T
GELD! GELD!
Tweede Blad.
PLAATSELIJK NIEUWS
BINNENLAND
VAN DONDERDAG 6 «MAART 1924.
AAN ONZE LEZERS.
FEUILLETON.
Wij moeten een beroep doen op de wel
willendheid van onze abonné's.
Na het afdrukken van het nummer van
Zaterdag LI. is een begin gemaakt met het
afbreken van onze vlakdrukrotatiemachine,
en het opbouwen van een nieuwe, van groo-
tere capaciteit.
Hierdoor zijn wij genoodzaakt de courant
gedurende ruim een week weer te drukken
op de oude wijlze, m.1.' op 2 of 3 enkelvoudige
persen, hetgeen tot gevolg heeft, dat de op
lage later dan anders geheel afgedrukt ia
Om deze reden zal de bezorging gedurende
dien tijd in sommige wijken iets later moe
ten plaats hebben.
In verband met bovenstaande moeten adver
tenties uiterlijk kwart voor negen op den dag
der verschijning aan ons bureau worden be
zorgd.
Gezondheidscommissie.
Wij ontvingen het Verslag van de bevindin
gen en handelingen der Gezondheidscommissie
ingesteld door de Gemeente Helder gedurende
het jaar 1923.
Het volgende is eraan ontleend.
|Het aantal overledenen, waaronder niet gere
kend 17 levenloos aangegevenen, bedroeg 217.
Door klachten van omwonenden werd de aan
dacht der Gezondheidscommissie erop geves
tigd, dat een groentenhandelaar aan de Spoor-
gracht groentenafval had neergelegd op een
terrein achter de Janzenstraat, zoodat de om
wonenden daarvan hinder ondervonden.
De Commissie richtte zich, nadat door een
onderzoek de klacht gegrond bevonden was, op
26 Mei met een schrijven over deze zaak tot
B. en W. en ontving op 13 Juni ten antwoord,
dat bedoelde rottende uien thans onder den
grond waren gestopt, terwijl in het vervolg
nauwkeurig politietoezicht zou worden uitgeoe
fend en bij herhaling proces-verbaal opgemaakt.
Voorts vestigde de Commissie de aandacht
van B. en W. op gebreken van de gemeente
lijke rioleering aan de Bassingracht en de be
strating aan de Weststraat.
In Maart vroegen B. en W. het advies der
Commissie omtrent het verzoek van een sla
ger om vergunning tot de oprichting eener
vetsmelterdj. De Commissie antwoordde hier
op, dat h. i. de gevraagde vergunning bezwaar
lijk zou kunnen worden geweigerd. Het betrof
hier toch niet eene vetsmelterij als zelfstandig
bedrijf, maar het uitsmelten van vet, zooals
dit door alle slagers gebeurt als onderdeel van
het siagersbedrijf. Wanneer de aanvrager zich
bepaalde tot het uitsmelten van versch vet van
ae door hem geslachte paarden en daarvoor
een goed gesloten steenen gebouwtje met vol
doende afvoer van rook en gassen gemaakt
werd, dan zou naar de meening der Commis
sie de hinder voor de omwonenden niet zoo
groot zijn, dat daarom de vergunning zou moe
ten worden geweigerd.
Op 21 December vestigde de Commissie de
aandacht van B. en W. op den beschadigden
toestand van den roetvanger op den schoor
steen eener bakkerij, hetgeen tot verspreiding
van roet in de omgeving aanleiding kon geven.
Tengevolge van het gereed komen van een
aantal woningen, ten deele door de Vereeniging
voor Volkshuisvesting „Helder", ten deele door
particulieren gebouwd, werd de woningnood ge
durende het jaar 1923 minder nijpend. Toch
is de toestand nog ver van gunstig en de Com
missie durfde dan ook nog niet overgaan tot
maatregelen tot onbewoonbaarverklaring van
woningen, die daarvoor in aanmerking komen.
Krachtens het voorschrift van art 11 sub b
der Woningwet heeft de Commissie in 1923
aan B. en W. 127 woningen aangewezen, waar
bij het aanbrengen van verbeteringen nood
zakelijk was.
