het geheim van den paling.
De bruiloft ln het diepste van den
Oceaan.
babbeluurtje over mode.
1e. lieer. „Dat moest xnjjn vrouw go-
beuren. 6
^i6t,imoeSt ai$d de afleSg©rtjes van zijn
vader dragen. Niemand wist, hoe akelig hli
dit vond, tot h?j eens huilende alleen werd
gevonden in het prieel. Tusschen hevig
snikken kwam 't er flit: „Vader hppft
heelemaal kaal geschoren.?: en mi
etedtuiii10a](!uïDRer inSeCten' En'thousiast
ij.* "Resirmeerontie kan ik mei
geestdrift zeggen: De droom mhiier ieuud
a *n °t' en 5* B-: M- B-; T. en G. B.;
p' n' o VnTG- D'5 °- A- en M- A- D -
v S'; f* en T- 'D K. E.; H.
V. d. L.; H en J. L.; P. L.; L. M.; A. Nd
Een falsificatie op groote schaaL
In „Stemmen des Tijds" deelt dr. A.
Eekhof een en ander mede omtrent een In
teressante vervalsehing, waarvan 'n Fransch
geleerde van naam gedurende acht jaar het
slachtoffer werd. Op d'en l&den Juli 1867
was de „Académie des Sciences" (Academie
van Wetenschappen) te Parijs in plechtige
zitting bijeen; de leden waren vol verlangen
om te luisteren naar de mededeelingenvan
een hunner, Miohel Chasles, die deze op een
vorige vergadering had toegezegd. De heer
Michel Ohasles was over de geheele wereld
beroemd1 door zjjn mathematische en sterre-
kundige onderzoekingen; bovendien was hjj
blijkbaar zeer rijk, waardoor hjj aan zijn lief
hebberij voor het verzamelen van oude hand
schriften kon voldoen. Deze liefhebberij werd
hem noodlottig, zooals uit het vervolg der
geschiedenis zal blijken.
De heer Ghasles dan haalde op deze ver
gadering uit zijn portefeuille een tweetal brie
ven, door den Franschen wiskundige en
wijsgeer Blaise Pascal in 1652 aan den En-
gelschen scheikundige Robert Boyle geschre
ven, welke om hun inhoud allerwegen ver
bazing wektèn. In deze brieven stond name
lijk, dat Pascal zich bezig zou hebben gehou
den met het onderzoek naar de wetten van
de zwaartekracht en deze ook zou hebben
gevonden. Zooals bekend is, komt de eer
daarvan aan Newton toe. Toen deze brieven
in de „verslagen" van het geleerde Fransche
genootschap waren afgedrukt, rees al aan
stonds twijfel aan hun echtheid. Er was na
melijk een van de leden der Académie, die
aantoonde, dat er formules en maten ln voor
kwamen, die ten tijde van Pascal nog niet
bekend warenl Er werd o. a. een beeld in
gegeven' van slagroom, die op een kop koffie
ronddrijft, en steeds naar den rand gedreven
wordt. Maar de koffie werd eerst eenige ja
ren na Paschl's dood (hjj1 overleed in 1662)
ln Parijs ingevoerd!
Een levendige discussie ontstond hierover
in de Académie en inmiddels bracht de heer
Ghasles elke week nieuwe documenten. Zijn
goede trouw stond boven elke verdenking, en
meer en meer origineele documenten van
Pascal voerde hij aan. Onder deze documen
ten was een eigenhandig schrijven van Pas
cal aan den toen 13-jarieen Newton, student
te Grantham, en een antwoord van diens
vader, waarin erkend werd, dat Pascal de
wetten van de zwaartekracht had ontdekt,
Natuurlijk lieten de Engelschen dit niet op
zich zitten; zij verdedigden de eer van hun
grooten Newton en beweerden, dat al deze
brieven „afschuwelijke vervalschingen" wa
ren.
In October 1867 kwam de heer Ohasles met
een heele collectie brieven, waaronder van
onzen Ohristiaan Huygens, die weinig
vleiend waren voor dezen laatste. Uit deze
correspondentie zou namelijk blijken, dat de
ontdekking van den wachter van Saturnus
aan Galilei zou toekomen, en Huygens zich
deze zou hebben toegeëigend, „omdat Galilei
toch al beroemd genoeg was". In werkelijk'
heid heeft Huygens Inderdaad dezen satelliet
ontdekt. Nu was in letterlijken zin „Holland
in last", en Professor Pieter Harting, hoog
leeraar te Utrecht, nam de eer van onzen
landgenoot ter verdediging op zich.
