VAN 'S LEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
»-«- rkat
Hofgedagten.
Op BWiwlare Lieden, die «Iel pteegra
te klaegen.
Kort geleden schreef een ongenoemïe
dichter in ©en van onze Hollandsen© Pe
riodieken een overpeinzing, op de men-
schen van tegenwoordig, die door het
wreede lot van hoé mateiieele leven te®
aeer geslagen zijn.
De overpeinzing volgt lucronuor.
Daar is in Duinoord ook een straat Je
moet er niet gaan kijken.
1 Is beter kfllm voorbij te gaan en niets
te laten blijken,
Een straat daar t altijd! ernstig is, daar
weinig menscben gaan.
Geruchteloos en vol fatsoen, zoo'n straat
van stil bestaan I
Daar schaars een huisdeur open gaat, daar
achter de gordijnen
Het leven staag verborgen blijft om buiten
meer te schijnen.
Daar waar je nooit geen drukte boort, dan
tds men kleedjes klopt,
Waar soms een auto tal verdwaalt, maar
waar er nooit een stopt!
akxi'n ergo kal© Baagsche straat van hee-
ren en madammen,
Dia teren op den Haagschen wind en
Haagscbe bouten hamment
Od nn vergeten bovenhuis men noemt
dat netten stand,
Het kijkt op een verlaten tuin. men
spreekt dan van riant.
Daar wonen zij, daar leven zij, daar lijden
zij en kwijnen,
En klemmen vast aan hun fatsoen^ daar
worstlen zij en Bobijnen l
Hij ls een nuttig menscb geweest, al liep
bij nooit vooraan,
HU gaf de maatschappij zijn kracht.
Ziji hem eeni goed bestaan!
Hij was een uit dien grooten hoop, die
men1 in een oratie;
iM>aw verder denkt men daar niet aan"
de kern noemt van de natie.
HU was toen ergens op kantoor, hij droeg
een zwarte das,
Je zag hem altoos deftig gaan met stok
en actentasoh.
Ze gingen nooit met iemand om, mevrouw
kwam' zelden buiten.
Ze leefden stil en zuinigjes, ze pasten op
hun duiten.
Zoo samen eens een straatje om en Zon
dags naar de pier.
HU zijn sigaar en saam de krant was op
en al 't pleizier!
ZU hadden wat je In deea* tijd *n idee fixe
zou heeten,
Van netjes door d© wereld gaan en nie
mand. dank te weten!
En oan dan op hun ouden dag, als 't werk
wat zwaarder gaat,
Te leven van hun eigen geld en ln dem
zelfden staat!
Daarvoor was t dat hij jarenlang nog
Is avonds boeken bijhield!
En gaf mevrouw pianoles, waar ze de
meid van vrij hield!
Maar van die krekel en die mier ls iets
dat niet meer geldt,
Die M»el wordt alleen nog maar in *t
fabelrijk verteld.
Thans zie Je *n ijverige mier faillissement
aanvragen,
Terwijl de krekels „steppen" en met ge
vulde magen.
Zij echter zagen dat niet in de roes van
•hun fatsoen,
Zff wilden *t van hun zomeroogst ook in
den winter doen!
Maar ziet! Hun levensavondzon stond
rood van oorlogsglanzen
En voor hun oude oogen liet de nood
zijn vlammen dansen!
Zij hadden t plan voor d'ouden dag voor
oorlogs opgezet,
En bij 't begrooting maken steeds maar
op normaal gelet;
Zij hadden niet gerekend, dat er groote
tijden kwamen,
Waarin de kosten van fatsoen drie
dubbel rijn te ramen.
N» hop. h*
Daar redden rij® ntl f^t.?oen' (laar
mag geen zon op schijnen
Daar rijn ze schraal bij 't middagmaal on
zuinig op de kleeren,
Daar houden op hun ouden dag nu ge
stoffeerde hoeren.
