WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM" Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, van Zaterdag 18 Aug. 1923. cn dün6m gohdehaad, wmjoq/sfflwmi PHn 'rnn^—i No. 84. (auteursrechten voorbehouden) VAN*DE GEGOTEN DER AARDE! Nlcollo Paganini. iSIechta weinig uitvoerend© kunstenaars vooral op het gebied van de muziek heb ben een zoo fabelachtige en mysterieuze roem genoten als die ItaLiaanstihe violist Par ganini. Ons allen ligt nog versch in het geheugen de groote roem van een zanger als Caruso, maar in werkelijkheid haalt dit niet bij de vereering van den demonischen landgenoot Paganini. Zoo zelfs was in zijn dagen de buitengewone vereering voor dezen man, dat wij ons daarvan ter nauwernood een voor beeld kunnen vormen. Want het was een soort naieve, bjjgeloovige vereering waar door een "sterk element van geheimzinnige vrees gemengd was. Men verafgooddei en Vreesde tegelijk deze duizendkunstenaar. Nicollo Paganini werd in 1782 te Genua geboren en stierf in het jaar 1840 te Nizza. En tot goed begrip van de bovengenoemde vereering dient, dat deze wonderbaarlijke violist leefde in een tijd, die geweldig van de onze verschilde. Vooral ook in het op- zich van muziek-appreciatie en de soort van het publiek, dat concerten bezocht. Het was de tijd van de wonderkinderen van de bewonderenswaardige prima donna's van kindeivoomponisten en pianisten la Mozarf e.d. Het uitgaande publiek ver gaapte zich in de rijke salons aan de schit terende en flonkerende coloraturen van de wereld-beroemde zangeres Catalani en ge raakte in vervoering bij de grandioze passa ges van den onvergelijkelijke tenor Ru- bdni. Het was in den tijd, dat het publiek in zulke kunstenaars de verpersoonlijking zag van bovennatuurlijke machten en ze daarom met een soort van vreesachtige vereering aanbad. Het spreekt dus haast- vanzelf, dat een mystieke en raadselachtige natuur gelijk Paganini van zich zelf inderdaad was bij de menigte geweldig opzien baron moest. En dat was dan ook niet weinig het geval Zijn concertreizen in Duitsdhland en Frank rijk bezorgden hem een ongekenden naam. Men stond verstomd en verslagen tegenover zulk een hartstochtelijk bewogen en tege lijk zulk een gaaf muzikaal vioolspel. Zijn nooit te voren' gedemonstreerde kunstgre pen zijn tot op het uiterste opgedreven toonsterkte de nimmer gehoorde combi naties en de geraffineerde effecten.dit alles oefende op het kinderlijk licht ont vlambare 19-eeuwsche puibliek een verplet terenden invloed uit En van1 den! wonderbaren violist deden al zeer spoedig de wonderlijkste verhalen de ronde. Men nam voer stellig aan, dat hijf met bovennatuurlijke machten ja wie weet: mogelijk wel met den duivel zelf in verbin ding stond. Hieraan alleen kon hij zijn krachten ontleenen. Simpel menschelijk kon deze uuan niet zijn. En de onmogelijkste legenden werden van den- armen en schuwen vioolspeler verteld. De verhalen gingen zelfs zoover, dat men aannam, dat hij zijn wonderlijke vioolsnaren zelf bereidde. En hoe? Wel hij zag zoo meende men er niet tegen op om hier oef daar eens een jonge man of oen jonge vrouw om hals te brengen en uit de op deze wijze verkregen ingewanden zjjn sna ren te drogen. En niet zoodra was deze arme, dooctóbleebo en carlcaturaal-magere man op het podium verschenen en had zijn viool onder de kin genomen en zijn ravenzwarte lokken ge schud of hij1 schoen alle legenden te be zweren en alle bijgedachten uit het hoofd van de toehoorders te verdrijven zoodra bij zijn .prachtige