De Praktijk van Helder
WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM"
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
van Zaterdag 29 Dec. 1923.
OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN.
No. 103 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
UIT DE OUDE DOOS.
Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden I
FEUILLETON
01UWERWETSCH KERSTFEEST.
Br ensa.
HET ALLEROUDSTE KLEEDINGSTUJL
Het Zondagsch» kleed va».
a Eva.
't Juttertje
Overgeschreven door CAREL BRENSA.
Ia de St. Aathoniskerk to Hoorn.
Daar waren twee gezellen,
Die stichtten twee kapellen
Hadden ze de measchen wel bezien,
Dan hadden ze genoeg gehad aan ien 1
Grafschrift op een kleermaker.
Hier ligt een Kleermaker, prijzenswaardig,
Doordat hij was geheel rechtvaardig,
Want als men hem stof in handen gaf,
Hield hij slechts 't kleinste deel daaraf
Amsterdamscho Ratelwacht-auunj;.
De Nacht is ons vergangen goed,
Looft God tot alle stonden,
De Dag komt ons genaken zoet,
Rijst uit de slaap der zonden
Daarom wilt altijd vreezen God,
En onderhouden zijn gebod,
Met harten onversagen
«••••••••••to
Vier Iheeft de klok geslagen 11...
Grafiehrift op mb klokk•luider.
(Die tiert doordat de klokk»-
klepel op sajn hoofd vi«l.)
Hier ligt Hans Lepel,
Hij leefde van de klokl
En stierf van de klepel 1
Voor de loilel van een AmattnLamMhea
lijstonmakor.
Hier maakt men lijsten te allen tijden
Voor spiegels en voor schilderijen 1
Van zwart, groen, Noorsch of Notenhout I
En in welk fatsoen gij wenschen zoudtl
Doodkisten heel sterk,
Is ook mijn werkl
Graf schrift,
Hier ligt begraven Sergeant de Haas,
Een vroolijke en een vlugge baas 1
Hij kon loopen als oen hond zoo ras
Maar toen de Dood hem achter 't gt zat
Kwauj het hem nog niet te pas
Grafschrift op ten kwakzalver.
Die hier te rusten ligt, wist raad voor tand'
en kiezen!
Hij sprak er altijd van met wonderlijken zwier,
Maar nu de arme hals ligt op de plaats alhier,
Zal hij zijn tanden zelf wel mettertijd ver
liezen 1
Grafschrift op »en vleeschhouwer.
Die hier in 'tgraf ligt voor de pieren,
Verkocht aan menschen beestenspieren.
Nu geeft hij nu hij 't leven liet
Den beesten 't menschenvleesch om niet 1
Inschrift in »en kerkklok te Loosdrecht
Elketmaal levert mij juist drie en zestig
slagen,
Die ik ten dienst van 'tvolk, kan zonder
pijn verdragen 1
Op het aeeijnskantoor van de Amster-
domacha vischmarkt.
Hier veraccijnst men de visch,
't Zij dat ze goed of slecht,
Of duur of goeiekoop is
Op een koekebakkerslnifel.
Weg met de apotheek en dokters bitt're
Hier vindt je andere pillen. [grillpn,
De Koek zeer zoet van smaak,
Gekruid met fijn kaneel «n lekk're noot
muskaat I
tliwiBrlfl
Wie hier komt spreken van iemand kwaad,
Die wijs ik waar 't gat van de deur staat 1
Opschrift.
Heb met de gekken een weinig geduld,
Zij weten niet peter zij hebben geen schuld.
Loifolsehrift to Haarlem.
Acht u zelve niet al te groot,
Maar acht uw buren
Zij zijn uw muren,
In tijd van nood 1
Op oen uithangbord to Delft,
Hier verkoopt men mosterd, frisch 1
Om te eten bij de visch I
Hij wordt hier daag'lijks versch gemalen,
In heel Delft kun je ze niet beter halen
Op oon tabaksdoos vaa schildpad.