Voor zoover de toestand niet reeds verbe
terd bleek te zijn, werden telkens door B. en
W., blijkens de door hen aan de Commissie
in afschrift toegezonden besluiten, de eigena-
door
54)
ELEANOR H. PORTER.
Dat deze kwestie iets met geldzaken uit
staande had, daarvan was hij zeker. Het
feit, dat zij dit niet ontkend had, sterkte
hem natuurlijk in zijn veronderstellingen.
Langzamerhand vormde hij zichzel een
denkbeeld daarvan. Zij had geld verloren,
.misschien voor haar een groot bedrag en
was zjj te trotsch om hem of iemand anders
hierover te spreken.
Nauwlettend keek hij toe of hij nieuwe be
zuinigingen of onthoudingen in haar dage-
l'ijksoh leven kon ontdekken en omdat hij
niets zag, begon hij zich naar meer bezorgd
te maken. Als zjj dat geld verloren had,
moest zij toch zuiniger zijn. Zou zij zoo
dwaas zijn om haar wensch voor geheimhou
ding zoo ver te voeren en door gaan op pre
cies dezelfde wijze, als vroeger, wanneer zij
het inderdaad niet kon bekostigen?
Het was in dezen tijd, dat de heer Smith
verlangde, dat 's morgens en 's avonds warm
water op zijn kamer zou worden gebracht.
Hij stond er op, niettegenstaande de protes
ten van juffrouw Maggie, om voor deze
drie dollar meer per week te betalen.
Op een goeden dag kwam er bezoek van
een vreemden man. Hij was een lid van de
Boston notaris-firma. Dit vond de heer
Smith uit, maar ook niets meer. Juffrouw
Maggie was na dit bezoek buitengewoon op
ïen tot het aanbrengen van de noodige ver
beteringen aangeschreven1.
Een der eigenaren, tot wie eene aanschrij
ving was gericht, verzocht aan B. en W. om
uitstel. In overeenstemming met het •'"dvies
der Commissie werd dit uitstel niet verleend.
Gedurende het jaar 1923 werd geen enkelt
woning onbewoonbaar verklaard.
Van B. en W. ontving de Commissie om
advies eene circulaire van den Minister van
Arbeid, Handel en Nijverheid, waarin, in ver
band met de wijziging der Huurcammissie-
wet, in overweging werd gegeven over te gaan
tot onbewoonbaarverklaring van woningen, die
daarvoor in aanmerking zouden komen.
De Oommissie adviseerde daarop afwijzend
op grond dat onder de tegenwoordige omstan
digheden eene systematische onbewoonbaar
verklaring niet gewenscbt is.
.„Immers, daar er hier van kleine woningen
geen reserve is, zouden de onbewoonbaar ver
klaarde woningen nog gedurende onafzien-
baren tijd bewoond blijven, De eigenaars,
meestal toch al weinig tot. reparatie geneigd,
zouden aan deze onbewoonbaar verklaarde wo
ningen alle herstelling en onderhoud achter
wege latent
„Het komt de Commissie dan ook beter voor,
dat men de eigenaars voorloopig vrij laat, de
hun door de wet geoorloofde huurverhooging
•toe te passen, mits zij de woningen dan ook
behoorlijk onderhouden."
De Commissie ontving van B. en W. een
ontwerp-voorstel betreffende naasting van de
eigendommen der woningbouwvereeniging
„Licht en Lucht", waaromtrent zij gunstig
adviseerde.
Op 20 April vestigde de Commissie de aan
dacht van B. en W. op een gebrek aan het
gebouw van de bioscoop „Cinema Palace", dat
voor de omwonenden hinderlijk en gevaarlijk
was. Bij schrijven van 22 Mei ontving de
Commissie van B. en W. bericht, dat het ge
brek was hersteld.
Met een ander gebouw, waarin vroeger een
bioscoop gevestigd was, bleek het nog erger
gesteld te zijn. Immers, omstreeks denzelfden
tijd ontving de Commissie van B. en W., om
adviess, een rapport, van den Directeur van Ge
meentewerken, waarin werd voorgesteld den
eigenaar van bedoeld perceel aan te schrijven
ce oostelijke en westelijke buitenmuren af te
breken en opnieuw loodrecht op te metselen
of wel het geheele gebouw te sloopen.
