het geheim van den paling. De bruiloft ln het diepste van den Oceaan. babbeluurtje over mode. 1e. lieer. „Dat moest xnjjn vrouw go- beuren. 6 ^i6t,imoeSt ai$d de afleSg©rtjes van zijn vader dragen. Niemand wist, hoe akelig hli dit vond, tot h?j eens huilende alleen werd gevonden in het prieel. Tusschen hevig snikken kwam 't er flit: „Vader hppft heelemaal kaal geschoren.?: en mi etedtuiii10a](!uïDRer inSeCten' En'thousiast ij.* "Resirmeerontie kan ik mei geestdrift zeggen: De droom mhiier ieuud a *n °t' en 5* B-: M- B-; T. en G. B.; p' n' o VnTG- D'5 °- A- en M- A- D - v S'; f* en T- 'D K. E.; H. V. d. L.; H en J. L.; P. L.; L. M.; A. Nd Een falsificatie op groote schaaL In „Stemmen des Tijds" deelt dr. A. Eekhof een en ander mede omtrent een In teressante vervalsehing, waarvan 'n Fransch geleerde van naam gedurende acht jaar het slachtoffer werd. Op d'en l&den Juli 1867 was de „Académie des Sciences" (Academie van Wetenschappen) te Parijs in plechtige zitting bijeen; de leden waren vol verlangen om te luisteren naar de mededeelingenvan een hunner, Miohel Chasles, die deze op een vorige vergadering had toegezegd. De heer Michel Ohasles was over de geheele wereld beroemd1 door zjjn mathematische en sterre- kundige onderzoekingen; bovendien was hjj blijkbaar zeer rijk, waardoor hjj aan zijn lief hebberij voor het verzamelen van oude hand schriften kon voldoen. Deze liefhebberij werd hem noodlottig, zooals uit het vervolg der geschiedenis zal blijken. De heer Ghasles dan haalde op deze ver gadering uit zijn portefeuille een tweetal brie ven, door den Franschen wiskundige en wijsgeer Blaise Pascal in 1652 aan den En- gelschen scheikundige Robert Boyle geschre ven, welke om hun inhoud allerwegen ver bazing wektèn. In deze brieven stond name lijk, dat Pascal zich bezig zou hebben gehou den met het onderzoek naar de wetten van de zwaartekracht en deze ook zou hebben gevonden. Zooals bekend is, komt de eer daarvan aan Newton toe. Toen deze brieven in de „verslagen" van het geleerde Fransche genootschap waren afgedrukt, rees al aan stonds twijfel aan hun echtheid. Er was na melijk een van de leden der Académie, die aantoonde, dat er formules en maten ln voor kwamen, die ten tijde van Pascal nog niet bekend warenl Er werd o. a. een beeld in gegeven' van slagroom, die op een kop koffie ronddrijft, en steeds naar den rand gedreven wordt. Maar de koffie werd eerst eenige ja ren na Paschl's dood (hjj1 overleed in 1662) ln Parijs ingevoerd! Een levendige discussie ontstond hierover in de Académie en inmiddels bracht de heer Ghasles elke week nieuwe documenten. Zijn goede trouw stond boven elke verdenking, en meer en meer origineele documenten van Pascal voerde hij aan. Onder deze documen ten was een eigenhandig schrijven van Pas cal aan den toen 13-jarieen Newton, student te Grantham, en een antwoord van diens vader, waarin erkend werd, dat Pascal de wetten van de zwaartekracht had ontdekt, Natuurlijk lieten de Engelschen dit niet op zich zitten; zij verdedigden de eer van hun grooten Newton en beweerden, dat al deze brieven „afschuwelijke vervalschingen" wa ren. In October 1867 kwam de heer Ohasles met een heele collectie brieven, waaronder van onzen Ohristiaan Huygens, die weinig vleiend waren voor dezen laatste. Uit deze correspondentie zou namelijk blijken, dat de ontdekking van den wachter van Saturnus aan Galilei zou toekomen, en Huygens zich deze zou hebben toegeëigend, „omdat Galilei toch al beroemd genoeg was". In werkelijk' heid heeft Huygens Inderdaad dezen satelliet ontdekt. Nu was in letterlijken zin „Holland in last", en Professor Pieter Harting, hoog leeraar te Utrecht, nam de eer