1ELDEISCHECOURANT Derde Blad. PLAATSELIJK NIEUWS VAN ZATERDAG 12 APRIL 1924. Gisteren slaagde voor le officier, Groote Stoomvaart, onze vroeger» plaats genoot de heer D. Grimmon. Te Amsterdam slaagde voor het Oan- didaatsexamen in de RomaanBche taal en letterkunde (Fransch) die heer S. Elte. Aan den agent van politie B. Dudink alhier is op diens verzoek met ingang Van heden eervol ontslag verleend. Naar wij vernemen is het waarschijn lijk, dat ook in deze vacature voorloopig niet zal worden voorzien. De eerste prijs voor het beste slacht- paard op de Vee-tentoonstelling te Zaan dam werd behaald door den heer G. Leeg water, Spoorstraat 71, alhier. Hr. Ms. „K IX". De onderzeeboot „K. EX" is Donderdag van .Port Sald vertrokken ter voortzetting van haar reis naar NecL-Indië. Het reisplan van de „Tromp". Het reisplan van Hr. Ms. „Tromp" voor een oefeningsreis naar de Canarische eilan den met adelborsten en jeugdige schepelin gen is als volgt vastgesteld: Donderdag 1 Mei a.s. vertrek van Willems oord, Zaterdag 10 Mei aankomst in Santa Cruz, Donderdag 15 Mei vertrek van Santa Cruz, Maandag 26 Mei aankomst Las Palmas, Zaterdag 81 Mei vertrek Las Palmas, Woensdag 11 Juni aankomst Bordeaux, Maandag 16 Juni vertrek Bordeaux, Vrijdag 20 Juni aankomst in Willemsoord. Emmabloemverkoop. De verkoop van de Emmabloem zal on der nader goedkeuring van den burge meester plaats hebben op Zaterdag 26 ApriL Koninklijke Marine-Jachtclub. De periodieke zeilwedstrijden van de Koninklijke Marine, onder leiding van de Koninklijke Marine-Jachtclub zullen dit jaar in de eerste helft van Mei aanvangen en eindigen 11 Juli. De algemeene zeil wedstrijden zullen 11 en 12 Juli plaats hebben. Departement Helder der MIJ. van NQverheld. Voor bovengenoemd departement houdt Woensdag 16 April de heer J. W. J. van Haersolte een lezing over „de Noordzoe- visscherij". Voor belangstellenden zijn uitnoodiginr gen verkrijgbaar. Voor verdere bijzonderheden verwijzen wij naar de in dit nummer voorkomende advertentie. Adres aan Gedeputeerde Staten. Door de hieronder genoemde bonden is het volgend) adres aan Gedeputeerde Staten van Noord-Holland verzonden: Geven met eerbied te kennen, ondergetee- kenden, allen resp. voorzitters en secreta rissen van de afdeelingen of onderafdeelin- gen Helder van: den Bond van Leeraren en Leeraressen hij het Nijverheidsonderwijs, den Ned. Bond van Werklieden in Over heidsdienst, den Bond voor Minder Marine Personeel, den Bond van Politiepersoneel in Neder land, den Ned. Bond van Gem.-Ambtenaren), den Christelijken Bond) van Personeel in publieken dienst, het Nationaal Verbondi van Gem.-Ambte naren, den Oentralen Ned. Ambtenaren Bond, den Oentralen Bond van P.T.T. personeel, „Ons Belang", Vereeniging van Onder officieren en mil. geëmpl. bij de Landmacht, den Alg. Bond van Gem.-Personeel, den Bond van Korporaals der Kon. Marine, den R.-K. Bond van Overheidspersoneel „St. Paulus", den Bond van Ned1. Onderwijzers, .de Vereeniging van Personeel in 's Rijks dienst „Ons Belang", den Alg. Ned. Ohrist. Ambtenarenbond, den Alg. R.