VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT »-«- rkat Hofgedagten. Op BWiwlare Lieden, die «Iel pteegra te klaegen. Kort geleden schreef een ongenoemïe dichter in ©en van onze Hollandsen© Pe riodieken een overpeinzing, op de men- schen van tegenwoordig, die door het wreede lot van hoé mateiieele leven te® aeer geslagen zijn. De overpeinzing volgt lucronuor. Daar is in Duinoord ook een straat Je moet er niet gaan kijken. 1 Is beter kfllm voorbij te gaan en niets te laten blijken, Een straat daar t altijd! ernstig is, daar weinig menscben gaan. Geruchteloos en vol fatsoen, zoo'n straat van stil bestaan I Daar schaars een huisdeur open gaat, daar achter de gordijnen Het leven staag verborgen blijft om buiten meer te schijnen. Daar waar je nooit geen drukte boort, dan tds men kleedjes klopt, Waar soms een auto tal verdwaalt, maar waar er nooit een stopt! akxi'n ergo kal© Baagsche straat van hee- ren en madammen, Dia teren op den Haagschen wind en Haagscbe bouten hamment Od nn vergeten bovenhuis men noemt dat netten stand, Het kijkt op een verlaten tuin. men spreekt dan van riant. Daar wonen zij, daar leven zij, daar lijden zij en kwijnen, En klemmen vast aan hun fatsoen^ daar worstlen zij en Bobijnen l Hij ls een nuttig menscb geweest, al liep bij nooit vooraan, HU gaf de maatschappij zijn kracht. Ziji hem eeni goed bestaan! Hij was een uit dien grooten hoop, die men1 in een oratie; iM>aw verder denkt men daar niet aan" de kern noemt van de natie. HU was toen ergens op kantoor, hij droeg een zwarte das, Je zag hem altoos deftig gaan met stok en actentasoh. Ze gingen nooit met iemand om, mevrouw kwam' zelden buiten. Ze leefden stil en zuinigjes, ze pasten op hun duiten. Zoo samen eens een straatje om en Zon dags naar de pier. HU zijn sigaar en saam de krant was op en al 't pleizier! ZU hadden wat je In deea* tijd *n idee fixe zou heeten, Van netjes door d© wereld gaan en nie mand. dank te weten! En oan dan op hun ouden dag, als 't werk wat zwaarder gaat, Te leven van hun eigen geld en ln dem zelfden staat! Daarvoor was t dat hij jarenlang nog Is avonds boeken bijhield! En gaf mevrouw pianoles, waar ze de meid van vrij hield! Maar van die krekel en die mier ls iets dat niet meer geldt, Die M»el wordt alleen nog maar in *t fabelrijk verteld. Thans zie Je *n ijverige mier faillissement aanvragen, Terwijl de krekels „steppen" en met ge vulde magen. Zij echter zagen dat niet in de roes van •hun fatsoen, Zff wilden *t van hun zomeroogst ook in den winter doen! Maar ziet! Hun levensavondzon stond rood van oorlogsglanzen En voor hun oude oogen liet de nood zijn vlammen dansen! Zij hadden t plan voor d'ouden dag voor oorlogs opgezet, En bij 't begrooting maken steeds maar op normaal gelet; Zij hadden niet gerekend, dat er groote tijden kwamen, Waarin de kosten van fatsoen drie dubbel rijn te ramen. N» hop. h* Daar redden rij® ntl f^t.?oen' (laar mag geen zon op schijnen Daar rijn ze schraal bij 't middagmaal on zuinig op de kleeren, Daar houden op hun ouden dag nu ge stoffeerde hoeren. Daar staat nu geen piano meer, daar doet. mevrouw de wascn, Daar maakt van een oude bloos voor hem een zwarte das. En Zaterdags dan gaat hij uit, een straatje om te loopen, Om dan meteen voor 't Zondagsmaal be vroren vleesch te koopen. Daar staat hij soms wel even stil, zoo voor een winkelruit, TTH bracht nog graag wat anders mee. Hij rekent stiekum uit. Voor dezen Zondag rookt hij' dan maar ditmaal geen sigaartje En daarvan hebben zij dien dag dan koffie met 'n taartje!