Populair Bijvoegsel van de HELDERSCHE COURANT, OÜD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN. van ZATERDAG 17 MEI 1924. VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT 8 Zonderlinge lotgevallen in het Dagelijksch leven D Nr. 123 (AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN) UIT DB OUDE DOOS. FIJmpJes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden. Overgesohreven door CAREL BRENSA. bout zagen. Wat doet Met menig menisob, Eer Mj zijn ijdlen wenach, Door moeite beeft verkregen; Een schat, een handvol Met, Ja, meest nog maar verdriet, Want t hangt ai aan Gods zegen. Ziijt gij met ■weekte of wee belafin, Dankt, dat does beide ais rook vergaan. Of prins, of die zijn koetsen mient; De dood noch d' een, noch dT ander kent Bet glas is dicht En 't geeft ook licht Misgunt geen bakkers gunst, gij goede en kwade liën. Zij arbeiden bet brood, met lichaam, voet en knieën. Hoe rQk, prachtig, wijs of groot Ziet, de wever moet u dekken, Jla, zelfs nog na uwen dood. Moet hij u een kleed' aantrekken. Hier rust een man, o droef verbaal! Die Amstels regtbarik twalef*maal Met grooten luister beeft bezeten, En zich in t regtdben trouw gekweten; Der acheepnen rol stond bij hem klaar, Voor 't sluiten van bet oude jaar, Eer dat men and'ren zou verkiezen; 't Geregt kon nimmer meer verhezen, Ais Roeiers Ernst, die door den dood Nu wordt des hemels deelgenoot Menig spreekt spijtig en vertijtig op iemand, die Maar niemand riept hè, voor er is; daa> over ia Des morgens, als de zomne bloost, Zoo bloost ook Reins gelaat, Want hij, met Hans en zijn maat Joost, Heel vroeg om zoopjes gaat; Maar 's avonds, als die zonne daalt, Dan daalt hij naar de kroeg, Ter lessching, wat hij! heeft gehaald Met Hans en Joost heel vroeg. VAN KOMEN EN GAAN. Zooais met alle dingen Mar op dlit ondlermaansche, die ontstaan en verdwij nen, zoo is het ook met vele zaken, die het leven van ons, NieuweMepers, beroe ren en onze aandacht, elk jaar weer aan gaandie houden. Want al is men bij velé aangelegenheden niet direct betrokken, ieder, die met zijn plaats van inwoning ©enigszins meeleeft, kan Met ontkomen aan velerlei gebruikelijkheden, die plotse ling een stempel drukken op een plaats. Wie zal b.v. ontkennen, dat de komst der baring, bet gedachteleven van hon derden onzer plaatsgenooten Met door weeft? Hij, die gewoon is, zijn hoofd' Met erg hoog in de lucht te steken, doch zijn oor luisterend naar alle windstreken legt, moet elk voorjaar oonstateeren, dat er een extra hartslag Stroomt door het Nieuw e- dieper leven, als de haring haar intrede beeft gedaan. Hoe kort is dat allemaal nog maar ge leden en reeds nu spreekt men er van, dat de haringteelt zoo goed als afgeloo- pen is. De trek van paaiende haring naar Zui derzee heeft haart opgehouden, en de ha ngen, die in de Zuiderzee aan haar le vensfuncties, noodlg tot het voortbestaan soort, hebben voldaan, keeren ift drommen weer terug naar de Noordzee weer geheel op verhaal te komen en zat te eten *an al, wat aan kleingoed zweeft eni drijft in het water. Van die uittrekkende, z.g. leeg® baring, ^ordit nog een groot kwantum aange- acht, soms vlrtten vol, doch daar dezé vaak nagenoeg waardeloos is, is het haast mel, do moeite waard om de haring te markten. In mijne dagen nu en dan, Heb ik geziep een godloos man, Die opgeblazen was en fiér, Hiji (groende als een1 lauwerier, En kort daarna ging ik voorbij, En zag hem na, maar Weg was hij. Schoon dat hjj nucht'ren is, of vol van wijn beschonken. Desniettemin zoo liegt zijn tonge, wat hij spreekt, Hij heeft de leugens van zijn kindsheid ingedronken, En meent het waarheid is, ais hij dé leu gens Spreekt Hier ligt nu het gebeent, en wacht Naar 't groote oordeel Gods; Waarop d'at heden