De Praktijk van Helder
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN.
van ZATERDAG 19 APRIL 1924.
WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM"
Zonderlinge lotgevallen
in het Dagelijksch leven
Nr. 119 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN)
UIT DE OUDE DOOS.
Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden.
Overgeaohreven door CAREL BRENSA.
FEUILLETON.
't Juffertje
Bulten een Glazenmakershuls.
Hier hangt het brilglas uit!
Vraagt gij wat dit beduidt?
Het glas Is onz' hanteering,
Wij maken 't licht en dicht,
Tót voordeel van 't gezicht,
Tot voorspoed onzer nering.
Opschrift van een kolfbaan.
Hier kolven kolvers, puik en eel
(Met veel pleizier, zonder krakeel;
Wij drinken 'n pintje of 'n vaan
Ën laten den boer z'n rapen staan.
En is de winter nog zoo fel,
Wij slaan den bal toch evenwel.
Boven een deur ln Zeeland.
Die een ander plaagt met lasterlijk te
spreken,
Die toont zijn edgen kwaal en opent zijn
gebreken.
Voor het Mennonieten-wees
huis te Amsterdam.
Die veel verdraagt en dikwijls zwijgt,
Die overwint op 't end en krijgt.
In het voorhuls van hetzelfde
Weeshuis.
Deelt mild een aalmoes uit die hier komt
ingetreden,
Gij kunt nooit uw geschenk met beter vrucht
besteden.
Want hoe wordt de armoe ooit onnoozeler
geleen,
Dan ouderloos te zijn en weereloos meteen I
Een fabel in een glas
geschreven.
De trotsche boom verheft zijn kruin ten
hemelwaart,
Maar, laas! Een sterke windi verscheurt zijn
stoere beenen,
Terwijl het riet integendeel duikt nederig
ter aard
En rijst dan weder op, als d'onrust is
verdwenen.
Boven een herberg.
Drinkt vrij een hupschen roemer wijn,
Wilt rustig, lustig, vroolijk zijn.
Maar drinkt u nimmermeer zoo zot,
Dat gij een ander zijt ten spot.
Grafschrift.
Staat, lezer vraagt gij wie
Begraven met de baar is?
't Is Willem du Partie,
Des Hertogs Secretaris,
Die doodi lag in de kist,-
Beroofd van alle zaken,
Eer dat de kerel wist,
Wat hij hier had te maken.
Op een oude sjees.
Van God verwacht ik 't al,
't Zij vreugde of ongeval.
Liedje op een lepelmaker.
Ik ben een eerlijk man,
Met recht en niet in schijn.
En schoon ik daaglps steel
Geef ik aan elk 't zijn.
Schimp op een man, die zijn
zoon met den bijbel sloeg.
Klaas sloeg zijn zoon
En werd daarom door zijn gebuur
Bekeven, die hem schold
Voor beul van zijn natuur.
Wel hoe ik hem het best
Zijn plichte leeren zou
Zei Klaas Ik moest hem gauw
Dwingen met de.... schriftuur.
Glasschrift.
Alle handel wordt geveld,
Daar waar trouw niet meer geldt.
En dat Land staat erg onvast,
Waar men op de trouw niet past.
Glasschrift.
Jan heeft zichzelve lief, dat is een groot
gebrek,
Want wie zichzelf behaagt, behaagt een
groot e gsk.
Glasschrift.
Vriend, wil je leven met geduld,
Denk wat je was en wezen zult.
Glasschrift.
Er zijn ter wereld geen hooge wallen,
Die men niet kan door geld ,doen vallen.
Het stomme, domme, looze geld
Wint al z'n leven stad en veld.
Rijmpje.
Wil je ramp en spoed ontgaan:
Trek geen and're zaken aan.
Luifélschrift.
Als Prinsen d'een den ander plagen,
Moet daar het volk de straf van dragen.
Glasschrift als herinnering aan
een wonderlijke Ijsvlettocht.
In het jaar 1608,
Op Lichtmisdag,
Kwam hier Jan de Ruillebuit
Van 't Vlie naar Harlingen gevaren
Zonder schip of schuit.
Stelen aan de lepels snijd.
(Wordt voortgezet).
door
CAREL BRENSA.
OPLEVING.
Elke mensch bergt in zich een reeks
van verwachtingen, waarvan hij hoopt,
dat ze in vervulling zullen treden. Nau
welijks is een verwachting in vervulling,
of men heeft reeds een andere verwach
ting klaar, waarvoor men alle pogingen
doet om die in vervulling te brengen.