Guarneri-viool (die op het oogenblik nog zorgvuldig te Genua1 be waard wordt) hooren liet. En zijn itriumftocht duurt voort en over wint alle gepraat Iin het jaar 1828 concerteert hij: te Wee- non. In 1831 leert Parijs en een jaar later liperfc Londen hem kennen en overal is het succes overweldigend. Hij gaat van stad tot stad en van streek tot streek overal in gehaald, bejubeld en met kostbare geschen ken overladen. Hij wordt zeer rijk en aan zienlijk en geacht. De groote wereld vecht om zijn aanwezigheid' en maakt hem tot een ongekroond koning. En inmiddels leeft de arme man als een kluizenaar. Zoodra hij het podium verlaten heeft en onder zijn eigen extase en bekoring vandaan is trekt hij' zich schuw terug. Hij! onttrekt zich aan feesten', sluit zich op in zijn eeuwige eigen reiswagen-, bang, schuw wantrouwend Hij behartigt zijn eigen huishoudelijke zaakjes kookt vaak onder het reizen zijn eigen potje naait zijn eigen kleeren en noteert en noteert (volgens het zeggen van1 sommigen uit lou ter gierigheid) in zijn onafscheidelijke fcladboekjesf de uitgaven en inkomsten van den dag. En vermoeid en miensohenschuw trekt hij zich eindelijk in 1840 als een zieke in zijn geboorteland Italië terug. En op 27 Mei van dat jaar sterft hij1 te Nizza» Zijn vermogen- bedroeg bij' zijn overlijden niet minder dan 2 miJllioen1 franca Bic transit gloria taundiJ DE KUNST VAN KORTHEID EN GEVATHEID. Antieke voorbeelden. Het schijnt wel vrijwel zeker, dat wij als ras van innerlijke beteekenis niet vooruit, maar veeleer achteruit gaan ondanks rij ker leven, meerdere kennis eischen en zelf ingenomenheid. Want de beteekonis van het individu wordt in de allereerste plaats bepaald door de hoegrootheid! van zijn karakter en wi zullen onbevooroordeeld moeten toegeven, dat het met onze collectieve karaktergroot heid in deze dagen niet al te best gesteld is. Wij weten veel en kennen veel en doen veel en weten over alles en nog wat mee te praten, maar de kernachtigheid ontbreekt Een van d'e eigenschappen van karakter- fcernachtighold is de kunst van kortheid en govathoid. Wij verstaan die kunst niet meer; wij hebben duizend! woorden noodig om onze gedachten te formuleercn en we hebben daartegenover do gewoonte duizend woor den te vore gillen voor wc tot hnndeton 0vor- gaaa De mannen van „handelen'' rijn altijd die mannen van weinig woorden geweest. Voor al beroemde legeraanvoerders geven hiervan goede bewijzen! De 'beroemde Oaecar schreol naar Rome: „Ik kwam ik zag en ik overwon!" Toen had hij) heel (Frankrijk ver- FEUILLETON. door carel brensa. 1) Inleiding. Voor een paar weken geleden het was tijdens de hittegolf verdwaalde ik dOor toevallige omstandigheden in het hart van de „Jordaan" in Amsterdam. En terwijl ik daar zoo liep en juist een kleine uitdragerij uitkwam, waar ik o, gij moogt hot gerust weten voor 't zachte prijsje van *n daal der een piekfijne dunne witte broek van echte Indische tussor had gekocht, toen ging daar juist aan den1 overkant van de smalle straat voorbij ©en1 kleine gezette man, 'n heer in een perlgrijs pak en op z'n grijs achtige artistenlfop 'n zwarte Borsalino- flambaid. Dat was Is. Querido onze Hollandsche schrijver en de man, die het Epos van de „Jordaan" schiep. Desgevraagd zou ik op het ootgenblifc ge meend hebben, dat ik de ©enige gesjochte schrijver was, die daar rondzwierf. Niemand anders verwachtte ik daar in de omgeving van de Noordennarkt en Prinsengracht op dien' snikheeten na-denrmiddag. De straat was vol van witgejafcte jordaanvrouwen ©n kleine-waren verkoopers. Vies besmeurd© kootertjes krolden er rond in de blank-feil© branding van het zonlicht, ongeweten van de moordende hitte en' ternauwernood ont komend aan de kar met grdento en aard beien en de vuilniswagen, die over de keien voorbij' rammelden. 