van onzen landgenoot ter verdediging op zich. Intussohen ging de heer Ohasles voort de echtheid zijner brieven te verdedigen en bracht van tijd tot tijd weder nieuwe docu menton in de Académie, die steeds weer in de „Comptes rendus" (Verhandelingen) werden opgenomen. Het werd een hevige strijd tusschen de geleerden van verschillende landen, doch Monsieur Ohasles bepleitte zóó sterk de echt heid zijner documenten, dat zijn meening tenslotte scheen te zullen zegevieren. Totdat een ingenieur, monsieur Breton, onweerspre kelijk aantoonde, dat zestien „aanteekenin- gen" van Pascal, en twee „fragmenten" van een*brief van Galilei letterlijk ontleend wa ren aan een boek, getiteld „Histolre des Phi- losophes modern es", geschreven in 1761 door Alexandre Savérien, en uit Florence kwam het bericht, dat een zoogenaamd „echte" brief van Galilei, ter onderzoek daarheen ge zonden, was gefabriceerd naar den tekst van d<> laatste uitgave van Galilei'6 werken, in 1856 gepubliceerd. Nu was elke verdediging verder vruchte loos; de wapens ontzonken aan de handen van Monsieur Ghasles en in de zitting van de Académie van 13 September 1869 verklaarde hij, onder angstige stilte zijner médeleden, dat hij „nu reeds gedurende acht jaar in een net van illusies was gewikkeld, dat de schul dige van lieverlede om hem had weten te spinnen". Er kwamen thans opzienbarende dingen aan het licht. Gedurende acht jaar, van 1861 af, had de heer Ohasles, niet minder dan zeven-en-twintig duizend vierhonderd twee-en-zeventig valsche documenten ge kocht van een zekeren Vrain Lucas, welke transactie hem het lieve sommetje van hon derd vijftigduizend francs had gekost. 381 van deze valsche documenten had de Acadé mie in hare verslagen afgedrukt. Hoe die oude heer de heer Chasles was toen al over de zestig zich nu zoo heeft kunnen laten beetnemen, zullen wij: maar niet verder nagaan: geleerden zijn in menig op zicht groote kinderen, en Monsieur Vrain Lucas zal ongetwijfeld wel een gladde tong hebben gehad. Maar men weet niet, wat men het meest „bewonderen" moet: de wijze, waar op deze Vrain Lucas den Franschen geleer de acht jaar lang heeft beetgenomen, of het geweldige werk, dat hij met deze vervalsehing van 27.472 documenten, die hi) zelf vervaar digde, heeft gepresteerd. Deze Vrain Lucas was indertijd klerk geweest bij de rechtbank, en op een hypotheekkantoor. In Parijs, waar hij een,betrekking zocht aan een bibliotheek, kwam hij in aanraking met den eigenaar van een „genealogisch bureau", waar men echte en valsche stamboomen in elkander flanste, en waar hij zijn handwerk voortreffelijk leer de. Hij wist een soort inkt te bereiden, die veel op ouden inkt geleek; voor papier ge bruikte hij de schutbladen van oude boeken, die hij met een mesje uit de exemplaren lichtte, soms in de bibliotheken zelf. Boven de lamp gaf hij het een gele kleur. Hij werk te, zooals gezegd, hard,'met het doel zich een kapitaaltje bijeen te garen, waarin hjj blijk baar ook aardig geslaagd is. Vier dagen, nadat de heer Chasles zijn verklaringen in de Académie had afgelegd, werd hjj gevangen genomen, en 17 Februari 1870 door de rechtbank te Parijs veroordeeld tot 2 jaar gevangenisstraf, 500 francs boe.e en de kosten vpn het proces. De president van de rechtbank erkende zelf, dat hi) ge werkt had „als een Benedictijner monnik Vrain Lucas bekende ten deele, doch be weerde, dat er veel meer echte stukken onder waren dan men voorgaf (er zouden nameujk enkele echte, doch volkomen waardelooze documenten onder zijn geweest). Hü beweer de, dat door zijn handelingen de aandacht van de geleerde wereld weder op Pascal wa9 ge vestigd geworden, en dat hij dus de