Dat is een gelukkig verschijnsel in den
mensch, want zonder dien drang zou alles
verslappen en zou het heele wereldlijk
gebeuren weldra als een zoutzak ln elkaar
gevallen zijn.
Zoo is het ook met onze visschers. Nau
welijks toch hadden ze hun verwachting,
van dit jaar veel haring te zullen bemach
tigen, verwezenlijkt gezien of een andere
verwachting ging uit naar geep en daar
na zal die uitgaan naar ansjovis
Zooals ik in het begin schreef, poogt
men alles ln het werk te stellen om zijn
verwachting vervuld te zien.
Echter wordt dat iet-wat anders als het
een verwachting betreft, die in verband
staat met de vischvangst. Om die in ver
vulling te krijgen is men, in hoofdzaak,
niet aangewezen op eigen kracht, doch
dient men af te wachten wat moeder na
tuur in deze aangelegenheid beslist.
De verwachting met de haring is goed
uitgepakt en de trek was dit jaar al bij
zonder vroeg.
Naarstiglijk wordt nu uitgekeken naar
de eerste geep, doch zuster Anna, alias
geep, laat tot dusverre nog op zich wach
ten. Natuurlijk wordt nu gezocht naar een
oorzaak van dat verschijnsel, zooals altijd
en altijd gezocht zal worden naar elk
ander verschijnsel.
Men schrijft het toe aan de koude van
het voorjaar; aan de langdurig heerschen-
de oostenwinden' en zoo al meer.
Het spreekt vanzelf, dat niemand er
iets van weet, waarom dit of dat niet of
wel gebeurt.
Inmiddels houdt men de „kommen"
open; komt er geen geep in, dan toch wel
haring.
Een bijzonder verschijnsel, dat de visch
vangst door middel der kommen van jaar
tot jaar toeneemt. De resultaten zijn dan
ook vaak schitterend en het is niet te
verwonderen, dat al meer lieden zich op
die visscherij gaan toeleggen.
Dat lijkt gemakkelijk, doch met het
plaatsen van een kom is men zoo dadelijk
maar niet klaar. Niet elke plek in zee
leent zich voor het plaatsen van zoo'n
kom. Of eigenlijk wel voor het plaatsen,
doch niet of men kans op succes zal
hebben.
Het is daarmee ook zoeken en tasten
en de ervaring heeft, vaak na ontzettende
inspanning, geleerd, dat men eindelijk de
goede plek had gevonden.
Het is velen misschien niet bekend,,
dat er voor het plaatsen van zoo'n kom ook
een zekere rechtsregeling bestaat. De
toestemming tot het plaatsen moet ge
vraagd worden, telken jare weer, aan de
visscherijinspectie te Amsterdam. Heeft
men een vaste plaats aangenomen, dan
wordt het beschouwd, alsof men daarop
een blijvend recht heeft.
Er gaat hier een faam van een Texel-
schen visscher, die ook zoo'n netkom heeft
geplaatst en die hem reeds groote op
brengsten heeft opgeleverd.
Als er visch ls, dan kan men verzekerd
zijn, dat die visscher daarvan een flinke
portie in zijn kom heeft gevangen. Hij
schijnt ten slotte een bij uitstek goede
plek voor het plaatsen van de kom te
hebben gevonden en daarvan trekt hij nu
de rijpe vruchten. Dit geldt zoowel voor
haring als voor geep.
Anders staat het wel eenlgszlns met het
vlsschen van ansjovis, die men hier al
thans bijna uitsluitend met de zegen
vangt en ik geloof, dat men nog
geen ervaring voor die visscherij heeft
door middel van de netkom.
Men heeft zoo op de ansjovis zijn hóóg
ste verwachtingen gesteld en wel om het
feit, dat, na jarenlange misère in de
ansjovisbranohe, thans de „ankers" tegen
een haast ongekenden prijs verkócht wor
den naar Dultsohland. Duitschland, dat
steeds de groot-afnemer van die visch-
soort geweest is, doch in lange jaren geen
ansjovisch betrok, is dus bezig zich te
herstellen, want als voor een dergelijk
luxe vischje zulke hooge prijzen kunnen
worden besteed, moeten er toch afnemers
gevonden worden, die dien lekkeren beet
kunnen betalen.
Het gevolg is, dat de oude voorraad
nagenoeg geheel wordt uitgevoerd en dat
er nu reeds vanuit de Zuiderzeeplaatsen
in Spanje ansjovis wordt gekocht en ge
conserveerd.
Als de ansjovisch dus dit jaar zijn trek
in grooten getale volbrengt, kan men er
verzekerd van zijn, dat er goede prijzen
zullen worden besteed.