Intussohen ging de heer Ohasles voort de
echtheid zijner brieven te verdedigen en
bracht van tijd tot tijd weder nieuwe docu
menton in de Académie, die steeds weer in de
„Comptes rendus" (Verhandelingen) werden
opgenomen.
Het werd een hevige strijd tusschen de
geleerden van verschillende landen, doch
Monsieur Ohasles bepleitte zóó sterk de echt
heid zijner documenten, dat zijn meening
tenslotte scheen te zullen zegevieren. Totdat
een ingenieur, monsieur Breton, onweerspre
kelijk aantoonde, dat zestien „aanteekenin-
gen" van Pascal, en twee „fragmenten" van
een*brief van Galilei letterlijk ontleend wa
ren aan een boek, getiteld „Histolre des Phi-
losophes modern es", geschreven in 1761 door
Alexandre Savérien, en uit Florence kwam
het bericht, dat een zoogenaamd „echte"
brief van Galilei, ter onderzoek daarheen ge
zonden, was gefabriceerd naar den tekst van
d<> laatste uitgave van Galilei'6 werken, in
1856 gepubliceerd.
Nu was elke verdediging verder vruchte
loos; de wapens ontzonken aan de handen
van Monsieur Ghasles en in de zitting van de
Académie van 13 September 1869 verklaarde
hij, onder angstige stilte zijner médeleden,
dat hij „nu reeds gedurende acht jaar in een
net van illusies was gewikkeld, dat de schul
dige van lieverlede om hem had weten te
spinnen". Er kwamen thans opzienbarende
dingen aan het licht. Gedurende acht jaar,
van 1861 af, had de heer Ohasles, niet minder
dan zeven-en-twintig duizend vierhonderd
twee-en-zeventig valsche documenten ge
kocht van een zekeren Vrain Lucas, welke
transactie hem het lieve sommetje van hon
derd vijftigduizend francs had gekost. 381
van deze valsche documenten had de Acadé
mie in hare verslagen afgedrukt.
Hoe die oude heer de heer Chasles was
toen al over de zestig zich nu zoo heeft
kunnen laten beetnemen, zullen wij: maar niet
verder nagaan: geleerden zijn in menig op
zicht groote kinderen, en Monsieur Vrain
Lucas zal ongetwijfeld wel een gladde tong
hebben gehad. Maar men weet niet, wat men
het meest „bewonderen" moet: de wijze, waar
op deze Vrain Lucas den Franschen geleer
de acht jaar lang heeft beetgenomen, of het
geweldige werk, dat hij met deze vervalsehing
van 27.472 documenten, die hi) zelf vervaar
digde, heeft gepresteerd. Deze Vrain Lucas
was indertijd klerk geweest bij de rechtbank,
en op een hypotheekkantoor. In Parijs, waar
hij een,betrekking zocht aan een bibliotheek,
kwam hij in aanraking met den eigenaar van
een „genealogisch bureau", waar men echte
en valsche stamboomen in elkander flanste,
en waar hij zijn handwerk voortreffelijk leer
de. Hij wist een soort inkt te bereiden, die
veel op ouden inkt geleek; voor papier ge
bruikte hij de schutbladen van oude boeken,
die hij met een mesje uit de exemplaren
lichtte, soms in de bibliotheken zelf. Boven
de lamp gaf hij het een gele kleur. Hij werk
te, zooals gezegd, hard,'met het doel zich een
kapitaaltje bijeen te garen, waarin hjj blijk
baar ook aardig geslaagd is.
Vier dagen, nadat de heer Chasles zijn
verklaringen in de Académie had afgelegd,
werd hjj gevangen genomen, en 17 Februari
1870 door de rechtbank te Parijs veroordeeld
tot 2 jaar gevangenisstraf, 500 francs boe.e
en de kosten vpn het proces. De president
van de rechtbank erkende zelf, dat hi) ge
werkt had „als een Benedictijner monnik
Vrain Lucas bekende ten deele, doch be
weerde, dat er veel meer echte stukken onder
waren dan men voorgaf (er zouden nameujk
enkele echte, doch volkomen waardelooze
documenten onder zijn geweest). Hü beweer
de, dat door zijn handelingen de aandacht van
de geleerde wereld weder op Pascal wa9 ge
vestigd geworden, en dat hij dus de vader-
landsche wetenschap gediend had(I) „V at
men pok zegge, en wat er met mij gebeurt
zoo zeide hij, „mijn geweten is rustig'Je
moet maar durven!
