Zonderlinge lotgevallen In het Dagelljksch leven al de museohen, reed» stoeiend elkaar achterna bolderden. fVan de haring weten we, dat ze al in scholen naar de Zuiderzee trok. De No ordzeevisschers, dlie zich door den win ter hadden weten te slaan met het visschen naar garnalen, zoodat- ze 's avonds altijd bij honk konden zijn, wilden wel eens verder weer hun geduk beproeven en ze stoomden een dertig, veertig mijl van de kust, om daar het net over hoord te zetten. Ook zij' hadden zich door dien éénen voor jaarsdag in de luren laten leggen. 'Misschien had bun ervaringsinstinct hun wel gezegd; dat de lucht en de stand der zon nog niet te vertrouwen waren, dochi ondanks dat had den ze zich, evenals dat zoo vaak in het leven gebeurt op ander gebied; te pakken laten nemen. En daarom hadden ze het er maar eens op gewaagd. Doch toen ze aan het net lagen, begon de windi alengskens op te steken en nam hand over hand in kracht toe, zoodat ze eindelijk ge noodzaakt waren het net te lichten. En toen daar de vischvoorraad aan dek lag te klapperen, hadden ze dubbelen spijt, dat de wind hen noodzaakte het vischterrein te ver laten. Want daar lagen de tongen en schollen in hoeveelheid en soort, zooals ze die in geen jaren hadden opgehaald in een paar uur ttydB. Zelfs ontbraken de kabeljauwen niet, die vroeger, haast even bulten de gronden, bijna voor het op scheppen aanwezig waren, deze schenen dus ook weer bun' vroegere terrein meer te naderen. Al thans ze hadden ze nu In hun netten, wel niet in groot aantal, doch ze waren er in en als er een stuk of zes, zeven in een net zitten, maakt dat aantel reeds, door hun geweldigen omvang, een indrukwekkend© sensatie. Met ruimen en kostbaren voorraad! visch stevenden ze dus weer huiswaarts. Ze hadden den wind op den kop, doch gelukkig beschikten ze over een krachtigen motor, zoodat ze toch nog met een vijf-mijls vaartje vooruit kwamen. Doch de weg was lang en de wind nam steeds in kracht toe. De lucht zag er verstopt uit en de barometer daalde, daalde. En dan een 40 mijl uit den wal! En dat in Februari, als het weer nog op geen einden na te vertrouwen is! Maar met bun bedrijf, dat geheel gebouwd' ls op „good luck", hebben ze geleerd, worstelend krachtig voorwaarts te streven en niet bij de pakken te blijven neerzitten. En ze zetten den motor volle kracht en als een gewillig voertuig, botste de schuit haar kop tegen de golven, zoodat het buiswater onafge broken over het dek slierte. Doch de mannen aan boord waren goed ge schoeid en hoewel de ruwheid van het bedrijf in al haar guurheid rond hen waarde, knarden ze wat harder op hun „keesje" en gingen vol hoop landwaarts. Na uren en uren stoomens bereikte men ge lukkig de haven en daar lag het loon voor hun zwerven en zwoegen bij den geldschieter gereed. pat ze zich haddon laten verleiden om er op uit te trekken, had bun toch geen windeieren gebracht. Ben erger kink in den kabel bracht het gure weer den haringvisschers, die al zoo hoopvol gestemd waren over den trek der haringen, die zoo vroeg in het voorjaar had ingezet. Qroote verwachting werd er van gekoesterd en had men aanvankelijk hoop, dat do Oosten wind de haring zou „ophouden^ in en voor de gaten, zoodat ze zoo min mogelijk zou dbor zwemmen naar de Zuiderzee, waardoor de pr zen dus hier goed op peil zouden blijven; nu wind aanhield en zelfs de vorst een woordje be gon mee te spreken, werd aan al die verwachting den bodem ingeslagen. Men vreest nu het ergste en mon bevroedt, dat het vleugje van den vroegen trek, door die grillen van moeder natuur, weer geheel