WETENSWAARDIGHEDEN VAN „OUD-AMSTERDAM" i door. Zoodra de gelegenheid zich evenwel voordeed vroeg hij aan den knecht: „Waarom krijg ik nou eigenlijk geen eten meer. Bevalt mijn fluiten Je heer niet meer?" „O ja wel,' antwoordde John, naar de opdracht van zijn gebieder; „maar de Lord heeft hij die politie geïnformeerd, of hij je werkelijk op dleze wijze betalen moet en daar heeft hij gehoord, dat dit vol strekt niet noodig is, want dat je g r a 11 s moet fluiten." „Dat zullen we dan eens zien! ant woordde de man, „of ik fluiten moetl Daar kan je Lord dan lang op wachten. Van dat oogenbldk af gaf hij geen ge luid meer.. Onze Brit bad zijn doel bereikt. Bescheiden. 4 Oom: Nu, dlat vind ik lief van je, waarde nicht, dat je je zoo over mfón geschenk verheugt. Nicht: Ja, beste oom, ik heb zoo'n ge lukkig karakter. Ik kan mij over elke nie tigheid verblijden. HtJ kon haar niet heioen. In den trein raakte een allerliefst meis je met een zeer goed uitzienden jongeling in gesprek, tot wederzijdscho vreugde. Op een gegeven oogenblik begint bet meisje af te geven op haar naam, die maar doodgewoon „Jansen" waa Zij nam hot baar ouders kwalijk, dat ze baar zoo'n ba- nalen familienaam hadden meegegeven en zoo ging bet nog een tijd door. „Ik wou, dat ik dien naam kon kwijtraken," zei ze tenslotte! „Ja," zei de Jongeman, „het spijt mij zeer dat ik u daarmede niet kan helpen. U moet weten, ik beet óók Jansen." BABBELUURTJE OVER MODE. Oude geschiedenis en nieuwe modellen. Al eens eerder heb ik bet onderwerp „Handschoenen" behandeld. Aangezien er niet veel meer van te vertellen valt dan of ze van peau de suede, van glaoó-leer of wel van zijden- of katoenen tricot vervaar digd zijn, zal ik er mij ditmaal toe bepa len alleen de afbeeldingen van de verschil lende modellen te geven en u daarnaast liever eens iets van de geschiedenis van de handschoen vertellen. De handschoenen zijn van geheel Euro- peeschen oorsprong en komen het eerst bij de Grieken voor den dag; echter al leen tot bewaring dier handen bij den ar beid. Laërtu® trekt, zooals men in de Odyssea vindt, handschoenen aan, om bij het arbeiden van den tuin, zich niet aan de doornen te kwetsen. Het dragen der handschoenen kwam echter bdj de Grieken niet in algemeen ge bruik, maar het werd als een soort week heid beschouwd, een begrip, hetwelk ook de Romeinen waren toegedaan, tot einde lijk de stijgende weelde den handschoen tot een noodzakelijkheid maakte. In het begin waren zij aan de tunique genaaid, en uit dezelfde stof als deze ge sneden, maar later werden zij daarvan af gezonderd, uit andere stoffen, ja zelfs uit leder vervaardigd. Zij werden bij alle hui selijke verrichtingen, en in den krijg g dragen. De geschiedenis van den handschoen komt daardoor op een nieuw en hoogst be langrijk standpunt Het klassieke heiden dom verzonk, het machtige Romednsohe rijk kwam in verval en op zijn puinhoopen verhieven zich de middeleeuwen met bare ridders. Deze namen den bandschoen aan, en hij werd een symbool daarvan. Geen ridder toog in den strijd, zonder zijn wa penrusting voltooid te hebben door den met ijzer geslagen handschoen; hij kwam in geen evrgadering of steekspel, zen der de hand bedekt te hebben met dien lederen, van ijzeren schubben voorzienen, handschoen, steeds bereid dezen tot uit daging te werpen, en den hem toegewor pen handschoen op te nemen, en zoodoen de den strijd aan te gaan. is het echte?, dat z« veel later - eerst de 13e eeuw - bij de kleeding derda mes gebruikt werden. Aanvankelijk w ze van katoen en reikten tot aan de elle bogen, later droeg men hen