NATUUR EN TECHNIEK
Populair Bijvoegsel van de
HELDERSCHE COURANT,
OUD-HOLLJVNDSCHE OPSCHRIFTEN.
van ZATERDAG 10 MEI 1924.
VAN 'SLEVENS
WIJSGEERIGEN KANT
Nr. 123 (auteursrechten voorbehouden)
UIT DE OUDE DOOS.
Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden.
Overjesohreven door CAREL BRENSA.
Hier verkoopt men oude kberen,
En men Raat er ook uit Isardon scheren.
krenson;
In de belegering van Leydtn had men zo
niet en daarom stlervei veel menschen;
Doch om 't leven te behouoen vindt men
hier brood
En niemaDd gaat er van dm honger meer
dood.
O groote God en hemésch Koning I
Bescherm ons hier in djzt woning,
En geeft ons zegen en eevin,
Brengt ons hierna ten benei in.
Die ieder om de lucht
Wil smoken en verbraiden.
en gewonden,
Die worden dus verspreid, vezonden en
verslonden.
Mijn vrouw verkoopt faayen tn garen, en
gaat naarstig naar de kerk.
Maar ik sterf als niemand stoft, want ik
ieef ?an de dooden.
ANSJOVIS.
Daar waren ze dan toch jekomen, de
roods lang verwachte. De „msjoop", zoo
als ze in de wandeling onde de vakmen-
schen wordon genoemd, haohaar intrede
gemaakt; dat was al eonlgt dagen gele
den door de harlngtrekkrs geconsta
teerd, doch'de voorloopors hadden blijk
baar niet veel volgelingen achter zioh.
Wel 'kwamen er eiken dag eenige
meer aanzetten, doch hun aantal scheen
nog niet voldoenden Indruk te hebben
gemaakt om zioh daaroer al druk te
maken.
Was het vertrouwen vin het hebben
OUDEBWETSCHI WINTERS.
Staaltjes van wat|e noemt „kon".
Wij hebben lm dezen rianter strenge kou
gehad en er is ongemea veel sneeuw ge
vallen, maar toch kunna wij nog niet zeg
gen, dat we oen „audrwetsche" winter
hebben beleefd. De krmieken .van vroe
ger eeuwen gewagen an andere koudel
In het jaar 1658 sloeg nen geheel leger
zijn tenten op die bevroen wateren van
den Donau; in dienzolfdét winter, die zich
in geheel Europa door en buitengewone
strengheid kenmerkte, /erd de wijn in
Frankrijk niet bit de mat, doch bij het
gewioht gekocht Het déivennat had na
melijk aan- de koude gea weerstand kun
nen bieden en was bevrren, hetgeen aan
de kwaliteit niet ten godle kwam.
In 1700 daalde de tbrmometer tot 81
graden onder nul. De kckklokken spron
gen als ze geluid werda, door de aanra
king van den klepeL En groot gedeelte
van den veestapel stier van koude in de
stallen overjarige ponten en boomen
vroren dood. Ook oner de menschen
Doet de menschen deugd en goed.
God is de wijnstok, wij zijn de ranken;
Voor al wat wfl hebben, Is Hij te danken.
Een zuinig vaar, een kwistig kind,
Zijn zaken, die men dikwijls, vindt
Die zijn gramschap kan verwinnen,
Doei een werk van sterke zinnen.
Weinig op een leugen past
DieAaltiijd had op den disch
Gebraden hoenderen en visch,
En dat RJjnsche wijn
Dagelijks mijn drank ^ou zijn.
Met een oud wijf van driemaal zes jaar,
Poezel blank en geel van haar,
Slap in 't buigen van haar lenden,
Zou ik mijn leven willen enden.
(Wordt voortgezet).
van een goed ansjovisjaar wat gesohokt?
Het is waar, dat er de laatste jaren geen
droog brood mee te verdienen was ge
weest; ten eerste, omdat het visohje zich
in een zeer beperkt aantal had laten zien
en ten tweede, dat wanneer er voldoende
vangst was, de prijzen te gering waren
om hot uitgooien van het net te recht
vaardigen.
Het is beslist, dat er een zekere down-
stamming heerscht ten opzichte van de
ansjovisvlsscherij en de vissohcrs zioh
door die stemming misschien wat lieten be
ïnvloeden,. zoodat ze niet zoo haastig er
bij waren om htm netten voor die vis-
schorlj geschikt te maken.