-K. Ambtenarenbond, benevens het Bestuur van den Helder- schen Bestuurdersbond, ten deze domicilie kiezende: Koningsweg No. 1 te Helder; dat blijkens berichten in plaatselijke bla- den eenige groepen van ingezetenen uit de gemeente Helder bij Uw geacht Ooilege adTessen hebben ingediend, alle houdende verzoek de door den Raad der gemeente Hel der voor het dienstjaar 1924 aangenomen begrooting niet goed te keuren alvorens ten aanzien van den rechtstoestand van het per soneel in dienst dier gemeente bepaalde maat regelen door het gemeentebestuur zijn ge troffen, speciaal die, welke tot reëele ver mindering van inkomsten voor dit personeel kunnen leiden; dat blijkbaar deze verzoeken 'bij Uw Ooi lege zijn ingediend om aldus tot verlaging der Inkomsten-belasting te kunnen geraken; dat öndergeteekenden niet zullen nigaan op de samenstelling van genoemde begroo- tfng, al is mede uit verschillende berichten gebleken, dat door die groepen van adres santen blijkbaar in die richting wèl pogingen gedaan zijn, wijl öndergeteekenden vermee- nen, dat die samenstelling in de eerste plaats behoort tot de competentie van den Raad1 met bekrachtiging overigens door Uw College en dat, zoo men bij onze democratische Staatsinrichting als ingezetene niet homogeen :s met de verrichtingen der gekozen verte genwoordiging, men langs legalen weg diene te streven naar een zoodanige omzet ting dier vertegenwoordiging, als men in het belang van zichzelf en het algemeen noodig acht; dat, als niettemin öndergeteekenden nu het verzoek doen geen gevolg te geven aan de wenschen in die vorengenoemde adressen geuit ten aanzien van het personeel in dienst der gemeente Helder, zij, als vertegenwoor digende een zeer belangrijke groep van in gezetenen van deze gemeente, in geen geval de positie van het in dienst- zijnde personeel afhankelijk wenschen gesteld te zien van de meer of (minder gunstige positie waarin de gemeente-financlën verkeeren; dat öndergeteekenden trouwens van mee ning zfln, dat de minder gunstige financieels positie der gemeente niet haar oorzaak vindt! in te hooge salarieering van het gemeente- personeel, doch veeleer als gevolg van uit gaven in de crisisjaren ten 'behoeve van alle ingezetenen gedaan; dat het vooral daarom öndergeteekenden hoogst onbillijk zoude voorkomen, dat de daaruit ontstane finantieele zorgen voor een zeer belangrijk deel op de schouders van het gemeente-personeel worden gelegd, door op dat personeel bepaalde kortingen, hetzij recht streeks, hetzij door middel van premie voor eigen- en weduwen- en weezenpensioen, toe te passen; dat zij deze daad niet verdedigbaar achten en juridisch niet geoorloofd, ook al is helaas eene wettelijke regeling van den rechtstoe stand van het personeel in Overheidsdienst nog niet tot stand gekomen; dat zij vermeenen zich ten dien aanzien te kunneii beroepen op het door de Regee ring bij fle Tweede Kamer der StatenrGene- raal ingediende ontwerp van wet op den Rechtstoestand van Ambtenaren, zooals dit thans voor openbare behandeling gereed ligt, waarvan art. 136, 4e lid, luidt: „De verkregen 'geldelijke aanspraken (die op vacantie-toelagen inbegrepen) van amb tenaren, ten tijde van de invoering van deze wet in dienst of op wachtgeld of non-activi teit gesteld1, worden, zoolang zij dezelfde be trekking behouden, geëerbiedigd, voor zoover die aanspraken op vóór 1 Januari 1921 tot stand gekomen regelingen berusten." Waarover in de Memorie van Toelichting als het gevoelen der Regeering werd medege deeld: „In art. 136, lid 4, is eindelijk een beginsel uitgesproken, dat de locale besturen bij de uitvoering der wet zullen hebben in acht te nemen. Verkregen rechten dienen geëer biedigd te worden." En voorts in de Memorie van Antwoord: „Naast de ambtenaren