teniet zal worden gedaan, Zoo stookt de vierde of de vijfde winter (hoe veel zijn 't er?) van dit seizoen een leelijken spaak in het wiel, niet alleen van de visschers, doch van zoovelen, die van het weer afhanke lijk zijn. Laat ons hopen, dat dit whtertje niet te lang zal aanhouden, want de leven poriën van natuur, mensch en maatschappij staan al te veel open, dan dat ze de koude zonder nadeel zouden kun nen verdragen. De Phllosoof en de DleL De abbé Molière, dlo ln het begin van de achttiende eeuw leefde, was een uiterst een voudig man. Hij was arm, onbekend met de wereld en stelde in niets belang dan in zijn filosofische vraagstukken 1 Omdat hij zoo arm was, had hij de ge woonte om des winters bij gebrek aan brand stoffen, half gekleed in Ded te blijven en dan lezende en schrijvende den dag door te brengen. ;ekeren dag bed, toen er geklopt werd. Op zekeren dag lag hij weer eena zoo te Wie is daar? vroeg hij. Doe openl klonk het. De abbé trok aan een touw, dat onder zijn bereik lag. De deur ging open en binnen trad een man van zeer ongunstig uiterlijk. Wie zljt gij vroeg de geestelijke. Dat komt er niet op aan 1 antwoordde de man. Nu, dat vind ik eigenlijk ook niet gaf de abbé toe. Wat zoekt gij dan hier? Geld! Geld? Maak geen tegenwerpingen! dreigde de man. Tegenwerpingen Ik denk er niet aan. Aha, dus gij zljt een dief! Dief of niet, ik moet geld hebben I Nu goed het zij zoo..Ziet gij daar mijn pantalon? Ja Zonder papier en pen uit de hand te leggen weeB de geestelijke aan den indringer zijn kieedlngstuk Neem daar de sleutel uit. Er is geen sleutel in 1 O, neem me niet kwalijk dan hier misschien En de abbé wijst op zijn hoofd, waarover hij bij gebrek aan een slaapmuts, z]jn vest had hangen. De dief vindt hierin de sleutel. Zoo -open nu de derde la van die kast De dief opent een verkeerde la. In vredesnaam laat die lade dicht want daarin zijn mijn papieren. In de derde la, daarin liggen eenige franken... neem die... Is dat alles? Dat is alles wat lk bezitEn sluit □u de kast! De dief nam verder geen notitie van wat de geestelijke zei, maar eigende zich het geld toe en verliet de kamer... Wees toch asjeblieft zoo goed de deur te sluiten I riep hem de abbé na. Maar de dief hoorde het niet meerHij was al weg 1 Toen werd de bewoner kwaad I Dat zoo'n onbehoorlijk mensch nou hier komt om mijn paar franken weg te halen dat is nog tot daar an toeMaar dat ik nou in de kou moet opstaan om de deur achter hem te sluiten, dat is afschuwelijk lomp... En de geestelijke sprong haastig uit bed, sloot de deur snel en verdiepte zich weer in zijn filosofische vraagstukken. De pot en de ketèL Ohef (in zijn drift): .Zeg, hoor nou 's hier beste man. Als je nou zoo ezelachtig bent, dat je alles wat je gezegd wordt, na 'n half uur vergeten bent, schrijf dan in godsnaam maar alles op.... Dat doe ik ook altijd..,. BABBELUURTJE OVER MODE. V oorjaarsjaponnen. Het ls nog wel geen voorjaar. En nog veel minder voorjaarsweer. Bbrrrr.In tegendeel l Moeder Natuur weet nog niet recht of ze het voorloopig zal laten vriezen of regenen. En dat is regelrecht: fataall Want om met eenige redenen te kunnen spreken over voorjaarsjaponnen mag het dan no gal geen voorjaar zijn volgens den kalender voorjaarsweer moet het in ieder geval wezen. Of het moet er op lijken. Want daarvan moeten we het hebben. Enfin: Niet getreurd. Het zal wel weer komen zoo als alles ten slotte komt. En dan zal het zaak zijn om met de noo- dlge bullen klaar te wezen. En daar het juist nu nog zulk weer ls om wat „gezellig" hij het haardje te blijven zitten en daar 