vader- landsche wetenschap gediend had(I) „V at men pok zegge, en wat er met mij gebeurt zoo zeide hij, „mijn geweten is rustig'Je moet maar durven! De rechtbank had diep medelijden met den ouden geleerde, die zoo te goeder trouw be drogen was. De Duitschers vermaakten zich buitenge woon met dit geval. Het was Februari 18 tO, dus de Fransch-Duitsche oorlog zat in de lucht. In een Duitsch tijdschrift werd dan ook over de „onkunde" van den heer Ghasles en zijn collega's, en over hun „begeerte^naar roem, die de Franschen in het bloed zit", het noodige gezegd. „Vrain Lucas heeft op de ijdelheid zijner landgenooten gespeculeerd", aldus deze Duitsche schrijver, „en wie op d? ijdelheid speculeert, heeft zich in Frankrijk nog nooit misrekend". Arme Monsieur Ohasles! Het allerergste voor zoo iemand is nog niet het geldelijk ver lies, maar veeleer de deceptie, de teleurstel ling, dat de met zooveel zorg en liefde verza melde dingen waardeloos zijn. genooten gaat het omhoog. De Sch affhausen is hun geep beletsel van Tot in het laatst der vorige eeuw bijna heeft men niet' geweten waar en hoe de paling zich voortplant. De een sprak van levende jongen, de ander van eieren, maar niemand wist het. Wat men ons in den loop van ons lange leven al gezonden heeft! Op wormen gelijkende voorwerpen in palingen gevonden en ook wormvormige werkelijke palingparasieten, die dan Jon gen" 'heetten, op eiertrosjes gelijkende din gen, die een ziekte van den paling ver rieden, doch dan voor „kuit" werden aan gezien. Hoewel de „afkomst" van den pa ling onbekend was, heeft men hem om de eigenschappen van zijn „vleesch" sedert eeuwen reeds gewaardeerd, al ontstond hij dan ook volgens Aristoteles noch uit een ei, noch werd hij levend ter wereld ge bracht, maar was hij een product van den modder in poelen en dergelijke, zoodat dat geen enkele paling „geboren" werd en geen enkele paling zich kon voort planten. Plinius liet den paling ontstaan uit in zee geworpen krengen en afval, zeker om dat daarin wel eens palingen of alen aan-' getroffen werden en worden. Tot in 1777 had nog niemand „hom of kuit" van den paling in de letterlijke' beteekenis van het woord, maar in dat jaar vond Mondini de eitjes voor het eerst in een dunne rij langs de ruggegraat van de vrouwelijke paling Dat deze zoolang aan de aandacht ont snapten, kwam, doordat men zoover gevor derde palingen niet voor het oppeppen heeft en omdat er méér dan honderd eitjes op een rij op een streepje van 1 cM, lang kunnen liggen. Maar al kende men de eieren niet, men had toch in ieder ge val wel eens zeer jonge alen moeten van gen, denkt ge. Mis, want de zeer jonge alen gelijken niet op hun ouders. Men had ze dikwijls genoeg gezien, zelfs ge geten, 'zonder dat men wist wat men eigenlijk at. Uit de eieren der palingen komen „larven" en deze noemt men, als ze wat gegroeid zijn, glasaaltjes. Ruim honderd jaar fia de ontdekking van eitjes van den paling vond Syrshi de hom in het mannetje, in een meer gevor derd stadium naar de teelbaarheid in ri viermondingen aangetroffen. Minder ont wikkeld treft men die hom ook reeds aan bij oudere alen, welke zich nog in zoet of brak water bevinden. Alle alen worden in zee op zeer groote diepte geboren, en alle gaan op zekeren leeftijd als glasaaltjes naar de binnenwa teren, zelfs al staan deze niet middellijk of onmiddellijk in verbinding met st-roo- mend water. Daar blijven ze totdat de ge slachtsrijpheid nadert en de nog verwij derde drang naar de paring in zee in hen ontwaakt. Dan gaan ze daar heen om er zich op zeer groote diepte door eieren te' vermenigvuldigen. De „larven" heeft men, zooais wij reeds zeiden, tot het laatst