in dienst worden thans ook de op wachtgeld en non-activiteit gesteiden-vermeld. Met zooveel woorden is de erkenning van de aanspraak op de thans genoten vacantie- toelagen ook voor het vervolg verzekerd. Ook is buiten twijfel gesteld1, dat de er kenning der verkregen rechten slechts ge waarborgd wordt, zoolang een ambtenaar zijn tegenwoordig ambt behoudt. Wie eene nieu we betrekking aanvaardt, stelt zich daardoor zonder voorbehoud onder de heerschappij van het nieuwe recht"; dat al is deze wet nog niet in het Staatsblad verschenen, niettemin zeer duidelijk blijkt de gangbare meening omtrent hetgeen men aan rechten en verplichtingen materieel en formeel wenschte vast te leggen; dat blijkens het wetsontwerp No. 312 door de Regeering op 18 Maart 1924 bij de Tweede Kamer ingediend, verandering in de niet- wettelijke regelen van den Rechtstoestand in den zin van verslechting voor de in dienst zijnde ambtenaren niet wel mogelijk geacht wordt en dat hij wettelijke voorziening in de door de Regeering gebleken leemte in het administratief recht, het bevoegd gezag ai- leen in gevallen van bittere noodzakelijkheid daarvan gebruik zal mogen maken, waarom trent de Memorie van Toelichting zegt: Geheel iets anders is, of ten ongun ste van in dienst zijnde ambtenaren, in het bijzonder wat betreft de regeling der gelde lijke aanspraken, van de bevoegdheid imoet worden gebruik gemaakt. Laatstbedoelde vraag zal de Regeering erkent zulks ge- reedelijk in den regel, overeenkomstig hetgeen ook in het verledene is geschied, ontkennend moeten worden beantwoord. Voor zooveel de lagere Ooileges betreft, zal daartoe het toezicht van hooger gezag, even als tot dusverre, kunnen dienen"; dat, zooals Uw geacht College bekend zal zijn, de salarieering van het personeel ln dienst der gemeente Helder, berust op een regeling tot stand gekomen vóór 1 Januari 1921 en dus bij uitvoering der eerstgenoem de wet, ook het recht on de vaoantie-toelage gewaarborgd zou zijn; dat in de bestreden begrooting feitelijk die vacantie4oelage aan het personeel niet meer wordt toegekend, ai wordt het beginsel niet ongedaan gemaakt en dit dus reeds geacht kan worden.een inbreuk te zijn op Eenmaal aan het in dienst zijnde personeel toegekende rechten; dat, afgescheiden van hetgeen öndergetee kenden moreel en juridisch in strijd achten niet de positie van den ambtenaar in Over heidsdienst, het hun ten zeerste bevreemdt, dat een kleine groep van Marine-Officieren bij Uw College aandringt op verlaging van het reëele inkomen van het gemeente-per soneel, daar waar algemeen uit de gevoerde agitatie in den lande blijkt, dat een verlaging van inkomen, vooral thans bjj de wederom stijgende lijn van de kosten aan levensonder-, hou dl, niet gerechtvaardigd is; dat een beroep op de door de Rijksregee- ring op de bezoldiging reeds toegepaste maat regelen voor deze groep feitelijk niet opgaat, wjjl weliswaar per 1 Juli 1922 op die sala rissen een korting van B tot een maxi mum van 150 en per 1 Januari 1923 van 81/» is toegepast, doch dat zij daartegen over van 1 Juli 1922 af de zeer hooge premie aan het particuliere en vanwege de Staat gesubsidieerde weduwen- en weezenfond» niet meer behoeven te betalen en er dan ook feitelijk voor hun geen Inkomsten-verminde ring tot nog toe heeft plaats gehad; dat bovendien, hoewel die verzoekers zelf beamen dat voor hen inkomsten-verminde ring een ramp zou zijn, zij voor