NATUUR EN TECHNIEK Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, OUD-HOLLJVNDSCHE OPSCHRIFTEN. van ZATERDAG 10 MEI 1924. VAN 'SLEVENS WIJSGEERIGEN KANT Nr. 123 (auteursrechten voorbehouden) UIT DE OUDE DOOS. Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden. Overjesohreven door CAREL BRENSA. Hier verkoopt men oude kberen, En men Raat er ook uit Isardon scheren. krenson; In de belegering van Leydtn had men zo niet en daarom stlervei veel menschen; Doch om 't leven te behouoen vindt men hier brood En niemaDd gaat er van dm honger meer dood. O groote God en hemésch Koning I Bescherm ons hier in djzt woning, En geeft ons zegen en eevin, Brengt ons hierna ten benei in. Die ieder om de lucht Wil smoken en verbraiden. en gewonden, Die worden dus verspreid, vezonden en verslonden. Mijn vrouw verkoopt faayen tn garen, en gaat naarstig naar de kerk. Maar ik sterf als niemand stoft, want ik ieef ?an de dooden. ANSJOVIS. Daar waren ze dan toch jekomen, de roods lang verwachte. De „msjoop", zoo als ze in de wandeling onde de vakmen- schen wordon genoemd, haohaar intrede gemaakt; dat was al eonlgt dagen gele den door de harlngtrekkrs geconsta teerd, doch'de voorloopors hadden blijk baar niet veel volgelingen achter zioh. Wel 'kwamen er eiken dag eenige meer aanzetten, doch hun aantal scheen nog niet voldoenden Indruk te hebben gemaakt om zioh daaroer al druk te maken. Was het vertrouwen vin het hebben OUDEBWETSCHI WINTERS. Staaltjes van wat|e noemt „kon". Wij hebben lm dezen rianter strenge kou gehad en er is ongemea veel sneeuw ge vallen, maar toch kunna wij nog niet zeg gen, dat we oen „audrwetsche" winter hebben beleefd. De krmieken .van vroe ger eeuwen gewagen an andere koudel In het jaar 1658 sloeg nen geheel leger zijn tenten op die bevroen wateren van den Donau; in dienzolfdét winter, die zich in geheel Europa door en buitengewone strengheid kenmerkte, /erd de wijn in Frankrijk niet bit de mat, doch bij het gewioht gekocht Het déivennat had na melijk aan- de koude gea weerstand kun nen bieden en was bevrren, hetgeen aan de kwaliteit niet ten godle kwam. In 1700 daalde de tbrmometer tot 81 graden onder nul. De kckklokken spron gen als ze geluid werda, door de aanra king van den klepeL En groot gedeelte van den veestapel stier van koude in de stallen overjarige ponten en boomen vroren dood. Ook oner de menschen Doet de menschen deugd en goed. God is de wijnstok, wij zijn de ranken; Voor al wat wfl hebben, Is Hij te danken. Een zuinig vaar, een kwistig kind, Zijn zaken, die men dikwijls, vindt Die zijn gramschap kan verwinnen, Doei een werk van sterke zinnen. Weinig op een leugen past DieAaltiijd had op den disch Gebraden hoenderen en visch, En dat RJjnsche wijn Dagelijks mijn drank ^ou zijn. Met een oud wijf van driemaal zes jaar, Poezel blank en geel van haar, Slap in 't buigen van haar lenden, Zou ik mijn leven willen enden. (Wordt voortgezet). van een goed ansjovisjaar wat gesohokt? Het is waar, dat er de laatste jaren geen droog brood mee te verdienen was ge weest; ten eerste, omdat het visohje zich in een zeer beperkt aantal had laten zien en ten tweede, dat wanneer er voldoende vangst was, de prijzen te gering waren om hot uitgooien van het net te recht vaardigen. Het is beslist, dat er een zekere down- stamming heerscht ten opzichte van de ansjovisvlsscherij en de vissohcrs zioh door die stemming misschien wat lieten be ïnvloeden,. zoodat ze niet zoo haastig er bij waren om htm netten voor die vis- schorlj geschikt te maken. Wel mopperde men, dat de ansjovis zoo laat kwam, dooh dat