der 19de eeuw voor andere dieren, van een eigen soort dus, aangezien; men noemde zoo'n larve Leptocephalius brerevirostris of dunkop. Deze is, als zij de rivier op komt, niet rolrond, zooals de moeder of vader, doch in verhouding tot haar lengte ongeveer 8 cM. plat en breed'. Het glasaaltje draagt zijn naam naar zijn doorzichtigheid en kleurloosheid en herinnert overigens door zijp. vorm wel ets aan tong (visch), doch met twee oogen aan één kant en met ter weerszijden van d>e lichaamsag een oog, evenals bijv. een laring. Bjj de bewoners der kusten van de Mid- dellandsche Zee is het glasaaitje reeds ang bekend, maar niet als jonge paling. om verder te gaan, de rotsachtige Schob- sche kust evenmin. Natuurlijk gaan t op den tocht landwaarts, vele ten grona©. De mensch helpt daaraan mede door zo met manden en gazen netten op te schep pen en daarna op verschillende manieren op te eten. In het zoete of brakke water gelijken de jonge aaltjes in vorm en kleur geheel op hun ouders men spreekt jn dit geval van montée ©n als zoo-danig worden deze jonge alen verhandeld, om als „pootvisch" te dienen. In het zoete en brakke water groeien de palingen snel. Een jaar of zes oud!, zün ze soms al heel groot. Ze zijn dan nog wel niet geslachtsrijp, doch trekken toch in stormachtig© nachten al naar zee en dit dan voorgoed1 om daar geslachts rijp te worden, zich voort te planten en hun leven uffc te leven, of, volgens som migen, direct na de voortplanting te ster ven. Hoe lang een en ander duurt weet men niet precies. Wel weet men dat de mannetj es-paling niet langer dan ongeveer een halve meter wordt, en altijd dun blijft. Zoodat men dus ook weet, dat groote dikke palingen altijd wijfjes zijn. Die dit werkje nog nooit gedaan heeft moet 'tmaar eens probeer en. De langwerpig gevormde knoopen met de eigen stof van het manteltje over trokken hangen nu door die langwer pige gaten aan koordjes die ook al van de stof zelf gemaakt zijn als rijpe ker sen aan een boom. Knoopsgaten en knoops gaten-versiering. Zoo oppervlakkig beschouwd', zou ieder mensch zeggen, dat 'n knoopsgat in 'n jas toch wel 't allereenvoudigste ding van de kloedingmakerij is.zooals 'n spij ker 't simpelste ding uit den ijzerhande ia.... De sluiting van een japon of van een blouse of van een mantel dat is zoo een voudig als goeiendag, zeggen de onervare- nen, die haar eigen kleeding maken. En zij! doen dan ook in den regel geen moeite om ten opzichte van dit onderdoe eenige fantasie te ontwikkelen of naar aardige vondsten uit te zien. Maar toch zal ik u juist om de boven omschreven reden eens laten zien hoe er inderdaad wel aardige effecten bij de knoopsluiting en- bij- de knoopsgaten te bereiken zijn. Juist omdat het in den regel zoo ver waarloosd wordt en omdat dit stellig erg jammer is. De oudere jonge aaltjes zwemmen in reusachtige massa's in „banken" de rivie ren op, trekken in de zijtakken, bijrivie ren, en komen tenslotte zelfs in beken, slootea en poelen. Ongetwijfeld gaan zij ook over land. De grootste watervallen weerhouden hen niet. Over glibberige steenen en over hun „gesneuvelde" soort- Daar is de eerste fantastische uitbeel ding al. Al is ze dan van snit nog hoogst eenvoudig. De Japon op zich zelf heeft niet zoo veel opvallends. Het is een recht modeL dat op de heup alleen door middel van een paar plooitjes eventjes strak gehaald is. Bijzonder aardig eraan is wel de schouderkraag. Maar de eigenlijk© „clou" van dit ja ponnetje, dat is.de knoopsluiting! En ziet u dan ook maar eens zelf hoe aardig dat gevonden isl In dezelfde kleur waarvan de bies en de knoopen gemaakt ziin, is nu een con tour van een roosje geborduurd en het