'Daar verwachtte ik geen van- de officieel genoteerde Hollandsche letterkunde-kun:- st f 111 <i rs 'En to^h de beste van allen was en ging Hio aan den overkant voorbij'. Ieder die nns- schjieni op datzelfde moment met het meest literaire gezicht van modern Holland te lezen zat in een van de Jordaan-declen van dezen kleinen man, ef in no8 ®r~ ger een van de deelen van het Berafsdhe epos, of misschien maar in een van de laatste „literaire" Handolsblad1- chronieken en er daarbij onbewust op re kende dat de gebenedijde kunstenaar, die dit schreef op hetzelfde moment zwaar te peinzen zat achter een met woordkunst werken overladen schrijftafel Nu: die ro kende glad mis. Want de gebenedijde kunstenaar liep terwijl ik daar uit den kleinen uitdragerswin kel kwam door de smalle en heete en 'nl beetje vuile Jondaanstraat gemoedelijk, ja zelfs ietwat luidruchtig te boomen, met twee toffe goosers, waarmee hij' schijnbaar op pad was. Het waren twee linke dalvers, een links en een rechts van den schrijver, met dood gewone Jordaansohe petten- op en doodge wone Jordaansche pilowbroeken aan en misschien wei leeren pantoffels inplaats van schoenen, Ik heb het rd-et gezien. Ze babbelden honderd uit, die drie Querido in het midden en af en «toe een stomp gevend in de lenden van een van de Lindenstraatgasten als hij vermoedelijk een geinizet dee. En ze sloegen den hoek om en zwaaiden de Prinsengracht op. Ik was meteen klaar wakker. Het was niet de eerste keer, dat ik Querido hier zag, want al voor jaren terug toen ik zelf na de vroegere kennismaking met de buurt dagen en weken lang de Jordaan „doorstu deerde", 'had ik don kleinen man beloerd In de sloppen en in de stegen en in de dwars straten1. Maar dat was jaren geleden. Ik vond het geval dus fijn en stuurde achter ze aan om te zien wat er gebeuren moesik Nou er gebeurde niet veel. 'n End de Prinsengracht op liet de schrijver even z'n makkers los om pardoes op een in los sing liggende kolonnzoldemschult te stappon en ferm de hand te schudden met een van de lossers. Natuurlijk 'n ouwe kennis! Toen gingen ze met hun drieën fcaton verder steeds druk pratend en kalm ginnegappend; overdr. Een latere Russische generaal seinde aan Oatherina Hj „Eeire zü God. - Eere zö UDe vesting ia genomenl" En nog korter was'de depêche van een, Hon- gaarschen generaal, Hem genaamd toen hij Iellawitch den z.g. „Ban" of hoofd- man der Croatiers had verslagen. De de- peche bestond slechts uit drie woorden: JBem versloeg Ban!" De beroemd© generaal (Napier telegra feerde na een verloren slag aan zijn regee ring: „Peocavi"! (Ik heb verkeerd gedaan!) En generaal Oolin Campbell stuurde een koerier met d© tijding: JLk ben gelukkig' hiermede te kennen gevend© dat de veld- toch gelukt was en overwinning verzekerd! Ook ander© mannen dan generaals hebben bewijzen gegeven van kortheid en gevatheid. Een Amerikaansch uitgever schreef ©mis aan een collega te Connecticut: „Zend vol ledige bijzonderheden omtrent den zond vloed"! (Er was ml. in de buurt een hevig© overstrooming geweest). Maar do collega sohreef terug: „Ze staan in Genesis"! in den Amerikaanschen oorlog ontving een zekere Brown, die intendant voor de le vensmiddelen was, een koeriershrief, van