De Commissie kon zich met deze aanschrij
ving vereenigen.
In Augustus bleek aan de Commissie, dat
in de Vijzelstraat als woning gebruikt wrerd
een pakhuis, dat in verschillende opzichten
niet aan de voorschriften der Bouwverorde
ning voldeed. O. a. bevond er zich eene kachel
pijp, die brandgevaar opleverde.
Nadat de aandacht van B. en W. hierop was
gevestigd, ontving de bewoner de aanschrij
ving, dat hij binnen 14 dagen dat pakhuis had
te verlaten, bij gebreke waarvan proces-ver
baal zou worden opgemaakt.
De Commissie ontving in 1923 van het ge
meentebestuur 16 maal bericht van het zich
voordoen van een geval van besmettelijke
ziekte.
Die berichten betroffen:
6 maal een geval van roodvonk en 10 maal
een geval van diphtherie.
Het aantal gevallen was in 1923 dus zeer
gerng.
Van den Inspecteur van de Volksgezond
heid Dr. Aldershoff ontving de Commissie
eene circulaire, waarin hij wees op de wen-
schelijkheid van bestrijding der malaria door
verdelging van muggen en de Commissie ver
zocht bij het gemeentebestuur aan te dringen
op het nemen van maatregelen in dezen.
De Commissie overwegende, dat- ook hier ter
plaatse nog steeds gevallen van malaria voor
komen en dat deze ziekte in hooge mate het
levensgeluk en de werkkracht der getroffenen
vermindert, richtte een schrijven tot B. en W.
waarin op genoemde gronden op het nemen
van maatregelen tot verdelging van muggen
werd aangedrongen.
De Commissie ontving van B. en W„ om
advies, een brief van den Minister van Marine,
waarin werd aangeboden, patiënten, die voor
rekening der gemeente Helder worden ver
pleegd, op bepaalde voorwaarden, in het Ma
rine-Hospitaal op te nemen, benevens een
schrijven van den Inspecteur van de Volks
gezondheid Dr. Aldershoff over deze zaak,
waarin de toekomstige algeheele opheffing van
het gemeentelijk ziekenhuis als wenschelijk
werd voorgesteld.
De Commissie berichtte hierop aan B. en W.
als hare meening:
dat. het bestaande plaatsgebrek in het ge
meentelijk ziekenhuis zoowel voor mannelijke
klasse-patiënten als voor mannelijke zaal-pa
tiënten waarschijnlijk zou verminderen, nu er
voor betalende patiënten gelegenheid bestaat
in het Marine-Hospitaal te worden opgenomen;
dat het plaatsgebrek op de algemeene zalen
in het gemeentelijk ziekenhuis nog verder zou
gewonden. Zij sprak veel en 's avonds aan
tafel lachte zij den geheelen tijd. Toch waren
bijna den geheelen avond haar oogen vol tra
nen iets wat den heer Smith niet ontging.
„Ik geloof, dat zij denkt voor mij te kun
nen verbergen, dat haar hart breekt," mom
pelde de heer Smith woedend tot zichzelf,
terwijl hij juffrouw Maggie's zenuwachtige
pogingen om zijn blik te ontgaan, gade
sloeg, i
„Ik moet zien, dat ik er achter kom, ik
moet het morgen weten."
Den volgenden dag echter was de heer
Smith er niet achter. Iets, waaraan hij in
't geheel niets kon doen, stuurde zijn ge
dachten in een nieuwe richting.
Hij bevond zich alleen in de huiskamer,
zat voor zijn werk aan de tafel ln den hoek,
doch werkte niet, toen mevrouw Hattie
Blaisdell de deur opende en handenwrin
gend binnen kwam loopen. Haar gelaat was
rood en betraand.
„Waar is Maggie? Ik wil Maggie spreken.
Is Maggie er niet?" hield zij aan.
De heer Smith sprong op en liep haar
haastig tegemoet.
„Maar, mevrouw Blaisdell, wat is er?