gewerkt; ein delijk van wit leder. Reeds in de achtste eeuw behoorden ge borduurde, met edelgesteenten bezette handschoenen onafscheidelijk tot de klee FEUILLETON. CAREL BRENSA Ouderwetsche Begrafenissen. "van Datitschland, Engelmiden Fmnk^ door de bij een doopniaal tot getoign ge- noodigde, hoeren, aan de peettantes ge- SCH<?S>ruik van den handschoen is in elke eeuv»algemeemer geworden en ver- toonde steeds meer verseheidenheKL Thans dient hij tot bescherming bij koude en arbeid; hij is niet langer sieraad, maar een onmisbaar ideedingstuk. Tot op het laatste oogenblik gevat Groot verschil. Pech. EPAMINONDAS LET OP TOMMY. RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. L EL LepeL Goede oplossingen van beide raadsels ontvangen van: E. A. v. B.; A B,; A B.; G. B.; J. 0. 0.; G. en A v. D.; G. D.; O. A en M. A D.; A. en H. D.; G. en T. J. D.; EL F. E.; K. E.; G. en J. v. F.; M. F.; J. F.; M. 8. de G.; B. en T. G.; A de G.:J. G.; N. G.; W. G.; J.«H.; A en M. 0. H.; J. H.; P. J. K.; J. K.; H. en J. L.; E. v. 4 M.; 0. G. v. M.; L. M.; H. N. A N.; W. 0.{ M. 0.; F. G. v. P.; M. en N. R.; O. de R.; J. en C. J. R.; A. J. de R.; J. en J. v. R.; P. J. R.; J. en W. S.; J. A 8.; 0. 8.; B. 8; J. v. T.; H. en W. T.; K. V.; J. V.; E W.; S. en A W.; A en 0. de W.; A M. v. W.\ A. IJ.; A H. Nieuwe raadsels. IL Wat zie je een keer in eiken dag, twee keer in het jaar en nimmer in een eeuw? (Word! voortgezet). ding van koningen, prinsen of grootwaardigheids'>ekleedera Zondeil g Aan het Fransche hof werden de ge werkte zhden handschoenen ten tijde van Katharina de Medieis ingevoerd'en door deze meesteres in d'e vreeselijke kunst van haar vaderland - het -vergiftigen - tot een verschrikkelijke daad1 aangewend. Zij zond' aan de koningin van Navarre de moeder van Koning Hendrik IV een paar rijk bewerkte en welriekende ^an7~ schoenen. De ongelukkige vorstin past° die aan, en was na eenige uren een lijk. De handschoenen waren doortrokken met een sergiif, dat men hl echts in Italië bereiden kon. Eerst onder Lodewijk XIV kwamen de fijne lederen handschoenen in Frankrijk voor. Ze werden tot groote volkomenheid gebracht, en over geheel Europa ver spreid. In de 17e eeuw werd de kunst van het vèrvaardigen dezer handschoenen door Fransche vluchtelingen naar eenige vreemde landen overgebracht. Onder de regeering van Konigin Elisa- beth werden de handschoenen in Enge land tot een voorwerp van de grootste pracht, daar ze rijk geborduurd, versierd en geparfumeerd1 werden. door i Er mag in den loop der tijden al heel veel veranderd zijn bij de gebruiken en de plechtigheden van het menschenbe- graven. Een ding is gebleven. En dat is het bij geloof! Wij zullen in de volgende feuilletons nog wel eens kunnen lachen en nog wel eens kunnen meesmuilen over de vrij zonderlinge gebruiken, die te pas kwa men bij een oud-Hollandsche begrafenis om nog niet eens te spreken van een antieke begrafenis. Maar niettemin zal het verstandig zijn om niet al te hard op te laohen en niet al te duidelijk te meesmui len. Want wij zijn er nog zoo veel beter niet aan toe dan onze goeie vooroudera Want niet waar? doen wij eigenlijk ook nog niet in onzen tijd de overblijfse len van die oude gebruiken gelden? En vooral: Zijn we nog niet allemaal laten we nou driemaal overgehaald modern zijn een tikje bijgeloovig en hechten we nog niet allemaal een tikje van die ver maledijde voorteekens, die je zoo af en toe in je romantisch leven tegenkomt? Gaat u maar zelf na, waarde lezer en.schaam je maar niet, want we hebben allemaal dezelfde ziekte: ....Als er een hond