een bevelvoerend; kolonel uit een naburig kamp met name Boyd, waarin slechts drie woorden stonden: Brown, Vee. Boyd." Brown begreep de boodschap zeer w©l zond de noodige hoeveelheid vee voor vleeschbehoeften naar het kamp en schreef achter op den brief: „Boyd. Vee. Brown." Dus juist het omgekeerde! De beroemde Fransche schrijver en staats man Talleyrand liet aan 'een 'bevriende dame die hem in een zeer roerenden brief het overlijden van haar man meedeelde van zijn deelneming blijken door den gezonden brief terug te sturen met de woorden erop: „Helaas, mevrouw!" Eh toem-niet lang daarna dezelfde dame den staatsman een brief schreef met het ver zoek de promotto te bevorderen van een jong officier, met wien zij spoedig dacht te trou wen toen zond Talleyrand weer den brief terug nu met de woorden: „Ho, ho, m©- vrouw!". Maar het meest belangwekkende en frap- peerende staaltje van kortheid on gevatheid in onze eigen historie is het bekende geval van Joost van den Vondel dio zich opgaf als lid van d© rederijkerskamer „In liefde bloeiende". Zooals bekend moest ieder die zich opgaf als lid' een proef van puntdichten ten beste geven. De kortste en kernachtigste werd toegelaten. Vondel nu was tezamen met nog een andere candidaat. Deze het eerst aan het woord komende - zei tot het bestuur van de kamer: Vet Smotl aldus een gedicht zeggende van in totaal niet meer dan zeven lettors! Maar Vondel ge vat plaatste zich voor den tegencandidaat, gaf hem een zachte draai om de ooren en zei tot het bestuur van de kamer: Ik Tik! Hiermede oen vers makende van slechts. v ij f lettors. Vondel won den prijs en werd als lid toegelaten. Op een nog waardiger wijze werd in de oudheid ©en gevat man tot lid van een betee- kenisvolle vereeniging toegelaten. Er was ml oudtijds te Ispahan oen academie van geleer den, die zulk een afkeer hadden van onnutte woordverspilling, dat zij zich bijna nimmer dan door teekens en zinnebeelden uitdruk ten. De leden van deze vereeniging wier aantal uit honderd' bestond en nimmer een hoogor aantal mocht berelkon hadden daarom don naam van „zwijgers" aangeno men. Nu gebeurde het dat in die plaats van oen kort tevoren gestorven lid oen nieuwe keuzo moest worden gedaan. De leden van de Zwlj- gers-club waren bij elkaar en hadden na lange beraadslagingen juist hun keuze ge daan en een achtbaar lid van de stad tot medelid benoemd. 'Op dit oogenlblik werd een briefje in do de kleine schrijver in het midden en- d© twee toffe Jordoncns ieder aan een -kant. Geleund over de leuning van de Prinsen- grachtbrug ikeek ik ze na. Vooruit spiegelde in het water van de Prinsengracht de mach tige toren- van d© Westerkerk de „Lange Jan" uit d© boeken van Querido en dat prachtige ding), dat daar eeuwen lang al staat in het midden van- de Jordaan- als het onverwoestbare monument van oud-Am sterdam, waaraan al Remhrandt vanuit zijn laatste woning op de 'Rozengracht z'n laat st© liefde verloor en achter ome rumoerde de oude Noordermarkt met naast de rustig mijlmerende Noorderkerk 'n stuk of wat stal letjes en handkarren' met oud roest en lap pies, afgedankte gramofoonplatton en ha ring en zuur. Er gebeurde dus niet veel. Maar terwijl ik daar zoo leunde over hefijzeren -brughek met voor me de Westertoren' en haar spie gelbeeld en achter me de Noordetrma-rkt en terwijl Querido in de verte tusschen de Prinsengrachtboomen verdween toen toefde ik weer even op uit de verdooving, die de frissche en vroolijike oorlog en de daarna -gevoerd© conferenties voor