hun mede- ingezetenen dit bepleiten en dus bij toege ven aan dien drang maatregelen ln toepas sing zouden gebracht worden, welke zij ten aanzien hunner eigen positie veroordeelen; dat bovendien de gemeente Helder voor een niet onbelangrijk deel drijft op het per soneel in Overheidsdienst en naarmate dus de inkomens van dit personeel individueel dalen, ook de draagkracht van de gemeente naar beneden gaat, wat zeker niet bevorder lijk zal zijn aan eene mogelijke belasting-ver laging; dat die inkomsten-vermindering evenzeer een nadeeligen invloed zal uitoefenen op de koopkracht en dus de neringdoenden in het algemeen daarvan den terugslag zullen ge voelen; dat uit dien hoofde dan ook het verzoek schrift, uitgegaan van een deel der winke liers, niet dat effect zal kunnen sorteeren, hetwelk men den onderteekenaren aanvan kelijk had voorgehouden dat een groot deel dier onderteekenaren dan ook thans bij nader inzien tot de over tuiging gekomen is, dat zjj minst genomen overrompeld zoo al niet misleid is bij het ver zamelen van handteekening op dit adres en als gevolg daarvan hun handteekening, döor het zenden van een ander adres, trachten ongedaan te maken; dat Uw geacht Óollege hieruit moge blij ken hoe gedachtenloos genoemd verzoek schrift is onderteekend; dat dit blijkbaar eveneens van toepassing is op het door de officieren der Zeemacht aangeboden adres, wijl daarin toch eenige maatregelen gevraagd zijn, die in onderlinge samenhang niet tot verlaging van belasting zullen leiden, terwijl meerendeels handtee- keningen gezet zijn, uitgaande van de mee ning, dat het inderdaad uitsluitend om belas tingverlaging te doen was; dat bovendien- op het gemeente-personeel zijn toegepast (behalve de genoemde maat regel ten aanzien der niet-uitbetaling van den vacantie-toeslag) een aantal maatregelen, hetzij voor het groote meerendeel, tot verla ging van inkomen en verlenging van werktijd hebben geleid; dat hierdoor reeds dit personeel, feitelijk extra bijdraagt in de algemeene lasten; Redenen waarom öndergeteekenden, geza menlijk vertegenwoordigende welhaast de meerderheid van Heldersche belastingbeta- lenden, Uw geacht Ooilege verzoeken Uwe goedkeuring aan de begrooting der gemeente Helder voor het dienstjaar 1924 niet afhan kelijk te stellen van maatregelen tot positie- verslechting van het gemeente-personeel. (Volgen de onderteekeningen). Lezing over Kant Zooals wij reeds vermeldden, zou als slot van de winterlezingen van A.G.O. door dr. Ketner eene voordracht werden gehouden over Immanuel Kant, welke voordracht be doeld was als herdenkingsrede voor den 200- jarigen geboortedag van den grooten wijs geer. Dat het bezoek niet zeer groot zou zijn, was wel te verwachten, en daarom was door A.G.O. dan ook de zaal van „Musis Sacrum" gekozen, waar gisterenavond een klein pu bliek naar den spreker luisterde. Dr. Rienks heette de aanwezigen welkom, waarna dr. Ketner zijn rede aanving met eenige bijzonderheden allereerst uit het leven van den wijsgeer, en vervolgens in hoofd trekken zijn philosophische leer behandelde. Uit den aard der zaak is het voor ons uiterst moeilijk een samenvatting van het gesprokene te geven. Want reeds dr. Ketner kon slechts in groote trekken Kant behande len en hieruit weer een resumé te distillee- ren doet veel van het verband en den samen hang van diens rede en dus van het begrip van dé figuur en de leer van Kant verloren gaan. Wij zullen nochtans trachten zoo goed mogelijk den lezer in te lichten. Spr. begon met er aan te herinneren, dat de 200-jarige viering van Kant in Duitsch- land en hier door herdenkingsbijeenkomsten plaats heeft. Als zoodanig is deze avond ook bedoeld. Omtrent Kant's leven valt weinig te ver tellen; hij leefde een stil, mathematisch ge regeld vrijgezellenleven. In eene biographie wijst Heine op het groote contrast tusschen zijn onbeteekenend leven en de grootsche leer, die hij verkondigde. 