's avonds een handwerkje te doen, wil lk voor deze liefhebsters wat vroeg zijn om er voor te zorgen, dat zij in die avonduurtjes nog met een gezellig stel kraag en (manchetten van witte organdie kunnen handwerken voor de onderstaande eenvoudige en hoogst moderne voorjaars japon. Deze van marine Iblmrwo wollen stof ge maakte Japon ls weliswaar in uiterst een voudige, «mar niettemin in zeer smaakvol- len vorm gesneden. Het wit organdio-gar- nltuur, dat natuurlijk geheel uit die hanid ge festonneerd ls, geeft daarbij het cachet. Allerliefst staat eveneens het uit vele kleine en bonte bloempjes samengestelde bouquetje. Dit geeft den shhijn van de kraag en de slipjes toe te sluiten. Hierbij nog een tweede tolletje, dat ook wel de aandacht verdient. Dit ls geheel en al de Robe Manteau-vorm. Gemaakt van amandelkleurige drapelle is het heel mooi te garneeren met zwart satij nen blesjes aan hals, zijalulting on mouwen. Een hoogst eenvoudig en toch verrassend effect ls het puntig zakje op de borst bij de sluiting, en waaruit dan zoo heel koket het fijne batisten zakdoekje komt kijken. Dezelfde punt vormpjes zijn ook weer «in de mouwen, boven de manchetten, verwerkt. Ze zijn geborduurd met zwart. Op de sluiting en de manchetten zijn knoopjes aangebracht van de stof van de japon. De geschiedenis van de veiligheidsspeld. Wanneer we de jongste foto's bekijken van de ontgravingen van de Toet-Ankh- Amensche schatten, dan treft het ons dat oude deuren zijn samengebonden met een dik kabeltouw, op de manier zooals dat nu nog plattelanders en schippers en visschers doen. Alsof er geen verandering is geweest in de 8000 jaar die er tusschen liggen,. Hetzelfde kunnen we zeggen wanneer we bekijken een van die eenvoudige en onont beerlijke hulpmiddelen van onze dagen: De veiligheidsspeld! Vooral de vrouwen in onzen tijd gebrui ken zoo'n speld lederen dag neen: ieder uur! Het is een van die niet in het oog loopende moderne voorwerpen, die ons het leven vergemakkelijken. Een jarretelle, die breekt: veiligheids- spel! Een rokhaak, die het begeeft: 'n vei ligheidsspeld! Een blouche, die al te onbe scheiden gaapt: 'n veiligheidsspeld! Ze ziet er uit ais een modern kind als een bedenksel van een 19-eeuwsch brein. Toch is ze heel oud, die veiligheidsspeld', oer-oud. Het is zelfs heelemaal niet onmogelijk dat dit eenvoudige ding ouder is dan eenig van onze dagelijksche gebruiksvoorwerpen. Want om u een duidelijk idee te geven: Alle de hier in de voorbeelden gereprodu ceerde veiligheidsspelden zijn ouder dan onze geheele Christelijke Jaartelling. Ja, de jongste ervan is nog ongeveer vier eeuwen ouder en de oudste stamt wellicht van min stens 1000 jaar voor Christus geboorte. In de graven van don alloroudsten ijzer tijd, wélke voor een groot deel van Europa ongeveer 8000 Jaar geleden begonnen is, vindt men herhaaldelijk veiligheidsspelden; die ln dien tijd al dienden wu de kleeding bijeen te houden. Of ook wel sla louter sieraad. Van deze voorwerpen zijn er !n dén loop der tijden zelfs zulke hoeveelheden gevon den, dat men or ten slotte in ls geslaagd de geheele geschiedenis van de veiligheids speld' te reconstrueeren. Niet alleen voor een zeker tijdperk, maar ook voor de ver- sohllende beschavingscentra van de vrschll- lende rassen, die Europa bevolkt hebben. Zoo kennen we fo.v.ten opzichte van Europa do cultuurperiode van Etruskl, die van Hallstadt (Oostonr. Tyrol), die van de Zwitserscho paaldorpen. de Keltische, eta En al deze verschillende beschaving»- tijdperken onderscheiden zloh van elkaar ojiu. door verschillende