Daar staat nu geen piano meer, daar doet.
mevrouw de wascn,
Daar maakt van een oude bloos voor
hem een zwarte das.
En Zaterdags dan gaat hij uit, een straatje
om te loopen,
Om dan meteen voor 't Zondagsmaal be
vroren vleesch te koopen.
Daar staat hij soms wel even stil, zoo
voor een winkelruit,
TTH bracht nog graag wat anders mee. Hij
rekent stiekum uit.
Voor dezen Zondag rookt hij' dan maar
ditmaal geen sigaartje
En daarvan hebben zij dien dag dan koffie
met 'n taartje!^
En statig met rijn wandelstok en met zijn
zwarten das
Draagt hij de taartjes en het vleesch mee
in zijn actentasoh.
En *0 avonds rit hij met haar saam weer
in H budget te zoeken.
En wil zijn debet hoog geraamd, 't fat
soen1 als goodwill boeken,
Waarnaast veel leed dor duren tijd als
credit komen kan.
HJj toekent deftig rijn belans.don- ar
men Edelman!.
Francisoa: (Bij het afscheid nemen van
haar vriendin, die met haar broer ver
loofd is): Zeg, Kitty, als je soms van
nacht van Karei droomt, vraag hem dan
of
Ta:
hij
na"
mij dien laatsten (bundel „Tee und
1 eens wdl sturen.wil je?
BABBELUURTJE OVER MODE.
Regenkleedlng.
Geachte Lezeressen uit een soort pro
test heb ik aan mijzelf op hondslag be
loofd niet eerder te gaan schrijven over
mooie en minder mooie voorjaarshoedjes,
vooijaarsjaponnetjes, voorjaarsmanteltjes,
en voorjaarspakken voordat het nu eens
eindelijk voorjaar in den waren zin van
het woord zal zijn geworden.
En daar blijf ik bijl
Want om het maar eens ronduit te
zeggen: Zoolang ik in ons dierbaar va
derland nog zoo loop ifce bibberen en te
hufteren van de koude en de vriendelijke
Noord-Oostenwind mij ruw© handen en
gebarsten lippen geeft, kan ik mijn ge
dachten niet dwingen naar gezellige,
fleurige, kleurig© voorjaarskleedang!
Integendeel!
Als vanzelf nelgen mijn gedachten haast
nog naar een.bontjas!
Voor het minst naar een goeden regen
mantel 1
En dat geeft me meteen *n Idee!
'n Regenjas is toch per slot van reke
ning óók 'n kleedingstuk? Is het niet
waar? Al zijn we er nu niet allemaal be
paald „gek" op. Al is 'n regenjas ook niet
altijd en in alle opzichten „flattant". We
noemen het wel graag „dat ding"!
Maar niettemin is het een stuk van onze
kleeding, minstens even nuttig en noodig
dan verschillende van de meest mogelijke
„mode" stukken.
En hoelil
En laten we dus maar eens veronderstel
len op grond van onze Hollanidsche er
varing is het zelfs geen veronderstellen
meer dat we „hem" voor het a.s. voor
jaar weer veel noodig zullen hebben. Dat
geeft aanleiding om er eens over te bab
belen.
Wanter kan wel wat over gebab
beld worden. Zelfs in mode-opzicht.
O! jaLang niet iedereen riet er het
zelfde uit in een regenjaa
Ik heb wel eens persoontje» gezien, die
"Irnjtengéwooio apart en flatteerend
BtaCdus: wie weet) Als er eenmaall een-
schaap over den dam is nietwaar
dan volgen er in den regel meer.
Wie weet wat we nog durven dragen
over een of twee seizoenenl
Als ik het van dezen kant bekijk, dan
Toorzio ik hot ©ogenblik dat Torschdlende
jeugdige Heldorsché vrouwen al sedert n
tüd in het gelukkige bezit zijn van zulk
een keurig „regenstelletje en dat ze al
Sover is om stiekum te verlangen naar n
••ueenrogendegjoeen-
der regen. Alleen maar „dreigend
Want dan zou dat aanleiding wezen voor
bovengenoemde jeugdige vrouwen om in
ieder geval, zooais dat heet op den re
gen „voorbereid" te willen yezem
En dat was genoeg om het stelletje aan
^EtMjns kwade humeur te verliezen voor
de koude dagen.