22 April 1724 werd Kant te Koningsber gen geboren uit eenvoudige ouders. Zijn vader was zadelmaker, en zeer zeker ware hij niet in de gelegenheid gesteld voor studie, als niet een bevriend predikant de ouders op de buitengewone gaven van den jongen opmerkzaam had gemaakt. Het collegium Friedericianum, waar de jeugdige Kant zijn eerste opvoeding genoot, was bij uitstek godsdienstig. Op zijn 16e jaar werd hij stu dent- te Koningsbergen. Eigenaardig waren de eischen, die destijds gesteld werden voor het toelatingsexamen en die zeer beperkt waren. Voor de rijke studenten bestond niet eens zoo'n examen, maar Kant behoorde tot de arme. |Spr. verhaalt verschillende anecdoten uit zijn leven, welke die armoede illustreerden. Reeds als student leefde de jonge Kant so- liede; schulden had hij niet. In 1747 verliet hij de universiteit en werd' huisonderwijzer. Gedurende zeven jaar vervulde hij deze be trekking en kwam daarna terug in Konings bergen, waar hij promoveerde en een eerste wetenschappelijk werk (Allg. Theorie der Naturgeschichte) schreef. Door de groote voorgangers van Kant, Newton, Kenpler, enz., was reeds de bewe ging der verschillende hemellichamen ver klaard, maar nog niet was verklaard, waar door die planeten zich steeds in dezelfde rich ting bewegen. In Kant's werk werd hiervoor eene verklaring gegeven. Door allerlei om standigheden werd1 dit geschrift eerst 50 jaar later uitgegeven toen Laplace dezelfde theo rieën had gepubliceerd en het heeft nog strijd gekost om aan Kant de eer ervan te geven. Kant werd privaatdocent aan de universi teit en gaf college in een verbijsterend aan tal vakken. Hij schijnt dé eerste in Duitsch- land te zijn geweest, die aardrijkskunde do- ceerde. Dit was te merkwaardiger, omdat Kant, behoudens kleine uitstapjes in de buurt, absoluut niets van de wereld gezien had. In 1770 werd Kant professor, nadat hij eerst had gesolliciteerd naar de betrekking van onder-bibliothecaris aan de Kon. Bibl., dat een alles behalve lucratief baantje was. Spr. behandelt nu Kant's phllosophle. Tot de kennis van de wereldtoestanden behoort lo. die van het materiaal, dat van buiten tot ons komt, in de 2e plaats moeten we dat materiaal met ons verstand verwerken. In de philosophie zijn dan ook twee stroo mingen: de eene legt meer den nadruk op het verstand (de rationalisten). Onze kennis berust hoofdzakelijk op ingeboren denkbeel den (Descartes, Splnoza). Daartegenover staan de empiristische phliosophen, die zich met de ervaring, de praktijk, bezighouden. Vooral Engeland leverde zulke philosophen (Locke), die ontkennen, dat de menscheljjke geest reeds ingeboren denkbeelden heeft. Kant's tijd was vooral door het rationa lisme gekenmerkt; Kant's voorgangers wa ren Leibnitz en Wolff. In de philosophie van Wolff worden door allerlei spitsvondige re deneeringen dingen bewezen, waarhij de er varing niet meesprak. De geschriften van Newton en de Engel- sche