typen.veilig heidsspelden I Zoo laat b.v. de eersto figuur ons verschil lende veiligheidsspelden zien uit de oud- ïtallaansche periode van 400 J. v. Ohr. en de tweede figuur toont ons twee spelden uit de Hallstadtscho historie. Het vorsohila in type ls voor ieder duidelijk. De Hallstadtsohe periode werk! voorsl met spiralen in bril- en Swastlcavorm, De oude Italianen daarentegen hadden deze vormen ln het geheel niet. Zij hielden van een heel andere l|Jn en de twaalf voorbeel den op plaat I laten dit duidelijk zien. n Zoo heeft de archeoloog orde gebraoht In de geschiedenis van de veiligheidsspeld, waardoor hij ln staat ls uit te maken welke van de voorbeelden ouder en welke jonger zijn. Zoo ls dit simpele ding hem vaak go- worden tot een handleiding om aanvanke lijk duistere historische vondsten thuis te brengen en soortgelijke geheimen op te lossen. Maar nog iets anders heeft de voorhisto rische speld hem geleerd: Als men b.v. ln oer-oude Brltsohe graven herhaaldelijk van deze spelden vond en dan van een vorm, die levendig herinnerde aan soortgelijke uit bet beroemde Mykeensche tijdperk, dan brengt men onwillekeurig ver band tusschen de oude volken van het ne velig eilandenrijk in de Noordzee en de vol ken van het zonnige Zuiden ondanks den grooten afstand. Want dan Herinneren we ons verschillen de pasages uit de oude Grleksche schrijvers, die vertelden van hun land waar tinmijnen waren en vanwaar het tin ln dertig dagen naar het toenmalige Massella (tegenwoordig Marsellle) gedragen werd. En dan gaan we vanzelf droomen over oude en niet meer bestaande handelswegen en over vroegere handelsbetrekkingen tus- sclion ver van elkaar wonende volken. En we nemen aan dat hoe onwaar schijnlijk het ook klinkt de 'bewoners uit de Mykeensche streken wel eens op bezoek konden zfjui geweest bij de bewoners van de Engelsche eilanden. Alleen door zoo'n onnoozele veiligheids speld, die in een Britsch graf gevonden ls. heldsspelden, flat er hoogstwaarschijnlijk handelsrelaties hebben bestaan tusschen de oude Angelsaksera en de bewoners van de landen ton Oosten van de Mlddollandsohe Zee. O neen. Want hoewel we weten, dat de oude Italianen de boven geteekende bril- speld niet gebruikten, vinden de archeo logen ze inmiddels toch tot ln het Zuide lijkste deel van het Itallaanscho schier eiland terug. Terwijl zo in het tusschen- gebied niet voorkomen. En als we dan doordenken, dan herinne ren we ons, dat Italië reeds vroeg door de Grieken gekoloniseerd is en dat dus de brilspeld vermoedelijk van Griekaohen oor sprong is. En dan wijst dit weer op betrekkingen tusschen de Grieken en de fallstfittera. En inderdaad zijn hiervoor ook véle aan wijzingen. Want wie aandachtig beziet de afbeeldin gen van zwaarden, speren etc., gevonden to Hallstadt en daarna leest de beschrijvin gen van soortgelijke wapens bij Homerus, die wordt getroffen door de in het oog loo pende overeenkomst. Zoo leveren ons de vondsten van eenvou dige voorwerpen als deze veiligheidsspelden in verhand met logische redeneering kostbare aanwijzingen omtrent een vergane beschaving van meer dan 80 eeuwen terug. Waar een oude veiligheidsspeld al niet goed voor ia *n Bewfjs van stilte. Een Amerikaamsch reporter omschreef de buitengewone sttilte, tijdens een redevoering in het Amerikaansche Parlement met het volgend beeld: .Het was zoo stil in dé zaal; <M men ge rust het stolen van een zakdoek zou gehoord hebben.... Het bewijs. Hotelportier (tot een nachtknecht): Heb Je No. 44 gewekt? Knecht: Gewekt? Ja, lk heb hem gewekt, maar ik kon die meneer niet wakker