1ELDEISCHECOURANT
Derde Blad.
PLAATSELIJK NIEUWS
VAN ZATERDAG 12 APRIL 1924.
Gisteren slaagde voor le officier,
Groote Stoomvaart, onze vroeger» plaats
genoot de heer D. Grimmon.
Te Amsterdam slaagde voor het Oan-
didaatsexamen in de RomaanBche taal en
letterkunde (Fransch) die heer S. Elte.
Aan den agent van politie B. Dudink
alhier is op diens verzoek met ingang Van
heden eervol ontslag verleend.
Naar wij vernemen is het waarschijn
lijk, dat ook in deze vacature voorloopig
niet zal worden voorzien.
De eerste prijs voor het beste slacht-
paard op de Vee-tentoonstelling te Zaan
dam werd behaald door den heer G. Leeg
water, Spoorstraat 71, alhier.
Hr. Ms. „K IX".
De onderzeeboot „K. EX" is Donderdag
van .Port Sald vertrokken ter voortzetting
van haar reis naar NecL-Indië.
Het reisplan van de „Tromp".
Het reisplan van Hr. Ms. „Tromp" voor
een oefeningsreis naar de Canarische eilan
den met adelborsten en jeugdige schepelin
gen is als volgt vastgesteld:
Donderdag 1 Mei a.s. vertrek van Willems
oord, Zaterdag 10 Mei aankomst in Santa
Cruz, Donderdag 15 Mei vertrek van Santa
Cruz, Maandag 26 Mei aankomst Las Palmas,
Zaterdag 81 Mei vertrek Las Palmas,
Woensdag 11 Juni aankomst Bordeaux,
Maandag 16 Juni vertrek Bordeaux, Vrijdag
20 Juni aankomst in Willemsoord.
Emmabloemverkoop.
De verkoop van de Emmabloem zal on
der nader goedkeuring van den burge
meester plaats hebben op Zaterdag
26 ApriL
Koninklijke Marine-Jachtclub.
De periodieke zeilwedstrijden van de
Koninklijke Marine, onder leiding van de
Koninklijke Marine-Jachtclub zullen dit
jaar in de eerste helft van Mei aanvangen
en eindigen 11 Juli. De algemeene zeil
wedstrijden zullen 11 en 12 Juli plaats
hebben.
Departement Helder der MIJ. van
NQverheld.
Voor bovengenoemd departement houdt
Woensdag 16 April de heer J. W. J. van
Haersolte een lezing over „de Noordzoe-
visscherij".
Voor belangstellenden zijn uitnoodiginr
gen verkrijgbaar.
Voor verdere bijzonderheden verwijzen
wij naar de in dit nummer voorkomende
advertentie.
Adres aan Gedeputeerde Staten.
Door de hieronder genoemde bonden is
het volgend) adres aan Gedeputeerde Staten
van Noord-Holland verzonden:
Geven met eerbied te kennen, ondergetee-
kenden, allen resp. voorzitters en secreta
rissen van de afdeelingen of onderafdeelin-
gen Helder van:
den Bond van Leeraren en Leeraressen hij
het Nijverheidsonderwijs,
den Ned. Bond van Werklieden in Over
heidsdienst,
den Bond voor Minder Marine Personeel,
den Bond van Politiepersoneel in Neder
land,
den Ned. Bond van Gem.-Ambtenaren),
den Christelijken Bond) van Personeel in
publieken dienst,
het Nationaal Verbondi van Gem.-Ambte
naren,
den Oentralen Ned. Ambtenaren Bond,
den Oentralen Bond van P.T.T. personeel,
„Ons Belang", Vereeniging van Onder
officieren en mil. geëmpl. bij de Landmacht,
den Alg. Bond van Gem.-Personeel,
den Bond van Korporaals der Kon. Marine,
den R.-K. Bond van Overheidspersoneel
„St. Paulus",
den Bond van Ned1. Onderwijzers,
.de Vereeniging van Personeel in 's Rijks
dienst „Ons Belang",
den Alg. Ned. Ohrist. Ambtenarenbond,
den Alg. R.-K. Ambtenarenbond,
benevens het Bestuur van den Helder-
schen Bestuurdersbond,
ten deze domicilie kiezende: Koningsweg
No. 1 te Helder;
dat blijkens berichten in plaatselijke bla-
den eenige groepen van ingezetenen uit de
gemeente Helder bij Uw geacht Ooilege
adTessen hebben ingediend, alle houdende