Wel mopperde men, dat de ansjovis
zoo laat kwam, dooh dat mopperen was
niet heelemaal gerechtvaardigd, omdat
de komst der ansjovis nu wel niet bij
zonder vroeg is, doch ook absoluut niet
laat. Zij, die van den ansjovistrek wat
nauwkeuriger hebben aanteékenlng ge
houden, zullen moeten erkennen, dat d
ansjovis zioh heeft aangediend op een be
hoorlijken tijd, niet to vroeg cn niet te
laat, zoodat het dus niet aangaat baar
eenigo blaam aan te wrijven.
Maar daar kwam het bericht in de
krant, dat te Lemmer de oerste ansjovis
was aangevoerd. Het visohje moest dus
wel zijn doorgetrokken; wie weet in welke
grooto anntallen zelfs.
Ook had men de ervaring opgedaan,
dat er door de groote mazen der haring-
zogen heel wat ansjovis getrokken was
en, dat al bij al genomen, vlamde er iets
van geestdrift op voor de ansjovisvlssche
rij, zoodat men aan den buitenkant de
vissohers druk bezig kon zien om lap
pen nauwmazig want te hechten' in de
haringzegen,
Er waren reeds vangsten geweest van
^00 en 150 kilo, dioriogen 40 et. per K.G.
verhandeld werden. Veel was dat nog
t, doch het is'nog in. den begintijd en
't zou niet onmogelijk zijn, dat horden
ansjovis straks in een' phalanx zouden
komen aangezwommen, zoodnt meteen
het geheele Zulderzeebekken* dat pas ge
weest was, of nog is, één groote haring-
reunleplaats, werd omgetooverd tot een
algemeen toevluchtsoord voor de ansjo
vis.
Wie zich de vette ansjovisjaien nog
voor den geest kan halon, zal moeten er
kennen, dat er ook bij de komst van dat
visohje zeer groote belangen voor onze
plaats zijn betrokken.
Dan denkt men nog .even terug hoe
de ansjovis de beurzen van velen hier tot
berstens toe vulde; dat ze het gled niet
konden bergen haast en dat het overal
heen spatte, zoodat er velen konden
graaien en grabbelen in den goudstroom,
die persend het Nieuwediep was binnen
gesneld.
En als er wat ansjovis komt, dan haast
kan men-wel voorspellen, dat de gevolgen
daarvan voor Helder voor geheel de Zui
derzee van verstrekkende 'beteekenis zul
len zijn.
Want er is vraag naar dat vischje. Dat
bewijzen de hooge prijzen* die voor in
voorraad zijnde ansjovis worden besteed
door onze oostelijke naburen.
En we hebben elkaar geen mietje te
noemen, doch van de oostelijke buren
moet onze vischvangst het hebben.
Hoe grooter daar. de herleving is, hoe
geweldiger ook wij daarvan den terug
slag zullen gevoelen.
Bovendien openen zich wijde verschie
ten nu ook wij, brave Hollanders, Rus
land de jure binnenkort zullen erkennen
naar de geheimnisvolle berichten luiden.
Of we het nu erkennen de jure of niet
de jure, dat kan ons, op den keper be
schouwd, niet veel schelen, want wij we
ten, dat Rusland een voortzetting is van
Duitsohland en het zou heusbh niet zoo
onmogelijk zijn, dat er wat van de Hol-
landsche ansjovis in Russische magen
terecht kwam via Duitsohland.
Helder heeft altijd groot belang bij de
visscherfl. Hoe meer daaraan aandacht
wordt geschonken, hoe beter het zal ztfn,
vooral nu we blijkbaar het keerpunt ge
naderd zijn, dat die tak van ons volks
bestaan grootere afzetgebieden zal vin
den, dewelke die van voor den oorlog zul
len evenaren.
En als Helder klaar is in alles, wan
neer straks de Zuiderzee zal 'zijn afge
damd, zoodat er bouchées zijn gevonden;
we de talrijke schuiten, die hun bedrijf
vanuit de Zuiderzee moetoni verplaatsen,
kunnen herbergen, dan breekt er welicht
voor Helder een betere periode aan, die
ons d<
geten.
ons den malalsettfd
ytere n
spoeat
ig zal doen ver
is de,komst der ansjovis daarvan de
eerste zet op het schaakbord?