^ En statig met rijn wandelstok en met zijn zwarten das Draagt hij de taartjes en het vleesch mee in zijn actentasoh. En *0 avonds rit hij met haar saam weer in H budget te zoeken. En wil zijn debet hoog geraamd, 't fat soen1 als goodwill boeken, Waarnaast veel leed dor duren tijd als credit komen kan. HJj toekent deftig rijn belans.don- ar men Edelman!. Francisoa: (Bij het afscheid nemen van haar vriendin, die met haar broer ver loofd is): Zeg, Kitty, als je soms van nacht van Karei droomt, vraag hem dan of Ta: hij na" mij dien laatsten (bundel „Tee und 1 eens wdl sturen.wil je? BABBELUURTJE OVER MODE. Regenkleedlng. Geachte Lezeressen uit een soort pro test heb ik aan mijzelf op hondslag be loofd niet eerder te gaan schrijven over mooie en minder mooie voorjaarshoedjes, vooijaarsjaponnetjes, voorjaarsmanteltjes, en voorjaarspakken voordat het nu eens eindelijk voorjaar in den waren zin van het woord zal zijn geworden. En daar blijf ik bijl Want om het maar eens ronduit te zeggen: Zoolang ik in ons dierbaar va derland nog zoo loop ifce bibberen en te hufteren van de koude en de vriendelijke Noord-Oostenwind mij ruw© handen en gebarsten lippen geeft, kan ik mijn ge dachten niet dwingen naar gezellige, fleurige, kleurig© voorjaarskleedang! Integendeel! Als vanzelf nelgen mijn gedachten haast nog naar een.bontjas! Voor het minst naar een goeden regen mantel 1 En dat geeft me meteen *n Idee! 'n Regenjas is toch per slot van reke ning óók 'n kleedingstuk? Is het niet waar? Al zijn we er nu niet allemaal be paald „gek" op. Al is 'n regenjas ook niet altijd en in alle opzichten „flattant". We noemen het wel graag „dat ding"! Maar niettemin is het een stuk van onze kleeding, minstens even nuttig en noodig dan verschillende van de meest mogelijke „mode" stukken. En hoelil En laten we dus maar eens veronderstel len op grond van onze Hollanidsche er varing is het zelfs geen veronderstellen meer dat we „hem" voor het a.s. voor jaar weer veel noodig zullen hebben. Dat geeft aanleiding om er eens over te bab belen. Wanter kan wel wat over gebab beld worden. Zelfs in mode-opzicht. O! jaLang niet iedereen riet er het zelfde uit in een regenjaa Ik heb wel eens persoontje» gezien, die "Irnjtengéwooio apart en flatteerend BtaCdus: wie weet) Als er eenmaall een- schaap over den dam is nietwaar dan volgen er in den regel meer. Wie weet wat we nog durven dragen over een of twee seizoenenl Als ik het van dezen kant bekijk, dan Toorzio ik hot ©ogenblik dat Torschdlende jeugdige Heldorsché vrouwen al sedert n tüd in het gelukkige bezit zijn van zulk een keurig „regenstelletje en dat ze al Sover is om stiekum te verlangen naar n ••ueenrogendegjoeen- der regen. Alleen maar „dreigend Want dan zou dat aanleiding wezen voor bovengenoemde jeugdige vrouwen om in ieder geval, zooais dat heet op den re gen „voorbereid" te willen yezem En dat was genoeg om het stelletje aan ^EtMjns kwade humeur te verliezen voor de koude dagen. Mme. Oorry. Dit is Roodkapje! Ja want het ori gineel van dit pak van- geprepareerd© wa terdichte zijde was.vuurrood. Verbeeldt U! Zoo rood nis eem Mefisto in de opera „Faust". Ze creëren daar ln het verre Parijs ook wel eens gekke dingen. Oóh laten wo eerlijk zeggen: Ze durven daar in Parijs ook wel eens gewaagde din gen te doen. Voornamelijk in het kiezen van de kleuren. Zooals dit pak. Het oorspronkelijk model was inder daad vlamrood. Overigens zult u me moeten toegeven, dat 't model allerleukst is, nietwaar! Daar valt niet