hartje van dit roosje wordt gevormd door.de eigenlijke knoop. Is dit aardig of niet? Het tweede model heeft zijn eigenaar- en mteressant uitzien ook bijna uit- knoope datlkei1 aan d© sluiting en de IeeT^n*tn<^SgatM1 zyn z'g' Sepaspoil- leerd. Dat is: op een ietwat kunstige ma li me! ©Jgenstof geboord, zonder dat er draad te zien is. Niet het minst aardig zijn de volgende vondsten. Het is zuiver oen pogen ge weest om het onmisbare element „knoop en „sluiting", dat nu eenmaal niet over het hoofd te zien is, aan een kleeding- stuk, eens wat gezelliger op te vatten en uit te voeren. No. I van bovenstaande teekenlng stelt voor een zak op zij van een rok. Deze zak heeft ongeveer dezelfde roosmotiefjes met als hart de knoop. No. II is een zeer lieve versiering aan de halsuitsnijding van een eenvoudige ja pon. Hier is gepoogd het 'karakter „rond" eens weg te laten en een hoekig" karak ter aan te brengen. Ten opzichte van kleur zal het b.v. aar dig zijn om dit idee toe te passen op een donkerblauwe japon waarbij dan het kraagje met rood tres geboord wordt Zoo ook de gepaspoilleerde knoopsgaten. Hieruit kunnen dan zeer gemoedelijk bungelen een paar grillig gevormde zwarte passementknoopen. No. III is ook al weer de vroolijke toets op een overigens hoogst eenvoudige ja pon. Neem b.v. op een hoogst sobere japon een- ceintuur van zwarte en de bies er langs van witte rijde. Daarop maakt u dan van dikke, groene koordzij een zeer groote festonsteek. Het slangetje da; door het knoopsgat heenkruipt is nu nie anders dan een bies schuine witte satijn, eveneens bewerkt met de groene zijde. En dit schijnbaar kronkelende beek doet nu tegelijk dienst om do knoopen van ceintuur en rok vast te houden. Van welke taak het zich uitstekend kwijt zooals u ziet. Mme Corry. Lorren of been. te koop, mijnheer? Neen was het nijdig gegeven ant woord; nujn vrouw is er niet. O, klonk het terug; ik bende uw vrouw nog met. Maar het had toch kun nen zijn, dat u nog andere lorren of boe nen m huis had! Dat varkenskot staat te dicht bil het woonhuis, zeide de inspecteur van de ge zondheidscommissie; dat is ongezond. Och kom, meneer, antwoordde de x>erm; het staat er al twaalf jaar, en d?r '8 nog nooit een varken in dood gegaan. Jongmensch, onhandig genoeg, trapt in een spoorwaggon de parasol eener dame stuk. Hij verontschuldigt zich. „O het heeft niets te beduiden", zegt heel lief de dame. 2e Heer: „Ja, wat een vrouw zich beheer- fitewSe?"64 '8 Kn <W 3e Heer, man der dame, achter'zijn hand: Dat heeft htt ook. Nu krijgt ze de nieuwe parasol, die ik haar gisteren geweigerd; heb." gen?' 2,311 leeiyke roode bakkebaarden dra- a fschei^ooSn^en'iSRjj? JXrH levens t??1™™8"' cn de 0wnd' Ws vlooien. veraaiWamd door de water- kenJÏn^r^i'^11^6'-'8,0 niet ont" TkXw die ™t gebroken hebt ik zie het aan je gezicht, je wordit bleek. Jft: "Wit i9 de kleur der on schuld, meester." 011 J()*S REIZEN. „Texel, Vlieland," schreef Jo. Ze moest uit het hoofd alle Waddeneilanden op. schrijven. „Waarom imoet ik aardrijkskunde lee ren?" vroeg ze zuchtend aan Moortje, de kat. „Het is zóó vervelend en ik heb er zoo'n hekel aari. Jij hebt het maar goed, dat ze jouw niet plagen mot die akelige blinde kaarten." Moortje keek Jo vriendelijk aan en sprong toen tot haar troost bij haar ong©. lukkig vriendinnetje op den schouder. „Wat scheelt er aan, Jo?" vroeg Vader, die juist de kamer binnenkwam. Jo vertelde haar verdriet en zei, dat ze nooit aardrijkskunde kon leeren. Het was veel te moeilijk, ze kon die namen niet onthouden. ,Jk geloof," zei Vader, „dat Je alleen nog maar het vervelende van aardrijk», kunde gehad hebt. Maar heb je zin om morgen met Moeder naar