mopperen was niet heelemaal gerechtvaardigd, omdat de komst der ansjovis nu wel niet bij zonder vroeg is, doch ook absoluut niet laat. Zij, die van den ansjovistrek wat nauwkeuriger hebben aanteékenlng ge houden, zullen moeten erkennen, dat d ansjovis zioh heeft aangediend op een be hoorlijken tijd, niet to vroeg cn niet te laat, zoodat het dus niet aangaat baar eenigo blaam aan te wrijven. Maar daar kwam het bericht in de krant, dat te Lemmer de oerste ansjovis was aangevoerd. Het visohje moest dus wel zijn doorgetrokken; wie weet in welke grooto anntallen zelfs. Ook had men de ervaring opgedaan, dat er door de groote mazen der haring- zogen heel wat ansjovis getrokken was en, dat al bij al genomen, vlamde er iets van geestdrift op voor de ansjovisvlssche rij, zoodat men aan den buitenkant de vissohers druk bezig kon zien om lap pen nauwmazig want te hechten' in de haringzegen, Er waren reeds vangsten geweest van ^00 en 150 kilo, dioriogen 40 et. per K.G. verhandeld werden. Veel was dat nog t, doch het is'nog in. den begintijd en 't zou niet onmogelijk zijn, dat horden ansjovis straks in een' phalanx zouden komen aangezwommen, zoodnt meteen het geheele Zulderzeebekken* dat pas ge weest was, of nog is, één groote haring- reunleplaats, werd omgetooverd tot een algemeen toevluchtsoord voor de ansjo vis. Wie zich de vette ansjovisjaien nog voor den geest kan halon, zal moeten er kennen, dat er ook bij de komst van dat visohje zeer groote belangen voor onze plaats zijn betrokken. Dan denkt men nog .even terug hoe de ansjovis de beurzen van velen hier tot berstens toe vulde; dat ze het gled niet konden bergen haast en dat het overal heen spatte, zoodat er velen konden graaien en grabbelen in den goudstroom, die persend het Nieuwediep was binnen gesneld. En als er wat ansjovis komt, dan haast kan men-wel voorspellen, dat de gevolgen daarvan voor Helder voor geheel de Zui derzee van verstrekkende 'beteekenis zul len zijn. Want er is vraag naar dat vischje. Dat bewijzen de hooge prijzen* die voor in voorraad zijnde ansjovis worden besteed door onze oostelijke naburen. En we hebben elkaar geen mietje te noemen, doch van de oostelijke buren moet onze vischvangst het hebben. Hoe grooter daar. de herleving is, hoe geweldiger ook wij daarvan den terug slag zullen gevoelen. Bovendien openen zich wijde verschie ten nu ook wij, brave Hollanders, Rus land de jure binnenkort zullen erkennen naar de geheimnisvolle berichten luiden. Of we het nu erkennen de jure of niet de jure, dat kan ons, op den keper be schouwd, niet veel schelen, want wij we ten, dat Rusland een voortzetting is van Duitsohland en het zou heusbh niet zoo onmogelijk zijn, dat er wat van de Hol- landsche ansjovis in Russische magen terecht kwam via Duitsohland. Helder heeft altijd groot belang bij de visscherfl. Hoe meer daaraan aandacht wordt geschonken, hoe beter het zal ztfn, vooral nu we blijkbaar het keerpunt ge naderd zijn, dat die tak van ons volks bestaan grootere afzetgebieden zal vin den, dewelke die van voor den oorlog zul len evenaren. En als Helder klaar is in alles, wan neer straks de Zuiderzee zal 'zijn afge damd, zoodat er bouchées zijn gevonden; we de talrijke schuiten, die hun bedrijf vanuit de Zuiderzee moetoni verplaatsen, kunnen herbergen, dan breekt er welicht voor Helder een betere periode aan, die ons d< geten. ons den malalsettfd ytere n spoeat ig zal doen ver is de,komst der ansjovis daarvan de eerste zet op het schaakbord? Waarom heeft die boor hier een bordje op dat stuk land gezet: „Verboden hier wormen te