VARIA. OVER MISDAAD EN MISDADIGERS, door Leo Felix. De Politie. Het eind© van de Spaansche schatgravers. Vadert oplossing. De vriendelijke echtgenoot Geduldige Krelis. t Belangrijkste. BABBELUURTJE OVER MODE. De winterhoeden. llooM»'™*1»-""' - Nieuwe raadsels. Wat er al zoo ongeveer gebeuren fcan, wanneer een Hollander in ons dierbaar vaderland zicih. op een zomersche dag te bui- (The Happy Mag.) ten gaat aan bet dragen van een strooien boed. Wij hebben reeds meerdere malen ge schreven over misdadigers; bun gewoon ten en methoden; de feiten, die zij ple gen en ook die wij zie waarop zij worden ach terhaald. Thans meexxen wij eens even te moeten stilstaan bij het lichaam, dat in deze zoo'n groote xol speelt, rul. de Politie. Ach tereenvolgens zullen wij daarover verschil lende bijzonderheden mededeelen, die, naar wij vertrouwen een heel anderen kijk op we zen en taak der politie geven. Beginnen wij thans mét die geschiedenis der Politie. Reeds in de oudste tijden bleek er behoef te te bestaan aan een macht, welke tot taak had te waken voor de orde en veiligheid. Aanvankelijk berustte die macht bij het hoofd van de horde of het geslacht, den z.g. „Pater famiiias". Zoo was bij de Israëlieten Mozes aanvankelijk alleen rechter en tevens politie-ambtenaar. Later deed hij zich bijstaan' door 70 God- vreezende mannen, die gezamenlijk den Groeten Raad van 70 vormden, gevestigd te Jeruzalem en waarvan de leden zoowel rech ter als politie-ambtenaar waren. Hunne be voegdheid was daardoor zeer groot. In latere tijden blijkt men in Jeruzalem en in andere steden van het Rijk Israëls reeds prefeoten en commissarissen te hebben gehad, die dienstbaar waren aan de Rechterlijke Macht 0Bij de Egyptenaren had' men het eerst ge schreven wetten op steen. In Memphis, Lebe en Heliapolis bestonden in dien tijd van ko ning Ménes reeds academies, waar men o.a. voor rechter kon worden opgeleid. De straf fen waren meestal wreed. Diefstal daaren tegen werd niet gestraft Ieder moest daar tegen zélf maar waken. Wel was de dief strafbaar, wanneer hij het gestolene niet aanstonds deponeerde bij een daarvoor aan gewezen politie-ambtenaar, die daarvan boek hield. De dief mocht dan 1/4 voor zich be houden, terwijl 8/4 gedeelte aan den besto lene werd teruggeven, daar het toch beter was een gedeelte in plaats van het geheel te verliezen en men het stelen toch niet zou tegengaan. Bij de Grieken werden elke maand! uit de 600 Senatoren 3 gouverneurs aangewezen, die met de justitie belast waren. Eén hun ner was belast met de militaire zaken, de an dere met die op godsdienstig gebied en de laatste met dé handhaving der wetten en van de politie. Laatstgenoemden had dien bijzonderen ti tel van prefect. Behalve de leden van het hoogste rechtscollege, Areopagus, die voor het leven werdén benoemd, werdén de rechter der overige lagere ooileges telkens voor den tijd van één,.maand aangewezen. De prefeot stond onder de Areopagus, ter wijl aan den prefeot ondergeschikt waren verschillende Inspectores, die in verband met hun bijnzondere taak, nog bijzondere titels hadden. Zoo had mm1: Metromonen (Inspectores belast met het toezicht op de maten en gewichten). Agoramonen (Insp. belast met het toezicht op markten en levensmiddelen). Astymonen (Insp. belast met de regeering van feesten en vermakelijkheden en het rein houden der straten). De politie-ambtenaren hadden een groote bevoegdheid. Voor geringe overtredingen konden zij terstond een boete opleggen of dén overtreder door de lagere politie-die- naren een aantal roedeslagen doen toedie nen. De Inspectores konden zich doen bij staan door een op de markt aanwezige met pijl en boog gewapende macht van slaven (die Scyten). Eevenals bij de Romeinen, stond de politie bij de Grieken hoog In aanzien. Gewoonlijk toch was het waarnemen van een politie-ambt de eerste trap tot het be- kleedén van de gewichtigste, moest in aan zien zijnde