Mme. Oorry.
Dit is Roodkapje! Ja want het ori
gineel van dit pak van- geprepareerd© wa
terdichte zijde was.vuurrood.
Verbeeldt U! Zoo rood nis eem Mefisto
in de opera „Faust".
Ze creëren daar ln het verre Parijs ook
wel eens gekke dingen.
Oóh laten wo eerlijk zeggen: Ze durven
daar in Parijs ook wel eens gewaagde din
gen te doen. Voornamelijk in het kiezen
van de kleuren. Zooals dit pak.
Het oorspronkelijk model was inder
daad vlamrood.
Overigens zult u me moeten toegeven,
dat 't model allerleukst is, nietwaar! Daar
valt niet veel op aan to merken. ^En d©
kleur?
Wel als ze niet aanstaat, dan.
neemt u een andere.
Ik vind van wel zeggen de neef en
Ik welgemeendNou, Lies, en verder?
De neef en de vriend moeten vroeg op
En dan moeten ze drie kwartier met een
lokaaltrein.
Nee, nietwaar! interrumpeert Greet.
Het is beslist geen trein het is een elec-
trische tramMisschien wel een ander
soort dan bij ons, maar het is een tram.
Hoe weet je dat?
Omdat ik zeker weet, dat neef Frlts niet
in een trein reist. Nooit van z'n leven.
Nou dat kan wel uitkomen zegt
vader met een veelbeteekenend gebaar, on
derwijl de tafel door het meisje wordt afge
nomen.
Moeder begrijpt dadelijk zijn bedoeling.
Die neef van ons heeft zijn yader ver
loren bij een afschuwelijk spoorwegongeluk
vertelt ze half fluisterend' aan den neef
en mij
Precies, daarom zal hij nooit in een trein
reizen.-... Dan nog liever in een vliegma
chine.
Nou goed. Dan 'n tram. In ieder geval
stonden ze 's morgens vroeg te wachten op
een of ander station
'n Open haltel Dat- moet je erbij zee
gen, anders kun je geen goeien indruk krij
gen van de situatie op het oogenblik, toen
Hou je snuit nou asjeblieft ik zal het
wel vertellen snibt Lies vliegensvlug
bang dat de clou van het verhaal ontijdig door
een van de loslippige zusjes zal worden ver
teld en dat daarmee aan haar 't succes ont-
gua zal
Nummer n ia Inmiddels ©en niet minder
keurig model. Een lange mantel ook
al van.' geprepareerde waterdichte zijde.
En de kleur van dit model was wit met-
rood leeren biesjes afgewerkt.
Een regenmantel vanwit met rood.
Wat zegt u er wel van. Stel het u voor
asjeblieftl
Ik zeg niet: schaf er u een aan. Wanl
hoe ik ook zelf houd van mooie en eigen,
zelfs als het moet ongemeen© kleeding.
stukken. Ik geloof toch stellig en gi,
gelooft dit met mij mee dat wij er in
ons land nimmer toe zullen komen oan deze
kleuren te dragen voor.deze kleedings-
stukken.
Ik vermeld het dan ook meer bij wijze
van curiositeit.
En als ik "dit nu neergeschreven heb,
dan schiet mij als een visioen te-binnen
hoe wonderlijke schepsels wij vrouwen
toch in den grond rijn. Want ik zeg dit
nu zoo: Wij zullen dat nooit dragen. En
menig serieuze vtouw, die dit Leest zegt
het mij hartgrondig na: Dat nooit!