empirici hebben Kant later van stand punt doen veranderen. Zuiver empirist is hjj evenwel nooit geworden, en Kant's verdien ste is, dat hij een synthese tusschen beide stroomingen opstelde, waardoor ze dus teza men werden gebracht. Kant's hoofdwerk is Die Kritik der reinen Vernunft, zeer duister geschreven, met ont zettend lange volzinnen. Bovendien heeft Kant het zijn lezers nog moeilijker gemaakt door dezelfde woorden vaak in verschillende beteekenis te gebruiken. Bij zijn verklaring gaat Kant uit van de stelling, dat, alles wat niet uit de ervaring tot ons komt, uit onszelf afkomstig is. Het eerste zoodanige begrip is dat van de ruimte. Kant zeide, dat het geen abstract begrip is. Het begrip „hond" is gevormd uit een verzame ling van dieren, die éénzelfde kenmerken hebben. Maar met ruimte is dat niet het ge val, men kan zich dit begrip niet denken. Ook kunnen wij ons niet voorstellen, dat er meer dan drie afmetingen zijn. Langs dezen weg komt Kant er toe te zeggen, dat het be grip ruimte uit onszelf afkomstig is. Men kan de aarde en alles wat verder in de ruimte is, wegdenken, maar de ruimtelijke aanschouwingsvorm kunnen wij niet weg denken. Ook de tijd' kunnen wij ons niet weg denken, zegt Kant. Gaan we verder in deze Kritik der reinen Vernunft, dan wordt het hoe langer hoe moei lijker. Kant komt tot de oorzaak dér dingen. Wij kunnen uit de ervaring niet aantoonen, dat alles een oorzaak moet hebben. Kant kwam dus tot de conclusie, dat we onder scheid' moeten maken tusschen de wereld, zooals wij die zien en de wereld op zichzelf, het Dins an sich. Van dit laatste weten we uitteraard niets. Als we de denkvormen willen toepassen op dingen die we niet zien, komen we er niet. Hij bestrijdt de bewijzen voor het bestaan van God, en kwam daarbij in hotsing met zijn tijdgenooten. Het tegendeel evenwel het niet bestaan van God, kon ook niet wor den bewezen. Op drie vragen zocht Kant het antwoord, n.L: wat kan ik weten? Wat moet ik doen? Wat mag ik hopen? De eerste vraag wordt beantwoord in zijn kennisleer, de tweede in zijn ethische philo sophie, uiteengezet in zijn tweede groote werk „Die Kritik der praktischen Vernunft". 'Zelf leefde Kant naar strenge moraal- regels, die hij zich gesteld had. Maar tevens stelde hij algemeene leefregels op, die hij imperatieven noemde. Eén hiervan noemde hij den kategorischen imperatief en hij trachtte daarvoor een omschrijving te vinden. Hij stelde verschillende formules daar voor op. Voor Kant heeft alleen dat handelen ethi sche waarde, dat volgens de zedewet geldt. Wanneer wij een goede daad' verrichten en kel om het goede (aus NeigungX keurt Kant dat af. Schiller maakte dat belachelijk met een versje. Voor die zedewet was vrijheid noodig om te handelen en dus doet zich de vraag voor: is de men9ch in zijn handelingen vrij? Kant zeide: de mensch behoort deels tot de stoffe lijke wereld en is als zoodanig gebonden aan de wetten der noodzakelijkheid'. Anderdeels behoort hij tot de intelligibele wereld. Op deze wijze kwam Kant tot de redeneering, dat de mensch onsterfelijk is, waaruit weer volgde, dat er een hooger wezen bestaat (postulaat). Kant toonde dus op deze wijze aan het be staan van God. Deze wijze van betoogen in de zuivere rede had Kant juist het bestaan van God weerlegd heeft tot veel spot aanleiding ge geven. Heine, de geboren spotter, heeft er geducht den draak mee gestoken. Tenslotte behandelt