verzoek de door den Raad der gemeente Hel
der voor het dienstjaar 1924 aangenomen
begrooting niet goed te keuren alvorens ten
aanzien van den rechtstoestand van het per
soneel in dienst dier gemeente bepaalde maat
regelen door het gemeentebestuur zijn ge
troffen, speciaal die, welke tot reëele ver
mindering van inkomsten voor dit personeel
kunnen leiden;
dat blijkbaar deze verzoeken 'bij Uw Ooi
lege zijn ingediend om aldus tot verlaging
der Inkomsten-belasting te kunnen geraken;
dat öndergeteekenden niet zullen nigaan
op de samenstelling van genoemde begroo-
tfng, al is mede uit verschillende berichten
gebleken, dat door die groepen van adres
santen blijkbaar in die richting wèl pogingen
gedaan zijn, wijl öndergeteekenden vermee-
nen, dat die samenstelling in de eerste plaats
behoort tot de competentie van den Raad1 met
bekrachtiging overigens door Uw College
en dat, zoo men bij onze democratische
Staatsinrichting als ingezetene niet homogeen
:s met de verrichtingen der gekozen verte
genwoordiging, men langs legalen weg
diene te streven naar een zoodanige omzet
ting dier vertegenwoordiging, als men in het
belang van zichzelf en het algemeen noodig
acht;
dat, als niettemin öndergeteekenden nu het
verzoek doen geen gevolg te geven aan de
wenschen in die vorengenoemde adressen
geuit ten aanzien van het personeel in dienst
der gemeente Helder, zij, als vertegenwoor
digende een zeer belangrijke groep van in
gezetenen van deze gemeente, in geen geval
de positie van het in dienst- zijnde personeel
afhankelijk wenschen gesteld te zien van de
meer of (minder gunstige positie waarin de
gemeente-financlën verkeeren;
dat öndergeteekenden trouwens van mee
ning zfln, dat de minder gunstige financieels
positie der gemeente niet haar oorzaak vindt!
in te hooge salarieering van het gemeente-
personeel, doch veeleer als gevolg van uit
gaven in de crisisjaren ten 'behoeve van alle
ingezetenen gedaan;
dat het vooral daarom öndergeteekenden
hoogst onbillijk zoude voorkomen, dat de
daaruit ontstane finantieele zorgen voor een
zeer belangrijk deel op de schouders van het
gemeente-personeel worden gelegd, door op
dat personeel bepaalde kortingen, hetzij recht
streeks, hetzij door middel van premie voor
eigen- en weduwen- en weezenpensioen, toe
te passen;
dat zij deze daad niet verdedigbaar achten
en juridisch niet geoorloofd, ook al is helaas
eene wettelijke regeling van den rechtstoe
stand van het personeel in Overheidsdienst
nog niet tot stand gekomen;
dat zij vermeenen zich ten dien aanzien
te kunneii beroepen op het door de Regee
ring bij fle Tweede Kamer der StatenrGene-
raal ingediende ontwerp van wet op den
Rechtstoestand van Ambtenaren, zooals dit
thans voor openbare behandeling gereed ligt,
waarvan art. 136, 4e lid, luidt:
„De verkregen 'geldelijke aanspraken (die
op vacantie-toelagen inbegrepen) van amb
tenaren, ten tijde van de invoering van deze
wet in dienst of op wachtgeld of non-activi
teit gesteld1, worden, zoolang zij dezelfde be
trekking behouden, geëerbiedigd, voor zoover
die aanspraken op vóór 1 Januari 1921 tot
stand gekomen regelingen berusten."
Waarover in de Memorie van Toelichting
als het gevoelen der Regeering werd medege
deeld:
„In art. 136, lid 4, is eindelijk een beginsel
uitgesproken, dat de locale besturen bij de
uitvoering der wet zullen hebben in acht te
nemen. Verkregen rechten dienen geëer
biedigd te worden."
