IE COURANT Tweede Blad. '/o korting. S. C. O. DE MAN, VAN ZATERDAG 10 NOVEMBER 1923. PLAATSELIJK NIEUWS. Mr. P. J. Oud over die Vlootwet. Voor de af deeling Helder van den Vrljzlnnlg- Democratischen Bond trad Donderdagavond in „Casino" de heer mr. P. J. Oud, lid der Tweede Kamer, op met bovenstaand onderwerp. Voor deze rede was de belangstelling groot. De heer Avenarius, die de bijeenkomst opende, wees er op, dat in „Het Licht" stond, dat onder de vrijzinnigen nog zoovele voor standers van de Vlootwet waren. Spr. hoopt, dat dezulken hedenavond bekeerd mogen wor den, en brengt voorts hulde aan de houding van mr. Marchant, van wien zelfs de „Neder lander", het chr.-hist. blad, vol lof sprak. Ook aan mr. Oud brengt spr. hulde voor diens hou ding inzake de Vlootwet. De heer Oud wil, alvorens zijn onderwerp te behandelen, eenige hier ter platase gewekte onrust wegnemen, die ontstaan is door een courantenbericht. In bedoeld bericht stond na melijk, dat binnenkort, tengevolge van het ver werpen der Vlootwet, een massa-ontslag aan 's Rijkswerf zou plaats vinden. Toen spr. dit bericht las, begreep hij al dadelijk, dat dit niet juist kon zijm, omdat deze zaak met de Vlootwet in 't geheel niets te maken h3d. Ten overvloede heeft „Onderling Belang" nog het Departement in Den Haag opgebeld, waar men zeide, dat van eenig ontslag geen sprake was. Spr. komt nu op het onderwerp van dezen avond: de Vlootwet. Daar het medegedeelde voor een groot deel bekend is en bovendien thans slechts historische waarde bezit, zullen wij uit de lange rede van mr. Oud slechts het voornaamste vermelden. De heer Oud wees op de groote belangstel ling, die dit wetsontwerp heeft ontmoet. Al spoedig'bleek, dat de groote meerderheid van ons volk er niets van moest hebben; in eenige weken tijds werd een petitionnement met meer dan 1 millioen handteekeningen opgesteld en bij de regeering ingediend. Afgezien van den inhoud van het ontwerp, was het tijdstip van indiening allerongunstigst gekozen, want onze financieele toestand is meer dan treurig. Mi nister Coly'n had reeds de meest drastische maatregelen aangekondigd, maar wilde tegelij kertijd het vlootwetsontwerp aangenomen zien. De voorstanders betoogden, dat de wet niet zoo erg veel kostte, en het zal dan ook bij al die cijfers menigeen wel zijn gaan duizelen. De Vlootwet bedoelde in hoofdzaak een vloot te bouwen voor de verdediging van Indië. Voor Nederland had de vloot geen beteekenis. De vloot zou worden betaald voor de helft door Nederland, voor de andere helft door Indië. Bovendien zou in Indië een vlootbasisplan wor den uitgevoerd, dat door Indië alleen betaald moest worden. Een en ander zou 300 millioen kosten, afgewerkt worden in 6 jaar, maar be taald in 12 jaar. Oogenschijnlijk werd de vloot dus goedkooper. De vraag ontstond of de voorgestelde vloot de volledige was, die bedoeld werd. De heer Oolijn zette heel populair in een strooibiljet uiteen hoe een en ander geregeld was. Het was precies als een huisvrouw, die met triomfante lijk gezicht aan haar man laat zien, dat ze maar f 50.— heeft besteed in haar huishouden, maar er niet bij vertelt, dat op de verschillende boek jes der leveranciers nogmaals 50.