Dat wij dat hopen, ligt voor de hand.
Na de tijden, die hier alle visscherij
scheen te hebben lamgeslagen, is dan nu
misschien aangebroken de periode van
opleving der visscherij.
Dat zij zoo! Robinson.
De wellevendheids-propagandist!
Er werd gebeld. Op de stoep van het
huis stond een man, die zijn sjovele kl eie
ren ook sjovel droeg. Zijn vest, onder 't
jasje, neeg naar zijn oksel en zijn broek
integendeel had 'n lustelooze bui en zakte
hoe langer hoe dieper. Daartusschen ver
toonde zich een rol als 'n soort zwemgor
del van het kleedingsstuk, dat u en ik ge
meen 'n boezeroen noemen.
De rest was naar verhouding.
De man zonder te rekenen met het
feit, dat er op zijn bellen iemand te voor
schijn komen zou ging gemakkelijk leu
nen tegen de deurpost. Onderwijl kauwde
hij op het restant van de versnapering,
die hij 'n kwartier tevoren uit de pruim
doos van een oollega-detailreiziger pre
sent gekregen had. De zichtbare bewij
zen kwamen als donkere stippen op de
blauwe stoep, zooals dorpen en steden op
een blinde landkaart.
Uit de zakken van zijn kreukelig jasje
staken schijnbaar afleveringen van een
stuiversroman. Zij leken reeds vaak gele
zen.
De man belde nog eens met 'n har
dere ruk.
ttm XfrrrD Koopmks mm* V/y® iof l*1**ft* \lp-mr hmgm
De Amsterdamsche „Windhandel".
Het ging na het verval van den wind
handel, zooals het met alle belangrijke
dingen en belangrijke personen altijd ge
gaan is: na de aanbidding in het glorie-
tijdperk kwam de bespotting tegelijk met
het veryal. De windhandel werd een on
derwerp van publieke spot, zoodra hij in
het jaar 1720 over zijn hoogtepunt heen
waa Voor de deuren en vensters der
boekwinkels hing het op eens vol spot
prenten en spotverzen en de kinderen op
straat speelden actionistje met vodjes
papier. De straatventers en loopende
nieuwsposten schreeuwden de burgers
de ooren doof met allerlei paskwillen,
bankroètlersprentjes en berijmde prijs
couranten, terwijl de liedjeszangers op
bruggen en pleinen den ganschen dag
van de bedrogen actionisten zongen.
In de schouwburgen zag men toepas
selijke kluchtspelen. De meestbekenden
daarvan zijn de twee windhandel-kluchten
van Pieter Lamgendijk: „Quincampoix"
en „Arlekyn Acsionist".
Ook ibuiten de schouwburgen maak
ten de poëten sonnetten en verzen en de
stempelsnijders medailles op de windne
gotie. In de porceleinkasten verschenen
theegoed en tafelborden met spotternijen
op den windhandel. De theologanten gooi
den de actionisten met bijbelteksten om
de ooren zoo b.v. met I Thimothus VI
vers 9 en 10, met Openbaringen XXVIII
vers 11 en met nog vele anderen. Daar
naast lieten de poppenkastkerels er Jan
Klaassen in zijn spel het zijne van zeg
gen. In de speelgoedwinkels kwamen
hansworsten en actionisten te koop. En
leder van ons zal wel kennen het ietwat
zonderlinge stukje suikergoed, dat tegen
Sint Nioolaas in de banketbakkerswinkels
verschijnt: het zoogenaamde manneitje op
het potje. Deze dingen zijn nog een levend
overblijfsel uit dien tijd. Zij waren door
de toenmalige suikerbakkers gecreëerd en
hadden den naam van „Ducatenk...kkers".
Maar wie de menschen uit dien tijd het
meest pleizier dedert, dat waren de speel
kaartenmakers. Want zij gaven aan het
zeef geliefde troefspel een nieuwe varia
tie; zij vonden actionlstische speelkaar
ten uit.
Het allereerst verscheen „Pasquin's
Windkaart", afgeleid van den naam „Pas-
quin, een oud beeld te Rome, waar sinds
onheugelijke tijden de paskwillen en
zotte gebeurtenissen werden aangeplakt.
Later verscheen de „Aprilkaart" of het
kaartspel van „Momus naar de nieuwste
mode". Dit kaartspel was fraai in het
koper gesneden en met rijmen en bij^
schriften versierd. Er kwamen zelfs ver
schillende uitgaven van, waarvan de
plaatjes ongeveer dezelfde waren, maar
dq beschriften steeds verschilden.