Neen, juffrouw Maggie is hier niet. Het spijt
mij, kan ik iets voor u doen?"
„Oh, ik weet 't nietik weet 't niet,,
kreunde de vrouw in een stoel neervallende.
,Tk geloof niet, dat iemand iets kan doen,
maar geholpen moet ik worden, ik kan niet
in dat huis 'blijvenik kan nietik
kan niet."
„Neen, natuurlijk niet, dat behoeft ook
niet," suste de man. „Juffrouw Maggie zal
gauw hier zijn. Maar, laat mij u helpen uw
mantel uit te trekken," ging hij voort,
eenigszins onhandig trachtende haar zwa-
verminderen, indien de Marine ertoe over
ging de vrouwen en kinderen der Marine-
schepelingen n het Marine-Hospitaal te ver
plegen;
dat het doen verplegen van patiënten voor
rekening der gemeente Helder in het Marine-
Hospitaal uitsluitend om redenen van plaats
gebrek dan niet meer noodig zou zijn;
dat het verder strekkende denkbeeld van Dr.
Aldershoff om te geraken tot algeheele op
heffing van het gemeentelijk ziekenhuis eerst
zou kunnen worden overwogen wanneer ook
voor vrouwen en kinderen de gelegenheid zou
zijn geboden om in het Marine-Hospitaal te
worden verpleegd.
De ontsmetting van woningen, geschiedt op
verzoek van den behandelenden geneesheer
door de Afd. Helder der Vereeniging „Het
Witte Kruis" en wel voor onvermogenden op
kosten der gemeente, voor minvermogenden
op kosten van genoemde Vereeniging en bij
anderen voor eigen rekening.
Voor de ontsmetting van losse goederen
wordt met toestemming van den Chef van het
Marine-Hospitaal, gebruik gemaakt van den bij
dat Hospitaal behoorenden ontsmettingsoven.
Gedurende het jaar 1923 werden 251 per-
ceelen aan de gemeentelijke duinwaterleiding
aangesloten, zoodat het totaal aansluitingen, op
1 Januari 1924 bedroeg 6691.
Uit de cijfers door den directeur der Gem.
Water- en Lichtbedrijven verschaft, blijkt, dat
het chloorgehalte van het water, dat in vroegere
jaren langen tijd achtereen ongeveer 70 mG.
per liter had bedragen, maar in den loop van
het jaar 1922 gestadig was gestegen, deze stij
ging in het begin van 1923 bleef voortzetten,
zoodat in April en Mei het cijfer 100 overschre
den werd:
Na een mondeling onderhoud over dit onder
werp was de directeur der water- en lichtbe
drijven zoo welwillend een aantal cijfers te ver
schaffen betreffende het chloorgehaite van het
water van duinwaterleidingen in andere plaat
sen. Hieruit bleek, dat in het jaar 1921 dit.
clnoorgehalte te Vlissingen 115, te Voorburg
193, te Middelburg zelfs 334 mG. per liter had
bedragen. De directeur meende dan ook, dat uit
de toename van het chloorgehaite nog geenszins
tot verzouting door binnendringen van zeewater
mocht worden geconcludeerd, waarbij hij er op
wees, dat het niveau der zoutwater-putten nog
steeds lager was dan dat der duinwaterbronnen.
Hij opperde daarentegen de mogelijkheid, dat
in de droge jaren veel zout vanuit de zee naar
de duinen zou zijn gewaaid en dat door de la
tere regens dit zout zou zijn opgelost en zoo in
het duinwater gebracht.
Inmiddels is het chloorgehaite in de laatste
maanden van het jaar 1923 weer belangrijk af
genomen.
De verbinding van het gemeentelijk water
leidingnet met het provinciale net kon dit jaar
nog niet worden tot stand gebracht, daar de
vereischte materialen wegens de bezetting van
het Roer-gebied niet konden worden aange
voerd.
In verband daarmede kon het voorschrift tot
verplichte aansluiting van alle woningen aan de
waterleiding nog steeds niet worden ingevoerd.
Bij klachten over gebrek aan water in de
regenbakken kon de Commissie dan ook niet
anders doen dan er bij de betrokken eigenaren
op aandringen hunne woningen van eene aan
sluiting aan de waterleiding te voorzien. Dit
geschiedde in drie gevallen.