— is bijge schreven, die natuurlijk straks ook betaald .moeten worden. We hadden ons met die Vloot wet hoe langer hoe dieper in de schuld gewerkt. Spr. zet thans uiteen hoe het met dien bouw eigenlijk bedoeld was, we zouden immers slechts het „halve minimum" krijgen, en dat kostte jaarlijks 18 millioen. Maar die 18 mil lioen zouden tot in lengte van dagen elk jaar moeten worden besteed, omdat over 6 jaar aan de tweede helft begonnen moest worden, waar voor ook 18 millioen moest worden betaald', ter wijl over 12 jaar, als deze „minimum-vloot" was afbetaald,, we weer aan een nieuwe moes ten beginnen. Jaar in jaar uit zouden we dus 18 millioen aan de vloot hebben te besteden. Bij de debatten in 't nauw gedreven, ant woordde de regeering, dat de Kamer over zes jaar vrij was ten opzichte van het bouwen der tweede helft. Zeker, maar daar ging het niet om. De kwestie was, of, indien over 6 jaar die tweede helft niet gebouwd werd, deze eerste helft aan haar doel voldeed. Nu is deze regee ring er een geweest met twee aangezichten tegen de voorstanders der Vlootwet zeide zij: wij stellen niet voor de geheele vloot te bouwen, maar slechts de helft. En tegen de tegenstan ders zeide zij: deze helft is een volledig plan in zichzelf. Spr. zet uiteen, dat de redeneering alsof dit plan niet meer zoude kosten dan thans, onjuist is. Ook critiseert hij de houding van den heer Oolijn, die bij zijn millioenennota Oolijn qui nleure was en bij' de Vlootwet Oolijn qui rit. Diezelfde politiek is ten opzichte van Indië ook gevoerd en het is dit tweeslachtige, dat zoo'n weerzin in het land heeft gewekt. Waarom hadden we juist een Vlootwet noo- dig, die we nooit hadden? Steeds werd elk jaar opnieuw beslist over de sommen voor Marine. Met deze wet zouden we in ieder geval zes jaar lang aan groote contracten hebben vastgezeten. De heer Van Schaik verklaarde in de Tweede Kamer, dat dit juist zön groote bezwaar was. Spr. komt nu op h'öt biiAt 0 nr&nüscli bölolu, en betoogt uitvoerig, dat wij; onmogelijkinet een vloot als de voorgestelde onze neutrali teit in Indië ikunnen handhaven. En het aan leggen van steunpunten in Indië zou juist werken als een magneet, daar ze bij' ©en oorlog juist d© oorlogvoerenden zouden aantrekken. Men heeft spr. verweten de li quidatie der vloot voor te staan. Spr. is van meening, dat het voor een klein land abso luut uitgesloten is zich te kunnen verdedi gen met een moderne vloot. De heer Oolijn heeft dit trouwens 9 November 1922 zelf in de Kamer erkend. Als men onze neutraliteit niet wil erkennen, kunnen wij daar immers toch niets tegen doen. Men misleidt het volk door het anders voor te stellen. Dit betee- kent niet. dat we onze marine moeten liqui- deeren. Maar wat de regeering wilde, was niet maar een1 eenvoudig© politievloot. 'Mr. Marchant heeft gezegd: voor de kleine landen 'bestaat slechts een uitweg, een 'beroep op het recht. Met rnaoht kunnen wij het nooit bolwerken. Men antwoordde: wat staat gjj zwak met uw recht, zie maar eens hoe men ju oorlogstijden het recht behan delt. Spr. vraagt: zouden wij met een beroep op eert vloot als de voorgestelde sterker staan? Gelukkig gaan we in dit opzicht vooruit, en al is de Volkenbond nog geen ideale instelling, het Italiaansch-G-rieksche conflict is daar om te 'bewijzen, dat die Vol kenbond toch wel iets bereikt heeft, althans een oplossing heeft gevonden die 100 be ter is dan oorlog, Spr. behandelt de conferentie van Wash ington, waar men tot een compromis inzake bewapening kwam, en aan Nederland de eerbiediging van zijn 'bezit in Indië waar borgde. Het zou niet goed' zijn op deze be loften niet te vertrouwen. Juist omdat wij een kleine mogendheid rijn moeten wij ons eventueel op het gegeven woord beroepen. Teekenend is, dat Minister van Karne- beek, die met zooveel voldoening over het Washingtonsche verdrag sprak, korten tijd later met dit vlootplan kwam, en daarbij" precies het tegenovergesteld© vertelde. Doordat van Kamebeek toen naar Genua moest, is de Vlootwet niet verder behandeld omdat