Europas herstel al sinds jaren in in© neergeslagen Ik zag mezelf levendig terug als kleine jongen, toen ik bijna dagelijks met mn va- cler meökwam naar de Jordaan,, naay oude Looierdwarsstraat, waar d© 'bieten- kokers in de buurt van de oude groenmarkt huisden. En nog helderder zag ik mezelf later als bakkersjongen, die tusschen de Ro zengracht en de Pakngradht en de Drie hoekstraat een deel van zijn loopwijk had. Ik zag weer gelijk een luchtspiegeling in de lucht terug, hoe ik 's morgens in de -vroegte in paia wakker geworden1 Palm- dwarsstraat een versch weitje bracht drie hoog achter bij de vrouw van den politie agent, die als ik kwam nog breeduit met de zuigeling aan de 'borst in de bedstee lag en me op -mijn kloppen toeriep: Koon der maar in, faadertje! Leg "t broodje tmaar naast de blompot hoor. Mor- rege krjj'-je de spie-ë van me, hoor. Dag fcnaapie. Ik herinnerde me zelfs weer hoe die ge moedelijke langslaapster mij soms met 'n paar streelende woorden tot haar dienst preste en in ruil voor veel lofuitingen ge- Ingozondcm Mededaedlngi pvrnKtwasmf" Bsansteeds eetcmmja zaal gebracht, waarop de woorden stonden: „Doctor Zeb van Tefflis beveelt zich aan voor de opengevallen plaats." Groote neerslachtigheid bij de aanwezige leden. Dr. Zeb. Hij: juist stond bekend als een hoogst verdienstelijk man en een zwij ger bovendien bij uitnemendheid. Hoe was het mogelijk dat men niet aan hem gedacht had. Aan hem die meer dan iemand an ders een zetel in de vereeniging van geleer de zwijgers was waardig geweest!. Goede raad was duur. Wat te doen? Het aantal leden was na de gedane 'benoeming voltallig en men kon dus Drr. Zeb niet meer als lid aannemen. Het reglement verbood dil Intusscben moest men aan Dr. Zeb die in het. voorportaal op de beslissing wachtte de onpleizierige boodschap meed-eelen. De voorzitter was aangewezen voor deze taak. Door middel van een wenk liet h-iJ den sollicitant binnen komen, en terwijl Dr. Zeb zonder 'een woord' te zeggen te midden: van de vergaderig stond, vulde de voorzitter een wijnglas boordevol met water. Er kon geen druppel meer bij en dit symbool aan Dr. Zeb voorgehouden moest zooveel te ken nen geven ais: „We zijn vol er kan niets meer bij." Dr. Zeb begreep het symbool volkomen. Maar hij gal zich niet gewonnen. Van een groote bloemkrans in de zaal aanwezig, een klein rozeblaadje plukkend, "lei hij dit voor zichtig boven op het water in de wijnbokaal, er voor zorgende geen druppel over den rand te doen loop-en. Hij wilde er begrijpelijkerwijs mede zeg gen: „Ofschoon de club -eigenlijk vol is, be staat er met een beetje goeden wil nog wel gelegenheid! ©en 'buitengewoon 'lid op te nemen." De vergadering kon zich niet weerhouden met luid handgeklap den gegeven wenk toe te juichen en het vernuftige voorbeeld van den getogrden doctor verschaf o hem het 'bui tengewone lidmaatschap. Men stapt voor dit maal over de bepalingen- van het reglement heen en nam Zeb tot lid aan. Toen men nu Dr. Zeb het boek voor lel waarin hij zijn gehoorzaamheid aan de be palingen1 van de vereeniging met zijn hand- toekening moest bevestigen, schreef hij ach ter zijn naam het cijfer 100 het getal van zijn oollegaas en plaatste er ©en nui l vóór. Hiermede wilde hij zeggen: „de toevoeging van mijn eenvoudig persoontje zal het aan tal en de beteekenis van de olub der zwij gers latten zooals ze Want honderd met een nul ervoor blijft honderd. Maar de voorzitter, dlo dit zag, haastte rioh om de nul voor de 100 weg te krassen en op zijn