Maar dan vertel ik u in vertrouwen, dat
ik kortgeleden een zoodanig sierlijk klee-
dingstuk heb ziendragen1!!
Ja waarlijk! Ik heb het zien dragen.
En iu Holland.
Het wag weliswaar niet vlamrood!. Het
was ook niet wit met rood.
Maar het schoot toch al aardig in de
richting! Het was wit met 'n zwart ruitje,
En ik zal eerlijk opbiechten: Ik vond
O, nouEet me maar niet opi
antwoordt Greet op de gebruikelijke fami
liaire toon tusschen zusters. Ik zal geen
woord meer zeggen.Stel je voor.
Moeder waagt een schuchtere opmerking.
Moet je niet eerst vertellen van die
koffer, Lies?.
Óch nee, ma dat komt later
Jawel, maar je moet toch eerst zeggen,
dat hijzelf ook 'n koffertje bij zich had.
Of misschien hadden ze alle tw^e wel een
koffertje. In ieder geval.
Dat komt later, mdódó!accen
tueert Lies.
De toon maakt Ma ietwat kregel:
Neem me niet kwalijk, maar ik ben het
niet met je eens. Er is sprake van een kof
fertje, dat die juffrouw
Hou nou uw mond, asjeblieft.
Nou ja goed1.... maar als je niet
duidelijk laat uitkomen, dat de mannen, die
stonden te wachten daar bij die tramhalte.,
't Station!
Best 't station. Als je niet laat uit
komen, dat die mannen ook 'n koffertje bij
zich hadden en dat het zoo heel vroeg in den
morgen, was
Laat haar nou vertellen, vrouw be
sluit .vader.
Mij best.
Ik zal het toch zeker wel 't beste weten
begint Liesbet nog eens per slot van
rekening is het heele verhaal aan mij gedaan
en aan niemand ander#.
Wat 'n trotsch lispelt Anny.
Gaat je niet» aan, kind repliceert
DE DANS VAN DE INKTMANNETJES.
Oorrie wist niet, wat ze sohrijvon zou.
„Lieve Oom Jaap," had ze geschreven
en toen oen hoele poos nagedacht, wat
ze nu moest vertellen. Eindelijk schreef
ze: „Dank u wel voor het poppenhuisje;
het is reurigl" Nee, reuzig was niet goed.
Moedor wou niet graag, dat ze zulke rare
woorden, gebruikte. Wacht, doorstrecpen
maar en „sohattig" er boven/schrijven.
,0, weel Daar krast die nare pen weer
en och, een' groote vlekl Die inkt lijkt
wel betooverdl"
Oorrie gooide boos haar pen neer en
dadelijk lag er op haar papier weer een
inktvlek. Maar ditmaal een vlek zooals
Corrie nog nooit een gezien had: de
vlek stond rechtop, want het was een
inktmannetje.
„Ha," zei Oorrie: „Kom je me missohien
helpen. Maar ik denk, dat je niet oens
kan praten en dus zeker geen brief
schrijven."
„Ik kan best praten," zei het inktman
netje verontwaardigd, met een heel zacht
stammetje. „Ja, het gaat nu wat zachtjes,
maar dat komt door mijn keelpijn. Ik
heb kou gevat, doordat je altijd de inkt
pot openlaat."
„Het spijt me," zei Oorrie. „Maar ik
kan het niet helpen. Ik moest zoo veel
brieven schrijven!"
„Brieven! Ja, zeker! Ik heb naar Je
zitten kijken. Je hebt er niet eens één
geschreven. En dan nog zoo slordig met
vlekken 1"
„Ja, die vlekken onaak jij," anwoordde
Corrie. „Ik zei al, dat de inkt betooverd
was." Oorrie voelde, dat haar oogen lang
zaam dicht vielen. Toen zij ze weer open
de, scheen het haar of ze ln een inktvijver
liep, maar al gauw zag ze, dat ze omgeven
was door duizenden inktmannetjes, die
allen dansten. Oorrie liep er vlug dwars
doorheen en iging aan den kant staan
kijken. Ze zag, dat ze in een groote zaal
was met een vloer van witte en zwarte
tegels. Aan het eind van de zaai zat een
orkestje te spelen en1 ln het midden zag
Corrie een inktfontein. Corrie vroeg zich
af hoe ze hier tooh gekomen zou zijn en
ineens ontdekte ze, dat ze haar mooiste
jurk aan had, die ze alleen aan mocht
hebben, als ze naar een partijtje ging.