waardigheden. Zoo waren Epaminondas en Demosthones, alvorens de hoogste staatsambten te beklee- den, eerst politie-ambtenaar. De politie-amb tenaren werden dikwijls verplaatst, opdat zij niet te veel invloed zouden krijgen. ■Ook bij de Romeinen werden hooge eischen gesteld om 'benoemd te worden tot politie ambtenaar. In do oudste tijden, toen Rome nog een koninkrijk was, had men in de stad reeds 'een opperste politie-ambtenaar met den titel van Praefectus Urbanis (prefect der stad). Tijdens de republiek, was dé politie en justitie in hoogste ressort opgedragen aan de Consuls. Daar deze door de oorlogen veelal afwezig waren, deden zij zich in hun hoedanigheid van magistraat vervangen door de b.g. Censoren. Laatstgenoemden de- dén zich op hunne beurt weer terzijde staan door „Ediles", een betrekking, welke weldra zeer in aanzien was. Ook had men nog po litie-ambtenaren, de z.g. „Gu-estores?', die on geveer die functiën vervullen van den te» genwoondigen rechter-oommissaria Zij, na men ook aan de terechtzittingen deel. De functie van Censor verdween allengs, waardoor de Ediles in aanzien stegen en ia- ter den titel kregen van Curatores Urhis (Commissarissen der stad). Boven hen werd1 als hoogste ambtenaar een Praetor aangesteld. Cicero is o.a prao- tor geweest. Under Keizer Augustus werd de politie gereorganiseerd. Hij stelde het eerst een bereden politiecorps in (de Latruncula- tore-te een militair korps oiider eigen pre fecten, welk korps kan worden beschouwd als de oorsprong van de tegenwoordige ma- reobaussée. Zij waren zoowel militair als brandweer en politie. Een geheim© politie dienst, déor den keizer ingesteld, werd door verraaid en verklikkerflen slecht befaamd. Hoe men ook over den staatsgreep der mi litairen in Spanje moge denken met betrek king tot de buitenlandsche politiek, ten aanzien van de binnenlandsche toestanden schijnt generaal De Rivera de Hercules te zijn, die de opruiming van den Augiasstal aandurft.... Na de schoonmaak van het Madrileensche ambtenaarsoorps, is een der eerste daden van het Directorium te Barcelona geweest de op heffing van het zwendelaarssyndicaat der „Spaansche schatgravers". Ook in ons land kent men het verhaal van den man, die gevangen zat, en een groote som gelds in een koffer op een afgelegen station netje bezat en die aanbood den inhoud te dee- len als men een zek re som wilde storten te zijnerbevrijding. De bijkomende omstandig heden varieerden gewoonlijk ten gerieve van den gelukkigen ontvanger, maar in hoofdtrek ken kwam het altijd op hetzelfde neer, en men verwonderde zich slechts, dat dé schatgravers zoo hardnekkig volhielden met een zoo klaar blijkelijke oplichterij. Nu, biji de opheffing van het syndicaat blijkt, dat de heeren schatgravers in Barcelona groote kantoren bezaten, en een' uitgelezen 'staf van bedienden die alle adresboeken van Europa naplozen naar geschikte slachtoffers, die dan ten getale van rond duizend per week met een brief gelukkig werden gemaakt. Uit de zorgvuldig bijgehouden boeken bleek, dat vorig jaar liefst 60.000 brieven in zee wa ren gegaan, en gezien de omstandigheden hoe de heeren leefden, moet een belangrijk per centage succes hebben opgeleverd. Ih ieder ander landi van Europa zou het syn dicaat al jaren geleden ontbonden zijn en bad- den de heeren schatgravers, hun imaginaire cellen verwisseld tegen echte en goed geelo- tene, maar hoe dan ook, de slachtoffers der schatgravers over geheel Europa zullen gene raal De Rivera dank weten, dat hjj aan dit bedrijf onmiddellijk na zijn optredén een einde heeft gwnarioi -vi Nogal ver. Twee zeelieden krijgen in een havenplaats ruzie, midden in den nacht en op het ru moer vain de vechtpartij komt een agent aanloopen. De dienaar van den Heiligen Hermandad scheidt de vechtenden en merkt dat zo niet vrij zijn van Bachuswater. Waar woon jij? vraagt hjj dén eer sten. In Calcutbabrengt de bebloede zee man eruit. En