een lezing te gaan, die ik in een meisjesschool zal houdeöi. Er komen oen massa lichtbeelden bij, die jij vast ook wel leuk zal vinden." „Q, Vadertje, graag," riep Jo uit. „Licht beelden vind ik heerlijk." „Dat zal een ander soort aardrijks kundeles voor je zijn, mijn kind," zei Vader. Den volgenden dag was hot heele schoollokaal vol meisjes- Je'8 Vader ver telde den meisjes, dat hjj ze mee zou ne men' naar Zuid-Amerlka. Do lichten wer den uitgedraaid en op het doek verscheen een lichtbeeld van een groote Argentljn- sche vee-boerderij. „Net een bioscoop," fluisterde Jo haar moeder in. Andore beelden volgden en telkens vertelde Jo'a Vader iets over het land of do menschen en dieren, die er woonden. En dat deed hij zóó mooi en de lichtbeelden waren zóó duidelijk, dat het den kinderen toescheen, of ze werkelijk ln Argentinië waren. Toen het laatste lichtbeeld vertoond en het licht weer aan was, waren de kinderen teleur gesteld, dat het uur al om was. Maar het was ook nog niet heelemaal voorbij. „Er zijn misschien enkele kleinere meisjes, die een hekel hebben aan kaar ten," zei Vader met een ondeugend glim lachje. „Maar ik zal jullie laten zien, hoe zelfs een kaart wel leuk kan zijn." Hij hing een heel gewone kaart van Nederland voor het bord. Nu gaan we met den trein van Amsterdam naar Hel der en dan varen we met een groot zeil jacht langs èlle Waddeneilanden." Dat •was een heerlijk reisje, want Vader be zocht elke haven en vertelde er den kin- deren- wat van. Toen ze in Amsterdam ;erug;kwamen besloot Vader nog et» tochtje te maken in roeibootjes langs de Vecht. „Maar dan moet jullie heel stil ritte», want die kleine bootjes slaan zoo "Icht om!" Zelfs de kleinste kinderen zaten zoo stil als muisjes. Hot was een heerlijke aardjjkskundeles. 'Nu houdt Jo wel van aardrijkskunde en als ze een kaart moet leeren, speelt ze altijd weer reisjes en uitstapjes. Langs 1 e rivieren gaat ze ln een klein bootje, angs do kust in een groot stoomschip en haast nooit vergeet ze de namen van de steden en dorpen en eilanden, waar ze angs vaart. Als ze over land reist, koopt ze een taartje voor een sneltrein of soms gaat ze achterop een motorfiets! Vader heeft nog meer leringen gehou- en met lichtbeelden en altijd bedelt Jo, om met hem mee te mogen. En als Vader nu thuis komt. vindt hij zijn dochtertje vaak met aandacht over haar atlas gebo gen»: Dan zegt hij: „Hé, lk dacht dat je niet van aardrijskunde hield!" „Nu wej," antwoordt Jo dan. „Ik vind dat reisjes maken, dat u me geleerd hebt, ;uist heerlijk!" RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. I. Beek, bok, boek. IL Trommelslager (TromLs lager). Goede oplossingen van belde raadsels ontvangen van: v n\ w A A S' de p- S. E. G.; V 1 T TT d® J>' J- eQ W n R-;rH' 8,; J' 8-> «n R' 8'; w a: Y en V'; E' w'; en de Nieuwe raadsels. I. Ik zit völ gaten, en kan toch heel wat water bergen. Wat ben ik? 1T. Met g -ben ik een deel van de zee. Mot k een deel van een- geweer. Met w een viervoetig dior. Met D een jongensnaam. Ingezonden door Jan Scb-ooneveldt. Willen de jongen-s en meisjes er aan denken, dat ze de oplossingen op de raad- scls uiterlijk tot Woensdagavond half zes kranen afgeven? Er rijn er verscheiden, die later komen en vooral de laatste we- ken zgn er veel, die Donderdags hun Xcpn8 aflg?ven' Maar dat kan niet, jongens en meines. Er is verschrikkelijk veel werk om al die briefjes te lezen en aiuilo} '- ln dan do drukker het lam lfnl+ r^T'r dfukken het zoo Ziin InnTJ+'w "if11 dUS OHi: op wJX Wwnsdagavond half 6 bezorgen briefjes behoeven niet in een enveloppe te worden gestoken. R. R.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 8