veel op aan to merken. ^En d© kleur? Wel als ze niet aanstaat, dan. neemt u een andere. Ik vind van wel zeggen de neef en Ik welgemeendNou, Lies, en verder? De neef en de vriend moeten vroeg op En dan moeten ze drie kwartier met een lokaaltrein. Nee, nietwaar! interrumpeert Greet. Het is beslist geen trein het is een elec- trische tramMisschien wel een ander soort dan bij ons, maar het is een tram. Hoe weet je dat? Omdat ik zeker weet, dat neef Frlts niet in een trein reist. Nooit van z'n leven. Nou dat kan wel uitkomen zegt vader met een veelbeteekenend gebaar, on derwijl de tafel door het meisje wordt afge nomen. Moeder begrijpt dadelijk zijn bedoeling. Die neef van ons heeft zijn yader ver loren bij een afschuwelijk spoorwegongeluk vertelt ze half fluisterend' aan den neef en mij Precies, daarom zal hij nooit in een trein reizen.-... Dan nog liever in een vliegma chine. Nou goed. Dan 'n tram. In ieder geval stonden ze 's morgens vroeg te wachten op een of ander station 'n Open haltel Dat- moet je erbij zee gen, anders kun je geen goeien indruk krij gen van de situatie op het oogenblik, toen Hou je snuit nou asjeblieft ik zal het wel vertellen snibt Lies vliegensvlug bang dat de clou van het verhaal ontijdig door een van de loslippige zusjes zal worden ver teld en dat daarmee aan haar 't succes ont- gua zal Nummer n ia Inmiddels ©en niet minder keurig model. Een lange mantel ook al van.' geprepareerde waterdichte zijde. En de kleur van dit model was wit met- rood leeren biesjes afgewerkt. Een regenmantel vanwit met rood. Wat zegt u er wel van. Stel het u voor asjeblieftl Ik zeg niet: schaf er u een aan. Wanl hoe ik ook zelf houd van mooie en eigen, zelfs als het moet ongemeen© kleeding. stukken. Ik geloof toch stellig en gi, gelooft dit met mij mee dat wij er in ons land nimmer toe zullen komen oan deze kleuren te dragen voor.deze kleedings- stukken. Ik vermeld het dan ook meer bij wijze van curiositeit. En als ik "dit nu neergeschreven heb, dan schiet mij als een visioen te-binnen hoe wonderlijke schepsels wij vrouwen toch in den grond rijn. Want ik zeg dit nu zoo: Wij zullen dat nooit dragen. En menig serieuze vtouw, die dit Leest zegt het mij hartgrondig na: Dat nooit! Maar dan vertel ik u in vertrouwen, dat ik kortgeleden een zoodanig sierlijk klee- dingstuk heb ziendragen1!! Ja waarlijk! Ik heb het zien dragen. En iu Holland. Het wag weliswaar niet vlamrood!. Het was ook niet wit met rood. Maar het schoot toch al aardig in de richting! Het was wit met 'n zwart ruitje, En ik zal eerlijk opbiechten: Ik vond O, nouEet me maar niet opi antwoordt Greet op de gebruikelijke fami liaire toon tusschen zusters. Ik zal geen woord meer zeggen.Stel je voor. Moeder waagt een schuchtere opmerking. Moet je niet eerst vertellen van die koffer, Lies?. Óch nee, ma dat komt later Jawel, maar je moet toch eerst zeggen, dat hijzelf ook 'n koffertje bij zich had. Of misschien hadden ze alle tw^e wel een koffertje. In ieder geval. Dat komt later, mdódó!accen tueert Lies. De toon maakt Ma ietwat kregel: Neem me niet kwalijk, maar ik ben het niet met je eens. Er is sprake van een kof fertje, dat die juffrouw Hou nou uw mond, asjeblieft. Nou ja goed1.... maar als je niet duidelijk laat uitkomen, dat de mannen, die stonden te wachten daar bij die tramhalte., 't Station! Best 't station. Als je niet laat uit komen, dat die mannen ook 'n koffertje bij zich hadden en dat het zoo heel vroeg in den morgen, was Laat haar nou vertellen, vrouw be sluit .vader. Mij