Nolens spr. motie voor uitstel onder steunde. In dit verband behandelt spr. de eigenaardige positie der coalitie. De katho lieken moesten meerendeels nipt® van de vlootwet hebben, de verkiezingen waren in het zicht en moest de kiezers ten opziohte van de vlootwet in onwetendheid houden. Dat was de politiek van Nolens, die gaarne de behandeling tot na de verkiezingen wilde verschuiven. Bij de reconstructie kwam het ontwerp vlootwet in de oommissie-Patijn en het rap port van deze commissie was ©en leelijke tegenvaller voor minister Ruys. Dat minis ter de Geer, een der voorstellers van het oorspronkelijke ontwerp, tenslotte verklaar de niet meer mee te willen doen, is teeke nend1. Het kabinet meende beter te weten en koos Oolijn den sterke om het verder af te werken. De bom sprong verkeerd en 10 katholieke afgevaardigden hielden voet bij stuk en deden het ontwerp, en daarmede de regeering, vallen. Wat nu? Oolijn was spoedig klaar met zijh antwoord en zeide, dat zijn partij niet zou meedoen aan het vormen eener regee rinig.-Die houding is eigenaardig, omdat juist de antirevolutionaren altijd beweren, dat hoogere belangen, hen leiden. Zij laten hun beginsel nu los, omdat Oolijn zijn zin niet kreeg, Hij gaat nu het Nederlandsche volk bang maken met de zweep van Troel stra, weder voor den dag gehaald, waarmee Kuyper zoo heerlijk klappen kon. Troeistra is thans de man. die de regeering moet vor men, hoewel Oolijn zeer goed weet, dat een ministerie-Troelstra thans niet bestaan kan. Oolijn beroept zich op de parlementaire zede, dat degeen, die een regeering tot val brengt, ook een andere vormen moet Maar als Oolijn zoo spreekt, is hij onoprecht want bij het ontwerp-dienstplicht-Pop, waarvan de verwerping in Juni 1921 de regeering deed vallen, schreef Oolijn heel anders. Naar spr. meening kregen de antirevolu tionairen genoeg van de coalitie. In het voorloopig verslag klaagden zij ook al dat de speciale antirevolutionaire wensohen zoo slecht werden vervuld. De r.k. moesten nu onder de zweep van Oolijn door, en dit is mede een van de redenen dat deze vlootwet doorgedreven werd. Oolijn, in zijn hoogste majesteit 'gekwetst, laat thans de zaak in den steek. Troelstra is op het ©ogenblik fel ler dan ooit op een zetel belust. Hij komt evenwel 10 jaar te laat. Wij moeten voorzichtig zijn met onze po litiek. Zeer zeker willen wij een nieuwe party groepeering. maar dan moet eerst de oude coalitie volkomen in elkander liggen. Geschiedt dat niet, dan zouden wij, door thans een regeering te vormen, der reactie een grooten dienst bewijzen, want zoo'n re- geering zou immers niet® kunnen beginnen en de weg zou vrij .zijn voor de anderen. Wij schromen de verantwoordelijkheid aller minst,al begeeren wij haar niet. Wij kunnen ook zonder in de regeering plaat® te nemen wel iets bereken, en het is verkeerd enkel uit verlangen naar een regeeringszetel achter de groene tafel plaats te nemen, om dat het nog volstrekt niet zeker is, dat de coalitie stuk is. Laat ons In afwachting van het verder ver loop der crisis onze organisatie versterken. Van de gelegenheid tot debat werd door een drietal sprekers gebruik .gemaakt. De heer Grotendorst ls het ten opzichte van de vlootwet geheel met den heer Oud1 eens, niet evenwel waar deze over de defensie sprak. Spr. begeeft zich in een uitvoerig betoog om trent de verdediging van ons land, die z.1. geschieden moet met klein materiaal, dat wij zelf zeer 'goed' kunnen vervaardigen. Ook een beroep op het recht als uitsluitende basis voor onze politiek acht spr. niet juist. De werkelijkheid leert, dat door alle eeuwen heen er