In drie gevallen werd over de kwaliteit van
het water geklaagd. De Commissie liet monsters
hiervan onderzoeken in het laboratorium der
water- en lichtbedrijven. In twee gevallen gaf
de uitkomst geen aanleiding tot afkeuring of
verdenking.
In het derde geval was de uitkomst van dien
aard, dat geconcludeerd moest worden tot ge
meenschap van den regenbak met den beerput
der aangrenzende woning, wat trouwens reeds
werd vermoed. Daar de gebruiker van den re
genbak tevens eigenaar der woning was, werd
hem van de uitkomst van het onderzoek mede-
deeling gedaan.
Aan de door den Directeur van den Keu
ringsdienst voor vee en vleesch, den heer D.
Haan, aan de Commissie welwillend verstrekte
inlichtingen, is het volgende ontleend:
Het percentage gevallen van tuberculose be
droeg:
Bij runderen 25 het percentage afkeu
ringen daarvoor 0.7 (aantal 9).
Bij. varkens 6.8 het. percentage afkeurin
gen daarvoor 0.2 (aantal 5).
Bij kalveren werd tweemaal tuberculose ge
constateerd:
Volgens door den heer Griffier bij het Kan
tongerecht welwillend verstrekte opgave zijn
door den heer Kantonrechter alhier in 1923 de
volgende boeten (subs. hechtenis) opgelegd:
Wegens overtreding der Warenwet 1 boete
van 40.
Wegens overtreding van het Broodbesluit 4
boeten resp. van f 5.5.0.50 en f 0.50.
Wegens overtreding van de Vleeschkeurings-
wet 2 boeten resp. van 15.— en 0.50.
ren mantel los te maken. „U zult 't hier an
ders te warm krijgen."
„Ja, dat is zoo." Ongeduldig trok zij den
kostbaren bontmantel uit en wierp dezen
in zijn armen. Daarop viel zij weer handen
wringend in den stoel terug. „Oh, wat moet
ik doen? Zal ik om uw man zenden?"
Toen hij over haar man sprak, begon me
vrouw Blaisdell op nieuw te huilen.
„Neen! Neen! Hij is weg. naar Fred.
weet u."
„Naar Fred?"
„Ja, ja, dat is 't juist! Oh, Fred, Fred,
mijn jongen!"
„Fred! Oh, mevrouw Blaisdell, het spijt
mij, maar, wat is er toch?"
De vrouw nam haar handen van haar ge
laat en keek verschrikt, half uitdagend op.
„Mijnheer Smith, u kent Fred. U mocht
hem, nietwaar? Hij is niet slecht, wel? Ze
kunnen hem niet in de gevangenis zetten,
als wij terug betalen, alles wat hij genomen
heeft? Ze zullen mijn jongen niet in de ge
vangenis zetten?"
„In de gevangenis.Fred?"
De uitdrukking van ontsteltenis in het
gelaat van den heer Smith ziende, begon
zij opnieuw haar handen te wringen.
„Natuurlijk, weet u het niet! Ik zal 't u
moeten vertellen, dat moet wel," kreunde
zij.
„Niet, tenzij u het wenscht, mijn beste
mevrouw Blaisdell."
„Ik wil 't.Ik wil 't.Ik moet met
iemand er over spreken. Het zit zoo." Met
een zichtbare inspanning bracht zij
haarzelf een weinig tot kalmte en dwong
zich wat duidelijker te spreken. „Wij heb
ben van Fred een brief gekregen. Het kwam
van morgen met den eersten post. Hij had
Wegens overtreding van de Keuringsveror
dening 12 boeten resp. van 50.25.
15.—, 15.—, 15.—, 11.—, 10.—, 5.—,
2.—, 1.—, 0.50 en 0.50.
Wegens overtreding van de Woningwet 3
boeten resp. van 2.1.en 1.
Wegens overtreding van de Bouwverorde
ning 1 boete van 0.50.