jij?.... In Shanghaizegt de tweede. Nou besluit de agent in een opwel ling van goedmoedigheid dan zal ik jullie voor deze keer nog eens laten gaan, maar wees nou verstandig en ga direct naar huis allebei en kruip onder de wd. Onderwijzer: Marietje Als jou vader nu eens vijftig gulden vijf en zeventig aan den slager schuldig was en zeven gulden twintig aan den schoenmakeren.... veertien gulden drie en veertig aan den melkboer en dertig gulden vijftig aan den huiseigenaar Marietje: O! meneer dan gingen we ge woon verhuizen. ?n Troost Dina was met een vollen dienbak de eet kamer uitgegaan Even later hooren meneer en mevrouw een geweldig lawaai van rinke lend glas en porceledn. Mevrouw rent ang stig naar den gang en ziet met een oogop slag, dat dé heiele lading van den dienbak aan scherven ligt O, DinaDina, wat een ongeluk. Dina glimlacht tevreden Toch nog weer 'n gelukkie bal 'n onge- lukkle mifrouwl Stel fieur, dat ik alles al omgewasschen had! Wat zon *k *n spait ge had hebbel. Man.Man .ik geloof dat en een kerel onder het bed ligt. Nou babbel dan tegen hem en laat mij slapen, Hoor es, Krelis Of ik met je trouwen wil of niet dat ken Tc zoo niet zegge. Daar mot ik eerst nog 's goed over prakke- zeeren. Bes ig hoor Trijn. Je mot er maar goed de tijd vm nemen, daar hei-je gelijk in As je me nou maar vast één ding wil zeggen Zal 't Ja weze of Nee? De meid: O, mevrouw ik heb die groote mooie bloempot uit t raam laten vallen net op meneer z'n hoofd. Mevrouw: Wat zeg je? Die mooie Majolica bloempot? Dame tegen twee bedelaars wie van fullie moet ik nu de aalmoes geven? Bedelaar: Aan hem hier, mevrouw want ik heb-mijn zaak aan hem over gedaan en wijs hem juist dq klanten. Gids in de bergen Hier komen we tegeüover de berg de Rigi. Reiziger: Waarom zou die berg nou eigen lijk de Rigi heeten? Gids Ja precies weten doe ik 't niet, meneer maar als u mij vraagt, zou ik denken, omdat z'xi vader ook zoo geheeten heeft ter oor en in dezelfde tint van do struis veer, voltooit dan het geheel. No. H is een „toques-model van tabak- bruin© pluche. In dén vorm van een helm ligt over het midden van den bol een boog in dézelfdé Meur als de hoedl Het materiaal van deze boog is inoiré-Imt en het karakter is verkregen' door in elkaar geschoven plooien. Onder aan dén rand loopt dan de boog verder naar den achterkant van de hoed en wordt daar afgewerkt door een groote strik van nog altijd hetzelfde lint en dezelfde Meur. Het is dus een z.g. eenMeurige hoed, die enkel imponeert door zijn karakteristieke versiering. Hot gaat er maar weer om te weten hoe wij onze fiere hoofden voor den aanstaanden winter zullen sieren. En het is voor alles toch wel ©en voor deel, dat we niet leven in een van dö min der beschaafde of „anders"-beschaafde stro ken van de wereld, waardoor we hoogstver- moedeljjk in de noodzakelijkheid zouden zijn om zelf ons hoofddeksel te bedenken en ook te maken. Dat is nu met ons in de meeste gevallen niet zoo. Wij behoeven slechts uit te ma ken wat we zullen dragen en dan de ge vraagde som te betalen en wij zijn klaar. Bedenken hoeven we de modellen niet eens. Zélfs dat wordt nog voor ons gedaan. Ja I wat meer zegt er wordt ons ieder jaar weeran en zonder dat we er eigenlijk om hoeven vragen en zonder dat er bepaalde op dracht voor behoeft te worden gegeven bij voorbaat een serie modellen voorgelegd', waaruit we maar behoeven te Mezen. Ook dit jaar is dat weer zoo. De hoed en- ontwerper heeft zooveel keus gemaakt, dat we er bijna niet uit weten te komen. Het aantal modellen is inderdaad.legio. Waarbij in de eerste plaats op te merken valt, dat het voor de soms uiteenloopende smaken van onze vrouwen weer een geluk kig verschijnsel mag heeten, dat dit jaar zoovel de „Groote'' als de „Medne* model len worden gedragen. Zeer modem'en gezocht is tegenwoordig aan den hoed de z.g. „Afhamger". Afbeel ding No. I toont ons zoo'n model De hoed zelf is een