zoeken"? Wel, nu doen al de hengelaars hier in de buurt het natuurlijk juist, en spitten zijn heele land om en dan heeft hij zelf lichter werkl maakte deze ontzettende koude talrijke slachtoffers. De winter van 17801740 staat even eens met een zwarte kool aangeteekemd. Geheel Europa was verstijfd van koude zelfs in Italië was het zoo koud, dat de haven van Genua toe vroor, een unicum in de geschiedenis. In Parijs, Brussel, en verschillende andere steden legde men vu ren aan lm de straten en op de pleinen. In Engeland bevroren de watermolens onder het malen, Toen te Derby op zekeren dag de postkoets binnenkwam, steeg de postil lon niet af; WJ onderzoek bleek, dat do man op zijn plaats dood gevroren was. In Duitsohland was de Rijn op verschJILenidle plaatsen geheel versperd door geweldige ijsüammen van IJsschotsen,"die de rivier kwamen afdrijven* zioh ergens vastzetten en tot huizenhoogte over elkaar kruiden. In Hamburg kwam ln de maand Januari een postkoets aan, waarvan alle passa giers onderweg dood gevroren waren, ter wijl te Duinkerken een schip binnenviel, waarvan de geheele equipage bevroren handen en voeten hadl De strenge koudo van dat jaar deed in het gebergte de rotsen splijten, waardoor hier en daar bronnen vrij kwamen, die den omtrek overstroomden en in ijsvélden herschiepen. De Oostzee was gelijk gewor den aan de IJszee; de reede van Dantzig was versperd door ijsbergen. Over de Somt reed men met zware geladen wagens regelrecht van Zweden naar Denemar ken. Dit was ln bijna banderd jaar niet gebeurd. Een en ander had inmiddels nog een andere schaduwzijde: niet alleen de men schen, maar ook de dieren van het eene land' profiteerden van de gelegenheid om een buitenlandsch reisje naar het andere land te maken. En dit zou vermoedelijk den Denen niet verontrust hebben, wan neer het enkel de Zweedsche herten wa ren geweest, die den overtocht onderna men. Maar behalve deze, wandelden ook veel beren over het ijs naar den anderen ■9H VREEMD VERVOER. Uit het Politierapport Proces-verbaal wordt opgemaakt tegen een bewoonster van den Kanaalweg, die een kanarievogel onder -haar hoed vervoerde, welk vervoer aldus op moedeloos kwellende wijze geschiedde. (H. Ot, 8 Mei 1924). Een Juffrouw had een Pietje Al onder haren hoed'; Het zong geen vroolljk liedje* 't Hield wjjselijk zijn snoet; Want* loerend langs de straten, Liep rond een bareoh agent; Kreeg die "m in de gaten* Dan was een strop bet end Bij de Zoutsteeg gekomen Nam Nieuwedieper wind 't Hoedje van de juffrouw, Dat zeilde bij den wind. En' Pietje's gele kleedje imd' ln 'i kant De Deensohe boeren waren genood zaakt het voorbeeld van hun Zweedsche collega's te volgen en hun hofsteden van hooge palissaden te omringen, teneinde zich de vossen, wolven en beren van het lijf te houden. In Polen en Rusland hiel den deze dieren gewel<yg huls; zij ver- eenlgdon zioh tot benden en vielen ge heele dorpen aan. De Deensohe soldaten, die genoeg hadden van de» Krijgsdienst, deserteerden over den bevroren zeearm naar de overzij. Men moest hier een oor don van schildwachten om de kust trek ken, om dit te verhinderen. Ons land had niet minder van de kou de te lijden dan' de rost van Europa. En hoewel onze voorvaders voor geen klein beetje bang waren en hot ijsvermaak in Holland van oudé ih hooge eere stond, was dit toch „alovel te bar" zooals een tijdgenoot het uitdrukte. De winter van 1709 lag de ouderen nog in het geheu gen, maar die haalde toch niet bij dien van 1789. Iin hot Oosten van ons land had men zelfs te lijden van de wolven-over- loopers uit Duitsohland. Zij