Het „Comité tot het verkrijgen van een ver
bodsbepaling tegen hypnotische demonstraties"
zond aan de Oommissie een ontwerp-verzoek-
schrift aan den Minister van Justitie met ver
zoek om adhaesie-betuiging. De Commissie be
sloot aan dit verzoek te voldoen.
Uit het Politic-rapport.
Het gladde ijzer.
Door een bewoonster van de Binnenhaven
werd aangifte gedaan, dat een slede, welke
een oogenblik onbeheerd op straat stond, was
verdwenen. Een onderzoek heeft plaats.
Aanplakkers.
Zaterdagnacht werden door de politie in
de Wilhelminastraat een tweetal personen
aangehouden, die bezig waren zonder ver
gunning van den rechthebbende propaganda-
biljetten op een muur te plakken. De attri
buten werden in beslag genomen en proces
verbaal wordt opgemaakt.
In 't water gevallen.
Zondagmiddag omstreeks 5 uur werd aan
de politie telefonisch kennisgegeven, dat een
meisje in de Buitenhaven was gevallen. Bij
onderzoek bleek, dat één van een drietal
meisjes, die op een vlot aan 't spelen waren,
in liet water gevallen en tot haar middel in
het water was beland. Een voorbijganger had
liet meisje er uitgehaald. De namen van de
personen van dit drama bleven onbekend.
De snelheidsmanie.
Door de politie werden opnieuw een vijf
tal personen bekeurd, terzake overschrij
den van de maximum-snelheid in deze ge
meenten met- hun motorrijtuig.
Baldadigheid.
Een bewoner van de Buitenhaven deed
aangifte van vernieling van een ruit van
zijn woning. Een onderzoek heeft plaats.
Een toeval gekregen.
Zondagavond omstreeks 11 uur kreeg een
vrouw op de Weststraat een toeval en werd
een woning aldaar binnengedragen. Nadat
een dokter was verschenen en deze de pa
tiënte had onderzocht, gaf hij toestemming
de patiënte naar huis te brengen, waarna
men haar per rijtuig vervoerde.
Een verkeerde gewoonte.
Bekeurd werd een bewoner van de Bali-
straat, ter zake het laten staan van een vuil
nisemmer, gerüimen tijd nadat de Gemeente-
Reiniging deze had geleegd.
ARRONDISSEMENTS RECHTBANK.
Zitting van 4 Maart.
Uitspraak:
P. C. S., Helder, diefstal, vrijgesproken.
Beklaagde is inmiddels in voorarrest gesteld
als verdacht van sigarendiefstal.
Stroopen met den lichtbak.
Een ingezetene van Zijpe, C. J. S., die zich in
den nacht van 17 Nov. schuldig maakte aan
strooperij met behulp van een fietslantaarn op
den Schinkelsdijk te Callantsoog, was deswege
door den Kantonrechter te Schagen veroordeeld
tot 40 boete of 20 dagen, plus de boete gesteld
op het niet inleveren van het niet inbeslaggeno-
men geweer en den rijwiellantaarn..
De veroordeelde, zoowel als de ambtenaar, was
voor dit vonnis in appèl gekomen, welk appèl
heden werd behandeld en de drie politiemannen,
die den appellant op heeterdaad betrapt hadden,
werden1 gehoord als getuigen. Appellant zelf was
niet verschenen.
Na verhoor der verbalisanten vorderde het
O. M. bevestiging van het door dén Kantonrech
ter gewezen vonnis.
VOOR DEN POLITIERECHTER.
De conciërge vrijgesproken.
De zaak tegen den conciërge eener gemeente
school alhier, F. L., welke conciërge onlangs te
recht had gestaan wegens verduistering van
cokes uit de gemeentelijke schoolkachels, werd
heden voortgezet.
Beklaagde, die zich had beroepen op de ge
woonte over dergelijke cokes vrijelijk te be
schikken, was ook thans aanwezig en hoorde
alras van den president, dat het onderzoek door
den rechter-commissaris had uitgemaakt, dat be
klaagde waarheid had gesproken.