Mijn lichaam is vernield, mijn woning is
gebroken,
Men draagt mij in den zak om pijpjes
uit te rooken 1
(Wordt voortgezet).
De Voetbal-ziekte.
Een jongen van ongeveer 15 jaar, die
zwaar ziek lag en vermoedelijk sterven zou,
besteedde de laatste uren van zijn letven,
toen de predikant met hem kwam spreken,
met in enthousiaste termen uit to weiden
over de plaatselijke voetbalclub, die, naar
hij vast overtuigd was, a.s. Zondag van de
naburige club met stukken winnen zou.
(Ds. van den Bosch.)
Al de in beslag genomen wihsky en an
dere sterke dranken in zeker district van
de V. S. werden ln een rivier in nabijheid
uitgestort. Van' dat oogemblik af was er in
de verschillende winkels ln de omgeving een
buitengewone vraag naar zwemoostuums.
(London's Weekly.)
Succes!
Jansen Zoo dus Muller heeft een
huwelijksadvertentie geplaatst en met
succes
PieterseEnof 1 Hij heeft er géén vrouw
door gekregen!.
Zeker man heeft een vrouw, die de on
hebbelijke gewoonte heeft om op alles wat
iiij zegt af te dingen en tegen tespreken.
Op een goeden dag zegt hij:
Zeg eens vrouw ik ben van plan
>m mij een zwarte broek te laten maken
Ga je gang zegt de vrouw knorrig
ils je dan maar asjeblieft niet zoo'n erge
Ionkere neemt, hoor!
docr
CAREL B*ENSA.
Wie van zijn leven ooit het Rijks-Museum
te Amsterdam bezocht al was het maar
enkel en alleen om te kijken naar de be
roemde „Nachtwacht van Rembrandt", waar
volgens het eerlijke oordeel van een Volen-
dammer visscher, die ervoor stond te kijken...
„Zoo 'n schoit verf op 'e smeurd is"...
nou, zulk een bezoeker moet onwillekeurig
getroffen geworden zijn door nog een andere
schilderij, dan de NachtwachtDoor 'n
heele serie andere schilderijen zelfs 'n
•erie van allemaal dezelfde soortN.l. E e t-
partijen!...
Geweldige groote schilderijen van feeste
lijke eetpartijen 1
De Schuttersmaaltijden...
Een van de meest beroemde soorten van
schilderijen uit de gouden eeuw en den
glorietijd van de Hollandsche schilder
school, zijn schuttersmaaltijden I Het zijn
eveneens de grootste soort doeken I Het
zijn in rijke kleuren gefotografeerde en in
verven door den schilder vastgelegde mo
menten vangezelschaps-smulpartijen I...
Dat teekent den tijd 1
Wij als moderne menschen, laten ons
tegenwoordig fotografeeren in een deftige
houding en als het even kan met een
boek in de hand! Symbool van onze „hoo-
gere" ontwikkeling!
Maar de zeventiende eeuwers waren
jovialer. Zij lieten zich schilderen, omdat
het fotografeeren nog niet bestond. Maar
als ze dan eenmaal de som bij elkaar hadden
om een conterfeitsel te maken, dan bedierven
ze dat niet door een gelegenheidsgezicht.
Neen, zij namen het moment, dat in hun
tijd het allerbelangrijkste wasHet mo
ment van lekker etenk
Zoo ontstond de gewoonte van zich te
laten schilderen in een uitgezocht gezel
schap, terwijl men... een rijken maaltijd
vierde
Eten Eten, lekker eten en drinken 1
Dat was het parool I
Eten en nog eens eten
Het grootste bezit van een vereeniging
of eep vendel of een gilde waren de zilveren
bekers en de kannen en de schalen I Die
hadden ze met hun wapens versierd en die
voerden ze in hun schild
En het meest populaire clublied was
Drink ik wijn zoo bederf ik,
Drink ik water, zoo sterf ik
Dus het is beter wijn gedronken en
[bedorven,
Dan water gedronken en gestorven
En met een beetje fantasie kunnen we
ons nog wel voorstellen, hoe de gildebroe-
ders 's avonds laat naar huis togen over de
karakteristieke Amsterdamsche grachten
arm in arm en zingende van
Met natte zeilen is 't goed laveeren 1
Die my veel drinkt, sal 't ook wel leeren
Er bestond zelfs in die dagen een aparte
soort „Gilde-bier"!