Daar kwam een inktmannetje naar haar
toe. Het maakte een buiging en vroeg:
„Mag ik straks met je dansen." Corrie
keek eens naar haar mooie jurk en naar
het kleine zwarte ventje en zei:
„Ik ben hanig, dat je mijn jurk vuil zal
maken," zei ze. „Ik durf niet goed." Het
inktmannptje werd boos en ging heen.
Maar Oorrie had op school leeren dan
sen en toen ze de vroolijke muziek hoor
de, kon ze niet stil blijven1 staan. Met keu
rig gestrekte voetjes danste ze den dans,
die de kleine muzikantjes speelden!. De
inktmannetjes sprongen maar zoo'n beetje
in 't rond of op en neer op de plaats waar
ze stonden. En dat noemden ze dansen!
Oorrie zou ze eens laten zien, wat dansen
was.
„Als de inktmannetjes maar een beetje
naar den kant van de zaal wilden gaan,
vuil kunnen maken»
rvuria Dan zou ik een.een.
NÏfwas zo vergeten, hoe de dans heette,
Zvas geleerd had. Maar ze kon hem
«tón- 1)aar M«k ©p*
^ns eea belletje. De muziek hield op
Jwïïï?ud JA
kou ie rood of paarse of groene inkt?
ik lust geen inkt," antwoordde Oorrie
Vn wat dansen Jullie mal"
rVÜ niet erg beleefd," zei het Inkt.
mannetje en liep verder.
Daar' kwam een ander inktmannetje
aan met een schaaltje, waarop naar hel
Oorrie scheen, niets anders dan stukje,
steenkool lagoa „Lust je ©en inkt-bon
bon?" vroeg hij met een hoeech stemme-
tte en Oorrie herkende het inktmannetje
uit haar inktpot, dat keelpijn had.
Waarom heb je me hier gebracht?"
vroeg Corrie. „Ik kan met jullie niet dan,
son want ik ben bang dat je mijn imooie
jurk vuil zult maken. En voor mij is er
niets te drinken of te eten: inkt lust ik
niet en inkt-bonbons lijken me ook erg
vies99
Nu werd Oorrie erg boos. Ze greep het
sohaaltje en gooide do inktbonbons in hel
rond over de zaal. Maar O, wee. Llke bon
bon raakte juist een klein inktmannetje
en mot zóó'n vaart, dat ze vielen en pl«t
bleven liggen. Alle andere inktnuaimetje,
drongen bij oen ln oen hoek van de zaal
Eén was een beetje dapperder dan óe
rest: hil liep naar de telefoon en beid»
>olltle op.
de
jn een klein poosje laten do pol®,
verscheen, had Oorrie niets meer, on
mee te gooien. De inktmannetjes In-es»
nu weer wal meer moed en omringden
de politie en vertelden van Oorrie'a ml».
daden.
„Hoe Bullen we haar straffen?", vroege»
da politiemannen.
„Gooi haar is de laktfosteiB," riep es»
stem.
„O, o, o, oP schreouwdo Oorrie, steed»
luider.
„Wat scheelt er aan?" vroeg Moeder.
Oorrie wreef haar oogen uit. Ze xat bfl
de tafel en voor haar lag een blad paple®
met een paar groote inktvlekken.
Niets, Moeder," zei Oorrie. „Maar wilt
u me hiermee helpen?"
RAADSELS.