weinig acht De mensch, zeer boos en trotsoh; Maar God zal eenmaal Mt zijn troon Een ieder geven zijnen loon. Die met de kunst zijn brood moet winnen, Die moet zijn kunst ook wel verstaan; Doch, vrienden I kunt gij gunst Met win nen. De kunst die zal met hem vergaan Hier rust hij, die de stad tot schepen en tot raad nam. Die in de kroeg te vroeg en zelden thuis te laat kwam; Gesneuveld door 't rappier, doch meest door eigen schuld. De vrienden zijn getroost, de stad neemt ook geduld. Hier verhuurt men paard' en stee, Chaisen en karossen mee, En die graan gelieft te koopen, Vindt ze hier met groote hoopen, En die vrouwvolk zoekt te huren, Kan het krijgen bij mijn buren. waar, Ik schofte, noch zuimde geen uur in 't jaar. Hier verkoopt men spek en boter, zoo men Vandaag om geld en morgen om Mek Waarom dan toch die haring wordt ge- vlscfrt? Dat is een bijkomstig iets van het visschen naar ansjovis. In tegenstelling toch met de haring, die tegen stroom opgaat, zwemt de ansjovis met den stroom mee, zoodat "dus de intrek kende haring wordt gevangen bij eb en de intrekkende ansjovis bij, vloed. Daar het tijdstip van den grooten Mt- tocht der haring ongeveer samenvalt met den intocht der ansjovis, ligt het voor de hand, dat, tijdens de visscherij naar ansjo vis, de Mttrekkende haring mede wordt opgevangen. Dan spreekt men van vloedharing en d'aar het „kraamvrouwen'' zijn, zooals men aan den buitenkant ook wel eens beweert, mankeert er wel iets aan de smakelijkheid van de visch, zoodat d'e „leege" haringen ter markt weinig prijs maken. De haring, die nog bij eb wordt gevan gen doch een speciale visscherij is daarop haast Met haalt nog wel prijs. Zoo werd b.v. ©enige dagen terug de leege haring verkocht tegen 4 cent per tal, terwijl de volle haring nog ruim een gul den d'eed. Dat er nog volle gevangen wordt, be vist dus, dait de trek nog Met geëindigd is. Het zijn echter de nakomors, de janr slofs onder die haringen. Meer dan belangstelling heeft men nu ansjovis, die aan het komen is, doch die men reeds in groote aantallen had'verwacht.' Het soort, dat gevangen1 wordt is zeer ongelijk van stuk. Heele groote, die eeM- ge gelijkenis vertoonen met zeer klein soort makreel, en heele kleine. Het is een te gemengd soort. Men beweert, dat dat Mét het ware is. Toch werd1 nog betaald tot 56, 57 cent per Kilogram, welke prijs ongekend hoog is. Het komen en gaan. Nu nog leeft men in de verwachting van het komen der1 ansjovis, waarvoor men hier warm weer-behoeft ep vooral ook hel der water. Zoodra het water troebel is, heeft men Bier weinig kans vaii Vangst, omdat de ansjovis dan raak' zwémrt en door d!e ma zen van den zegen kruipt. Doch is het hel der water en kan de ansjovis het zegen- want zien, dan houden ze zich ver van het net en blijven In een school in de rond getrokken zegenkom rondzwemmen. Zo wagen het Met het net te naderen, en het slot van de zaak is, dat er geen „escape" meer is en ze in den zak van heit net te recht bomen, In geuren en kleuren wordt weer ge waagd van 1018, toen het Iemand gelukte in één trek 160.000 dier vischjes te b©> maohttgon, die voor f 8.— de duizend worden verkocht. En nu met deze prijzen zoo'n net voll Dat is om van te watertanden. Het is komen en gaan; hopen en ver wachten. Nu nog weinig vangst, doch yol moed wordt eiken dag het net weer Mtgo- worpen en, met het ruwe weer gebeurt het nogal eens, dat het net wordt stukge trokken, doordien de levendige! bodem daarin zand en schelpen werpt, zoodat het vrachtje te zwaar wordt om te torsen. En behalve op de anspjovis schenkt men ook nog aandacht aan de geep, die ook maar Met in voldoende hoeveelheid wil komen. Het zijn allemaal magere latten, die geen visch aan hun (groene 'graten haast dragen. Het