En voorts in de Memorie van Antwoord:
„Naast de ambtenaren in dienst worden
thans ook de op wachtgeld en non-activiteit
gesteiden-vermeld.
Met zooveel woorden is de erkenning van
de aanspraak op de thans genoten vacantie-
toelagen ook voor het vervolg verzekerd.
Ook is buiten twijfel gesteld1, dat de er
kenning der verkregen rechten slechts ge
waarborgd wordt, zoolang een ambtenaar zijn
tegenwoordig ambt behoudt. Wie eene nieu
we betrekking aanvaardt, stelt zich daardoor
zonder voorbehoud onder de heerschappij
van het nieuwe recht";
dat al is deze wet nog niet in het Staatsblad
verschenen, niettemin zeer duidelijk blijkt de
gangbare meening omtrent hetgeen men
aan rechten en verplichtingen materieel en
formeel wenschte vast te leggen;
dat blijkens het wetsontwerp No. 312 door
de Regeering op 18 Maart 1924 bij de Tweede
Kamer ingediend, verandering in de niet-
wettelijke regelen van den Rechtstoestand
in den zin van verslechting voor de in dienst
zijnde ambtenaren niet wel mogelijk geacht
wordt en dat hij wettelijke voorziening in de
door de Regeering gebleken leemte in het
administratief recht, het bevoegd gezag ai-
leen in gevallen van bittere noodzakelijkheid
daarvan gebruik zal mogen maken, waarom
trent de Memorie van Toelichting zegt:
Geheel iets anders is, of ten ongun
ste van in dienst zijnde ambtenaren, in het
bijzonder wat betreft de regeling der gelde
lijke aanspraken, van de bevoegdheid imoet
worden gebruik gemaakt. Laatstbedoelde
vraag zal de Regeering erkent zulks ge-
reedelijk in den regel, overeenkomstig
hetgeen ook in het verledene is geschied,
ontkennend moeten worden beantwoord.
Voor zooveel de lagere Ooileges betreft, zal
daartoe het toezicht van hooger gezag, even
als tot dusverre, kunnen dienen";
dat, zooals Uw geacht College bekend zal
zijn, de salarieering van het personeel ln
dienst der gemeente Helder, berust op een
regeling tot stand gekomen vóór 1 Januari
1921 en dus bij uitvoering der eerstgenoem
de wet, ook het recht on de vaoantie-toelage
gewaarborgd zou zijn;
dat in de bestreden begrooting feitelijk die
vacantie4oelage aan het personeel niet meer
wordt toegekend, ai wordt het beginsel niet
ongedaan gemaakt en dit dus reeds geacht
kan worden.een inbreuk te zijn op Eenmaal
aan het in dienst zijnde personeel toegekende
rechten;
dat, afgescheiden van hetgeen öndergetee
kenden moreel en juridisch in strijd achten
niet de positie van den ambtenaar in Over
heidsdienst, het hun ten zeerste bevreemdt,
dat een kleine groep van Marine-Officieren
bij Uw College aandringt op verlaging van
het reëele inkomen van het gemeente-per
soneel, daar waar algemeen uit de gevoerde
agitatie in den lande blijkt, dat een verlaging
van inkomen, vooral thans bjj de wederom
stijgende lijn van de kosten aan levensonder-,
hou dl, niet gerechtvaardigd is;
dat een beroep op de door de Rijksregee-
ring op de bezoldiging reeds toegepaste maat
regelen voor deze groep feitelijk niet opgaat,
wjjl weliswaar per 1 Juli 1922 op die sala
rissen een korting van B tot een maxi
mum van 150 en per 1 Januari 1923 van
81/» is toegepast, doch dat zij daartegen
over van 1 Juli 1922 af de zeer hooge premie
aan het particuliere en vanwege de Staat
gesubsidieerde weduwen- en weezenfond»
niet meer behoeven te betalen en er dan ook
feitelijk voor hun geen Inkomsten-verminde
ring tot nog toe heeft plaats gehad;
dat bovendien, hoewel die verzoekers zelf
beamen dat voor hen inkomsten-verminde
ring een ramp zou zijn, zij voor hun mede-