vielen men schen en dieren aan. Een van deze in dringers wist het zelfs tot voor do poor ten van Amsterdam te brengen. Hij ver genoegde er zioh mee kippen en honden to stelen. Inmiddels was dit alles gevolg van de hevige kou. Men waande zioh op Novar Zembla. Bovendien was de winter buiten gewoon vroeg ingevallen, want op Aller-' heiligen (1 November) van het jaar 1789 reed men al schaatsen. Als men daarbij bedenkt, dat men op half Maart daaraan volgend nog mef wagens over de Zuider zee reed en dat eerrt den 18en Maart de eerste treksohuit van Amsterdam naar Haarlem kon komen dank zij de hulp van een sterken IJsbreker dan zal men moeten toegeven, dat het 't wintertje wel is geweest. De winter van 17891740 Is dan' ook nog tientallen van jaren spreek woordelijk gebleven onder het volk, als de barste winter van de heele historie. 's atronten oog; Vlamd' in 's ager Toen was t mis, dat weet Je, Als „politienieuws" niet loog. De juffrouw, die zoo liefderijk Droeg Pietje met zioh mee* Kroeg een prooes-verbaaltfe; Daar had ze vrede mee. Want Pietje's hart en 't hare Waren op elkaar gestemd. Dat Is tooh imaar je ware, Dan niets Je blijheid remt. Want als de Juf betalen Moet eens haar boetegeld* Dan zal 't beiden stalen* Want liefde stertot* als t kwelt. Dan zingt het Geeltje vroolijk Zijn reinste liedjes voor, 't Verhaaltje ls vergeten* 't Laat na geen enkel spoor. ONDERWIJZEN. Weet belangstelling en liefde te wekken. Op een eenvoudige gravure, die tot op schrift draagt: Jee premières épinee de la scienoe" zit een jeugdige moeder met haar mollig knaapje op den schoot, dat ze blijkbaar een van zfln eerste lesjes heeft doen beginnen. Het kind trekt een pruiMpje en toont weinig lust zich de Inspanning te laten welgevallen. Zou het er een voorgevoel van hébben dat het weldra uit zal zijn met zijn onbezorgde klnder-paradlja? Zou hij gaan gelijken op dat andere jongetje dat, na zijn eerste week op school, tot zijn vader de vraag richtte: „Moet dat nu nog zoo lang duren?" Ja, net moet nog lang duren, nog heel, heel lang! En het ls de veeleisoHemdo taak der ouderen om telkens weer in te grijpen ln de kindeavparadijs en het Jonge leven sohrede voor schrede daar buiten te lel den naar het leven met zijn lnspannlri met zijn moeite, met zijn arbeid. Maar het mooie van die taak ls om den< overgang geleidelijk te maken* otm het begrip to kweetoen dat er daar ginds niet enkel doornen zijn die prikken en wonden, maar dat do rijkdom van bloeiende rozen* die men zich kan verzamelen, de moeite en de Inspanning rijkelijk loont. heel weinig meer op do stttve oudo man netjes van een eeuw geleden; wier ge dachten men tracht weer te geven door gedichtjes als deze: Welk voorrecht telt ons Jeugdig leven, mogen ons naar schooi begeven1, enz. Neen* wty elschen niet meer, dat co deze op zich zelf •onomstootelijkü waarheid nu reeds zullen beseffen We begrijpen den jeugdigen drang naar vrijheid te goed. Maar de taak van wie hen bergop waarts hebben te lelden ls daardoor veel zwaarder geworden Thans geldt het uit de hartjes zelf te laten opbloeien wat er eertijds van bul ten werd Ingebracht; thans geldt het te doen liefhebben wat omen laat leerén* daarvoor lust en belangstelling aan te kweetoen O, we weten wel dat dit lang niet altijd mogelijk ls; beginselen zijn vaak zoo dor en moeilijk to doorworstelen en zelfs het erligste kind kan niet voor elk vak 'de belangstelling gevoelen Gebrek aan tijd en krachten, overlading, haast voor hot examen, zU allen werken ln ergeerbelde richting. We weten ook wel dat met allen die onderwijs geven