krijgen. Hij is weer net zoo ingeslapen.Ofschoon lk mijn best gedaan heb. Portier: Ja, dat zeggen ze altljdl Je hebt je natuurlijk nauwelijks laten hooien. Knecht: Nou, vraag dan maar 's aan No. 48 en No. 46. Die zijn allebei zoo wakker geworden, dat ze me van de trap gejaagd! hebben. De handige. Nu, het is werkelijk een heel mooie ring, hoor, Ferdlnand; zei het meisje op den dag van de verloving.HU past me ook precies. Maar wat beteekonen die lettors A. K. binnenin?. Het ls 'toch zeker niet dat1 ding. dat je aan Anna Klaaasen gegeven hebt, toon je niet baar iep? Eb.Hè.Wat?hè.och. stotterde de vergeetachtige minnaar, die de ring niet eerst had laten herstellen.... O.... nee eb.wacht *s.de je dat la.eb. dat ls de nieuwste manier om bet goudkeur erin to zetten.... O.... nee.... hoor*... Wat denk je wel.... Anna Klaaasen.... Geen sprake van.Het beteekent Achttien Karaats 1 Echt, hoorl.... Een liefdesverklaring. Aanbidder: Allerliefste Laura 1 Er zijn op het oogenblik ongeveer 1689 mdllloen me» sohem op de aarde. Van die 1689 millloen zijn ton naastebU 600 mlHioen vrouwen.Van die 800 millloen vrouwen zijn er 860 millloen blanke.... En van die 860 millloen blanke vrouwen heb ik Jou het aller.het allen- Uefstol Reken nu maar zelf uit hoe voel hoe ontzettend voel lk van je hou. En niet alleen bedrijzen nu die oude veillg- En de aanbidder wcxn GEVANGEN. „Itlo ik heb een heerlijk plan bedacht," zei Tonny op een mooien lentemorgen tegen zijn zusje. De kindereu slenterden door den tuin, waar de heldere Oanadeesche zonne schijn op de jonge blaadjes en enkele vroege bloemen scheen. „Het is hier zoo saai zonder vader en moeder. Laten we een eind de rivier af gaan en avonturen beleven." „Wat voor avonturen vroeg Rie. „Dat weet ik nog niet," antwoordde haar broer. „Daar kunnen we over denken ais we op de rivier zijn." De kinderen liepen hard naar huls naar vrienden van hun ouders waar zij logeerden, terwijl vader en moeder hun vaoantie door brachten in Vanoouver. Misschien hebben jullie wel eens gehoord dat Vanoouver een mooie stad ls aan de Westkust van Canada.— ltie en Tonny woonden ln een mijnstreek in Ilrltsoh Columbia, een van de mooiste gedeelten van Canada, waar goud en zilver en nog andere minerulen gevonden worden Het was jaren geleden, dat hun ouders vacantle hadden kunnen nemen, want vader had het eerst erg druk gehad met naar goud to zoeken en toen hij het eenmaal gevonden had, had hij het nog drukker maar nu eindelijk kou hij een poos rust nemen. - „^en Touny van zijn plan vertelde aan hun vrienden zelde dezen„Pas op, dat jo SCÏr" "O»" .ie Btroomver- Dat beloofden de kinderen en even later 7« h»Hrt«nnaail rivler' dio dichtbij was. Ze hadden elk een paar pakjes ln hun y" krocd «n versnaperingen, want ze wilden tot den avond weg blijven. Tonny waren ln het mijn-kamp .eboron en ze hadden als alle Canadeeaohe I~ geleerd« °P zichzelf to passen. Mijnheer on mevr. Mao Douald waren dan totM "t1 nlot ban«» dat de kinderen Iets zou overkomen. Terwijl Tonny een kano losmaakte en de kinderen er in stapten, spraken ze opge wonden over do avonturen, die ze beleven zouden. Ze namen elk een pagaai en daar gingen ze heen met een dlnke vaart „liet gaat fijn, hè RieI" riep Tonny uit: Tnanr we moeten toch niet te hard pagaaien, want de stroom is sterk vandaag. H „Missohien komen we Indianen tegen, zei Rie een poosje later. „En dan spelen we, dat ze ons achterna zitten. Dan gaan we .heel hard varen en ons verstoppen. Ik weet een prachtig plaatsje wat verder op, een kleine kreek met overhangende boom takken, waar geen