ingezetenen dit bepleiten en dus bij toege
ven aan dien drang maatregelen ln toepas
sing zouden gebracht worden, welke zij ten
aanzien hunner eigen positie veroordeelen;
dat bovendien de gemeente Helder voor
een niet onbelangrijk deel drijft op het per
soneel in Overheidsdienst en naarmate dus
de inkomens van dit personeel individueel
dalen, ook de draagkracht van de gemeente
naar beneden gaat, wat zeker niet bevorder
lijk zal zijn aan eene mogelijke belasting-ver
laging;
dat die inkomsten-vermindering evenzeer
een nadeeligen invloed zal uitoefenen op de
koopkracht en dus de neringdoenden in het
algemeen daarvan den terugslag zullen ge
voelen;
dat uit dien hoofde dan ook het verzoek
schrift, uitgegaan van een deel der winke
liers, niet dat effect zal kunnen sorteeren,
hetwelk men den onderteekenaren aanvan
kelijk had voorgehouden
dat een groot deel dier onderteekenaren
dan ook thans bij nader inzien tot de over
tuiging gekomen is, dat zjj minst genomen
overrompeld zoo al niet misleid is bij het ver
zamelen van handteekening op dit adres en
als gevolg daarvan hun handteekening, döor
het zenden van een ander adres, trachten
ongedaan te maken;
dat Uw geacht Óollege hieruit moge blij
ken hoe gedachtenloos genoemd verzoek
schrift is onderteekend;
dat dit blijkbaar eveneens van toepassing
is op het door de officieren der Zeemacht
aangeboden adres, wijl daarin toch eenige
maatregelen gevraagd zijn, die in onderlinge
samenhang niet tot verlaging van belasting
zullen leiden, terwijl meerendeels handtee-
keningen gezet zijn, uitgaande van de mee
ning, dat het inderdaad uitsluitend om belas
tingverlaging te doen was;
dat bovendien- op het gemeente-personeel
zijn toegepast (behalve de genoemde maat
regel ten aanzien der niet-uitbetaling van den
vacantie-toeslag) een aantal maatregelen,
hetzij voor het groote meerendeel, tot verla
ging van inkomen en verlenging van werktijd
hebben geleid;
dat hierdoor reeds dit personeel, feitelijk
extra bijdraagt in de algemeene lasten;
Redenen waarom öndergeteekenden, geza
menlijk vertegenwoordigende welhaast de
meerderheid van Heldersche belastingbeta-
lenden, Uw geacht Ooilege verzoeken Uwe
goedkeuring aan de begrooting der gemeente
Helder voor het dienstjaar 1924 niet afhan
kelijk te stellen van maatregelen tot positie-
verslechting van het gemeente-personeel.
(Volgen de onderteekeningen).
Lezing over Kant
Zooals wij reeds vermeldden, zou als slot
van de winterlezingen van A.G.O. door dr.
Ketner eene voordracht werden gehouden
over Immanuel Kant, welke voordracht be
doeld was als herdenkingsrede voor den 200-
jarigen geboortedag van den grooten wijs
geer. Dat het bezoek niet zeer groot zou zijn,
was wel te verwachten, en daarom was door
A.G.O. dan ook de zaal van „Musis Sacrum"
gekozen, waar gisterenavond een klein pu
bliek naar den spreker luisterde.
Dr. Rienks heette de aanwezigen welkom,
waarna dr. Ketner zijn rede aanving met
eenige bijzonderheden allereerst uit het leven
van den wijsgeer, en vervolgens in hoofd
trekken zijn philosophische leer behandelde.
Uit den aard der zaak is het voor ons
uiterst moeilijk een samenvatting van het
gesprokene te geven. Want reeds dr. Ketner
kon slechts in groote trekken Kant behande
len en hieruit weer een resumé te distillee-
ren doet veel van het verband en den samen
hang van diens rede en dus van het begrip
van dé figuur en de leer van Kant verloren
gaan. Wij zullen nochtans trachten zoo goed
mogelijk den lezer in te lichten.