heiligen zijn, van wie men het onmoge lijke 'kan verwachten Maar toch blijven we het Ideaal: belangstelling wekken liefde Inboezemen, boven alles hoog hon den Ben der ergste zonden van hem, die onderwijs uitdeelt, ls, dat hij vervelend ls en daardoor doodt ln plaats van ten loven' te wekken ding ls zeker: elke poging, die hij ln de goede richting doet, zal zijn eigen taak veraangenamen en de wéldaad, die hj ln Jeugdige harten uitstort, tot hem zalf doen wederkeeren Gelooft ge niet, dat menige leeraar, die het pad voor zffn leerlingen wist te effe nen, nog in later Jaren, ln Is harten ge heime bewaarplaats, ln stilte wordt ge zegend? De uitputting van de krachtbronnen der Gelukkig ls de opvatting van die taak heden ten dage een frissohe en ruime ge worden. De wil en het venmogen om zich te verplaatsen ln de natuurlijke sfeer van het kind grenzen aan het Ideale. Onze vroolljk rondspringende, vrijmoedig uit de oogen kijkende kinderen gelijken al Inmiddels vertoonde deze befaamde win/ter van 1780 wel eenige overeenkomst met de winters van dezen tijd. Want het was niet zoozeer één onderbroken koude- eriode, dan wel een reeks van wintertjes, Ikens door vlagen van daah derbroken werden. Maar als het dan weer vroor, dan was het ook weer raak. Zoo was de schaatsenrijder!} op 1 November nog slechts een voorproefje geweest, want 10 dagen later, op Sint Maarten, viel de dooi lm en die gebruikelijke profeten* die zelden dat het tooh wel weer een kwak kelwintertje zou worden, schenen gelijk te krijgen Want eenige weken* zelfs tot na Kerstmis en Nieuwjaar, gingen voorbij, zonder dot er voldoende ijs ln hét water kwam. Den 5en Januari echter llen dé wind naar het Oosten; hij hield fel aan en op 7 Januari konden de liefhebbers de ijzers weer onder binden. Steeds feller werd do koude, die don1 9en, lOen en llen Januari, haar toppunt bereikte. Op dezen laatsfcen dag, een Maandag, daalde de thermometer op som mige plaatsen tot eenige graden ondier nul (Fharenheit). Wat niet'bepaald de straat op moest, waagde hét niet den neus bul ten de deur te steken* Den dag te voren, Zondag, had men zelfs den kerkgang zuimd. En dat wilde wat deggen In dagen* ver die De koude zelf zou neg wel te verdragen zijn geweedt, als deze maar niet gepaard was gegaan met zulk een feilen Oosten wind, die zooais de gesohledöchrtjver zegt „met erulok een sohorpighoyt in het eengesigt smeedt, dat het ondraegelijk was". Op deni Maandlag-markt kwamen dan ook op dien llen Januari kooplieden noch koopers. Ook de beurs bleef gesloten. „Al les verstijfde soo door dé strenge koude en vorst, dat niets, selfs iniet bij 't vuur, ontdoyt kon blijven", bericht de kroniek schrijver. Van vele huizen scheurden de muren, tal van bonden* paarden en ook menschen, vroren op straat dood* Den De vorm, die ons leven aanneemt, wordt in de'laatste instantie bepaald door wat ons de aarde ter beschikking stalt, en het gebruik dat wij er van weten te maken. Tussohen den tijd, toen we ons met steen moesten behelpen, de stof, die de buitenste omkleeding van de aarde ons als vanzelf aanbood, om er onze wapenen en gebruiksvoorwerpen uit te fabrioeeren, tot onzen tijd met zijn tal van metalen, zijn steenkolen en zijn pe troleum, zijn kali en fosfaten als bemes- tingstoffen, ligt de beschavingsgeschie denis der mensohheid. Dit feit teekent het buitengewone belang, dat de voort durende beschikking over al deze voor ons tegenwoordig leven onontbeerlijk ge worden grondstoffen voor de toekomst der mensohheid geeft. Wanneer we ons maar een oogenblik trachten voor te stellen, hoe