De rechtbank had diep medelijden met den
ouden geleerde, die zoo te goeder trouw be
drogen was.
De Duitschers vermaakten zich buitenge
woon met dit geval. Het was Februari 18 tO,
dus de Fransch-Duitsche oorlog zat in de
lucht. In een Duitsch tijdschrift werd dan
ook over de „onkunde" van den heer Ghasles
en zijn collega's, en over hun „begeerte^naar
roem, die de Franschen in het bloed zit", het
noodige gezegd. „Vrain Lucas heeft op de
ijdelheid zijner landgenooten gespeculeerd",
aldus deze Duitsche schrijver, „en wie op d?
ijdelheid speculeert, heeft zich in Frankrijk
nog nooit misrekend".
Arme Monsieur Ohasles! Het allerergste
voor zoo iemand is nog niet het geldelijk ver
lies, maar veeleer de deceptie, de teleurstel
ling, dat de met zooveel zorg en liefde verza
melde dingen waardeloos zijn.
genooten gaat het omhoog. De
Sch affhausen is hun geep beletsel
van
Tot in het laatst der vorige eeuw bijna
heeft men niet' geweten waar en hoe de
paling zich voortplant. De een sprak van
levende jongen, de ander van eieren, maar
niemand wist het. Wat men ons in den
loop van ons lange leven al gezonden
heeft! Op wormen gelijkende voorwerpen
in palingen gevonden en ook wormvormige
werkelijke palingparasieten, die dan Jon
gen" 'heetten, op eiertrosjes gelijkende din
gen, die een ziekte van den paling ver
rieden, doch dan voor „kuit" werden aan
gezien. Hoewel de „afkomst" van den pa
ling onbekend was, heeft men hem om de
eigenschappen van zijn „vleesch" sedert
eeuwen reeds gewaardeerd, al ontstond hij
dan ook volgens Aristoteles noch uit een
ei, noch werd hij levend ter wereld ge
bracht, maar was hij een product van den
modder in poelen en dergelijke, zoodat
dat geen enkele paling „geboren" werd
en geen enkele paling zich kon voort
planten.
Plinius liet den paling ontstaan uit in
zee geworpen krengen en afval, zeker om
dat daarin wel eens palingen of alen aan-'
getroffen werden en worden. Tot in 1777
had nog niemand „hom of kuit" van den
paling in de letterlijke' beteekenis van het
woord, maar in dat jaar vond Mondini de
eitjes voor het eerst in een dunne rij langs
de ruggegraat van de vrouwelijke paling
Dat deze zoolang aan de aandacht ont
snapten, kwam, doordat men zoover gevor
derde palingen niet voor het oppeppen
heeft en omdat er méér dan honderd
eitjes op een rij op een streepje van 1 cM,
lang kunnen liggen. Maar al kende men
de eieren niet, men had toch in ieder ge
val wel eens zeer jonge alen moeten van
gen, denkt ge. Mis, want de zeer jonge
alen gelijken niet op hun ouders. Men
had ze dikwijls genoeg gezien, zelfs ge
geten, 'zonder dat men wist wat men
eigenlijk at. Uit de eieren der palingen
komen „larven" en deze noemt men, als
ze wat gegroeid zijn, glasaaltjes.
Ruim honderd jaar fia de ontdekking
van eitjes van den paling vond Syrshi de
hom in het mannetje, in een meer gevor
derd stadium naar de teelbaarheid in ri
viermondingen aangetroffen. Minder ont
wikkeld treft men die hom ook reeds aan
bij oudere alen, welke zich nog in zoet of
brak water bevinden.
Alle alen worden in zee op zeer groote
diepte geboren, en alle gaan op zekeren
leeftijd als glasaaltjes naar de binnenwa
teren, zelfs al staan deze niet middellijk
of onmiddellijk in verbinding met st-roo-
mend water. Daar blijven ze totdat de ge
slachtsrijpheid nadert en de nog verwij
derde drang naar de paring in zee in hen
ontwaakt. Dan gaan ze daar heen om er
zich op zeer groote diepte door eieren te'
vermenigvuldigen. De „larven" heeft men,
zooais wij reeds zeiden, tot het laatst der
19de eeuw voor andere dieren, van een
eigen soort dus, aangezien; men noemde
zoo'n larve Leptocephalius brerevirostris
of dunkop. Deze is, als zij de rivier op
komt, niet rolrond, zooals de moeder of
vader, doch in verhouding tot haar lengte
ongeveer 8 cM. plat en breed'.