Hieronder zal ik u vertellen, wat er
ongeveer op deze speelkaarten stond. Het
was niet Aas, Heer, Boer, Vrouw als
tegenwoordig.
Harten stelde voor een nar. „Vijf zin
nen te koop", roept hij in het rijmpje uit
en wijst met den vinger op zijn voor
hoofd. De vijf zinnen staan in eeni vijf
hoek, die hij in de hand houdt: oog, neus,
oor, mond en vinger. Maar onder het
plaatje leest gij verder, dat hij niet alleen
zijn zinnen, maar zelfs zijn hart voor de
actiën verkoopt:
„Voor veel verlies en schielijk winnen,
Veilit de aktle-nar zijn hart en zinnen."
Op eenzelfde kaart van later maaksel
zegt de aktie-nar:
„Ik ben niet gekker als al de anderen, die
met h^pen
Al hun vijf zinnen voor één aktiönhrief
verkóópen."
Ruiten twee van dit spel heette „De
Brillenjood".
Koop geslepen oogen! roept de bril
lenjood uit want die hebben aktiehan-
delaars wel noodlg. Het rijmpje onder de
kaart zegt:
„Brillen voor vleermuizen en uilen1
En al die om malle aktdën pruilen."
Het geheele Aprilspel bestond uit twee
en vijftig kaarten, benevens een dek- en
een slultkaart.
Op de dekkaart zag men in het inid-
kom Hoeren, Wevers, Boeren, Snyers,
kom Mannen, Weewenaars en Vryers,
dio van het Spoor der Roede dwaald,
en door de Geldzugt, word bestraald,
al wie zijn winst steund op do winden,
kan hier zijn Taferooi in vinden;
men vyld u, min als niet, to koop,
in t midden van een dwaasen hoop;
Die, als verwoede menschen raasen,
en op malkander» beursen aason.
Ey ziet do Waal, de Staart, Hebreeuw,
ën Breemer Hans; Hoor welk geschreeuw,
dat hier veel nederlandsohe Snaaken
op 't groot Europisch koophaf maaken.
't Is of men Babels toorenbouwd,
door al die Taal van jong en oud.
Daer werpt Fortuyn wat aardaohe wenschen
van booven neer, aan gecke menBohen,
wyl Deugd en konst en goed verstand,
veragt en Arm word in het land;
gelijk de Eidle Hoop veel grillen,
ook aan de Wrecken komt verspillen,
die, om haar gust, bij dag en nagt,
in weer en wind staan op de wagt.
Getouwen, winkel» en kantooren,
't ia Quinquewpoix, al wat men zyd,
du» raakt den Burger 't geldje quyd.
Men zal, int kort, O, droeve quaalen
op Lauws manier met 8chrift betaalen,
wyl di* oude Hulk van Nederlandt
zelf» in haer eige Haaven strand.
Lang leeven dan de Burger Heeren,
die zulk bederf der Lande keeren.
I: Bombario.
In de geopende deur verscheen een
Jooige vrouw ln een zwart kleed met daar*
over een klein wit en stijf gestreken
schortje.
De man richtte zich overeind van de
deurstijl. Niet om een oorreoter lioudlng
aan te nemen tegenover de vrouw, maar
om een stapje nader te kunnen doen. Hij
trad metterdaad1 over den drempel heen
leunde meteen tegen de binnenstijl en had
nu bereikt, dat de deur niet dicht kon
vooraleer hij achteruit gestapt zou zijn.
Hij keerde zijn hoofd halverwege naar
bulten om voor de laatste maal een paar
nieuwe steden op het heldere steen van die
stoep te teekenen. Toen begon hij te spre
ken. Hij tikte niet aan z'n pet, maar hij
zei met een grijns van dat-zal-je-wei-aar
dlg-vinden „mevrouw".
Tegelijk haalde hij een van de ge-ezels*
oorde romanafleverinigen uit zijn zak.
Mevrouw zei de openlucht-hande
laar en hij duwde aan de vrouw met 'n
brute beweging een van de groezele boek*
jes in de hand'.'n mieuw boek over de
wellevendheidTwee dubbeltjes
Niet noodig man.Zei de
jonge vrouw.zou je niet buiten die
deur willen blijven?....
Alles staat erin, mevrouw ging
de man verder, zonder op de simpele
wensch van de bewoonster acht te geven...
Twintig cente.
Niet noodig, man.herhaalde deze.
En ze deed een duwtje tegen die deur
als om de man „wellevend" te verwijde
ren. Hij merkte het niet.
