het geval te
zijn met de aardolie. Van d© verschillende
aardoliën, welke wij in het dagelijksch leven
gebruiken, is de petroleum een van de meest
bekend© en gebruikte. Het gebruik daarvan
zelfs in onze z.g. gas- en eloctriciteitsperiode
is nog zoo 'beduidend, dat een, Amerikaansch
instituut „The U. States -Geological Sur-
vey" gewaarschuwd heeft voor het binnen
afzionbaren tijd opraken van d© petroleum,
indien' het verbruik op den fegenwoordigen
voet voortgaat.
De totale petroleumvoorraadi uitsluitend in
de vindplaatsen in Amerika en Mexico, be
draagt volgens bovengenoemd instituut, nog
ongeveer 0 milliard vaten. Hiervan is de
aanwezigheid van 6 milliard vaten in den bo
dem vnstgesteld. De andere milliard wordt
slechts.vermoed.
En wanneer nu op de gebruikelijke wijze
wordt verbruikt, zal deze voorraad in onge
veer twintig jaren op zijn. Natuurlijk is het
practisch niet mogelijk om deze voorraad in
twintig jaar geheel uit den bodem te halen;
de productie zal afnemen de opbrengst
van de bronnen kleiner worden en het vin
den van nieuwe bronnen, wordt zeer be
zwaarlijk genoemd.
Nu bestaat er nog een mogelijkheid om
petroleum te winnen uit een in Amerika veel
voorkomend© soort oltehhoudende leisteen.
Maar de productiekosten hiervan zullen be
duidend' hooger komen. Zoo hoog vermoe
delijk, dat het practisoh onuitvoerbaar wordt
deze olie af te scheiden.
En zoodoende is de toestand voor petro
leum geheel verschillend van die voor steen
kool, ijzer, koper en meer delfstoffen, waar
van d© voorraden althans nog op oen ver
bruik van 'minstons een eeuw geschat zijn.
Echter dient er ter geruststelling op te
worden gewezen, dnt eenzelfde wetenschap
pelijk instituut roods voor twintig jaar ge
leden voorspelde, dat de toenmalige voor
raad vermoedelijk nog ©en goede twintig
jaar kon duren.
En nu na twintig jaar, hebben we nog
Hot kan dus nog wel wat meevallen al
is het einde hoogstwaarschijnlijk "wel in
zicht.
geweest. Hot iappies-keeren op de Wester
straat door do 'buurtvrouwen op Maandag
was me even zoo bekend als het Maandag-
houwen en het van proeflokaal tot proef
lokaal drentelen tot er do hevigste vecht
partijen uit groeiden1 tusschen de kerels.
Meer dan tientalion jonge, struisoh© Kar
kom-eruit-meiden had ik er weelde-zwijme-
tond zien walsen naast de trom-bommendd
en -bekken-knetterende fluit-tuitende piere
menten zóó, dat do wanm-bruine baaien
rokken als schermen achteruit standen en
ze als in de geelfceperen broeken rondtolden
gelijk lichtmatrozen op een feestdag.
Dat alles (had ik beleefd en vreugde-dron
ken genoten in de dagen van bruischend
ideaal-denken en vast-van-wil-werken.
Lang geloden.
Maar Ik was hot vergeten In don roes van
belangrijkheden' der laatste jaren, die ine
hadden rijp gemaakt ©n wijs tot mijn ver
driet
Totdat ik daar ineens terug gekomen was
midden in do Jordaan en een lichte banjer-
broek had gekocht voor 'n daalder in 'n suf-
fisant ouwerwetsche uitdragerij en tegelijk
vlak voor m'n neus de Meine Querido zag
spankeren met twee linke jongens uit de
Goudisbloemdwarsstraat Dat was als 'n feest
En de oud© Westertoren stond ©r bij te la
chen in de zon en de Noordermarkt keek
glunder door het stof van de oud-roeststal-
letjes alsof ze blij was ons terug te zien.
Het was casuweeL En ik dacht: Sjonge
wat is dat allemaal toch eigenlijk nog mooi
en wat is 't jammer dat we de conferenties
van de geallieerden tot herstel van jöuropa
niet vergeten kunnen en eris op 'n reuze
manier weer kunnen deinzen door de ouwe
straten van d'e goeie stad Amsterdam. Wat
is 't -toch altijd nog *n goeie, ouwe kennis en
wat zon ik eigenlijk graag weer eens op een
orrisin-eel duive-plat zitten of voor twee cen
ten. 'n liedje koopen bfl Ghris-mit-de-reuzo-
tenor en z'n harmonika-kameraad.
En op datzelfde oogenblik toen ik daar
zoo hing te leunen over de brugreeling bo
ven de Prinsengracht nam i-k mo voor
weor eens op 'n schandalige manier aan d©
dalf te gaan me hoedje-van-meneer eris
af te zetten ©n me ouwe goosers-petjo op
m'n kop.
En er dan in de „Jutter" wat van te ver
tellen.
t Juttertje
Dr. Brensa.
Carel J. Brensa.