best. Ik zal het toch zeker wel 't beste weten begint Liesbet nog eens per slot van rekening is het heele verhaal aan mij gedaan en aan niemand ander#. Wat 'n trotsch lispelt Anny. Gaat je niet» aan, kind repliceert DE DANS VAN DE INKTMANNETJES. Oorrie wist niet, wat ze sohrijvon zou. „Lieve Oom Jaap," had ze geschreven en toen oen hoele poos nagedacht, wat ze nu moest vertellen. Eindelijk schreef ze: „Dank u wel voor het poppenhuisje; het is reurigl" Nee, reuzig was niet goed. Moedor wou niet graag, dat ze zulke rare woorden, gebruikte. Wacht, doorstrecpen maar en „sohattig" er boven/schrijven. ,0, weel Daar krast die nare pen weer en och, een' groote vlekl Die inkt lijkt wel betooverdl" Oorrie gooide boos haar pen neer en dadelijk lag er op haar papier weer een inktvlek. Maar ditmaal een vlek zooals Corrie nog nooit een gezien had: de vlek stond rechtop, want het was een inktmannetje. „Ha," zei Oorrie: „Kom je me missohien helpen. Maar ik denk, dat je niet oens kan praten en dus zeker geen brief schrijven." „Ik kan best praten," zei het inktman netje verontwaardigd, met een heel zacht stammetje. „Ja, het gaat nu wat zachtjes, maar dat komt door mijn keelpijn. Ik heb kou gevat, doordat je altijd de inkt pot openlaat." „Het spijt me," zei Oorrie. „Maar ik kan het niet helpen. Ik moest zoo veel brieven schrijven!" „Brieven! Ja, zeker! Ik heb naar Je zitten kijken. Je hebt er niet eens één geschreven. En dan nog zoo slordig met vlekken 1" „Ja, die vlekken onaak jij," anwoordde Corrie. „Ik zei al, dat de inkt betooverd was." Oorrie voelde, dat haar oogen lang zaam dicht vielen. Toen zij ze weer open de, scheen het haar of ze ln een inktvijver liep, maar al gauw zag ze, dat ze omgeven was door duizenden inktmannetjes, die allen dansten. Oorrie liep er vlug dwars doorheen en iging aan den kant staan kijken. Ze zag, dat ze in een groote zaal was met een vloer van witte en zwarte tegels. Aan het eind van de zaai zat een orkestje te spelen en1 ln het midden zag Corrie een inktfontein. Corrie vroeg zich af hoe ze hier tooh gekomen zou zijn en ineens ontdekte ze, dat ze haar mooiste jurk aan had, die ze alleen aan mocht hebben, als ze naar een partijtje ging. Daar kwam een inktmannetje naar haar toe. Het maakte een buiging en vroeg: „Mag ik straks met je dansen." Corrie keek eens naar haar mooie jurk en naar het kleine zwarte ventje en zei: „Ik ben hanig, dat je mijn jurk vuil zal maken," zei ze. „Ik durf niet goed." Het inktmannptje werd boos en ging heen. Maar Oorrie had op school leeren dan sen en toen ze de vroolijke muziek hoor de, kon ze niet stil blijven1 staan. Met keu rig gestrekte voetjes danste ze den dans, die de kleine muzikantjes speelden!. De inktmannetjes sprongen maar zoo'n beetje in 't rond of op en neer op de plaats waar ze stonden. En dat noemden ze dansen! Oorrie zou ze eens laten zien, wat dansen was. „Als de inktmannetjes maar een beetje naar den kant van de zaal wilden gaan, vuil kunnen maken» rvuria Dan zou ik een.een. NÏfwas zo vergeten, hoe de dans heette, Zvas geleerd had. Maar ze kon hem «tón- 1)aar M«k ©p* ^ns eea belletje. De muziek hield op Jwïïï?ud JA kou ie rood of paarse of groene inkt? ik lust geen inkt," antwoordde Oorrie Vn wat dansen Jullie mal" rVÜ niet erg beleefd," zei het Inkt. mannetje en liep verder. Daar' kwam een ander inktmannetje aan met een schaaltje, waarop naar hel Oorrie scheen, niets anders dan stukje, steenkool lagoa „Lust je ©en inkt-bon bon?" vroeg hij met een hoeech stemme- tte en Oorrie