echte soort wil Met bomen en ondanks de magerte, besteed men nog hoog© prijzen. Voor geep schijnt en bijzondere aftrek te bestaan, zoodat de liefhebbers er van er graag een paar oenten voor over hebben. Al de drie genoemde vischsoorten zijn echte trekvisschen en aan hun komen eni gaan wordt groote belangstelling geschon ken. Van ingrijpend belang is dat komen en gaan dier vischsoorten voor onze plaats en van vérstrekkende beteekenis ook voor de beurzen' van hen, die met het eigenlijke risehbedrjjf niete uitstaande hebben, ZELFBEHEEESOIEDVG. De teugels ln eigen handen. Een oud woord zegt, dat de machtigste •heerecher diegene is. die meester is over zichzelf. Hierin ligt een groote waarheid, die natuurlijk in de eerste plaats van be teekenis is voor 's menschen hartstochten De onstuimige kracht daarvan leert hij echter eerst bevroeden, als hij aan den ingang staat van het zelfstandige leven en dikwijls is het de tijd, die hem bij het strijden behulpzaam moet zijn en waaraan hij tenslotte de overwinning' heeft te danken Er zijn echter ook kleinere vijanden, die we wél reeds van der jejugd af aan zouden/ kunnen bestrijden en misschien overwinnen, indien we sleohts van de be langrijkheid dier overwinning overtuigd waren Ik bedoel die tijdelijke ontstemmingen, die, al zijn ze voorbijgaand, als donkere wolken onzen hemel kunnen verduisteren en in mist en nevel nederzijgen op onze omgeving. Bijna dagelijks trachten ze ons te overrompelen eni allerlei kleine oorzaken nemen zij daarvoor te baat Ontevredenheid over ons zeiven, erger nis over een vermeende beleediging, een weinig lichamelijke pijn, ja zelfs een som bere dag weer, kunnen voldoende zijn om hen te voorschijn te roepen. En wanneer we nu toestaan, dat ze vrijelijk in ons huishouden, dan bederven ze werkelijk veel, zeer veel van ons levensgeluk. Wat erger is: ze bederven het onnoodig; want in verhouding tot groote rampen hebben ze zoo weinig te beduiden. Zoodra ons dan ook een wer kelijke ramp treft, vliegen ze naar hun schuilhoeken terug; en, in ons heimwee naar den ouden toestand, denken we met weemoed er aan, hoe zorgeloos en geluk kig we hadden kunnen zijn, Indien we hen tot hun juiste verhoudingen hadden weten terug te brengen. Een wijsgeerige Duitsche dichter zegt, dat het de groote zegen is van zware zorg, dat kleinere on- aangenaamheidjes daardoor wegvallen. Maar is het nu noodlg, dat een groot onheil de rol komt vervullen, die wij zelf kunnen Mtvoeren, Indien ons oog slechts open gaat voor de groote mate van rust en bevrijding, die we daardoor kunnen bereiken? Ons zelf leeren beheerachen is de groote levensopgave, maar daar is dan ook, hetzij' we er in slagen of Met, een geheel leven mede (gemoeid. Laat ons be ginnen met de kleinere vijanden en er aanvang woraen gema Ik herinner mij in dit verband een mu ziekleeraar, die, wanneer een zijner leer lingen verklaarde hoofdpijn te hebben, eenvoudig placht te antwoorden: Dat zal wel overgaan! En dan begon hfj met de les en wist die zoo boeiend: te maken, dat de hoofdpijn werkelijk op den achter grond kwam en van lieveriede verdween. Meer dan een beeld kan ik Mt het ver leden te voorschijn roepen van personen, die ik op mijn levensweg heb ontmoet en die bfl mij den indruk hebben achter gelaten, dat zij1 den strijd tegen Voorbij gaande stemmingen nooit hadden aange bonden, ja er zich niet eens van bewust waren, dat ze dit hadden kunnen en moe ten doen. De oorzaak hiervan was waar schijnlijk te zoeken in het feit, dat men hun omgeving steeds had 'beperkt tot klei nen kring, zoodat geen voortdurende bot sing met de buitenwereld haar een rui meren en dieperen kijk op het leven had kunnen schenken. Ze bleven den stempel dragen van bedorven kinderen; en in enkele