De officier, ofschoon eenige critiek uitoefe
nende op de zorgeloosheid van het Heldersche
gemeentebestuur, vroeg vrijspraak voor bekl.
en overeenkomstig dat requisitoir werd bekl. dan
oók vrijgesproken.
geld noodig dadelijk. Hij moest zevenhonderd
dollar twee en veertig cent hebben. Hij
zeide, dat hij het moest hebben. Als hij 't
niet kreeg, zou hij zich van kant maken.
Hij had zijn geheele toelage uitgegeven en
daarom had hij dat geld weggenomen."
„U bedoelt geld, dat hem niet toebehoor
de?" In de stem van den heer Smith lag af
keuring.
„Ja, maar u moet hem niet veroordeelen,
mijnheer Smith. Hij zeide, dat hij het schul
dig was. Het was een eereschuld, dat zijn
zijn eigen woorden."
„Oh! Een eereschuld, nietwaar?" De man
klemde zijn lippen opeen.
„Ja, en.... Oh, Maggie, Maggie! Wat
moet ik doen? Wat moet ik doen?" brak
zij opspringende af, toen Maggie Duff de
deur van de kamer op duwde en haastig
kwam binnenloopen.
„Ja, ik weet 't, houd je maar kalm, Hattie.
Wij zullen er wel iets op vinden." Met een
bleek gelaat, waarop een bemoedigende
glimlach lag, was juffrouw Maggie bezig
haar hoed en mantel af te doen. Een oogen
blik later stapte ze op mevrouw Hattie toe
en nam haar 'bevende handen in de hare.
„Maar begin nu eerst eens met mij er alles
van te vertellen."
„Je weet er dus iets van?"
„Ja, iets," antwoordde juffrouw Maggie,
de andere zacht terugduwende in haar
stoel. „Ik heb Frank gesproken. Even, voor
dat Jim weg ging, heeft hij er met hem
over getelefoneerd. Maar, je moet mij nu
eerst alles vertellen. Komaan, ik luister."
„Ik was juist bezig met den heer Smith
er over te spreken." Zij wilde wederom
haar handen wringen, maar juffrouw Mag
gie hield deze stevig in de hare. „Zie je,
De reis van Prins Hendrik.
Prins Hendrik is Dinsdag te Marseille
aangekomen en daar aan boord gegaan van
het pantserdekschip Heemskerck, dat dien
middag naar Barcelona zou vertrekken.
Uit het bouwvak.
De Maandagmiddag te Amsterdam ge
houden vergadering van de besturen van
verschillende bouwvakarbeiders-organisa
ties heeft de voorstellen van de patroons
bonden verworpen.
In den brief, waarin zij hiervan mede-
deeling doen, verklaren zij echter, dat deze
uitspraak niet insluit, dat de arbeiders
organisaties zich daarmede op het stand
punt geplaatst hebben, dat overeenstem
ming nu alleen mogelijk is, indien het laat
ste -aanbod, hetwelk zij gedaan hebben, in
een nieuwe overeenkomst wordt belichaamd.
De besturen hebben machtiging gekregen,
op een nieuwe conferentie belangrijk ver
der gaande stappen tot toenadering te doen,
indien thans ook van den kant der patroons
bonden toenadering mag worden verwacht.
Wat het bestuur van de Landelijke Fede
ratie van Bouvakarbeiders betreft, heeft dit
nog geen volmacht gekregen, verdere con
cessies te doen, doch is bereid, de onderhan
delingen verder mede te voeren.
De besturen verzoeken derhalve aan de
patroonsbonden, ten spoedigste een nieuwe
conferentie uit te schrijven.
„De Telegraaf" tegen „Het Volk".
Namens de N. V. Dagblad „De Telegraaf"
te Amsterdam werd Dmsaag voor de Keciit-
Dank te Amsterüam geüiend. van conclusie
van eisch tegen ae heeren mi'. P. JTroelstra
en J. F. AiiKersmit, vormende de hoofd
redactie van het aagblad „Tiet Volk" te Am
sterdam. Eischeres citeert- een artikel, op
genomen in „Het Volk" van 17 Januari I9z4,
ze blad, betreffende het uitgeven, omstreeks
oen overgang van 1916 op 1917, van speciale
ij ij voegsels, waarvoor door de Kussiscne re
geering „aan het blad van de heeren Hoidert
en «chrouer een bedrag van 60.000 betaald
zou zijn.