En het ligt voor de hand, dat de zaak
ook wel eens over de schreef ging. Onder
de mindere standen van de hoofdstad nam
de „eet en drinkzucht" wel een ruweren
vorm aan. De liefhebberij sloeg dan tot
uitspattingen over en maakten maatregelen
van beteugeling noodzakelijk
Zoo b.v. bestond er zelfs het „Amster
damsche Droncke-gilde"
Het heeft bestaan tot het laatst van de
zestiende eeuw en had de gewoonte om
jaarlijks omstreeks Vastenavond langs de
straten te trekkenDe meeste keeren draaide
dit op grove ongeregeldheden uit, zoodat
de magistraat er aan te pas moest komen
Maar om tot de .Gilde-maaltijden terug
te keeren.
Ze bereikten hun hoogtepunt in de glorie
periode van het Gildewezen, maar zooals
we reeds de vorige matl vaststelden
Dat was nu eens een ouwerwetsche Kerst
dag. 't Was er een, zooals de jongens
en miisschien ook ouderen al jaren ach
tereen hadden gewenscht, dat de Kerstmis
zou zijn.
.De ouderen verlangden zoo'n besneeuw-
den Kersttijd wellicht hierom,, omdat het
waarschijnlijk een stemming wekt van wij
ding. 't Is' dan zoo rein in de lucht en zoo
rein langs veld en weg en het geeft den
indruk van licht, dat dringt tot jubel en
feestelijkheid.
De jongens daarentegen beschouwen zoo'n
sneeuvv-Kersttijd uit een geheel anderen
gezichtshoek. Zij toch peuren daaruit al de
genoegens, die maar uit sneeuw en vorst
te halen zijn.
Dan hebben zij immer den tijd in de va-
cantie om hun hart aan hetgeen een rechte
winter brengt, op te halen.
Na een periode van voor hen vaak zeer
ingespannen arbeid kunnen ze de teugels
laten vieren en ze laten het paardje van
pret en uitgelatenheid dartelen naar harte
lust.
Dooh indien het eiken vacantiedag tries
tig en naargeestig is in de natuur; als de
mist druipt van de takkenals natte sneeuw
vlokken vlekken op het drassige straatvlak,
zoodat de sneeuw, in hoe groote vlokken
en hoe groote hoeveelheid ook. valt, dade
lijk de poel van drassigheid nog vergroot,
dan weten ze ten slotte geen raad met hun
vrijen tijd.
De vacantle, die ze, als altijd, met blijde
uitgelatenheid hebben begroet, wordt dan
één stuk naargeestigheid ;en wee voor de
huisgenooten, die aangewezen zijn om de
kinderschaar bezig te houden 1
Dan is het voor di« uitdenkers van ge-
noegelijkhedens par droit de naissance
lang geen vaeantio, doch d* taak dubbel
zwaar,"
En daarom als er ln den Kersttijd sneeuw
valt, die „droog" is en de vorst nog een
handje helpt om die droog te houden, dan
juicht ook de verzorgster (al doet ze dat
stiekum in haar binnenste) met de jeugd
mee en dankt moeder natuur hartelijk, dat
ze voor wat afleiding zorgt aan haar kroost,
waarvan het levensbloed bruist en schuimt.
De sleeën gorden weer langs alle straten
en van alle dijkhellingende oude roestige
schaatsen werden uit het rommelhoekje
gehaald en ondergebonden, waardoor de
straat tot een schaatsbaan werd gepromo
veerd.,
En tegen het donker worden kwamen ze
dan weer thuis, de wangen rood, de neuzen
lekkend, de oorranden wijnrood, de handen
tot bairstens opgezetde schoenen sijperend
het water uit de vetergaatjes, de jassen
besmourd met sneeuwrasp, de broeken vol
winkeilhaken.