Het glasaaltje draagt zijn naam naar
zijn doorzichtigheid en kleurloosheid en
herinnert overigens door zijp. vorm wel
ets aan tong (visch), doch met twee oogen
aan één kant en met ter weerszijden van
d>e lichaamsag een oog, evenals bijv. een
laring.
Bjj de bewoners der kusten van de Mid-
dellandsche Zee is het glasaaitje reeds
ang bekend, maar niet als jonge paling.
om verder te gaan, de rotsachtige Schob-
sche kust evenmin. Natuurlijk gaan t
op den tocht landwaarts, vele ten grona©.
De mensch helpt daaraan mede door zo
met manden en gazen netten op te schep
pen en daarna op verschillende manieren
op te eten. In het zoete of brakke water
gelijken de jonge aaltjes in vorm en kleur
geheel op hun ouders men spreekt jn
dit geval van montée ©n als zoo-danig
worden deze jonge alen verhandeld, om
als „pootvisch" te dienen.
In het zoete en brakke water groeien
de palingen snel. Een jaar of zes oud!, zün
ze soms al heel groot. Ze zijn dan nog wel
niet geslachtsrijp, doch trekken toch in
stormachtig© nachten al naar zee en
dit dan voorgoed1 om daar geslachts
rijp te worden, zich voort te planten en
hun leven uffc te leven, of, volgens som
migen, direct na de voortplanting te ster
ven. Hoe lang een en ander duurt weet
men niet precies.
Wel weet men dat de mannetj es-paling
niet langer dan ongeveer een halve meter
wordt, en altijd dun blijft. Zoodat men dus
ook weet, dat groote dikke palingen altijd
wijfjes zijn.
Die dit werkje nog nooit gedaan heeft
moet 'tmaar eens probeer en.
De langwerpig gevormde knoopen
met de eigen stof van het manteltje over
trokken hangen nu door die langwer
pige gaten aan koordjes die ook al van
de stof zelf gemaakt zijn als rijpe ker
sen aan een boom.
Knoopsgaten en knoops
gaten-versiering.
Zoo oppervlakkig beschouwd', zou ieder
mensch zeggen, dat 'n knoopsgat in 'n
jas toch wel 't allereenvoudigste ding van
de kloedingmakerij is.zooals 'n spij
ker 't simpelste ding uit den ijzerhande
ia....
De sluiting van een japon of van een
blouse of van een mantel dat is zoo een
voudig als goeiendag, zeggen de onervare-
nen, die haar eigen kleeding maken.
En zij! doen dan ook in den regel geen
moeite om ten opzichte van dit onderdoe
eenige fantasie te ontwikkelen of naar
aardige vondsten uit te zien.
Maar toch zal ik u juist om de boven
omschreven reden eens laten zien hoe
er inderdaad wel aardige effecten bij de
knoopsluiting en- bij- de knoopsgaten te
bereiken zijn.
Juist omdat het in den regel zoo ver
waarloosd wordt en omdat dit stellig erg
jammer is.
De oudere jonge aaltjes zwemmen in
reusachtige massa's in „banken" de rivie
ren op, trekken in de zijtakken, bijrivie
ren, en komen tenslotte zelfs in beken,
slootea en poelen. Ongetwijfeld gaan zij
ook over land. De grootste watervallen
weerhouden hen niet. Over glibberige
steenen en over hun „gesneuvelde" soort-
Daar is de eerste fantastische uitbeel
ding al. Al is ze dan van snit nog hoogst
eenvoudig.
De Japon op zich zelf heeft niet zoo
veel opvallends. Het is een recht modeL
dat op de heup alleen door middel van
een paar plooitjes eventjes strak gehaald
is. Bijzonder aardig eraan is wel de
schouderkraag.
Maar de eigenlijk© „clou" van dit ja
ponnetje, dat is.de knoopsluiting!
En ziet u dan ook maar eens zelf hoe
aardig dat gevonden isl
In dezelfde kleur waarvan de bies en
de knoopen gemaakt ziin, is nu een con
tour van een roosje geborduurd en het
hartje van dit roosje wordt gevormd
door.de eigenlijke knoop.
Is dit aardig of niet?
Het tweede model heeft zijn eigenaar-
en mteressant uitzien ook bijna uit-
knoope datlkei1 aan d© sluiting en de
IeeT^n*tn<^SgatM1 zyn z'g' Sepaspoil-
leerd. Dat is: op een ietwat kunstige ma
li me! ©Jgenstof geboord, zonder dat
er draad te zien is.