gevallen was van haar totaal ge brek aan zelfbeh eersohing een bedroe vend en omlaaigtrekkend zenuwlijden het gevolg. Ten slotte nog dit: er wordt heden ten dage ernstig geijverd voor de voorberei ding van het jonge meisje voor de gezins taak, die haar wellicht wacht De gave, die ik haar, bij al haar andere werkzaamheden het liefst zou zien1 deel achtig worden is die van zich zelve te kunnen beheerachen in kleinigheden* zoo dat het gezin dat van haar gelijkmatige held en liefderijke leiding verwacht, tot haar kunne opzien als tot een vaste ster, die onveranderlijk straalt aan den hulse* lijken hemeL B. De invloed van het tropisch kHmwat Prof. dr. O. Eykman, hoogleeraar in de hygiëne en de microbiologie aan de Rijks universiteit te Utrecht heeft dezer dagen voor de UMveraitelt te Lomdien een lering gehouden over dien invloed dien het tro sche klimaat uitoefent op het memschelgk organisme, Spr.'wees ■.•wees allereerst op het bleeke Mteav van den blanke* die eenigen tijd in In- ië 1& Vroeger beschouwde men dat als „tropische bloedarmoede", welke als een vorm van aoclimatisatie moest worden be schouwd, als een wijze van aanpassing aan de nieuwe en zeer bijzondere edschen, die het heete klimaat stelt Verminderde levenskracht, verminderd weerstandsver mogen zouden onafscheidelijk aan het le ven ln de tropen voor den Europeaan ver bonden zijn, zoo meende men. Daaren tegen zou de inboorling in dit klimaat zijn volle arbeidsvermogen en arbeidskracht behouden, mede dank zij de pigmentatie van zijn huid en de bijzondere instelling van zijn stofwisseling. Zoodra échter de theorie plaats maakte voor de praktijk en men begon met proef ondervindelijk onderzoek naar de desbe treffende verhoudingen zag men in dat de boven aangehaalde beschouwingen Met juist waren. Van het bestaan van een zuivere physio- logisch© bloedarmoede in de heete landen werd Mets gevonden. Deze kleuirvertioudingen schrijft spr. toe aan de temperatuurswisselingen, waar- aan in het koele klimaat de onbedekte huid is blootgesteld, terwijl de tempera tuur van de bedeikte huid veel constanter ia Spr. besprak verder Mtvoerig de vraag stukken, dite met de stofwisseling en die warmteproductie in Indië samenhangen. Bij de desbetreffende proeven bleek dat de voedsalbehoefte onder overigens ge lijke omstandigheden (speciaal wat de hoeveelheid gepresteerde arbeid betreft) in warme en gematigde landen ongeveer even groot ia Wat die warmteproductie betreft is er in de warmere klimaten geen sprake van een automatische beperking. Het eenige wat er op rit is de spierarbeid te beper ken (de longventilatie speelt Wj de warm- teafgifte geen rol van beteekenis). De gekleurde huid absorbeert meer warmte, maar straalt ook meer warmte Mt, dit laatste beweerde Woodruff ten minste. Spr. meent echter, dat het uitstra- lingsvermogen van de blanke en gekleur de hiuid bij gelijke oppervlakte, ook gelijk Is. Alleen de verhouding tussóhen het aan deel, dat Mtstraling, geleiding en Mtwa- seming in die warmtealgifte hebben, Is bij de verschillende rassen Met gelijk. Do uitwaseming (Is n.1. hö de Europeanen grooter 'dan bij de Maleiers. Daartegen over verloren de Europeanen minder warmte door geleiding en uitstraling. Het aantal zweetklieren is bij den Euro- eaan Met grooter dan bij den inlander, e Maleier drinkt eohter veel minder. Spr. toonde echter dloor proeven aan dat bij gelijk watergebruik de Europeaan meer water uitwasemt dan de inlander. Trouwens ook de activiteit vian de nieren van den Europeaan is grooter. De Euro- peaan moet dlus meer drinken om de wa- terafgifte van het lichaam bij te houden! Gekomen tot het vraagstuk der aodlimatir satie wees spreker erop dat dus het eeniga verschil tusschen blanken en inlanders is dat de Laatste