Lies. En ze vervolgt het leuke verhaal aan
mij:
Ze staan daar zoo te wachten op den
vroegtreinpardon: vroegtram. Op een
klein stationnetjeEn opeens komt die
tram met veel geweld aanHij loopt ver
der dan 't perron, zooals dat wel eens vaker
gaat, he.De menschen, die staan te wach
ten, hollen mee om zoo vlug mogelijk in de
tram te komen om 'n goed plaatsje te krij
gen..
En om niet te zien dat de tram voor
hun neus wegrijdt.Want in het buiten
land rijden idie dingen altijd veel harder dan
hier.
Het is de neef, die deze waarheid vertelt.
Juist, zegt Lies en denkt een mo
ment na, waar ze gebleven is:.Nou, m'n
neef holt natuurlijk ook mee
De vriend, LiesKom, wees niet
zoo kinderachtig adviseert Aly.
De vriend ook, natuurlijk, maar Frits
was het, die....
O, neeDat was juist de vriend.
Wat idioot, dat je dat nou telkens omdraait.
J ij was 't toch niet, die daar
Hou nou je gezicht, asjeblieftl
schreeuwt. Lies opgewonden en vervolgt dan
weer tot mij:Dus die neef van ons holt
mee en zijn vriend ook om die ebtrieksche
te krijgen
Hé jassus, Lies zegt moeder verwij
j schei nou toch eens uit met- dat rare
verdraaien van de woorden.Elitrieksche!
Wat isdat nou?..
EiectriBch# v#rb#tert Lle# devoot.
Mijn neef grijpt een openslaand portier en
wil er met een zwaai opspringen.Meteen
gaat de deur beelemaal open en een jong,
aardig meisje komt op de treeplank. Ze heeft
*n klein koffertje in d'r hand. Maar ze stapt
met te veel vaart. De tram staat nog niet hee-
lemaal stil. Bovendien zooals vrouwen dat
doenze stapt naar den verkeerden kant
ze valt uit de tram
Op haar gezicht zeg ik beleefdheids
halve.
Natuurlijk! zegt Lies maar....
Heelemaal niet natuurlijk - valt Greet
luid inZe viel heelemaal niet op haar
gezichtZe viel openfin: ze viel
achterover.
T Pat' gel00* ook mengt vader zich
in de discussie. Als ze van de tram gestapt
is op de bekende vrouwenmanier
Ze stappen nooit anders, de vrouwen
hëid heeft00rt De6f' eenige "Ümoedig-
an m.^ei °ok achterover gevallen
zijn besluit vader.
verschillen - begint Greet- met 'n air alsof
T ©en belangrijke wetenschappelijke ver
handeling gaat houden.Lies heeft gelijk.
e oor .pelen naar wat er gebeurde, moet
at meisje wel degelijk op 't gezicht geval-
I-en zij n
Maar Greet, hoe kan dat nu valt
moeder m Stel je nou voor: .Zóó sta
je en zóó gaat de tram.
Dan doe je dAt, jüistement! roept
Greet u:t, #n «pringt van d«n #to«l om mid-
Oplossingen der vorige
I. Honing, koning, woning.
n. Geduld overwint alle».
Lente gulden villa dor wis.
Nieuwe raadsel».
I. Het geheel is een spreekwoord van 8
woorden of 29 letters.
Uit een 1B, 26, 10, 14 drinkt men wel lSt
20, 3, 2, 23.
24,11,16, 17, 6, 8 is een kleedingstuk.
1, 4, 6, 18, 22 is een vrouwelijk hert.
7, 27, 28, 9 is een schrijfbehoefte.
Graaf, baron, enz. is een adellijke 29, 26,
21,18,12.
n. Met g ben ik een stof, met h een vier
voetig dier, met k een voedsel, met m een
rivier. Wat ben ik?