Niet het minst aardig zijn de volgende
vondsten. Het is zuiver oen pogen ge
weest om het onmisbare element „knoop
en „sluiting", dat nu eenmaal niet over
het hoofd te zien is, aan een kleeding-
stuk, eens wat gezelliger op te vatten en
uit te voeren.
No. I van bovenstaande teekenlng stelt
voor een zak op zij van een rok. Deze zak
heeft ongeveer dezelfde roosmotiefjes
met als hart de knoop.
No. II is een zeer lieve versiering aan
de halsuitsnijding van een eenvoudige ja
pon. Hier is gepoogd het 'karakter „rond"
eens weg te laten en een hoekig" karak
ter aan te brengen.
Ten opzichte van kleur zal het b.v. aar
dig zijn om dit idee toe te passen op een
donkerblauwe japon waarbij dan het
kraagje met rood tres geboord wordt Zoo
ook de gepaspoilleerde knoopsgaten.
Hieruit kunnen dan zeer gemoedelijk
bungelen een paar grillig gevormde
zwarte passementknoopen.
No. III is ook al weer de vroolijke toets
op een overigens hoogst eenvoudige ja
pon.
Neem b.v. op een hoogst sobere japon
een- ceintuur van zwarte en de bies er
langs van witte rijde. Daarop maakt u
dan van dikke, groene koordzij een zeer
groote festonsteek. Het slangetje da;
door het knoopsgat heenkruipt is nu nie
anders dan een bies schuine witte satijn,
eveneens bewerkt met de groene zijde.
En dit schijnbaar kronkelende beek
doet nu tegelijk dienst om do knoopen
van ceintuur en rok vast te houden. Van
welke taak het zich uitstekend kwijt
zooals u ziet.
Mme Corry.
Lorren of been. te koop, mijnheer?
Neen was het nijdig gegeven ant
woord; nujn vrouw is er niet.
O, klonk het terug; ik bende uw
vrouw nog met. Maar het had toch kun
nen zijn, dat u nog andere lorren of boe
nen m huis had!
Dat varkenskot staat te dicht bil het
woonhuis, zeide de inspecteur van de ge
zondheidscommissie; dat is ongezond.
Och kom, meneer, antwoordde de
x>erm; het staat er al twaalf jaar, en d?r
'8 nog nooit een varken in dood gegaan.
Jongmensch, onhandig genoeg, trapt in
een spoorwaggon de parasol eener dame
stuk. Hij verontschuldigt zich.
„O het heeft niets te beduiden", zegt
heel lief de dame.
2e Heer: „Ja, wat een vrouw zich beheer-
fitewSe?"64 '8 Kn <W
3e Heer, man der dame, achter'zijn hand:
Dat heeft htt ook. Nu krijgt ze de nieuwe
parasol, die ik haar gisteren geweigerd; heb."
gen?' 2,311 leeiyke roode bakkebaarden dra-
a fschei^ooSn^en'iSRjj? JXrH
levens t??1™™8"' cn de 0wnd' Ws
vlooien. veraaiWamd door de water-
kenJÏn^r^i'^11^6'-'8,0 niet ont"
TkXw die ™t gebroken hebt
ik zie het aan je gezicht, je wordit bleek.
Jft: "Wit i9 de kleur der on
schuld, meester." 011
J()*S REIZEN.
„Texel, Vlieland," schreef Jo. Ze moest
uit het hoofd alle Waddeneilanden op.
schrijven.
„Waarom imoet ik aardrijkskunde lee
ren?" vroeg ze zuchtend aan Moortje, de
kat. „Het is zóó vervelend en ik heb er
zoo'n hekel aari. Jij hebt het maar goed,
dat ze jouw niet plagen mot die akelige
blinde kaarten."
Moortje keek Jo vriendelijk aan en
sprong toen tot haar troost bij haar ong©.
lukkig vriendinnetje op den schouder.
„Wat scheelt er aan, Jo?" vroeg Vader,
die juist de kamer binnenkwam.
Jo vertelde haar verdriet en zei, dat ze
nooit aardrijkskunde kon leeren. Het
was veel te moeilijk, ze kon die namen
niet onthouden.
,Jk geloof," zei Vader, „dat Je alleen
nog maar het vervelende van aardrijk»,
kunde gehad hebt. Maar heb je zin om
morgen met Moeder naar een lezing te
gaan, die ik in een meisjesschool zal
houdeöi. Er komen oen massa lichtbeelden
bij, die jij vast ook wel leuk zal vinden."