Waarom heeft die boor hier een
bordje op dat stuk land gezet: „Verboden
hier wormen te zoeken"?
Wel, nu doen al de hengelaars hier
in de buurt het natuurlijk juist, en spitten
zijn heele land om en dan heeft hij zelf
lichter werkl
maakte deze ontzettende koude talrijke
slachtoffers.
De winter van 17801740 staat even
eens met een zwarte kool aangeteekemd.
Geheel Europa was verstijfd van koude
zelfs in Italië was het zoo koud, dat de
haven van Genua toe vroor, een unicum
in de geschiedenis. In Parijs, Brussel, en
verschillende andere steden legde men vu
ren aan lm de straten en op de pleinen. In
Engeland bevroren de watermolens onder
het malen, Toen te Derby op zekeren dag
de postkoets binnenkwam, steeg de postil
lon niet af; WJ onderzoek bleek, dat do
man op zijn plaats dood gevroren was. In
Duitsohland was de Rijn op verschJILenidle
plaatsen geheel versperd door geweldige
ijsüammen van IJsschotsen,"die de rivier
kwamen afdrijven* zioh ergens vastzetten
en tot huizenhoogte over elkaar kruiden.
In Hamburg kwam ln de maand Januari
een postkoets aan, waarvan alle passa
giers onderweg dood gevroren waren, ter
wijl te Duinkerken een schip binnenviel,
waarvan de geheele equipage bevroren
handen en voeten hadl
De strenge koudo van dat jaar deed in
het gebergte de rotsen splijten, waardoor
hier en daar bronnen vrij kwamen, die
den omtrek overstroomden en in ijsvélden
herschiepen. De Oostzee was gelijk gewor
den aan de IJszee; de reede van Dantzig
was versperd door ijsbergen. Over de
Somt reed men met zware geladen wagens
regelrecht van Zweden naar Denemar
ken. Dit was ln bijna banderd jaar niet
gebeurd.
Een en ander had inmiddels nog een
andere schaduwzijde: niet alleen de men
schen, maar ook de dieren van het eene
land' profiteerden van de gelegenheid om
een buitenlandsch reisje naar het andere
land te maken. En dit zou vermoedelijk
den Denen niet verontrust hebben, wan
neer het enkel de Zweedsche herten wa
ren geweest, die den overtocht onderna
men. Maar behalve deze, wandelden ook
veel beren over het ijs naar den anderen
■9H
VREEMD VERVOER.
Uit het Politierapport
Proces-verbaal wordt opgemaakt tegen
een bewoonster van den Kanaalweg, die een
kanarievogel onder -haar hoed vervoerde,
welk vervoer aldus op moedeloos kwellende
wijze geschiedde. (H. Ot, 8 Mei 1924).
Een Juffrouw had een Pietje
Al onder haren hoed';
Het zong geen vroolljk liedje*
't Hield wjjselijk zijn snoet;
Want* loerend langs de straten,
Liep rond een bareoh agent;
Kreeg die "m in de gaten*
Dan was een strop bet end
Bij de Zoutsteeg gekomen
Nam Nieuwedieper wind
't Hoedje van de juffrouw,
Dat zeilde bij den wind.
En' Pietje's gele kleedje
imd' ln 'i
kant De Deensohe boeren waren genood
zaakt het voorbeeld van hun Zweedsche
collega's te volgen en hun hofsteden van
hooge palissaden te omringen, teneinde
zich de vossen, wolven en beren van het
lijf te houden. In Polen en Rusland hiel
den deze dieren gewel<yg huls; zij ver-
eenlgdon zioh tot benden en vielen ge
heele dorpen aan. De Deensohe soldaten,
die genoeg hadden van de» Krijgsdienst,
deserteerden over den bevroren zeearm
naar de overzij. Men moest hier een oor
don van schildwachten om de kust trek
ken, om dit te verhinderen.
Ons land had niet minder van de kou
de te lijden dan' de rost van Europa. En
hoewel onze voorvaders voor geen klein
beetje bang waren en hot ijsvermaak in
Holland van oudé ih hooge eere stond,
was dit toch „alovel te bar" zooals een
tijdgenoot het uitdrukte. De winter van
1709 lag de ouderen nog in het geheu
gen, maar die haalde toch niet bij dien
van 1789. Iin hot Oosten van ons land had
men zelfs te lijden van de wolven-over-
loopers uit Duitsohland. Zij vielen men
schen en dieren aan. Een van deze in
dringers wist het zelfs tot voor do poor
ten van Amsterdam te brengen. Hij ver
genoegde er zioh mee kippen en honden
to stelen.