Goede oplossingen an belde raadsel» ont
vangen van:
A. A.; G. en K. A.; M. A.; C. A.; J. en
B. v. A.; T. B.; M. B.; A. B.-,'C. B.; T. en
G. B.; C. cn H. B.; A. B.; M. B.; H. B.; A.
en C. D. B.; P. G. G. B.; W. B.; B. B.; F.
B.; L. en H. B.; G. en J. B.; E. de O.; J.
C. C.; C. D.; J. en H. v. D.; G. D.; T. J.
en O. D.; P. D.; A. en H. D.; C. A. en M.
A. D.; G. en J. D.; G. en A. D.; K. E.;
S. E.; H. E.; G. en J. v. F.; W. de la F.;
J. F.; M. F.; E. G.; J. G.; N. G.; P. S. E. G.;
M. S. de G.; A. de G.; B. en T. G.-, W. G.;
M. H.; A. H.; F. H.; A. H.; J. H.-, A. en
M. C. H.; A. en J. v. d. H.; O. de H.; K. J.;
J. J.; J. de J.; S. de J.; O. K.; J. K.; R. K.;
W. K.; A. K.; P. J. K.; I. de K.; J. en
M. K.; C. P. K.; P. L.; M. v. d. L.; H, en
G. L.; A. v. d. L.; H. en J. L.; O. v. d. L.;
T. M.; L. M.; G. M.; A. N.; J. N.; M. O.;
B. en G. v. O.; H. G. O.; W. O.; M. O.;
J. P.; F. G. v. P.; A. R.; J. R.; p. j. R.;
J. de R.; J. en J. v. R.; J. en J. O. R.;
M- R-; B S.; A. S.; J. R. 8.; M. S.;
t a'aG-s-;°-s-<G-s-;J-8
J. de S.; J. P. 0. v. T.; H. en W. T.; S. V.;
K. V.; O. en L. V.; D. V.; J. J. W. en O. V.;
A. en C. de W.; A. M. v. W.; E. W.: S. en
A. W.; A. Y.; M. Z.; 8. en M. v. Z.; K. Z.
den in de kamer te imiteeren.... Kijk nou
hierv
Onderwijl bevestigt de neef, dat hij het
met moeder en Lies eens is, terwijl vader en
de overige zusters het tegenovergestelde vol-
z^n €r *,wee partijen gevormd.
Mij wordt gevraagd scheidsrechter te we
zen, maar ik weet me er huiten te houden.
Na vijf minuten zijn de vijf vrouwen bezig
voor zichzelf na te bootsen hoe een vrouw
van een rijdende tram springt en wat er dan
-gebeurt....
En het leuke verhaal. Hoe liep dat
eigenlijk af? informeert Herman.
Ik zou het je voor geen geld van de
wereld kunnen zeggen, kerel antwoordt
Frederik. Ik ben er nooit achter gekomen.
Toen ik om kwart over tien wegging, was
Greet bezig om met haar rokken bij elkaar
genomen, van de sofa te vallen op den par
ketvloer. Ter aanduiding hoe je in werkelijk
heid viel. Twee zusters stonden er omheen te
redetwisten, maar Greet had ze bijna over
tuigd. Vader en Ma hadden ln het salon een
hevige discussie over het onderwerp: „Hoe
valt een vrouw gewoonlijk ujt de tram".
Anny zat met een stug gezicht na een huil
bui omdat ze ruzie had gekregen met Lies.
En deze had een boek van de Querido geno
men en was naar haar kamer gegaan, terwijl
de neef een sigaar had opgestoken en rustl
in een luie stoel zat af te wachten tot M tij'
eou ztjn om zijn tr#i* t# halen
Nu rijn op t nette bovenhuis nog dichter
pt In hun kwasi-visscherspak en dito dop
pittiger uitzagen en interessanter^ an
hun meest „damesachtige" mantelpak.
Dus vooruit maar!
nakwam or een naar Oorrie toe on
Je rijn heerlijk. Proef maar eens,"
noodigde het inktmannetja.
tTmi ^e,n zo? u van meening te