oorlogen zijn geweest en die zullen er ook wel blijven. Het derde punt waarin debater met den heer Oud verschilt, ls dat het tijdstip voor een linksche regeering thans niet geschikt zou zijn. Het petitionne ment heeft geleerd, dat het Nederlandsche volk niets van de vlootwet moest hebben. De meerderheid van ons volk zal evenwel wel een leger willen houden, maar dat moet op andere leest worden geschoeid. Tweede debater ls de heer Vergaay, die de grondoorzaak van dien wereldoorlog: de ex- pansiezucht der mogendheden, nagaat. De oorlog ontstond, omdat Duitschland eenvou dig het oogenblik .geschikt achtte. Dat de conferentie van Washington goede vruchten heeft afgeworpen, betwist spr. Men heeft het daar alleen over de slagschepen gehad, om dat de afgeloopen oorlog had bewezen, dat men daar weinig meer aan had. Daarentegep hebben na de conferentie van Washington' alle landen zich toegelegd op de uitbreiding eener .groote luchtvloot. Ein de Volkenbond? Italië heeft tegen de Volkenbondgedachte in Korfoe bezet. Ook spr. hoopt, dat er geen oorlog meer komt. Is het nu niet beter de menschheid op te voed'en met de gedachte aan den vrede? Ofschoon 's heeren Ouds rede ©enigszins antimilaristisch getint was, vreest spr. toch, dat deze heer straks vóór de oorlogsbegrooting zal stemmen. Spr. had destijds te dezer plaatse een debat met den' heer Marchant en vroeg of deze een referen dum aangaande de oorlogsbegrooting aan durfde. Blijkbaar was de heer Marchant daar toen een beetje bang voor. De heer De Wijn, de derde spreker be twijfelt of de verwerping der vlootwet 's lands belang was. Spr. was tijdens den Russisch- Japanschen oorlog in Indië en meent, dat d'e ter reede liggende schepen inderdaad de beide oorlogvoerende mogendheden uit Indië hebben gehouden. (Gelach.) Ingezonden meOeftoOHng. Uitgezonderd het Irisd-glas van 0e Bazel en De Lorm, worden alle artikelen verkocht met 20 en 15°/0 korting vanaf heden tot en met Zaterdag 17 November. Ziet de étalage! Kunsthandel Koningstraat 39. Als we heelemaal niets meer moeten doen, komt Japan dadelijk bij ons binnen, en de inlanders hebben liever met de Japanners te doen dan met ons (groote vrooldjkheid). Die geven hen een menschwaardiger bestaan. Daaom zegt spr. tegen den heer Oud, en de zijnen: nemen jullie nou de regeering over en geef die menschen in Indië een menschwaar diger bestaan, dan krijg je ze bij een oorlog allemaal mee (gelach). Waar blijven d'e so ciaal-democraten met hun beloften? Zij moe ten ook meehelpen om alle menschen een menschwaardig bestaan te geven. De rede van dezen debater moest herhaal delijk worden afgebroken ten gevolge van de uitbundige vroolijkheid, die zijn uitingen verwekten; De heer Oud beantwoordt de verschillen de sprekers. Den heer Grotendorst antwoordt spr., dat hy vroeger op. diens standpunt, dat ons leger inderdaad een factor in de lands verdediging was, stond, doch daarvan gelei delik is teruggekomen. De ervaring van de laatste jaren heeft ons geleerd dat het voor een klein land ondoenlijk is een leger te on derhouden, dat werkelijk in staat is het land te verdedigen. Als wij tegenover een vyand niet een geiykwaardig artilleriemateriaal kunnen plaatsen, zou het eenige resultaat van onze verdediging zijn een groot bloed bad. De heer Vergaay noemde de vliegeraan vallen; welnu, Ooiyn heeft zelf gezegd, diat voor de verdediging van Amsterdam voor vliegteigaanvallen alleen al een som noodig was, die zoo groot is als onze geheele oor logsbegrooting tezamen. Het is practisch on- mogeUjk er een oorlogsweermacht op na te houden. Wel dienen wy natuuriyk een leger te houden