herkende het inktmannetje uit haar inktpot, dat keelpijn had. Waarom heb je me hier gebracht?" vroeg Corrie. „Ik kan met jullie niet dan, son want ik ben bang dat je mijn imooie jurk vuil zult maken. En voor mij is er niets te drinken of te eten: inkt lust ik niet en inkt-bonbons lijken me ook erg vies99 Nu werd Oorrie erg boos. Ze greep het sohaaltje en gooide do inktbonbons in hel rond over de zaal. Maar O, wee. Llke bon bon raakte juist een klein inktmannetje en mot zóó'n vaart, dat ze vielen en pl«t bleven liggen. Alle andere inktnuaimetje, drongen bij oen ln oen hoek van de zaal Eén was een beetje dapperder dan óe rest: hil liep naar de telefoon en beid» >olltle op. de jn een klein poosje laten do pol®, verscheen, had Oorrie niets meer, on mee te gooien. De inktmannetjes In-es» nu weer wal meer moed en omringden de politie en vertelden van Oorrie'a ml». daden. „Hoe Bullen we haar straffen?", vroege» da politiemannen. „Gooi haar is de laktfosteiB," riep es» stem. „O, o, o, oP schreouwdo Oorrie, steed» luider. „Wat scheelt er aan?" vroeg Moeder. Oorrie wreef haar oogen uit. Ze xat bfl de tafel en voor haar lag een blad paple® met een paar groote inktvlekken. Niets, Moeder," zei Oorrie. „Maar wilt u me hiermee helpen?" RAADSELS. Lies. En ze vervolgt het leuke verhaal aan mij: Ze staan daar zoo te wachten op den vroegtreinpardon: vroegtram. Op een klein stationnetjeEn opeens komt die tram met veel geweld aanHij loopt ver der dan 't perron, zooals dat wel eens vaker gaat, he.De menschen, die staan te wach ten, hollen mee om zoo vlug mogelijk in de tram te komen om 'n goed plaatsje te krij gen.. En om niet te zien dat de tram voor hun neus wegrijdt.Want in het buiten land rijden idie dingen altijd veel harder dan hier. Het is de neef, die deze waarheid vertelt. Juist, zegt Lies en denkt een mo ment na, waar ze gebleven is:.Nou, m'n neef holt natuurlijk ook mee De vriend, LiesKom, wees niet zoo kinderachtig adviseert Aly. De vriend ook, natuurlijk, maar Frits was het, die.... O, neeDat was juist de vriend. Wat idioot, dat je dat nou telkens omdraait. J ij was 't toch niet, die daar Hou nou je gezicht, asjeblieftl schreeuwt. Lies opgewonden en vervolgt dan weer tot mij:Dus die neef van ons holt mee en zijn vriend ook om die ebtrieksche te krijgen Hé jassus, Lies zegt moeder verwij j schei nou toch eens uit met- dat rare verdraaien van de woorden.Elitrieksche! Wat isdat nou?.. EiectriBch# v#rb#tert Lle# devoot. Mijn neef grijpt een openslaand portier en wil er met een zwaai opspringen.Meteen gaat de deur beelemaal open en een jong, aardig meisje komt op de treeplank. Ze heeft *n klein koffertje in d'r hand. Maar ze stapt met te veel vaart. De tram staat nog niet hee- lemaal stil. Bovendien zooals vrouwen dat doenze stapt naar den verkeerden kant ze valt uit de tram Op haar gezicht zeg ik beleefdheids halve. Natuurlijk! zegt Lies maar.... Heelemaal niet natuurlijk - valt Greet luid inZe viel heelemaal niet op haar gezichtZe viel openfin: ze viel achterover. T Pat' gel00* ook mengt vader zich in de discussie. Als ze van de tram gestapt is op de bekende vrouwenmanier Ze stappen nooit anders, de vrouwen hëid heeft00rt De6f' eenige "Ümoedig- an m.