Stook dan maar op de kachel, snij dan
maar boterhammen, die als een oneindig
schijnende lawine in de hongere magen
afdalemmaak dan maar kommen met melk
en wuter klaar; span een lijntje in.de keu
ken om de kousen te 'drogen, maak een
potje voor de aanstaande schoenmakers-
rekening neem tornmes, schaarlappen
en garen, want de jeugd is binnengevallen.
De jeugd met haar groote behoeften. De
jeugd in haar roes van blijheid en spran
kelende levenslust, die ze uitleeft nu de
winterheer zoo genadiglijk zijn scepter
zwaait.
En al .wordt er dan thuis ook wel eens
gemopperd over de moeiten en kosten, die
die uitbundigheid in het leven riep, toch
als zo dan, rozig en met gezonde roode
wangon, als een steen zoo vast onder de
dekens liggen, dan juicht ook wel het moe
derhart over haar gezond, robust en niets
ontziend kroost.
En ook zij wenscht dan wel, dat het zoo
nog mag duren heel de vacantle door, want
dan weet ze, dat de boog, die zoo lang, van
de zornervacantie af, gespannen is geweest,
volkomen wordt ontspannen.
het was hun niet aangewaaid. Ze hadden
het van niemand vreemd, die Gilde-broeders
Dat hebben we trouwens geen van allen
Want we weten nog allemaal wel, dat de
eerste bewoners van onze streken de
Gernmnen ook al broeders van geweld
in het smullen waren. Alle poespas in die
oudste tijden van vergaderen en gericht
houden en over krijgstochten redeneeren
noiu: dat draaide toen al allemaal om
een partij eten en drinken. De heele oude
ritus van offeren en de goden gunstig
stemman, kwam neer op het onder een
ceremonieel slachten van een vejte os of
een pa.ard of een kalf!
Wan.t als het dier geslacht was en vol
doende» had gerookt en de redeneeringen
waren zoo goed als afgeloopen dan
volgde hetoffermaal!
Dat offermaal van de Batavieren is be
roemd gebleven.
Terwijl de stukken vleesch in de groote ke
tels ge worpen werden en kookten, ging alvast
de offerbeker een paar maal rond 1 Eenmaal
dronkem ze op de goedheid van Wotan
daarnai op de minne van Holda en daarna
op de liefde van FroEn dan begonnen
de eindelooze heildronken op de afgestor
venen op de vrienden - op de verwanten -
op de helden van der» stam op de naaste
overwinning tegen de vijandige stammen
en verder op Slles waarop maar gedronken
worden kon!
In ieder geval: W© weten, dat de Ger
manen „stevige" drinkers en eters waren.
Meestail stonden ze dan ook in „zaligen"
toestand van het offermaal op!
In liatere eeuwen had men nog de ge
woonte- om te spreken van 'n „Duitschen
dronk" over zich hebben I Dat was voor
waar niet mis!
Van ihet drinken werd het in latere tijden
meer aten! Het eten werd hoofdzaak. En
een van de vaste gebruiken van ieder gil
de, was, dat het zijn maaltijden had! Hier
in bleef geen enkel gilde achter. Zelfs de
streng godsdienstige niet.
De kloosterbroeders en de minnezusters
gaven het goede voorbeeld!
Zij liielden hun maaltijden, zooals ze
dat uitdrukten: „minnelyck op eeneersame
stede, (Saer sy gadelyck sitten mogen, mit
gesodem en gebraden endo wyn daertoe"!
Zij weet, dat het Jeugdig brein aanstonds
dan weer zooveel frisscher en heldorder
is om al het moeilijke, dat de maatschappij
nu eenmaal eischt van die jonge hersenen,
in zich op te nemen.