„Q, Vadertje, graag," riep Jo uit. „Licht
beelden vind ik heerlijk."
„Dat zal een ander soort aardrijks
kundeles voor je zijn, mijn kind," zei
Vader.
Den volgenden dag was hot heele
schoollokaal vol meisjes- Je'8 Vader ver
telde den meisjes, dat hjj ze mee zou ne
men' naar Zuid-Amerlka. Do lichten wer
den uitgedraaid en op het doek verscheen
een lichtbeeld van een groote Argentljn-
sche vee-boerderij. „Net een bioscoop,"
fluisterde Jo haar moeder in. Andore
beelden volgden en telkens vertelde Jo'a
Vader iets over het land of do menschen
en dieren, die er woonden. En dat deed
hij zóó mooi en de lichtbeelden waren zóó
duidelijk, dat het den kinderen toescheen,
of ze werkelijk ln Argentinië waren. Toen
het laatste lichtbeeld vertoond en het licht
weer aan was, waren de kinderen teleur
gesteld, dat het uur al om was. Maar het
was ook nog niet heelemaal voorbij.
„Er zijn misschien enkele kleinere
meisjes, die een hekel hebben aan kaar
ten," zei Vader met een ondeugend glim
lachje. „Maar ik zal jullie laten zien, hoe
zelfs een kaart wel leuk kan zijn."
Hij hing een heel gewone kaart van
Nederland voor het bord. Nu gaan we
met den trein van Amsterdam naar Hel
der en dan varen we met een groot zeil
jacht langs èlle Waddeneilanden." Dat
•was een heerlijk reisje, want Vader be
zocht elke haven en vertelde er den kin-
deren- wat van. Toen ze in Amsterdam
;erug;kwamen besloot Vader nog et»
tochtje te maken in roeibootjes langs de
Vecht. „Maar dan moet jullie heel stil
ritte», want die kleine bootjes slaan zoo
"Icht om!"
Zelfs de kleinste kinderen zaten zoo
stil als muisjes. Hot was een heerlijke
aardjjkskundeles.
'Nu houdt Jo wel van aardrijkskunde
en als ze een kaart moet leeren, speelt ze
altijd weer reisjes en uitstapjes. Langs
1 e rivieren gaat ze ln een klein bootje,
angs do kust in een groot stoomschip en
haast nooit vergeet ze de namen van de
steden en dorpen en eilanden, waar ze
angs vaart.
Als ze over land reist, koopt ze een
taartje voor een sneltrein of soms gaat
ze achterop een motorfiets!
Vader heeft nog meer leringen gehou-
en met lichtbeelden en altijd bedelt Jo,
om met hem mee te mogen. En als Vader
nu thuis komt. vindt hij zijn dochtertje
vaak met aandacht over haar atlas gebo
gen»: Dan zegt hij: „Hé, lk dacht dat je
niet van aardrijskunde hield!"
„Nu wej," antwoordt Jo dan. „Ik vind
dat reisjes maken, dat u me geleerd hebt,
;uist heerlijk!"
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
I. Beek, bok, boek.
IL Trommelslager (TromLs lager).
Goede oplossingen van belde raadsels
ontvangen van:
v n\ w A A S' de p- S. E. G.;
V 1 T TT d® J>' J- eQ
W n R-;rH' 8,; J' 8-> «n R' 8';
w a: Y en V'; E' w'; en de
Nieuwe raadsels.
I. Ik zit völ gaten, en kan toch heel
wat water bergen. Wat ben ik?
1T. Met g -ben ik een deel van de zee.
Mot k een deel van een- geweer.
Met w een viervoetig dior.
Met D een jongensnaam.
Ingezonden door Jan Scb-ooneveldt.
Willen de jongen-s en meisjes er aan
denken, dat ze de oplossingen op de raad-
scls uiterlijk tot Woensdagavond half zes
kranen afgeven? Er rijn er verscheiden,
die later komen en vooral de laatste we-
ken zgn er veel, die Donderdags hun
Xcpn8 aflg?ven' Maar dat kan niet,
jongens en meines. Er is verschrikkelijk
veel werk om al die briefjes te lezen en
aiuilo} '- ln dan do drukker het
lam lfnl+ r^T'r dfukken het zoo
Ziin InnTJ+'w "if11 dUS OHi: op
wJX Wwnsdagavond half 6 bezorgen
briefjes behoeven niet in een
enveloppe te worden gestoken. R. R.