Eiscneres stelt, dat „Het Volk" 't in gemeld
artikel doet voorkomen, „als zoude eischeres
tijdens den grooten Europeeschen oorlog van
19T4 tot I9i8 door de Russische regeering
zijn omgekocht en in- dienst hebben gestaan
van deze regeering". Weliswaar, gaat de con
clusie van eisen voort, wordt deze omkooping
in het bijzonder aan buitenlandsche bladen
aangewreven, doch gedaagden voegen hier
aan toe, dat de te Parijs gevolgde methode
wel niet zal hebben verschild van die te Am
sterdam gevolgd, „hiermede klaarblijkelijk
bedoelend, -dat eischeres eveneens door de
Russische regeering was omgekocht en in
haar dienst stond."
Waar onder omkooping wordt verstaan
een afkeurenswaardige laakbare handeling,
die tot doel heeft om tegen betaling een
derde te brengen iets te doen, na te laten,
mede te deelen of te veizwijgen in strijd
met diens plicht en de waarheid en het zich
„laten omkoopen" eveneens als een afkeu
renswaardige, laakbare handeling wordt be
schouwd"
waar in het artikel bovendien de Fransche
bladen van afpersing, worden beschuldigd,
„welke beschuldiging klaarblijkelijk ook tot-
eischeres is gericht";
waar aan het slot van het artikel eischeres
wordt genoemd een „grabbelaar in de Russi
sche roebels, bij wie het aan welwillendheid
tegenover de betaalsheeren niet heeft geman
keerd",
acht eischeres haar goeden naam door den
geheelen inhoud van het artikel ten zeerste
aangetast. Zij toch is, zegt zij, nimmer door
de Russische regeering omgekocht en beeft
noch direct, noch indirect ooit in haar dienst
gestaan. Ook heeft zij', zegt zij verder, zich
nimmer aan afpersing schuldig gemaakt en
nimmer heeft zij ter wille van de Russische
roebels tegenover de Russische regeering
een zekere welwillendheid betoond.
De conclusie van eisch komt tot de slot
som, dat het der Rechtbank behage:
le. te verklaren dat bovenvermelde han
delwijze van gedaagden -is onrechtvaardig;
2o. gedaagden hoofdelijk te veroordeelen
orn aan eischers te vergoeden d1 schade
Fred was penningmeester van een club of
iets dergelijks en hij had geld noodig om.
om iemand te betalen. Toen heeft hij het
geld, dat aan de club toebehoorde, begrijp
je, -genomen, denkende het bij kleine bedra
gen terug te kunnen betalen. Maar, er is
iets gebeurd, ik weet niet wat.een nieu
we penningmeester of zoo iets. In elk geval
zou men ontdekken, dat hij het weggenomen
had. Dit zou morgen uitkomen en dus
schreef hij' dien brief aan Jim. Daarom ging
Jim. Maar, hij zag er zoo verschrikkelijk
uit.Oh! Ik heb hem nog nooit zoo bleek
en zoo ontdaan gezien. Ik maak mij zoo be
zorgd over wat hij met Fred zal doen. Mijn
jongen! Mijn jongen!"
„Zal Jim hem het geld geven?" vroeg juf
frouw Maggie.
„Ja, oh ja, Jim heeft het van de bank ge
haald. Fred schreef, dat hij contant geld
moest hebben. Hij zal het hem geven. Oh,
zij kunnen hem toch niet opsluiten...., zij
kunnen hem niet naar de gevangenis bren
gen, wel?"
„Neen, ze zullen hem niet in de gevange
nis zetten. Als Jim het geld medegenomen
heeft, zal Fred het terug kunnen betalen
en niemand zal er iets van weten. Maar, dat
doet er niet toe. Fred -heeft 't in elk geval
gedaan."
„Ik.ik weet 't."
„Iets zal er toch gedaan moeten worden,
Hattie. Begrijp je niet, waar dit alles naar
toe gaat? Fred heeft natuurlijk gespeeld
nietwaar?"
„Ik.ik ben er bang voor."
(Wordt vervolgd.)