voor politiediensten etc. Den heer Vergaay antwoordt spr., in de conferentie van Washington toch wel eenige lichtpunten te zien. Moeten wy zeggen: om dat nog niet alles aan den Volkenbond gelukt is, heeft het geen waarde? Wy dienen wat vertrouwen te hebben in de toekomst. Het eerste begin van een rechtstoestand tusschen de verschillende staten is er thans. De heer de Wyn heeft spr. stellingen ver sterkt. Deze zeide, dat de kanonnen van de oude Tromp diensten hebben bewezen by de handhaving der neutraliteit in den Russisch- Jiapianschen oorlog. Heeft men er mee ge schoten? De heer de Wyn: Ja, teen ze nog op de Tromp stonden wel (daverend' gelach). Als het waar is, dat de inlander liever met Jauan dan met Nederland te doen heeft, is dat een groote aanklacht tegen ons beleid. Wy moeten Indië opvoeden en r;ip maken voor zelf bestuur, zoodat de inlanders zelf in het Neder- landsoh staatsverband willen blijven. Dat is evenwel geen oorlogs-, maar vredespolitiek. Wat nu het overnemen van de regeering be treft: spr. beeft zich nimmer bezondigd aan het geven van beloften, doch zegt tegen den heer De Wijn: zie naar ons ver'eden en hetgeen wij deden. Wij zullen in die lyn doorgaan, en trachten een nieuwe maatschappij op te bou wen. Maar den heilstaat kunnen wy niet be loven. Met dank aan spr. en debaters sloot de heer Avenarius te middernacht de vergadering. (Zie verder 8e blad). GEMEENTERAAD. Burgemeester en Wethouder® stgllen voor afwijzend te beschikken op een adres van het Sanatoriumfonds vaan het nationaal Ver bond van Gemeente-Ambtenaren, gevestigd' te Utrecht, verzoekende in het genot te mo gen worden gesteld van een gemeentelijke subsidie. Het College is van meenlnig, dat het niet wenscheiyk is het aantal igemeente- lyke subisidiën uit te breiden. Eveneens stellen B. en W. voor aan de Vereeniging tot oprichting en exploitatie van een Reizend' Drankweermuseum geen subsidie te verleenen. Op dezelfde gronden als boven aangegeven, en mede omdat bet plaatsehjk Drankweer-Comité reeds een jaariyksch subsidie van 260.krijgt. Statutenwijziging Woningstichting. B. en W. stellen voor de statuten van de „Woningstichting" in dien 'zin te wyzigen, dat de leden van het 'bestuur en de ambte naren. voor zoover aan hen een wedde wordt toegekend' onder de bepalingen der Pen sioenwet 1922 vallen. Ruiling van grond. Ten behoeve van de verbreeding der Java- straat stellen B. en W. voor met den heer S. Krijnen een perceeltje grond te ruilen, dat voor die verbreeding nog noodig is. De overdrachtskosten komen voor rekening van de gemeente Erfpacht-aanvrage afgewezen- Door J. J. Heydenrijk, te Helder en J. Eingel, te Obdam, wordt de erfpacht ge vraagd voor het by den ingang van den Ruy'ghweg gelegen perceel Sectie O, No. 5641. B. en W. hebben omtrent deze aanvrage het advies gevraagd van de Oommissie voor het Grondbedrijf, welke Commissie er uit- drukkeiyk de aandaobt op vestigt, dat, wan neer de gevraagde grond' in erfpacht wordt uitgegeven, dit tevens mede zou brengen, dat de onlangs aangekochte woning aan het begin van den Ruijghweg moet worden ge sloopt met verbreeding van d'en Ruyghweg daar ter plaatse, terwyi het maken van be strating niet achterwege kan biyven, het geen belangrijke uitgaven zou vorderen. Ook om andere, in bet advies nader om schreven redenen, acht de Commissie de uit gifte in erfpacht van den gevraagden grond niet 'gewènsoht, en geeft zij ten slotte in overweging den bedoelden grond niet in erfpacht uit te geven. B. en W. kunnen d)e door de Commissie ontwikkelde bezwaren volkomen doelen en stellen dan ook voor op het adres afwyzend te