Daarom heerlijk, ouderwetsch Kerstfestijn,
dat der bezadigdheid schiep een rein stem
mingsvol natuurtafereel en der jeugd een
onzegbaar rijkvloeiende bron, die barnend
hun de levensblijheid en de levensvreugd
gaf, zoodat ze aanstonds parater zijn om
het leven, dat ook voor hen moeielijkheid
baart, frisscher tegemoet te gaan/
Robinson.
DE SCHIJNDOOD-REVOLVER.
Het Kerstgeschenk voor onze dagen.
Wij leven tegenwoordig wéér zoo ongeveer
in de periode van de Middeleeuwen. De ge
volgen van den grooten Oorlog doen hun
fatale invloeden vooral gelden in een buiten
gewone toeneming van de criminaliteit.
Beroovingen en aanrandingen zijn aan de
orde van den dag. Aanvallen geschieden
niet enkel meer op eenzame plaatsen, maar
niet minder in drukke straten van de groote
steden of op kantoren en bankgebouwen.
Niet het minst in internationale treinen.
Dit heeft natuurlijk ten gevolge, dat men
de neiging gaat gevoelen wanneer men
eenzaam woont of men vaak gebruikt maakt
van de internationale treinverbindingen of
zoo iets om een wapen bij de hand te
hebben.
Een van de meest de voorkeur verdienende
wapens is dan de revolver. Want de tijd,
dat ieder gentleman met een sierlijke degen
op zijde liep is voorbij. En van minderwaar
dige wapens is een serieus mensch natuur
lijk niet gediend.
Maar het in bezit hebben van een vuur
wapen geeft nogal eens aanleiding tot
moeilijkheden. In de eerste plaats zijn de
wetsbepalingen gelukkig vrij streng
en is het dus niet geoorloofd een zoodanig
wapen mee te dragen zonder vergunning.
In de tweede plaats mag men dan meestal
als bona flde burger wol een wapen
ter verdediging in zijn \^>ning hebben, raaor
er niet mede over de straat wandelen. Ten
derde zijn er nog altijd menschen, en hierbij
van de besten, die onmogelijk de kunst kun
nen verstaan met een vuurwapen om te gaan.
Schrijver dezes is een geval bekend van een
knap advokaat, die hot nooit zoover kon
brengen om een revolver af te schieten.
Zoo iemand heeft dus nieta aan zijn ver
dedigingsmiddel.
En ten slotte hebben vele mena^en, ze6r
terecht, zooiets als „moreele" bezwaren om
a bout portant een zij het dan minder
waardigen tegenstander neer te schieten
Maar met dat al blijven de straat- en
trein-aanvallen maar bestaan en nemen nog
hand over hand toe. En aangezien het ln de
meeste gevallen ondoenlijk is de hulp in te
roepen van de wettelijke en moreele middelen
zooals de politie of verbaliseering, hebben
de boesdoeners tot op heden meestal vri;
spel 1
Om aan dit euvel tegemoet te komen Is
den laatsten tijd weer propaganda gemaakt
voor een middel, dat vroeger in de oude
pistoolvormen ook al eens dienst gedaan
heeft.
N.l. het Bchijndood-revolver 1
Het schijndood-revolver is een middel om
een eventueel „je geld of je levenskunste
naar op een fatsoenlijke manier te woord te
staan juister gezegdom hem een ge
schikt antwoord te geven
Men geeft dit antwoord door middel van
de nieuwste vinding op wapengebied! de
schijndood patroon
De schijndood-patroon ontwikkelt zoo
dra. zij afgeschoten is een hoeveelheid
gasvormige lichamen, die door het schot den
aanvaller met groote kracht in het gezicht
geblazen worden. De uitwerking van het
Ze maakten het zoo feestelijk mogelijk:
„mit bloemen ende cruyden op die tafel"
En om de onkosten goed te maken, be
taalde elk broeder of zuster een „schottel
geit".