het zou zijn als we geen steenkolen, geen Ijzer, geen koper of geen petroleum meer bezaten, zal hel; ons duidelijk worden, dat daarmee langzamerhand onze oultuurtoestand een absolute wijziging zou ondergaan. En die wijziging zou ln de richting gaan van verarming, van verval. Een geheel andere maatschappelijke orde zou voor de thans bestaande moeten plaats maken en ons geestelijk leven zou er den noodlottigen Invloed van moeten ondervinden. Het behoud der bestaande grondstoffen is dus voor de toekomst der mensohheid van het hoogste belang. We kunnen niet redeneeren, dat het I2en echter ging dé wind liggen en den 18en het was volle maan doolde het weer. Zoo bleef bet afwisselend dooien en vriezen* Het Ijs nam bijna niet af ln dikte en den 22stem Januari was hét ln den Amstol nog zoo zwaar, dat een sterke ijs- breker (een platboomd vaartuig, aan de voorzijde met stevig© balken versterkt) door veertig paarden getrokken er niét door kon. Van 28 tot 25 Februari vroor het weer dat hét kraakte en de koude was weer even fel als eenige weken te voren* De geheele Zuiderzee lag nu dicht en werd druk bereden met paarden, wagens en sleden. Bij den Briel had het Ijs ln vijftig jaar zoo vast niet gezeten. Do Noordzee was bevroren tot een halve mijl uit de kust. Langs het geheele strand la gen dammen van ijs, van drie tot vier me ter hoog en door de zee opgekruld. Tal van menschen vroren weer dood. Het gasthuis te Amsterdam was op een gege ven oogenblik overvuldl van binnen ge brachte lijken Maar op het Ijs vierde men ln vreugde hoogtij. Het was er een ware kermis met heele rijen van kramen en tenten. Tus sohen Enkhuizon en Stavoren ontwikkel de zioh een druk verkeer. Op één dlag den 2östten Februari kwamen te Enk- meer dan 160 sleden en 8000 schaatsen rijders uit Friesland over. Tot den lOen Maart konden de liefhebbers hun hart op halen. Toen viel de dood in en zette nu eindelijk door. Het duurde echter nog weken voordat het ijs uit heli 'water verdwenen was. En men kan gerust gélooven, dat tegen dit oogenblik het overgroote deel van de menschen een zucht van verlichting slaak ten en dat iedereen overtuigd was, dat het dit Jaar welletjes was geweest 't Jutte rtje Op de dew van een barbier- uttdnger. Te Leiden, ip de Breestraat. Hier bakt men koekjes, krèelingen en Voor ten boerenhuis. Op eer tabaksdeur. Dus geeft de aard zijn vrucht In dfOccideniaalsche laiden* Op eentabaksdeur. De blafln gedroogd, gedraaid, gesponnen Bi} een sèrljnwerker. Aan d'eene zijde van deez* witkel verkoopt men kitemakerswerk; Op een aanspekersbordje. Ik dien eik, die mij heeft vanuoode, al doe w ik let ook nooden, 'hoo waren in het jar 1400 alle zeeën In het Noorden van Eropa toegevroren, terwijl de kromekachriver van den win ter van 1410 weet te verttllen, dat de kou de zoo hevig was, d'at die luikt bij het schrij ven in de pen bevroor, ei een groot aan tal beren en wolven uit <e bosschen naar de bewoonde streken werïen gedreven; zij, kwamen tot in de steden,waar ze zich be lastten (geheel zondier odracht) met het opruimen der lijken van/de poorters, die op straat doodgevroren laren. Olas8ohrtft. Traag ter beurs en ras ter hoed, LuifélBohrtft. Olassohrift. Olassohrift. Olassohrift. Die met schulden is belast, Op de krat van een wagen. Ik wou dat ik waar Een oude kluizenaar, Olassohrift. Hoe groot ook goed of eer, Nog altijd zoekt men meer. Olassohrift. Een gierig mensch Heeft nooit zijn wensch. Olassohrift. Luiheid met een lekkerbek Is de sleutel van gebrek. Robtnson. Dr. B.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 7