beurt zotte hij nu oen nul aohtor de 100. Daarmode aanduidlende dat de academie door de aanwinst van Dr. Zeb, zeker tien voudig in waarde gewonnen hacl En dit geheele geval spoelde zich af, zon der dat er ook maar een enkel woord bij was gesproken. d-n,nni kreeg, dat ik de melkkan alvast Maar zette voor d© leverancier, die straks na mij komen zou of dat ik 't rolgordijn ophaal de als ze van mijn Moppen geschrokken, meende dat ze zich verslapen had. Sou, morregester! zoo begroette ze me dan bin je daar alweer? Is 't al zeven ure? Eooruit, vader geef mdjin me haar speld© es effe-n-an. Dan bi-je de beste. Soometeen komt ine kerel van' den nacht dienst Sto je se niet, -kereltje? Se legge daar in dat 'bakkie weija! Sool Jij 'krijg 'n vrouw alleen, hoor. Wat ik je brom. En naast een reeks van deze ervaringen van1 gemoedelijkheid- op de donkere, muffe drie- en vier-hoog portalen en vaak in de Meine kamertjes met de kanarie-pietjes In de kooltjes boven de -blompotten en al de karakteristieke Jordaaiirsnuisterijen aan de -behangselwanden en op d-e siertaf eitjes, zag ik me weer terug tegenover al de ontmoetin gen op straat. Want in de bakkenspraktijk in de Jor daan ingeburgerd, was irnijn liefde ervoor wakker geworden en had ik een soort vi sionaire aandoening ondervonden van de mogelijkheden die daar in de atmosfeer ge borgen lagen. De Jordaan had me niet meer losgelaten en jaren 'lang had van toen af de zwerf geduurd door den kruisweg van straten en dwarsstraten! Van de uiterste punt af in de Driehoek straat biji de Baangracht en de Haarlem merpoort, waar de putjesschepper-in-het- igróot .Beerthuis zijn veertig wij-kwiagentjes en dè veertig Meine ezeltjes stalde tot waar de breede Rozengracht de intimiteit van het oude-stads-leven doorsneed', had ik gezworven. Later aangevuld met het ver lengde van de Willemstraat over de Brou wersgracht naar den Haarlemmerdijk en de Vischmarirt ©n' de 'buurten rondom den ScheieTstoren. Maar de Jordaan vooral In alle uitdragerswinkeltjes en in alle Meine (kroegjes, waar in de meesten de ze tel was van oen visch-koltosio, was ik ge weest. Acbter alle groote Maandag-orgels had ik geloopen en 'bij tientallen van hoog1- loopende ruzies tusschen de wltjakken met derlui kerels soms gevoerd vanuit het eene driekhoeks-raara naar het andere, maar ook wel vanuit de eene keiderstoep naar de andere was ik gnuivende getuige Het einde van die petroleum. Er is in wetenschappelijke tijdschriften al vaker op gewezen, dat de groote rijkdom men welke wij onder den grond bezitten toch in werkelijkheid' niet onuitputtelijk zijn. AI zal het bijvoorbeeld nog wel een paar hon derd jaar duren voor alle en bereikbare steenkool opgebruikt zal zijn en al zijn van verschillende andere delfstoffen nog ruime voorraden onder den grond aanwezig toch zal er eens een 'eind aan komen! In het bijzonder schijnt dit het geval te zijn met de aardolie. Van d© verschillende aardoliën, welke wij in het dagelijksch leven gebruiken, is de petroleum een van de meest bekend© en gebruikte. Het gebruik daarvan zelfs in onze z.g. gas- en eloctriciteitsperiode is nog zoo 'beduidend, dat een, Amerikaansch instituut „The U. States -Geological Sur- vey" gewaarschuwd heeft voor het binnen afzionbaren tijd opraken van d© petroleum, indien' het verbruik op den fegenwoordigen voet voortgaat. De totale petroleumvoorraadi uitsluitend in de vindplaatsen in Amerika en Mexico, be draagt volgens bovengenoemd instituut, nog ongeveer 0 milliard vaten. Hiervan is de