eenvoudig en niet bij zonder vreemd „Klok"-model. Maar de ka rakteristiek ontleent riJ aan de afwerking. De hoed is overtrokken van smaragd1-groen fluweel. Een Rolleau van struisveeren ligt om de bol. De tint hiérvan is eenigszins af wijkend. En een lange franje altijd han gend van onder de rolleau en over het rech- Het volgende beeld! toont een groote chique hoed. Gemaakt vèn rood! zijden flu weel, heeft hq tegen den achter opgeslagen rand een aangebrachte versiering van papa ver-bollen. Deze bollen of knoppen zijn zeer natuurgetrouw nagemaakt van grijs bruin igeMeurd molre-lint. Ter meerdere ver siering van het geheel zijn tegen den bol en tusschen de knoppen nog verspreid! eenige bladen van zilvergaas. No. vier spant de kroon, zonder daarom evenwel in bet xfainst buitenissig te zijn. Iedere jonge vrouw met een niet al te Mein gezicht kan deze prachtige hoed dragen. Het Is een bij uitstek elegant model en vervaardigd van zwart Velours Panne. Ook deze hoed is versierd met papaver- knoppen rij het dan in een sterk vergroot formaat. Hieruit blijkt dat de p apavetrversiering niet zoo maar een toevallige is, bij wijze van wisseling gemaakt door een of ander persoonlijk ontwerper, maar dat de papaver- garneering werkelijk overwegend zal zijn en als bepaalde boedversiering zal worden in- gevoerd!. Ook maakt men ze niet van een en het zelfde materiaal, want de knoppen op deze laatste hoed waren van rood-rose satinünt. Ook de eenvoudige slingering om de bol was op het standaardmodél van dit lint. En mochten de teekenen niet al te veel be driegen, dan zal in de eerstvolgende seizoe nen wel weer de groote hoed de kamp win nen. Want vooral de groote modellen geven een schitterende gelegenheid voor aparte kleurcombinaties. En bet vraagstuk van de Meur-combinatie en dé Meurverscheiden- heid is in onzen tijd wel een van de meest overwegende vraagstukken vooral in de mode. Mme Corry. HANSJE EN DE VREEMDELING. Het was op een Zaterdagmiddag en Hans jes Moeder moest even de deur uit om in het dorp boodschappen te doen. Terwijl zo haar hoed1 opzette en haar mantel aantrok zei ze tegen Hans: „Nu moet jij op ons huisje passen, laat niemadd het in zijn zak steken en ermee vandoor gaan!" Hansje lachte en Moeder vervolgde: „Ga maar In de nesthok jes kijken, of de Mppen nog eieren gelegd hebben. Als je er een vindt breng het dan maar voorzichtig in de mand op de tafel." „Ja moesje," antwoordde Hans. Hü vond het heerlijk als hij iets voor rijn Moeder mocht doen. „En dan mag je de tafel dek ken en brood en boter klaar zetten en vast water koken voor de thee, zoodat ik alles gereed vind, als ik thuis kom," zei Moeder nog. „Zal je een flinke jóngen zijn en geen domme dingen doen?" „Nee Moeder, ik zal U goed helpen," be- Toen Moeder een poosje weg was, legde Hans het tafellaken op do tafel, zette de bordjes klaar en de broodschaal met hot brood erin, de broodplank, de kopjes, de kaas en de honing. Toen hij nog eens goed gekeken had!, of alles in orde was, deed hy water in de ketel en zette die vast op het gasstel zoodat hij als Moeder in de verte aankwam, alleen maar het gas behoefde aan te steken. Daarna ging hij in de nesthokjes kijken, of de Mppen nog eieren hadden gelegd. Hy vond drie mooie bruine eieren én droeg die voorzichtig in huis, om ze in de mand op ta fel te leggen. Maar' daar stond op de stoep een vreemde man. De vreemde man was lang en donker; hy droeg een lange jas en in de hand droeg hy een groote zwarte tasoh. Hans keek maar voortdurend! naar dien tasch. Hij had zoo'n idee, dat gewone menschen nooit zulke groote zwarte tasschen droegen. „Beste vent", zei de heer. Is je moeder thuis?". „Nee," antwoorddé Hans, ze is boodschap pen gaan doen." „Zoo, is je vader dan thuxs?" „Nee, ik neb geen vader." „Zoo, mijn jongen. Ben je dan alleen thuis?" Hans werd een beetje bang. Zou die man heusch zin hebben het huisje in zyn zak tè steken of in de zwarte