dloor hun gepigmeniteecrde huid beter beschut rijp tégen de inwer king der zonnestralen terwijl de eersten gemakkelijker warmte afgeven door Mt- wasaiaing. Hier is eenige aanpassing mo gelijk. In hoofdzaak moet echte® naar sprekers meenlng de aanpassing gezocht worden1 in het zich door nabootsing en gewoonte eigen maken van een leefwijze die berekend is op de bijzondere eischen, die het klimaat stelt. Een gematigde le venswijze, vermindering van haast rijn uit sanitair oogpunt zeer gerwenscht al gaan zij ook gepaard met een verminde ring van de arbeidsprestatie. Ook de inlander heeft last van dB hitte, zfj het minder dan de blanke. Ten slotte wijdde spreker nog enkele beschouwingen aan het kolonlsatievraag- stuk dat allerminst van zMver hyglëM- sohen aard la De ervaring leert dat de blanke wel ln Noord-Amerlka, Zuid- Afrika, ZuiidrAustrale, op Tasmanland en op Nieuw-Zeeland vasten voet gekregen en den inboorling verdreven heeft, maar in de beetere gewesten het nooit verder bracht dan tot een minderheid. Men kan Met zeggen dat het Met zoo zeer het tropisch' klimaat ls als de tro pische ziekten waarvan de blanke zoo zeer te lijden heeft, want de inboorlingen hebben van die laatste vaak nog meer te lijden. Niet onmogelijk iz het, aldus spreker, dat mm in een ver-verwijderde toekomst beter slagen zaL Kam men den blanke Met geschikt maken voor het tropische klimaat, dan zal mm mogelijk het kli maat voor hem geschikt maken. De tech niek staat voor geen moeilijkheid* ook het gematigde Klimaat heeft men geschikt voor den mensch moeten maken (huisves ting, verwarming). Door kunstmatige afkoeling ln huls en buitenshuis zal men mogelijk ook in de tropen nog veel kun nen bereiken wat thans onmogelijk voor komt. Ook technisch© verbetering van ar- beidsp reductie en verkeer rijn Met Mt- gesloten. Goed ovategfl. Aan dm boek van het hotel „de Gou den Arend", waar een Engetochman op de eerste verdieping logeerde, stond een pak kendrager die olkon dag van Is morgens vroeg tot s avonds laat, steedis dkx» ven- velende melodieën floot. Met stille onderwerping had de Lord' dit schel gefluit ©enigen tijd verdragen* maar torn riep hij zijn knecht en sprak: „John, ga naar dien man daar* en geef hem alle dagen van heden ai, een goed dejeuner met een Aeöch wijn. Zeg hem, dat ik hem dit aanbied* eindlat hij zoo maal fluit" John schudde bedenkelijk het hoofd. Meneer is niet recht wijs! dacht hij. Eerst heeft hij geraasd en getierd tegen dien kerel en nu bevalt de muriiek hem zoo, dat hij hem een oompleet dejeuner stuurt. John voldeed echter aan rin meeStecr'e bet- vel IJet genoegen van den pakkendrager laat zich verklaren; Hij nam zijn pet af en verslond de eetwaren met een zekeren honger. Nauw was hij gereed) met rijn maal, of hö begon Mt alle macht te fluiten, nog 'langer en luider dan andera. Drie dagen was dit zoo goed gegaan en geregeld ontving de man s-morgens rijn ontbijt, waarom zijn collega's hem Met weinig benijiddleni. Onverwachts moest de Lord echter een ander bevel gegeven hebben, want bet dé jeuner bleef achterwege. DesMettemln mu siceerde de pakkendrager onvermoeid 't Jutte In het rasphuis. >e appel beeft Adam kunnen behagen, Diarom moeten wj|j hle® van zijne boomen Op een krat van een wagen. Op een tabakswinkel. Aan een kerkhof poort. BIJ een glazenmaker. Lulfelschrift bi) een bakker. Bi) een wever. Grafschrift op Dr. Roeters Ernst. Lulfélschrttt. Qlassohrlft. Glassohrift. Glasschrtft. Op een doodsbeenderenhulsje. LulféLsohrift. Grafschrift op een Schepen. Voor een paardenstal. Op eèn tafelbord. Zoo eten en drinken mijn ambacht Op een spekverkoopers- ulfhangbord. tt ziet, WU-Ug U. VCUJJ VU'MUI UJ.V/V •**- - W Robtnson.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 7