Inmiddels was dit alles gevolg van de
hevige kou. Men waande zioh op Novar
Zembla. Bovendien was de winter buiten
gewoon vroeg ingevallen, want op Aller-'
heiligen (1 November) van het jaar 1789
reed men al schaatsen. Als men daarbij
bedenkt, dat men op half Maart daaraan
volgend nog mef wagens over de Zuider
zee reed en dat eerrt den 18en Maart de
eerste treksohuit van Amsterdam naar
Haarlem kon komen dank zij de hulp
van een sterken IJsbreker dan zal men
moeten toegeven, dat het 't wintertje wel
is geweest. De winter van 17891740 Is
dan' ook nog tientallen van jaren spreek
woordelijk gebleven onder het volk, als de
barste winter van de heele historie.
's atronten oog;
Vlamd' in 's ager
Toen was t mis, dat weet Je,
Als „politienieuws" niet loog.
De juffrouw, die zoo liefderijk
Droeg Pietje met zioh mee*
Kroeg een prooes-verbaaltfe;
Daar had ze vrede mee.
Want Pietje's hart en 't hare
Waren op elkaar gestemd.
Dat Is tooh imaar je ware,
Dan niets Je blijheid remt.
Want als de Juf betalen
Moet eens haar boetegeld*
Dan zal 't beiden stalen*
Want liefde stertot* als t kwelt.
Dan zingt het Geeltje vroolijk
Zijn reinste liedjes voor,
't Verhaaltje ls vergeten*
't Laat na geen enkel spoor.
ONDERWIJZEN.
Weet belangstelling en
liefde te wekken.
Op een eenvoudige gravure, die tot op
schrift draagt: Jee premières épinee de
la scienoe" zit een jeugdige moeder met
haar mollig knaapje op den schoot, dat
ze blijkbaar een van zfln eerste lesjes
heeft doen beginnen.
Het kind trekt een pruiMpje en toont
weinig lust zich de Inspanning te laten
welgevallen. Zou het er een voorgevoel
van hébben dat het weldra uit zal zijn
met zijn onbezorgde klnder-paradlja? Zou
hij gaan gelijken op dat andere jongetje
dat, na zijn eerste week op school, tot
zijn vader de vraag richtte: „Moet dat
nu nog zoo lang duren?"
Ja, net moet nog lang duren, nog heel,
heel lang! En het ls de veeleisoHemdo taak
der ouderen om telkens weer in te grijpen
ln de kindeavparadijs en het Jonge leven
sohrede voor schrede daar buiten te lel
den naar het leven met zijn lnspannlri
met zijn moeite, met zijn arbeid. Maar het
mooie van die taak ls om den< overgang
geleidelijk te maken* otm het begrip to
kweetoen dat er daar ginds niet enkel
doornen zijn die prikken en wonden,
maar dat do rijkdom van bloeiende rozen*
die men zich kan verzamelen, de moeite
en de Inspanning rijkelijk loont.
heel weinig meer op do stttve oudo man
netjes van een eeuw geleden; wier ge
dachten men tracht weer te geven door
gedichtjes als deze:
Welk voorrecht telt ons Jeugdig leven,
mogen ons naar schooi begeven1, enz.
Neen* wty elschen niet meer, dat co
deze op zich zelf •onomstootelijkü waarheid
nu reeds zullen beseffen We begrijpen
den jeugdigen drang naar vrijheid te
goed. Maar de taak van wie hen bergop
waarts hebben te lelden ls daardoor veel
zwaarder geworden
Thans geldt het uit de hartjes zelf te
laten opbloeien wat er eertijds van bul
ten werd Ingebracht; thans geldt het te
doen liefhebben wat omen laat leerén*
daarvoor lust en belangstelling aan te
kweetoen
O, we weten wel dat dit lang niet altijd
mogelijk ls; beginselen zijn vaak zoo dor
en moeilijk to doorworstelen en zelfs het
erligste kind kan niet voor elk vak
'de belangstelling gevoelen Gebrek
aan tijd en krachten, overlading, haast
voor hot examen, zU allen werken ln
ergeerbelde richting. We weten ook
wel dat met allen die onderwijs geven
heiligen zijn, van wie men het onmoge
lijke 'kan verwachten Maar toch blijven
we het Ideaal: belangstelling wekken
liefde Inboezemen, boven alles hoog hon
den Ben der ergste zonden van hem, die
onderwijs uitdeelt, ls, dat hij vervelend ls
en daardoor doodt ln plaats van ten
loven' te wekken
ding ls zeker: elke poging, die hij
ln de goede richting doet, zal zijn eigen
taak veraangenamen en de wéldaad, die
hj ln Jeugdige harten uitstort, tot hem
zalf doen wederkeeren
Gelooft ge niet, dat menige leeraar, die
het pad voor zffn leerlingen wist te effe
nen, nog in later Jaren, ln Is harten ge
heime bewaarplaats, ln stilte wordt ge
zegend?