Spr. begon met er aan te herinneren, dat
de 200-jarige viering van Kant in Duitsch-
land en hier door herdenkingsbijeenkomsten
plaats heeft. Als zoodanig is deze avond ook
bedoeld.
Omtrent Kant's leven valt weinig te ver
tellen; hij leefde een stil, mathematisch ge
regeld vrijgezellenleven. In eene biographie
wijst Heine op het groote contrast tusschen
zijn onbeteekenend leven en de grootsche
leer, die hij verkondigde.
22 April 1724 werd Kant te Koningsber
gen geboren uit eenvoudige ouders. Zijn
vader was zadelmaker, en zeer zeker ware hij
niet in de gelegenheid gesteld voor studie,
als niet een bevriend predikant de ouders
op de buitengewone gaven van den jongen
opmerkzaam had gemaakt. Het collegium
Friedericianum, waar de jeugdige Kant zijn
eerste opvoeding genoot, was bij uitstek
godsdienstig. Op zijn 16e jaar werd hij stu
dent- te Koningsbergen. Eigenaardig waren
de eischen, die destijds gesteld werden voor
het toelatingsexamen en die zeer beperkt
waren. Voor de rijke studenten bestond niet
eens zoo'n examen, maar Kant behoorde tot
de arme.
|Spr. verhaalt verschillende anecdoten uit
zijn leven, welke die armoede illustreerden.
Reeds als student leefde de jonge Kant so-
liede; schulden had hij niet. In 1747 verliet
hij de universiteit en werd' huisonderwijzer.
Gedurende zeven jaar vervulde hij deze be
trekking en kwam daarna terug in Konings
bergen, waar hij promoveerde en een eerste
wetenschappelijk werk (Allg. Theorie der
Naturgeschichte) schreef.
Door de groote voorgangers van Kant,
Newton, Kenpler, enz., was reeds de bewe
ging der verschillende hemellichamen ver
klaard, maar nog niet was verklaard, waar
door die planeten zich steeds in dezelfde rich
ting bewegen. In Kant's werk werd hiervoor
eene verklaring gegeven. Door allerlei om
standigheden werd1 dit geschrift eerst 50 jaar
later uitgegeven toen Laplace dezelfde theo
rieën had gepubliceerd en het heeft nog strijd
gekost om aan Kant de eer ervan te geven.
Kant werd privaatdocent aan de universi
teit en gaf college in een verbijsterend aan
tal vakken. Hij schijnt dé eerste in Duitsch-
land te zijn geweest, die aardrijkskunde do-
ceerde. Dit was te merkwaardiger, omdat
Kant, behoudens kleine uitstapjes in de
buurt, absoluut niets van de wereld gezien
had.
In 1770 werd Kant professor, nadat hij
eerst had gesolliciteerd naar de betrekking
van onder-bibliothecaris aan de Kon. Bibl.,
dat een alles behalve lucratief baantje was.
Spr. behandelt nu Kant's phllosophle.
Tot de kennis van de wereldtoestanden
behoort lo. die van het materiaal, dat van
buiten tot ons komt, in de 2e plaats moeten
we dat materiaal met ons verstand verwerken.
In de philosophie zijn dan ook twee stroo
mingen: de eene legt meer den nadruk op
het verstand (de rationalisten). Onze kennis
berust hoofdzakelijk op ingeboren denkbeel
den (Descartes, Splnoza). Daartegenover
staan de empiristische phliosophen, die zich
met de ervaring, de praktijk, bezighouden.
Vooral Engeland leverde zulke philosophen
(Locke), die ontkennen, dat de menscheljjke
geest reeds ingeboren denkbeelden heeft.
Kant's tijd was vooral door het rationa
lisme gekenmerkt; Kant's voorgangers wa
ren Leibnitz en Wolff. In de philosophie van
Wolff worden door allerlei spitsvondige re
deneeringen dingen bewezen, waarhij de er
varing niet meesprak.