Om te voldoen aan het gestelde voor
schriften van vooral hun 'maaltijden te vie
ren „op een eersame stede", deden zij het
soms in de kerk, die er dan voor uitge
ruimd werd of soms ook wel op het
stadhuis
De heeren van het Stadsbestuur zagen
dit wel graag en dit wakkerde de gewoonte
aan om op het stadhuis te eten. Waarom?
Wel als de broeders om vergunning
kwamen, dan werd hen dit gegeven en dan
was 'het gewoonte dat de wolmogende Hee
ren mee ten eten genoodigd werdenEn
die zeiden niet „nee!",
Dat noemden ze dan „er 'n slaatje uit
te slaen".
Wanneer gij soms eens zoo op of om den
lOden Mei voor het Amsterdamsche Stad
huis had kunnen staan in die dagen, dan
had gij daar de vroolijkheid kunnen ver
nemen van de broeders van 't Kruisgilde.
Op dien dag weer naar aanleiding van
het feit, dat de Stadsbestuurderen het Stad
huiff op den Dam ter beschikking gesteld
hadden voor een eetpartij waren alle
vroede vaderen mee genoodigd en de ge
zamenlijke feestvierders hadden zooveel
pret, dat «het heele Damplein gedurende
den dag en den nacht overvol stond van
de menschen zooals tegenwoordig, wan
neer de Koningin in het paleis is.
Meestal een dag en een nacht hielden
de heeren de pret erin. Gedurende den
nacht werden er pektonnen gebrand op den
Dam!
Behalve de bovengenoemde Kerkelijke
Gilden waren er nog een menigte anderen,
't St. Annagilde 't Lieve Vrouwogilde
't Maria Magdalena-gilde.te veel om te
noemen. Zelfs 't Maagdengilde had zijn vaste
maaltijden en de jonge juffers aten als de
besten I
Het vieren van een gemeenschappelijken
maaltijd was langzamerhand zulk een vast
gebruik geworden, dat het in het geheel
geen vrij genot meer was of een bezigheid
waaraan men kon deelnemen of om bepaalde
redenen zieh van onthouden... Neen
schot is verrassend. Door den misleidenden
knal en den schijn van vuur, die uit den
revolverloop te voorschijn komt, slaat den
roover den schrik om het hart De kruit-
gassen dringen hem in de oogen en maken
hem voor een moment blind. Tegelijkertijd
wordt de sljjmhuld krachtig aangetast, de
gassen dringen in de longen en maken de
ademhaling een oogenblik moeilijk
De aanvaller is gepareerd
Het merkwaardige evenwel is, dat na
ongeveer tien minuten de aanvaller weer
geheel hersteld is en dat er geen blijvende
nadeelige invloeden op de oogen of in de
longen teweeg gebracht worden. Het is
slechts een middel om een eventueele be
lager voor de eerstvolgende minuten onscha
delijk te maken 1
Onderwijl hij dan van de schrik en de
aandoening bekomt, kan de aangevallene
hulp roepen of zich uit de voeten maken.
Meestentijds doet de aanvaller dit laatste
zelf al uit eigen beweging! Want hij heeft
van zoo'n minzame begroeting natuurlijk
„niet terug"!
Ook vrouwen kunnen het wapen zonder
schade gebruiken en dat kan tegenwoordig
nogal eens te pas komen 1
Deze revolvers worden in den handel ge
bracht als gewoon wapen met vijf of zes
patronen.
En uit den aard der zaak behoeft men
hiervoor geen ambtelijke vergunning!
Zoodat er in onzen tijd van buitengewone
menschenmin veel voor is zijn naaste bloed
verwanten een schijndood-revolver als Kerst
geschenk te geven...»
Wanneer wo de uit zooveel verschil
lende stukken bestaande kleeding van
den modernen en gecultiveerden menach
beschouwen, dan komt onwillekeurig wel
eens de vraag bij ons boven, welk van öse
stukken nu wel het alleroudste is. En wt!H:
van de kleedingstukken eigenlijk het eers' a
begin is geweest van onze kleeding!
In de meeste gevallen zullen we dan onze
gedachten geven aan het bekende en zoo
algemeen-verbreide stuk: Het hemd.