De uitputting van de krachtbronnen
der
Gelukkig ls de opvatting van die taak
heden ten dage een frissohe en ruime ge
worden. De wil en het venmogen om zich
te verplaatsen ln de natuurlijke sfeer van
het kind grenzen aan het Ideale. Onze
vroolljk rondspringende, vrijmoedig uit
de oogen kijkende kinderen gelijken al
Inmiddels vertoonde deze befaamde
win/ter van 1780 wel eenige overeenkomst
met de winters van dezen tijd. Want het
was niet zoozeer één onderbroken koude-
eriode, dan wel een reeks van wintertjes,
Ikens door vlagen van daah
derbroken werden. Maar als het dan weer
vroor, dan was het ook weer raak. Zoo
was de schaatsenrijder!} op 1 November
nog slechts een voorproefje geweest, want
10 dagen later, op Sint Maarten, viel de
dooi lm en die gebruikelijke profeten* die
zelden dat het tooh wel weer een kwak
kelwintertje zou worden, schenen gelijk
te krijgen Want eenige weken* zelfs tot na
Kerstmis en Nieuwjaar, gingen voorbij,
zonder dot er voldoende ijs ln hét water
kwam.
Den 5en Januari echter llen dé wind
naar het Oosten; hij hield fel aan en op
7 Januari konden de liefhebbers de ijzers
weer onder binden.
Steeds feller werd do koude, die don1
9en, lOen en llen Januari, haar toppunt
bereikte. Op dezen laatsfcen dag, een
Maandag, daalde de thermometer op som
mige plaatsen tot eenige graden ondier nul
(Fharenheit). Wat niet'bepaald de straat
op moest, waagde hét niet den neus bul
ten de deur te steken* Den dag te voren,
Zondag, had men zelfs den kerkgang
zuimd. En dat wilde wat deggen In
dagen*
ver
die
De koude zelf zou neg wel te verdragen
zijn geweedt, als deze maar niet gepaard
was gegaan met zulk een feilen Oosten
wind, die zooais de gesohledöchrtjver
zegt „met erulok een sohorpighoyt in
het eengesigt smeedt, dat het ondraegelijk
was". Op deni Maandlag-markt kwamen dan
ook op dien llen Januari kooplieden noch
koopers. Ook de beurs bleef gesloten. „Al
les verstijfde soo door dé strenge koude
en vorst, dat niets, selfs iniet bij 't vuur,
ontdoyt kon blijven", bericht de kroniek
schrijver. Van vele huizen scheurden de
muren, tal van bonden* paarden en ook
menschen, vroren op straat dood* Den
De vorm, die ons leven aanneemt, wordt
in de'laatste instantie bepaald door wat
ons de aarde ter beschikking stalt, en
het gebruik dat wij er van weten te
maken. Tussohen den tijd, toen we ons
met steen moesten behelpen, de stof, die
de buitenste omkleeding van de aarde
ons als vanzelf aanbood, om er onze
wapenen en gebruiksvoorwerpen uit te
fabrioeeren, tot onzen tijd met zijn tal
van metalen, zijn steenkolen en zijn pe
troleum, zijn kali en fosfaten als bemes-
tingstoffen, ligt de beschavingsgeschie
denis der mensohheid. Dit feit teekent
het buitengewone belang, dat de voort
durende beschikking over al deze voor
ons tegenwoordig leven onontbeerlijk ge
worden grondstoffen voor de toekomst
der mensohheid geeft.