spr. nog Kant'% werk „Godsdienst binnen dé grenzen der rede". Frederik de Groote was inmiddels over leden en werd' opgevolgd' door een bekrom pen vorst. Een strenge censuur werd inge steld, vooral ook 'na het uitbreken der Fran- sche revolutie, en Kant kreeg naar aanleiding van de publicatie van zijn werk een geduchte reprimande van dén koning. De 70-jarige geleerde was door den brief onaangenaam getroffen en stelde een uitvoe rig antwoord op, waarin hij tenslotte beloof de zich niet meer op dit terrein te bewegen, ïntusscben stierf de koning vóór hem, waar door Kant van zijn belofte was ontslagen en nogmaals met een werk verscheen. In 1804 is hij overleden. De beteekenis van Kant voor onzen tijd. Kant heeft de groote lijnen, die in de philo sophie vóór hem bestonden, samengevat. Kant's opvolgers hebben daarop voortge- werk-t, voornamelijk Fichte. Ook Schopen- hauer moest Kant's beteekenis erkennen. Een materialistische strooming kwam op, en werd weder gevolgd door een andere, die terug naar Kant wilde. Bij gelegenheid van de 100-jarige verschijning van zijn eerste werk ontstond in Duitschland de Kant-Ge- sellschaft. Kant was een figuur van groote beteeke nis, Jean Paul zeide: hij vertegenwoordigt een zonnestelsel. Ieder vindt ln Kant iets van zijn gading. Voor spr. is de theoretische philosophie van Kant de grootste, n.1. de onderscheiding tusschen de wereld' an sich en de verhouding waarin wij tegenover die wereld staan. De moderne wijsbegeerte heeft daarop voortge bouwd, en ook voor de zoekers van thans heeft de philosophie van Kant groote be teekenis. Dr. Rienks dankte ln hartelijke woorden den spreker voor diens rede en wee» er op, dat de A.G.O. haar serie lezingen op waardige wijze besluit door den Voorzitter zelf de reeks te doen sluiten. Vereeniging Peoudoenbelang te Helder. Den 24 Maart werden verzoeken ingediend' in het belang der oud-gepensionneerden aan de leden van de Tweede Kamer der Staten- Generaal en de Ministers van Financiën, Oorlog en Marine. Afschriften van deze verzoeken werden aan ieder Kamerlid! afzonderlijk toegezonden. Aan Koloniën was thans geen verzoek schrift ingezonden, daar door Zijne Excel lentie den Minister van Koloniën bereids toe zegging werd gedaan in 1925 voorstellen tot verbetering van het lot der oud-gepension neerden zouden worden ingediend. Heden werd' bij schrijven d.d. 10 April 1924, afd. B, le Bureau, No. 57, van Zijne Excellentie den Minister van Marine bericht ontvangen, dat de Regeering bereid' is een voorstel te doen tot verzachting van het lot der oud-gepensionneerden van de Zeemacht van vóór 1918, zoodra uitzicht is verkregen op een sluitend budget. Van de beide andere Departementen werd nog geen antwoord ontvangen. Poppenkastvertooning. Misschien herinneren de lezers en wij bedoelen in hoofdzaak de moeders zich, datomstreeks Nieuwjaar hier een poppen theater is vertoond van den heer Kellenbach. Gelijktijdig daarmede waren twee andere heeren van plan hier met iets dergelijks te komen, maar deze laatsten hebben toen hun bezoek uitgesteld. Wij kunnen thans aan de jongens en meisjes meedeelen, dat die twee Rotterdam- sche heeren nu in de Paaschvacantie hier zullen komen en wel op 19 April. Deze pop penkastvertooning gaat uit van de afdeeling Helder der Nederlandsche Vereeniging tot afschaffing van alooholhoudénden drank, dus eventueele baten ervan komen in de kas der afdeeling, die er