De geschriften van Newton en de Engel-
sche empirici hebben Kant later van stand
punt doen veranderen. Zuiver empirist is hjj
evenwel nooit geworden, en Kant's verdien
ste is, dat hij een synthese tusschen beide
stroomingen opstelde, waardoor ze dus teza
men werden gebracht.
Kant's hoofdwerk is Die Kritik der reinen
Vernunft, zeer duister geschreven, met ont
zettend lange volzinnen. Bovendien heeft
Kant het zijn lezers nog moeilijker gemaakt
door dezelfde woorden vaak in verschillende
beteekenis te gebruiken.
Bij zijn verklaring gaat Kant uit van de
stelling, dat, alles wat niet uit de ervaring tot
ons komt, uit onszelf afkomstig is. Het eerste
zoodanige begrip is dat van de ruimte. Kant
zeide, dat het geen abstract begrip is. Het
begrip „hond" is gevormd uit een verzame
ling van dieren, die éénzelfde kenmerken
hebben. Maar met ruimte is dat niet het ge
val, men kan zich dit begrip niet denken.
Ook kunnen wij ons niet voorstellen, dat er
meer dan drie afmetingen zijn. Langs dezen
weg komt Kant er toe te zeggen, dat het be
grip ruimte uit onszelf afkomstig is.
Men kan de aarde en alles wat verder in de
ruimte is, wegdenken, maar de ruimtelijke
aanschouwingsvorm kunnen wij niet weg
denken. Ook de tijd' kunnen wij ons niet weg
denken, zegt Kant.
Gaan we verder in deze Kritik der reinen
Vernunft, dan wordt het hoe langer hoe moei
lijker. Kant komt tot de oorzaak dér dingen.
Wij kunnen uit de ervaring niet aantoonen,
dat alles een oorzaak moet hebben. Kant
kwam dus tot de conclusie, dat we onder
scheid' moeten maken tusschen de wereld,
zooals wij die zien en de wereld op zichzelf,
het Dins an sich. Van dit laatste weten
we uitteraard niets.
Als we de denkvormen willen toepassen
op dingen die we niet zien, komen we er niet.
Hij bestrijdt de bewijzen voor het bestaan
van God, en kwam daarbij in hotsing met
zijn tijdgenooten. Het tegendeel evenwel
het niet bestaan van God, kon ook niet wor
den bewezen.
Op drie vragen zocht Kant het antwoord,
n.L: wat kan ik weten? Wat moet ik doen?
Wat mag ik hopen?
De eerste vraag wordt beantwoord in zijn
kennisleer, de tweede in zijn ethische philo
sophie, uiteengezet in zijn tweede groote
werk „Die Kritik der praktischen Vernunft".
'Zelf leefde Kant naar strenge moraal-
regels, die hij zich gesteld had. Maar tevens
stelde hij algemeene leefregels op, die hij
imperatieven noemde. Eén hiervan noemde
hij den kategorischen imperatief en hij
trachtte daarvoor een omschrijving te vinden.
Hij stelde verschillende formules daar
voor op.
Voor Kant heeft alleen dat handelen ethi
sche waarde, dat volgens de zedewet geldt.
Wanneer wij een goede daad' verrichten en
kel om het goede (aus NeigungX keurt Kant
dat af. Schiller maakte dat belachelijk met
een versje.
Voor die zedewet was vrijheid noodig om
te handelen en dus doet zich de vraag voor:
is de men9ch in zijn handelingen vrij? Kant
zeide: de mensch behoort deels tot de stoffe
lijke wereld en is als zoodanig gebonden aan
de wetten der noodzakelijkheid'. Anderdeels
behoort hij tot de intelligibele wereld. Op deze
wijze kwam Kant tot de redeneering, dat de
mensch onsterfelijk is, waaruit weer volgde,
dat er een hooger wezen bestaat (postulaat).
Kant toonde dus op deze wijze aan het be
staan van God.
Deze wijze van betoogen in de zuivere
rede had Kant juist het bestaan van God
weerlegd heeft tot veel spot aanleiding ge
geven. Heine, de geboren spotter, heeft er
geducht den draak mee gestoken.