^ei °ok achterover gevallen zijn besluit vader. verschillen - begint Greet- met 'n air alsof T ©en belangrijke wetenschappelijke ver handeling gaat houden.Lies heeft gelijk. e oor .pelen naar wat er gebeurde, moet at meisje wel degelijk op 't gezicht geval- I-en zij n Maar Greet, hoe kan dat nu valt moeder m Stel je nou voor: .Zóó sta je en zóó gaat de tram. Dan doe je dAt, jüistement! roept Greet u:t, #n «pringt van d«n #to«l om mid- Oplossingen der vorige I. Honing, koning, woning. n. Geduld overwint alle». Lente gulden villa dor wis. Nieuwe raadsel». I. Het geheel is een spreekwoord van 8 woorden of 29 letters. Uit een 1B, 26, 10, 14 drinkt men wel lSt 20, 3, 2, 23. 24,11,16, 17, 6, 8 is een kleedingstuk. 1, 4, 6, 18, 22 is een vrouwelijk hert. 7, 27, 28, 9 is een schrijfbehoefte. Graaf, baron, enz. is een adellijke 29, 26, 21,18,12. n. Met g ben ik een stof, met h een vier voetig dier, met k een voedsel, met m een rivier. Wat ben ik? Goede oplossingen an belde raadsel» ont vangen van: A. A.; G. en K. A.; M. A.; C. A.; J. en B. v. A.; T. B.; M. B.; A. B.-,'C. B.; T. en G. B.; C. cn H. B.; A. B.; M. B.; H. B.; A. en C. D. B.; P. G. G. B.; W. B.; B. B.; F. B.; L. en H. B.; G. en J. B.; E. de O.; J. C. C.; C. D.; J. en H. v. D.; G. D.; T. J. en O. D.; P. D.; A. en H. D.; C. A. en M. A. D.; G. en J. D.; G. en A. D.; K. E.; S. E.; H. E.; G. en J. v. F.; W. de la F.; J. F.; M. F.; E. G.; J. G.; N. G.; P. S. E. G.; M. S. de G.; A. de G.; B. en T. G.-, W. G.; M. H.; A. H.; F. H.; A. H.; J. H.-, A. en M. C. H.; A. en J. v. d. H.; O. de H.; K. J.; J. J.; J. de J.; S. de J.; O. K.; J. K.; R. K.; W. K.; A. K.; P. J. K.; I. de K.; J. en M. K.; C. P. K.; P. L.; M. v. d. L.; H, en G. L.; A. v. d. L.; H. en J. L.; O. v. d. L.; T. M.; L. M.; G. M.; A. N.; J. N.; M. O.; B. en G. v. O.; H. G. O.; W. O.; M. O.; J. P.; F. G. v. P.; A. R.; J. R.; p. j. R.; J. de R.; J. en J. v. R.; J. en J. O. R.; M- R-; B S.; A. S.; J. R. 8.; M. S.; t a'aG-s-;°-s-<G-s-;J-8 J. de S.; J. P. 0. v. T.; H. en W. T.; S. V.; K. V.; O. en L. V.; D. V.; J. J. W. en O. V.; A. en C. de W.; A. M. v. W.; E. W.: S. en A. W.; A. Y.; M. Z.; 8. en M. v. Z.; K. Z. den in de kamer te imiteeren.... Kijk nou hierv Onderwijl bevestigt de neef, dat hij het met moeder en Lies eens is, terwijl vader en de overige zusters het tegenovergestelde vol- z^n €r *,wee partijen gevormd. Mij wordt gevraagd scheidsrechter te we zen, maar ik weet me er huiten te houden. Na vijf minuten zijn de vijf vrouwen bezig voor zichzelf na te bootsen hoe een vrouw van een rijdende tram springt en wat er dan -gebeurt.... En het leuke verhaal. Hoe liep dat eigenlijk af? informeert Herman. Ik zou het je voor geen geld van de wereld kunnen zeggen, kerel antwoordt Frederik. Ik ben er nooit achter gekomen. Toen ik om kwart over tien wegging, was Greet bezig om met haar rokken bij elkaar genomen, van de sofa te vallen op den par ketvloer. Ter aanduiding hoe je in werkelijk heid viel. Twee zusters stonden er omheen te redetwisten, maar Greet had ze bijna over tuigd. Vader en Ma hadden ln het salon een hevige discussie over het onderwerp: „Hoe valt een vrouw gewoonlijk ujt de tram". Anny zat met een stug gezicht na een huil bui omdat ze ruzie had gekregen met Lies. En deze had een boek van de Querido geno men en was naar haar kamer gegaan, terwijl de neef een sigaar had opgestoken en rustl in een luie stoel zat af te wachten tot M tij' eou ztjn om zijn tr#i* t# halen Nu rijn op t nette bovenhuis nog dichter pt In hun kwasi-visscherspak en dito dop pittiger uitzagen en interessanter^ an hun meest „damesachtige" mantelpak. Dus vooruit maar! nakwam or een naar Oorrie toe on Je rijn heerlijk. Proef maar eens," noodigde het inktmannetja. tTmi ^e,n zo? u van meening te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 8