op het oogenblik niet te best inzit en eenige versterking dringend noodig heeft. Laten de jongens en meisjes dus hun Za terdagmiddag vóór Paschen vrijhouden voor deze poppenkastvertooning, want het zal werkelijk een aardige vertooning worden. Bizonderheden omtrent kaartverkoop, prijs, enz. zullen binnenkort worden bekend) ge maakt. Nogmaals het spook. De Walvischstraat mag zich de laatste dagen in buitengewone belangstelling ver heugen. Vooral de jeugd uit den ouden Helder is er niet weg te slaan en staaf in groepjes bijeen', tot wanhoop en erger nis van de bewoners. Er is evenwel niets meer te beleven, want na den eersten nacht hebben zich geen herhalingen van de verschijnselen voor-gedaan, zoodat alle wachtenden onverrichterzake naar huis gaan. Hopen wij d'at de rustig» rust in de Wal vischstraat zich spoedig zal herstellen en de gemoederen zullen kalmeeren. Rectificatie. In ons nummer van Donderdag staat in de advertentie van H. B. S. V. abusie velijk „de Ver. stelt voor enz.", dit moet zijn, de Ver. stelt zich voor etc. Rijkspostspaarbank. GEMEENTERAAD. HET GEMEENTELIJK GROND BEDRIJF. Een.' aantal voor- en tegenstanders van het -gemeentelijk grondbedrijf heeft in ons blad zijn stem doen hooren naar aan leiding van het voorstel aan den Raad om zich in beginsel uit te spreken over een veranderde -grondpolitiek, waarbij dus erfpacht niet meer regel, maar uitzonde ring zou worden en verkoop regel. Zooals men weet 'heeft de Raad in zijn vergade ring van 18 Maart het voorstel aangehou den op verzoek van enkele raadsleden. Naar uit een schrijven van Burgemees ter en Wethouders aan den Raad blijkt, was de aanvankelijke bedoeling van het College in de Bijlage niet uitgekomen. De bedoeling was den Raad te laten uit sproken, dat verkoop naast erfpacht wen- schelijk zou zijn (Dus niet verkoop regel, erfpacht uitzondering, maar het een met het ander op gelijken voet). De clausule in de aanvankelijke voordracht moet dus worden gewijizigd', zoo, d'at daarvoor ge lezen wordt „dat verkoop van gemeente grond voor bouwdoeleinden voortaan naast uitgifte in erfpacht zal plaats vin den." Dit aanvullend schrijven van het Col lege Is gedateerd 21 Maart j.1. en het voor stel zal in eerstvolgende vergadering we der ter tafel komen. Verhuring tuin- en weiland. De Commissie van het Grondbedrijf heeft de verhuring ter hand 'genomen van enkele perceelen tuin- en weiland, welke onlangs van huur zijn vrijgekomen. In overeenstemming met 's Raada bedoe ling stelt de Commissie voor het tijdvak van verhuring te bepalen op drie jaren, n.I. van Opgave uitsluitend betreffende het post kantoor Helder en z(jne b(j- en hulppostkan toren over de maand Maart 1924. Op spaarbankboekjes uitgegeven te Helder en elders, werd in den loop der maand te Helder ingelegd f30.771.39 *i en terugbetaald f 84.092.39 Derhalve minder ingelegd dan terugbetaald f 3.321.Het aantal te Helder nieuw uitgegeven spaarbankboekjes be droeg 67. Door tusschenkomst der te Helder gevestigde kantoren werd ter Directie op Staatsschuldboekjes ingeschreven een no minaal bedrag van f8600.en afgeschreven f 1 0.—. Derhalve meer in- dan afgeschre ven f8500.— Het aantal te Helder uitgege ven nieuwe staatsschuldboekjes bedroeg 4. Hieronder 42 formulieren ad' f 1 in spaarbankzegels van 5 cent en 189 formu lieren ad f 1.— in spaarbankzegels van 1 cent (Schoolspareni.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 9