Tenslotte behandelt spr. nog Kant'% werk
„Godsdienst binnen dé grenzen der rede".
Frederik de Groote was inmiddels over
leden en werd' opgevolgd' door een bekrom
pen vorst. Een strenge censuur werd inge
steld, vooral ook 'na het uitbreken der Fran-
sche revolutie, en Kant kreeg naar aanleiding
van de publicatie van zijn werk een geduchte
reprimande van dén koning.
De 70-jarige geleerde was door den brief
onaangenaam getroffen en stelde een uitvoe
rig antwoord op, waarin hij tenslotte beloof
de zich niet meer op dit terrein te bewegen,
ïntusscben stierf de koning vóór hem, waar
door Kant van zijn belofte was ontslagen en
nogmaals met een werk verscheen. In 1804
is hij overleden.
De beteekenis van Kant voor onzen tijd.
Kant heeft de groote lijnen, die in de philo
sophie vóór hem bestonden, samengevat.
Kant's opvolgers hebben daarop voortge-
werk-t, voornamelijk Fichte. Ook Schopen-
hauer moest Kant's beteekenis erkennen.
Een materialistische strooming kwam op, en
werd weder gevolgd door een andere, die
terug naar Kant wilde. Bij gelegenheid van
de 100-jarige verschijning van zijn eerste
werk ontstond in Duitschland de Kant-Ge-
sellschaft.
Kant was een figuur van groote beteeke
nis, Jean Paul zeide: hij vertegenwoordigt
een zonnestelsel. Ieder vindt ln Kant iets van
zijn gading.
Voor spr. is de theoretische philosophie
van Kant de grootste, n.1. de onderscheiding
tusschen de wereld' an sich en de verhouding
waarin wij tegenover die wereld staan. De
moderne wijsbegeerte heeft daarop voortge
bouwd, en ook voor de zoekers van thans
heeft de philosophie van Kant groote be
teekenis.
Dr. Rienks dankte ln hartelijke woorden
den spreker voor diens rede en wee» er op,
dat de A.G.O. haar serie lezingen op waardige
wijze besluit door den Voorzitter zelf de
reeks te doen sluiten.
Vereeniging Peoudoenbelang te Helder.
Den 24 Maart werden verzoeken ingediend'
in het belang der oud-gepensionneerden aan
de leden van de Tweede Kamer der Staten-
Generaal en de Ministers van Financiën,
Oorlog en Marine.
Afschriften van deze verzoeken werden
aan ieder Kamerlid! afzonderlijk toegezonden.
Aan Koloniën was thans geen verzoek
schrift ingezonden, daar door Zijne Excel
lentie den Minister van Koloniën bereids toe
zegging werd gedaan in 1925 voorstellen tot
verbetering van het lot der oud-gepension
neerden zouden worden ingediend.
Heden werd' bij schrijven d.d. 10 April
1924, afd. B, le Bureau, No. 57, van Zijne
Excellentie den Minister van Marine bericht
ontvangen, dat de Regeering bereid' is een
voorstel te doen tot verzachting van het lot
der oud-gepensionneerden van de Zeemacht
van vóór 1918, zoodra uitzicht is verkregen
op een sluitend budget.
Van de beide andere Departementen werd
nog geen antwoord ontvangen.
Poppenkastvertooning.
Misschien herinneren de lezers en wij
bedoelen in hoofdzaak de moeders zich,
datomstreeks Nieuwjaar hier een poppen
theater is vertoond van den heer Kellenbach.
Gelijktijdig daarmede waren twee andere
heeren van plan hier met iets dergelijks te
komen, maar deze laatsten hebben toen hun
bezoek uitgesteld.
Wij kunnen thans aan de jongens en
meisjes meedeelen, dat die twee Rotterdam-
sche heeren nu in de Paaschvacantie hier
zullen komen en wel op 19 April. Deze pop
penkastvertooning gaat uit van de afdeeling
Helder der Nederlandsche Vereeniging tot
afschaffing van alooholhoudénden drank, dus
eventueele baten ervan komen in de kas der
afdeeling, die er op het oogenblik niet te best
inzit en eenige versterking dringend noodig
heeft.