beschikken. I Erfpacht Ten behoeve van het uitbreidingsplan voor Huisduinen wensohen B. en W. de erfpacht te verkrijgen over eenige peroee- len duinterrein, in totaal 3 HA 29 A. Zy kunnen van het Rijk hiervan d'e erfpacht krijgen tegen een jaariykschen canon van 32.90 voor den tyd van 60 jaren en vragen daartoe machtiging aan den Raad. Wjjzlglng Verordening Invordering plaats, belasting. Teneinde de verordening op die invorde ring van een plaatseiyke belasting naar het inkomen in overeenstemming te brengen met de nieuwe wetteiybe bepalingen, is het noodig eenige wyrigingen in die verorde ning aan te brengen. B. en W. stellen den Raad voor de daarvoor noodige besluiten te nemen, welk© de betaling der termynen be treffen. Wijziging leeningsplan. Door B. en' W. is het volgend schrijven aan den Raad dezer gemeente gericht: 1 Krachtens Uw besluit van den 19 Maart 1920, goedgekeurd by besluit van Gedeputeer de Staten d.d. 24 Maart d.a.v., No. 4, werd eene geldleening aangegaan, groot 2.000.000. In den daarby behoorenden Staat was o. a. ook opge nomen een post voor de electrificatie dezer ge munte, in totaal groot ƒ385.991.38 Van dit bedrag werd tot en met 't jaar 1920 betaald eene som van 161.551.76 Op 1 Januari 1923 was nog be schikbaar 224.439.62 Van dit bedrag zal, naar ra ming, betaald moeten worden voor de Electrificatie van Koegras: a. aannemingssom, rond 80.000 b. aansluitingen, rond 20.000 c. meters, sperschakelip- gen, enz., rond 12.000 112.000.— Resteert alzoo nog 112.439.62 In 1922 werden tydelyk uit de winst van het Electriciteitsbedryf over dat jaar, ad ƒ27.299.94, be taald de kosten der uitbreiding in 1922, te zamen groot ƒ21.903.326 terwyl, volgens ra- lying van den Direc teur, in 1923 voor uitbreiding nog zal noodig z0n pi. m. 20.000. Samen 41.903.326 Doordat het onze bedoeling is, om, in verband met het voorne men der Regeering om de nood- uitkeering ad pl. m. 66.500 voor 1923 en volgende jaren niet aan de gemeente te betalen, de ge maakte winst over 1922 en de te verwachten winst over 1923 ge heel in de Gemeentekas te doen storten, behooren, als gevolg daarvan, de uitbreidingskosten over 1922, ad 21.903.326, als mede die over 1923, ad 20.000, uit de leeningsgelden te worden bestreden. Voor andere doeleinden, hierna genoemd, blijft derhalve over een bedrag van f 70.536.296 Als nieuwe posten zouden wy aan het lee ningsplan wenschen toe te voegen: a. de meerdere kosten van de uitbreiding van'het Grondbedryf in 1922, bedragende 1.374.65 b. de dekking van het tekort van het Grondbedryf over 1922 ad 55.191.38" c. de meerdere kosten van de bestrating van Huisduinen in 1922, ad 2.729.84" d. aanschaffing van een auto- pompsproelwagen voor dé Ge meente-Reiniging 11.241.51" Samen 70.536.29" Tengevolge hiervan wordt dus de schuld van bet Electriciteitsbedryf aan de Gemeente terug gebracht van 385.991.38 op 315.455.08". Als termyn van aflossing werd voor het oor- spronkeiyk leeningsbedrag, noodig voor de Electrificatie, gesteld een tijdvak van 80 jaren. Nu dit bedrag in bovenvermelde bedragen wordt gesplitst, komt het ons, in verband met de nieuwe begrootingsvoorschriften, gewenscht voor, dat dezelfde aflossingstermyu behouden blijft, aangezien anders In de aflossingsbedra gen verwarring zou ontstaan. Wanneer Uwe vergadering met het boven staande zich zou kunnen vereenigen, stellen wy U voor, den staat behoorende by het Raads besluit, waarby tot het aangaan der genoemde leening werd besloten, te wyzigen. In verband hiermede zal tevens de Gemeente-Begrooting voor 1923 gewyzigd moeten worden. B. en W. bieden een concept-besluit In