aanwezigheid van 6 milliard vaten in den bo dem vnstgesteld. De andere milliard wordt slechts.vermoed. En wanneer nu op de gebruikelijke wijze wordt verbruikt, zal deze voorraad in onge veer twintig jaren op zijn. Natuurlijk is het practisch niet mogelijk om deze voorraad in twintig jaar geheel uit den bodem te halen; de productie zal afnemen de opbrengst van de bronnen kleiner worden en het vin den van nieuwe bronnen, wordt zeer be zwaarlijk genoemd. Nu bestaat er nog een mogelijkheid om petroleum te winnen uit een in Amerika veel voorkomend© soort oltehhoudende leisteen. Maar de productiekosten hiervan zullen be duidend' hooger komen. Zoo hoog vermoe delijk, dat het practisoh onuitvoerbaar wordt deze olie af te scheiden. En zoodoende is de toestand voor petro leum geheel verschillend van die voor steen kool, ijzer, koper en meer delfstoffen, waar van d© voorraden althans nog op oen ver bruik van 'minstons een eeuw geschat zijn. Echter dient er ter geruststelling op te worden gewezen, dnt eenzelfde wetenschap pelijk instituut roods voor twintig jaar ge leden voorspelde, dat de toenmalige voor raad vermoedelijk nog ©en goede twintig jaar kon duren. En nu na twintig jaar, hebben we nog Hot kan dus nog wel wat meevallen al is het einde hoogstwaarschijnlijk "wel in zicht. geweest. Hot iappies-keeren op de Wester straat door do 'buurtvrouwen op Maandag was me even zoo bekend als het Maandag- houwen en het van proeflokaal tot proef lokaal drentelen tot er do hevigste vecht partijen uit groeiden1 tusschen de kerels. Meer dan tientalion jonge, struisoh© Kar kom-eruit-meiden had ik er weelde-zwijme- tond zien walsen naast de trom-bommendd en -bekken-knetterende fluit-tuitende piere menten zóó, dat do wanm-bruine baaien rokken als schermen achteruit standen en ze als in de geelfceperen broeken rondtolden gelijk lichtmatrozen op een feestdag. Dat alles (had ik beleefd en vreugde-dron ken genoten in de dagen van bruischend ideaal-denken en vast-van-wil-werken. Lang geloden. Maar Ik was hot vergeten In don roes van belangrijkheden' der laatste jaren, die ine hadden rijp gemaakt ©n wijs tot mijn ver driet Totdat ik daar ineens terug gekomen was midden in do Jordaan en een lichte banjer- broek had gekocht voor 'n daalder in 'n suf- fisant ouwerwetsche uitdragerij en tegelijk vlak voor m'n neus de Meine Querido zag spankeren met twee linke jongens uit de Goudisbloemdwarsstraat Dat was als 'n feest En de oud© Westertoren stond ©r bij te la chen in de zon en de Noordermarkt keek glunder door het stof van de oud-roeststal- letjes alsof ze blij was ons terug te zien. Het was casuweeL En ik dacht: Sjonge wat is dat allemaal toch eigenlijk nog mooi en wat is 't jammer dat we de conferenties van de geallieerden tot herstel van jöuropa niet vergeten kunnen en eris op 'n reuze manier weer kunnen deinzen door de ouwe straten van d'e goeie stad Amsterdam. Wat is 't -toch altijd nog *n goeie, ouwe kennis en wat zon ik eigenlijk graag weer eens op een orrisin-eel duive-plat zitten of voor twee cen ten. 'n liedje koopen bfl Ghris-mit-de-reuzo- tenor en z'n harmonika-kameraad. En op datzelfde oogenblik toen ik daar zoo hing te leunen over de brugreeling bo ven de Prinsengracht nam i-k mo voor weor eens op 'n schandalige manier aan d© dalf te gaan me hoedje-van-meneer eris af te zetten ©n me ouwe goosers-petjo op m'n kop. En er dan in de „Jutter" wat van te ver tellen. t Juttertje Dr. Brensa. Carel J. Brensa.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 9