Dit is evenwel niet overeenkomstig de
waarheid, want het werkelijke hemd dateert
eerst uit de.... dertiende eeuw van onze
jaartelling. Het kwam in de mode aan het
beroemde hof der Medici's. En het was ia
dien tijd nog zoo kostbaar, dat het maar tot
aan den gordel hing. Alleen vermogende
lieden droegen het en de rijksten warea
enkel in staat langere en meerdere hemdea
te bezitten.
Zoo kon de uit de geschiedenis bekende
Aiiia Boleijn, als gemalin van Hendrik VIII
van ingeland, slechts bogen op het bezit
van zeg^a drie hemden. De gemalin van
Karei li Van Frankrijk bezat er maer twee.
Het was du» DOg iang geen gebruiksartikel,
maar een luxuartikel!
En de eer v>H bet oudste kleedingstuk
te zijn, moeten w» dus aan een ander stuk
overlaten
Te weten aan hev schort
En het is volstrekt n?t de Bljbel en
Adam en Eva, die onsi hie» uitsluitend te
hulp komen. Wel werden inbet paradvj8
door de eerste menschen zogenaamd
schorten gedragen. Maar de sterk&i,'indn,i.
geeft het feit, dat bij alle nakomeling^ van
deze oer-ouders en bij alle volken, die t0t'
op dezen dag nog ongecultiveerd leven, h«.
schort de allereerste lichaamsbedekking is.
Bij het schort de „voordoek" of voor
schoot begint alle kleeding!
Zoowel bij hen, die daar nu al ver boven
uit gestegen zijn, als bij diegenen, die nog
niet verder gekomen zijn.
Van de laatsten is dit het alleroorspron1
lijkst gebleven tot op heden bij de Papoea's.
Deze bewoners van Nieuw-Guinea dragon
nog uitsluitend het schort en dan ver
vaardigd volgens het alleroudste procédé,
het werd een dure burger-plicht 1
Het werd op het laatst zoo, dat gilde-
broeders en ook de eventueele zusters
bij een te houden maaltijd tegenwoordig
inoesten zijn! Het was om de onderlinge
vreugde te helpen vergrooten. Want men
zeiHoe meer zielen hoe meer vreugd.
Daarom werd het ten slotte een plicht om
te komen eten
Mocht soms iemand zijns ondanks
verhinderd zijn zich van dezen plicht te
komen kwijten op den voorgeschreven dag
nu, dan moest hij of zij hiervoor zelfs
een boete betalen. Deze boete werd gerekend
naar het gedrag van het te betalen „Schot-
telgelt" en iemand, die nu niet kon of wilde
komen, moest toch zijn bedrag betalen alsof
hij wel degelijk meegegeten hadl
Zoo schreef b.v. de keur van het Amster-
damsch Visschersgilde van 1514 voor, dat
- zoowie, broeder of zuster, niet kwam
eten, zoo als dit behoorde, evenwel
schuldig was te geven zijn volle
geld!
Precies gelijk was het in de godsdienstige
gilden.
In de Memorie van het H. Kruis-gilde
stond beschreven, „dat alle manspersonen,
die in der Memorie sint, sullen comen eten"
en dat een ieder, die niet kwam al was
hij ook doodziek of wegens omstandigheden
van ernstigen aard buiten de stad „geen
noitsaicken uitgesondert, syn volle Schot
telgeit betalen sall, gelyck alle
broeders, die ter maeltijd tegenwoordich
comen
En opmerkelijk is hierbij, dat deze ge
bruiken volstrekt geen plaatselijk karakter
droegen, want meergenoemde Jan Ter Gouw
haalt een Rigaschen Gildebrief aan van het
jaar 1425, waarin duidelijk omschreven staat
hetzelfde als van het H. Kruisgilde hier
boven: Ieder van de broeders en susters,
die niet ter maaitijd kwamen, moest zijn
volle geld geven ter bestrijding van de
gemaakte kosteni
(Wordt voortgezet).