Wanneer we ons maar een oogenblik
trachten voor te stellen, hoe het zou zijn
als we geen steenkolen, geen Ijzer, geen
koper of geen petroleum meer bezaten,
zal hel; ons duidelijk worden, dat daarmee
langzamerhand onze oultuurtoestand een
absolute wijziging zou ondergaan. En die
wijziging zou ln de richting gaan van
verarming, van verval. Een geheel andere
maatschappelijke orde zou voor de thans
bestaande moeten plaats maken en ons
geestelijk leven zou er den noodlottigen
Invloed van moeten ondervinden. Het
behoud der bestaande grondstoffen is
dus voor de toekomst der mensohheid
van het hoogste belang.
We kunnen niet redeneeren, dat het
I2en echter ging dé wind liggen en den
18en het was volle maan doolde het
weer.
Zoo bleef bet afwisselend dooien en
vriezen* Het Ijs nam bijna niet af ln dikte
en den 22stem Januari was hét ln den
Amstol nog zoo zwaar, dat een sterke ijs-
breker (een platboomd vaartuig, aan de
voorzijde met stevig© balken versterkt)
door veertig paarden getrokken er niét
door kon.
Van 28 tot 25 Februari vroor het weer
dat hét kraakte en de koude was weer
even fel als eenige weken te voren*
De geheele Zuiderzee lag nu dicht en
werd druk bereden met paarden, wagens
en sleden. Bij den Briel had het Ijs ln
vijftig jaar zoo vast niet gezeten. Do
Noordzee was bevroren tot een halve mijl
uit de kust. Langs het geheele strand la
gen dammen van ijs, van drie tot vier me
ter hoog en door de zee opgekruld. Tal
van menschen vroren weer dood. Het
gasthuis te Amsterdam was op een gege
ven oogenblik overvuldl van binnen ge
brachte lijken
Maar op het Ijs vierde men ln vreugde
hoogtij. Het was er een ware kermis met
heele rijen van kramen en tenten. Tus
sohen Enkhuizon en Stavoren ontwikkel
de zioh een druk verkeer. Op één dlag
den 2östten Februari kwamen te Enk-
meer dan 160 sleden en 8000 schaatsen
rijders uit Friesland over. Tot den lOen
Maart konden de liefhebbers hun hart op
halen. Toen viel de dood in en zette nu
eindelijk door.
Het duurde echter nog weken voordat
het ijs uit heli 'water verdwenen was.
En men kan gerust gélooven, dat tegen
dit oogenblik het overgroote deel van de
menschen een zucht van verlichting slaak
ten en dat iedereen overtuigd was, dat het
dit Jaar welletjes was geweest
't Jutte rtje
Op de dew van een barbier-
uttdnger.
Te Leiden, ip de Breestraat.
Hier bakt men koekjes, krèelingen en
Voor ten boerenhuis.
Op eer tabaksdeur.
Dus geeft de aard zijn vrucht
In dfOccideniaalsche laiden*
Op eentabaksdeur.
De blafln gedroogd, gedraaid, gesponnen
Bi} een sèrljnwerker.
Aan d'eene zijde van deez* witkel verkoopt
men kitemakerswerk;
Op een aanspekersbordje.
Ik dien eik, die mij heeft vanuoode, al doe
w ik let ook nooden,
'hoo waren in het jar 1400 alle zeeën
In het Noorden van Eropa toegevroren,
terwijl de kromekachriver van den win
ter van 1410 weet te verttllen, dat de kou
de zoo hevig was, d'at die luikt bij het schrij
ven in de pen bevroor, ei een groot aan
tal beren en wolven uit <e bosschen naar
de bewoonde streken werïen gedreven; zij,
kwamen tot in de steden,waar ze zich be
lastten (geheel zondier odracht) met het
opruimen der lijken van/de poorters, die
op straat doodgevroren laren.
Olas8ohrtft.
Traag ter beurs en ras ter hoed,
LuifélBohrtft.
Olassohrift.
Olassohrift.
Olassohrift.
Die met schulden is belast,
Op de krat van een wagen.
Ik wou dat ik waar
Een oude kluizenaar,
Olassohrift.
Hoe groot ook goed of eer,
Nog altijd zoekt men meer.
Olassohrift.
Een gierig mensch
Heeft nooit zijn wensch.
Olassohrift.
Luiheid met een lekkerbek
Is de sleutel van gebrek.
Robtnson.
Dr. B.