Kijk u 't maar 's in.En tegelijk
deed de man zijn best het gedeelte van
het huis eens in te kijken. Zijn, oogen
gingen langs de jonge vrouw heen en
speurden in de hal en langs die trap.
Twintig cente.Ik verkoop er veel
van
Doe je handen uit je zak.Da
vrouw kreeg er schik in.
Kan u er eentje gebruiken, me
vrouw?.Hij draaide zich nog eens
naar de stoep en spette haar al weer brui
ner dan ze reeds was.
Hier man deed de vrouw pak
aan.Ik-heb er geen noodig!
Maar de man voldeed niet aan het ver
zoek.
De mevrouw hiernaast heb er ook
eentje van me gekochtmemoreerde
hij, al maar dieper kijkend en steviger
leunend tegen de stijL Impulsief .ging zijn
vrije hand al weer in zijn broekzak en
maakte van de gelegenheid gebruik om
het afzakkende kleedingstuk eens op te
sjorren
De boezeroen- puilde op een onkiesche
wijze uit.
Toe, man asjeblieft.zei nu de
vrouw, min of mer gechoqueerd en duwde
steviger tegen de deur.Ik heb niets
noodig.
Koop u er maar eentje hield de
man aan, zeker van zijn physieke over
wichtTwee dubbeltjes.
De jonge vrouw kon niet langer naar
denman zien. Nerveus gingen haar han
den in haar rok en keerde met een kleine
beurs terug.
Zij zocht voor den man twintig cent. On
middellijk bij het zien van de toebereidr
selen veerde hij overeind en nam zijn be-
modderde voeten terug van de mat Hij
stak de groezele hand al uit om het loon
van zijn wellevendheid te ontvangen.
Hoeveel kost het ook weer?
Twee dubbeltjes, mevrouw.twin
tig cente.vAlles staat erin.
Nog rechter kwam de reiziger te staan
den een man, die met beide handen een
mantel wijd uit -houdt en in de vier hoe
ken vier koppen. De twee 'bovenste kop
pen zijn de gouden eeuw en de papieren
eeuw, waarvan de eerste ducaten, maar
de tweede aktlën uitblaast. De beide on
derste koppen zijn Lauw en Momus. Op
den mantel leest men dan den titel: April
kaart of kaartspel van Momus naar de
nieuwste Mode, ofschoon het heele spel
nóch iets met April, noch met Momus te
maken had.
Nemen wij eerst'de harten in handen.
Hartenheer is John Law zelf. Hij ligt
op een gordijn en laat ln 't verschiet de'
goudmijnen zien, waardoor hij aller har
ten vermeestert. Hartenvrouw is Lauf-a of
mevrouw Law, die den actieketel ver
toont, waarmee haar man uit papier goud
distilleert; terwijl Hartenboer een actie-
boef is, die roemt, dat hij hart heeft en
hard is, en alles voor hem zwichten
moet. Hartentien is een heer, die bellen
blaast en rekent: „nul, ik houd één"; doch
Hartennegen komt er slecht af: hij trekt
de boeveklok (welke 's avonds te negen
uur geluid werd), maar het touw breekt
en hij duikelt met de beenen in de lucht.
„Geef acht," zegt Hartenacht, een snees,
die met lange nagels het geld naar zich
schraapt. Hartenzeven is de „Starnar in
zijn apenrok", d.i. de astronoom in zijn
kamerjapon, die zijn kijker op het zeven-
gesterntte richt, om te ontdekken of daar
ook actiën te koop zijn; terwijl HartenZes
de komenysman is, die de actiën bij zijn
komenys-gewioht toegeeft, evenals tegen
woordig sommige boekverkoopers doen
met de boeken, die niemand koopen wil
Hartenvijf hebben wij hierboven bespro
ken: 't is de Actienar, die zijn vijf zinnen
verkoopt Hartenvier is even gek: „vier
kant uit de hand" en „geld bij den visch",
zegt hij, en werpt zijn geld in de Zuidzee;
maar Hartendrie is een slimmert, 't is
een vrek in 't kostuum van een fijn man:
„honderd duizend gulden met armoe,"
zucht hij en zijn symbool is van natura
dubbelhartig; 't is -een kneoht met een
emmer aan den anoi, waar twee harten
ln drijven, dooh de dubbelhartige veran
dert hier ln eèn bubbelhartige en de
knecht ln een bubbelheer, wat trouwens
destijds met weinig "knechts 't gvpl waa
Op fiartenaas ziet men hem uit hengelen
gaan; hij vlscht met gouden aas en vangt
een sirene, wat ook niet zonder voor
beeld was en nog dikwijls gebeurt.
Ruitenheer is een voorzichtig man; hij