tasch en er mee vandoor te gaan (net zooals Moeder voor de grap gezegd had). Maar Hans kon niet begrijpen, hoe een man, zelfs al was hy groot, ddt zou kunnen doen. „Jongen," zeide de vreemdeling weer. Ik ben moe en hongerig. Ik heb heel ver geloo- pen met mijn zwaren tasch en ik moet nog een heel stukje wandelen, eer ik in het dorp ben. Zou je me sotos een kopje thee en een boterham kunnen geven?" Hans was nog wat bang, maar zijn Moeder stel altqd, dat hij voor iedereen vriendelijk moest wezen en daarom zei hij: ,Jk heb de tafel al gedekt voor mijn moeder en thee zetten kan Ik ook wel Kom u maar binnen. Moeder zal dadelijk wel thuis komen." De heer stapte binnen, zette z'n hoed op een stoel en zijn tasch in een boek, nadat hij er eerst een paar voorwerpen uitgehaald en in z;jn zak gestoken had. Hans had het zoo druk de gevonden eieren in de mand by de overige te doen, dat hij hiervan niets gezien had. De heer ging in Moeders leunstoel zitten en Hans stak het gas onder de ketel aan. Wat heb je toch op je hoofd mijn jongen?'* vroeg de vreemdeling? „Niets," antwoordde Hans en hij voelde over zijn blonde krulleboi. „Nu Mjk dan eens", zei dé vreemdeling glimlachend!. Hy legde zyn hand op Hansjes hoofd en trok haar weer.weg. En daar lag een klein rood balletje in de handpalm van (l&ll hftfti* „Hé?!" riep Hans uit. „Hoe is dat daar nu gekomen?" En met groote wijopen oogen keek Hans den vreemde aan. Dat was liom nog nooit overkomen, dat hij ballen otf zyn hoofd vond. Daar kookte het water. Hans zette thee en de vreemdeling kwam aan de tafel ritten. „Wat beweegt daar toch" zoo in de thee pot," vroeg de heer. „Niets", antwoordde Hans. „Kyk eens even", zei de heer weer. Hy ichtte het deksel op, stak zijn hand een Mein eindje in de theepot en trok or meters en meters lint uit, rood en groen en blauw en geel. „Jullie hebt hier vreemde dingen ln huis hoor," zei dé heer. En terwijl hy thee dronk en een boterham at, deed hij do wonderiyk- ste dingen. Uit de melkkan haalde hö een vlag. Hy lichtte het deksel van den ketel een weinig op en haalde er een snoezig geel kuikentje uit Toen ging hij naar de groote staande Mok, deed het deurtje open en haalde er een aar dig wit konijntje uit Hans keek en keek en keek! Toen stond de vreemdeling op. „Ik moet nu verder mijn jongen", zei hij. Ik dank je wel hoor, dat je zoo goed voor me ge zorgd hebt Hij pakte, bet lint en de vlag en het kui ken en het konijn en stopte alles in zyn zwarten tasch. Daarna keek bij even om zich heen, tot hij de mand met eieren zag. „Ha," zei hij. „Heb jo ook een kom?" Hans haalde er een en de heer sloeg het ei stuk in de kom. En wat denk je nu, dat er uit het ei te voorschijn kwam? Dat zal ik de volgende week wel vertellenl. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. I. Kanarie (Ka, Na en Rie). n. R 1 e 1 emmer krabben Eenbf andt bananen lente ede t Goede oplossingen van beide raadsels ont vangen, van: O. B.; N. de B.; B. CL; D. en V. D.; M. A. D.; G. D.; O. D.; B. en T. D.; O. G.; A. de G.; M. S. de G.; M. H.; J. L. do J.; B. K.; W. K.;' Wilh. K.; O. J. v. M.; P. N.; A. N.; G. T. v. P.; A. R.; O. S.; F. S.; J. G. S.; K. V.; S. W.; A. IJ. De pryzen zijn bij loting ten deel gevallen aan: Oor Boer, Oom. Dienaar, Cor Graaf, B. en T. Griek, J. L. de Jong, T. Nieuwstad; T. G., v. Puffelem, Annie Romijn, O. Schippers, Age IJska. I. Mijn geheel bestaat uit drie lettergre pen en dient tot versiering van een vertrek. I te eerste lettergreep is oen déél van een vrucht; de tweede Is een lidwoord en de derde is eenige voorwerpen naast of achter elkaar. TT. Tiet geheel is een spreekwoord van 3 woorden ol 18 letters. 9» 14, 16 is een uitroep. 13, 12, 4, 2, 8 Is een meubel 1» 7, IC, 17 is iemand met een wreed be roep. 3,10,12 is een heer, die erg op zyn uiteriyk gesteld is. 3, 2, 17, 11 is een drank. 18, 7 is een lidwoord.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 14