mensch ons vinden kan. „Ja, ja dat doen we," stemde Tonny toe. .Vooruit Rie 1" De kinderen werden zoo opgewonden over hun gespeelde avonturen, dat zou®stroom versnellingen heelemaal vergaten, tot Tonny er opeens aan dacht. „De stroomversnelling 1 nep hij uit w e zijn er al vlak bij. Terug zoo hard we kunnen 1" De kinderen pagaaiden terug met al hun kracht, maar ze zagen dat ze toch ufdreven. „Daar komt een Roodhuid," riep Tonny. „Misschien kan hij ons helpen I" „Trek hardl" schreeuwde de Roodhuid. „Mij dadelijk bij jou 1" De lichte kano van den Roodhuid vloog de kinderen tegemoet en haalde hen vlug ln, terwijl hun boot langzaam naar de stroomversnelling werd getrokken. De kin deren wachtten ademloos. „Zou de Indiaan niet te laat komen Met een paar heel harde slagen bereikte de Roodhuid de kano van Tonny en Rie en klom daar voorziohtig en behendig in over. „Hou je kalm, kleine bleekgezichten," zei de man. „Arendsoog zal jou door de stroom versnelling breng 1" Arendsoog was een prachtige Roodhuid. Hij droeg een band met drie arendsveeren om zijn lang glanzend «wart haar. De kin deren wisten, dat hij goed en dapper was ook, want het was heel gevaarlijk om zoo over te stappen ln een andere kano, bij zoo'n sterke stroom ln de rivier. Met veel kracht en behendigheid stuurde Arendsoog de kano tusschen ae rotspunten door in het wilde water van de atroomver snelling. Arendaoogs hand had stevig de pagaai vast en zijn oogen zagen elk gevaarlijk rotspuntje. De kano van den Roodhuid werd meegesleept in het geultje dat de andere boot ln het water maakte, net alsof ze onziohtbuar bestuurd werd. Eindelijk waren ze door de stroomver snelling heen. De Roodhuid stuurde naar den oever en de kinderen stapten aan land, waarna Arendsoog zijn eigen kano ging halen. Hij bracht Tonny en Rie hun kano terug on de kinderen bedankten hem en nog eens en nog eens. Nadat de kinderen even gerust hadden stapten ze weer in de kano om hun ultBtapje te vervolgen. Na een poosje zei Tonny: „Laten we wat eten, Rie I Ik heb honger I" ou hij stuurde naar een aardig plekje aan den oever. „Ik ook." antwoordde Rie. „Wat een verrukkelijk avontuur, hè Toni" „Ja, flln," stemde Ton toe. Terwijl de kinderen van hun brood en lokkernyon zaten te smullen, zagen ze ineens in de lucht een donker ding op hen aan komen. nog nooit aoo iets gezien 1" (Wordt vervolgd). HAAnfiKT-H- OplOMtngen der vorige raadsels. a r 1 B O d 1 o h r o h I derf mee o o m 0 b ter t e o t 1 e n u w h IL 1. Grootvader. 2. Oudtante. 8. Schoonzuster. Nieuwe IL >XXXXXXX Op de staande en op de liggende kruisjeslfin komt de naam van een kolonie. Op de le regel het ge vraagde woord, op de 2e een onmisbaar voorwerp voor menschen, die op tya moeten zijn, op de 8e een figuur uit de middeleeuwen, op de 4e een land in do tropen, op de 6e een vrouwelijke sprookjesfiguur, op de 6e een visch, op de 7e een familielid, op de 8e een klinker. n. Met b ben lk een manlijk sieraad, met h een verwarmingstoestel, met p een dier, niet w een beroep. Goede oplossingen van belde raadsels ont vangen van: A. A.; H. A.: O. B.; A. R; T. en G. B.; J. B.J M. B.; W. v. d. B.; 0„ G. en J. B.; W. B.: P. G. G. B.; L. en H. B.; C. en H. B.; E. de O.; H. J. O.; O. D.; A. en H. D.; O. A. en w. r. v., n.. v.; m. v.; A. M. v. vv., J. en J. v. d. W.; 8. en A. W.; E. W.; O. en R W.:A. U.; en M. v. Z.; A. en W. de Z.; M. Z. A. Hangaid, Koningstraat, heeft de raad- dienstc*UJke rijm opgelost! eola in Roblnaon. Mme Corry. Er is niets nieuwe onder de zon.... (Salomo.)

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 12