bo- vengenoemden geest den Raad aan. Vermindering van huur voor volkstuinen. Het Bestuur der Vereeniging van Volks- tuinhouders alhier verzoekt met ingang van 1 Januari 1924 vermindering van huur der aan genoemde Vereeniging verhuurde per- ceelen, omdat de exploitatie-kosten zeer hoog zyn. Het wil het College voorkomen, dat het in het algemeen niet gewenscht is nadeeliige bedrijfsuitkomsten van met de gemeente in relatie staande vereenigingen in min of meerdere mate ten laste van de gemeente te doen komen, hetgeen in dit geval zeer zeker zou geschieden, wanneer de Vereeniging door verlaging der huur van een gedeelte harer financieele zorg zou worden ontlast. Bovendien is het Bestuur destijds vol doende in de gelegenheid gesteld de volle dige huurvoorwaarden te kenmneni, terwyi toentertijd1 de prijs per M.' reeds lager is gesteld dan van de overige in de gemeente gelegen volkstuinen, juist om een behoor- ïyke exploitatie door de Vereeniging moge lijk te maken. B. en W. stellen voor op het adres afwy- zend te beschikken. Restitutie van pachtsommen. Een aantal pachters van aan de gemeente toebehoorende landerijen verzoekt om over het loopende jaar een restitutie van pacht ad 100 per H.A. te willen verleenen en de pachtsom men over de volgende huurjaren (1924 t/m 1926) met 50 te verminderen. Zooals B. en W. reeds in een andere byiage, een soortgeiyk geval betreffende, opmerkten, achten zy het in het algemeen gewenscht om contractueel vastgelegde huurpryzen tydens den duur der huurovereenkomst te verlagen, Ingelanden mcftadccilng. HM® pmdat daardoor elk financieel risico tenslotte van den pachter wordt overgebracht op de ge meente, De pachters zyn indertyd bovendien vol doende in de gelegenheid gesteld de voorwaar den van verhuur te kennen en tegen den be dongen huurprys is toen hunnerzijds nimmer bezwaar gerezen. De huurtermyn is juist met instemming der huurders op eenige jaren gesteld, om het mo- gelqk te maken, dat zy den grond eerst behoor lek konden bewerken zonder risico te loopen, dat wat het geval zou zy n indien de verhuur wanneer het voldoende vruchtbaar zou zijn ge- op korteren termyn ware geschied het land, maakt, in handen van andere pachters zou over gaan. Om al deze redenen moeten B. en W. inwil liging van het verzoek ontraden en stellen rij voor, op het adres afwyzend te beschikken. Kwytscheldlng boete. De aannemer Joh. Dienaar wendlt zich tot B. en W. met verzoek hem de boete, door dat ooilege opgelegd wegens het te laat op leveren van het werk ter verbetering van de Javastraat kwyt te schelden. Ten aanzien hiervan doelen B: en W. het volgende mede: In artikel 10 van het bestek No. 8, dienst jaar 1923, betreffende het verbroeden en verbeteren van de Javastraat, is bepaald, dat het werk drie maanden na de 'gunning geheel voltooid moet zijn. Deze termyn is, met inachtneming van eenige extra uitge voerde werkzaamheden, en enkele dagen, waarop wegens ongunstige weersgesteldheid niet gewerkt kon wordden;, met 23 werkda gen overschreden. Aan de hand van boven vermelde besteksbepaling zou de te korten som 23 X 00.— 1150 bedragen. Zooals uit de by de stukken overgelegde brieven blykt, is de te late oplevering voor- nameiyk veroorzaakt door het niet op tijd le veren van den benoodigden steen. De Commissie van Bestand voor Publieke Werken en de Directeur van Gem.