Laten de jongens en meisjes dus hun Za
terdagmiddag vóór Paschen vrijhouden voor
deze poppenkastvertooning, want het zal
werkelijk een aardige vertooning worden.
Bizonderheden omtrent kaartverkoop, prijs,
enz. zullen binnenkort worden bekend) ge
maakt.
Nogmaals het spook.
De Walvischstraat mag zich de laatste
dagen in buitengewone belangstelling ver
heugen. Vooral de jeugd uit den ouden
Helder is er niet weg te slaan en staaf
in groepjes bijeen', tot wanhoop en erger
nis van de bewoners. Er is evenwel niets
meer te beleven, want na den eersten
nacht hebben zich geen herhalingen van
de verschijnselen voor-gedaan, zoodat alle
wachtenden onverrichterzake naar huis
gaan.
Hopen wij d'at de rustig» rust in de Wal
vischstraat zich spoedig zal herstellen en
de gemoederen zullen kalmeeren.
Rectificatie.
In ons nummer van Donderdag staat
in de advertentie van H. B. S. V. abusie
velijk „de Ver. stelt voor enz.", dit moet
zijn, de Ver. stelt zich voor etc.
Rijkspostspaarbank.
GEMEENTERAAD.
HET GEMEENTELIJK GROND
BEDRIJF.
Een.' aantal voor- en tegenstanders van
het -gemeentelijk grondbedrijf heeft in
ons blad zijn stem doen hooren naar aan
leiding van het voorstel aan den Raad om
zich in beginsel uit te spreken over een
veranderde -grondpolitiek, waarbij dus
erfpacht niet meer regel, maar uitzonde
ring zou worden en verkoop regel. Zooals
men weet 'heeft de Raad in zijn vergade
ring van 18 Maart het voorstel aangehou
den op verzoek van enkele raadsleden.
Naar uit een schrijven van Burgemees
ter en Wethouders aan den Raad blijkt,
was de aanvankelijke bedoeling van het
College in de Bijlage niet uitgekomen.
De bedoeling was den Raad te laten uit
sproken, dat verkoop naast erfpacht wen-
schelijk zou zijn (Dus niet verkoop regel,
erfpacht uitzondering, maar het een met
het ander op gelijken voet). De clausule
in de aanvankelijke voordracht moet dus
worden gewijizigd', zoo, d'at daarvoor ge
lezen wordt „dat verkoop van gemeente
grond voor bouwdoeleinden voortaan
naast uitgifte in erfpacht zal plaats vin
den."
Dit aanvullend schrijven van het Col
lege Is gedateerd 21 Maart j.1. en het voor
stel zal in eerstvolgende vergadering we
der ter tafel komen.
Verhuring tuin- en weiland.
De Commissie van het Grondbedrijf heeft
de verhuring ter hand 'genomen van enkele
perceelen tuin- en weiland, welke onlangs
van huur zijn vrijgekomen.
In overeenstemming met 's Raada bedoe
ling stelt de Commissie voor het tijdvak van
verhuring te bepalen op drie jaren, n.I. van
Opgave uitsluitend betreffende het post
kantoor Helder en z(jne b(j- en hulppostkan
toren over de maand Maart 1924.
Op spaarbankboekjes uitgegeven te Helder
en elders, werd in den loop der maand te
Helder ingelegd f30.771.39 *i en terugbetaald
f 84.092.39 Derhalve minder ingelegd dan
terugbetaald f 3.321.Het aantal te Helder
nieuw uitgegeven spaarbankboekjes be
droeg 67. Door tusschenkomst der te Helder
gevestigde kantoren werd ter Directie op
Staatsschuldboekjes ingeschreven een no
minaal bedrag van f8600.en afgeschreven
f 1 0.—. Derhalve meer in- dan afgeschre
ven f8500.— Het aantal te Helder uitgege
ven nieuwe staatsschuldboekjes bedroeg 4.
Hieronder 42 formulieren ad' f 1 in
spaarbankzegels van 5 cent en 189 formu
lieren ad f 1.— in spaarbankzegels van
1 cent (Schoolspareni.