-werken vinden hierin aanleiding om op Mllykheids- gronden den aannemer de helft van het be drag der boete kwyt te schelden. B. en W. kunnen zich hiermede vereenigen en stellen den! Raad voor aldus te besluiten. Salarieering secretaris Woningstichting. Het Bestuur van de Woningstichting deelt aan B. en W. mede, dat de omvang van de werk zaamheden, verbonden aan het incasseeren der huurpenningen van de woningen der Stichting en de daaraan verbonden administratie zoodanig is, dat de daarvoor aangestelde persoon geen tyd beschikbaar heeft voor controle op de wyze van bewoning der huizen en voor verder toe zicht. Om deze reden heeft het Bestuur gezocht hoe op de voord'eeligste manier hierin kan wor den voorzien. Het komt het Bestuur voor, dat het aanbeve ling verdient om die taak op te dragen aan iemand, die beschikt over ervaring, verkregen door geregeld contact met de huurders. In ver band hiermede geeft het in overweging den tegenwoordigen secretaris der Stichting, den heer W. Ornée, met de volledige contröle en het toezicht in zijn geheelen omvang te belasten. Deze heeft zich hiertoe bereid verklaard. De vergoeding aan den Secretaris toegekend, thans bedragende 500 per jaar, behoort in verband hiermede naar de meening van het Bestuur te worden gesteld op 2000 per jaar, B. en W. kunnen zich hiermede vereenigen. Goedkoope cokes-verstrekking. Indertijd publiceerden wy het schrijven, door de heeren Sehoeffelenberger en Geurts aan den Voorzitter van'den Raad gericht inzake gratis-verstrekking van cokes gedurende de maanden November tot en met Maart. Hierop is thans door B. en W. prae-advies uitgebracht. Zy herinneren er aan, dat in de vergadering van 2 Februari j.1. een regeling voor het verstrekken .van cokes tegen geredu- ceerden prijs werd vastgesteld. Deze regeling heeft in dé praktyk goed vol daan en het komt B. en W. mede daarom niet gewenscht voor om den door de beide heeren voorgestelden maatregel te treffen. In verband met de weinig standvastige en hooge prijzen der cokes in den laatsten tijd lijkt het fi. en W. evenwel gewenscht de re ductie niet op een vast bedrag te handhaven, doch deze procentsgewys toe te passen. In verhouding tot de prijzen van de cokes in Februari van dit jaar, toen de regeling werd vastgesteld, bedroeg de reductie destijds rond 35 Naar aanleiding hiervan stellen B. en W. voor die regeling in zooverre te wyzigen, dat de reductie wordt bepaald op 35 van den particulieren prijs. By den tegenwoordigen prijs ad 1.55 per H.L. zal dan de reductie per H.L. bedragen ƒ0.54. By de begrooting voor 1924 kan hiermede rekening worden gehouden. 'Op grond hiervan geven B. en W. den Raad in overweging het voorstel van de heeren; J., J. Sehoeffelenberger en J. Geurts niet aan te nemen. Gereduceerd! gastarief. De in den Raad van 13 Maart j.1. vastgestelde regeling voor het leveren van gas tegen gere- duceerden prys, heeft niet het resultaat opge leverd, dat er aanvankelijk van verwacht werd. De opzet daarvan, ni. vergrooting van gasver bruik voor kook- en verwarmingsdoeleinden, is niet verwezeniykt. In plaats van toeneming van het gasverbruik en daarmede gepaard gaande voordeeliger ex-- ploitatie voor de fabriek te verkrygen, blijkt over de maanden, dat het gereduceerd tarief werkt de maanden AprilAugustus het verbruik over het algemeen te zyn verminderd. Op deze wyze werden zy, die toevallig meer gas verbruikten dan over het overeenkomstig tijd vak van het vorig jaar, bevoordeeld ten nadeel e van de exploitatie der fabriek. Het kwam B. en W. geraden voor om aan dezenongedachten toestand zoodra mogeiyk eeni einde te maken, in verhand waarmede zy besloten hebben het gereduceerd' tarief met in gang van deze maand buiten Werking te stellen, in ^afwachting van 's Raads nadere beslissing. Zy stellen den Raad voor den door hen ge-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1923 | | pagina 5