huilt, rondom het huis, terwijl het een beetje schemer Is of stormachtig. Nou dan duurt het niet lang of er gaat iemand dood! Als er een uil 's nachts boven ons dak z*n rauwe kras uitstoot of als er per ongeluk een ekster in den pereboom komt te zitten.Dan is het absoluut mis! Als er op een kwajen dag een sohilderij of nog erger: de spiegel zelf van den t wand valtAls de klok (terwijl ie toch pas .gisteren of eergisteren opgewonden is) zoo maar blijft stilstaan of wanneer die klok overslaat, in plaats van regel matig de slagen te geven dan komt er een dooie! Als je een1 doode tot overmaat van ramp den Zondag laat overstaan dan zal het niet lang meer duren of er komt een tweede bij. Als je dat zoo gevreesde doodkloppertje achter het behang hoort tikken dan is er geen ontkomen meer aan: dan staat er een ten doode opgeschreven1! En zoo kan je maar eindeloos verder gaan. Ook de zijdelingsohe voorspellingen en de meer rechtstreeksche aanduidingen wien het gelden zal, ontbreken niet. Want als men bijvoorbeeld zonder erg de leege wieg gaat wiegen, zonder dat het kindje er in ligt dan zal ditzelfde kindje spoedig sterven. Als er dicht bij elkaar twee klokken slaan, zal er een persoon van beteekenis dood gaan. Als er in een huis, waar eeni zieke ligt, een raaf of een kraai in den tuin komt dan is er geen hoop op beterschap meer. Wanneer iemand, zonder dat hij weet hoe, een blauwe plek op het lichaam krijgt, dan is dit „een doodskneep". En daaruit kun je veilig opmaken, dat er gauw iemand van de familie het leven zal verlatën. Het noemen) van een kind naar den va der of moeder zelf inplaats van zooals het behoort naar grootje of petemoei is altijd erg gevaarlijk. Want dan heb je veel kans dat het kindje nog vóór vader of moeder zelf dood gaat. En als u nu mocht denken, dat hier mede het lijstje afgeloopen is, dan ver zeker ik u dat het neg nergens naar lijkt. Het mag dan waar zijn, dat we verschil lende van bovenstaande voorteekens tegenwoordig wat vergeten zijn even waar Is het, dat er verschillende 'óók in onze dagen nog wel degelijk van kracht zijn voor onze verbeelding. Om maar eens iets te noemen heb ik nog zelden iemand meegemaakt, die de bekende ril ling over z*n rug kreeg, of hij zei: „daar gaat er één over mijn graf!" En er zijn nu nog eenvoudige zielen genoeg, die bijster weinig ophebben met het naaien van doodshemden. Vooral met de naalden, die je daarbij gebruikt, moet je voorzichtig zijn. Want als je je er bij ongeluk mee prikt, dan heb je een wond, Mme Corry. De bekende Fransche schrijver Fonte- nelie lag op sterven. Een deelnemend vriend, die aan zijn bed zat, vroeg hem op fluisterenden toon: „Hoe gaat het?" „Het gaat heelemaal niet meer zei even zacht de stervende. „Ik ga! 'Gast (woedend): Kelhier, daar liggen twee dooie vliegen in de soep! Keliner (na aandaohtig in de soep ge keken te hebben): Nee, nee, die eene leeltl Pech is als je bij een familie van je ken nis uitgenoodigd bent voor een gecostu- meerd' bal en je komt met je vrouw en dochter als roodhuiden en pierrot bij de familie binnenop een verkeerden avond. Meer dan honderd jaren later, speel den een paar handschoenen, welke Konin gin Anna te duur waren en welke door de hertogin van Marlborough werden ge kocht en op een hoffeest gedragen, een belanrijke politieke rol in Engeland. De Koningin was doodelijk beleedigd, de tot hiertoe machtige hertogin viel in ongenade, en wat de fijnste machinatiën der staatsmannen niet vermochten, dat be werkte een glas water en een paar hand schoenen: den vrede met Frankrijk en daardoor het einde van den Spaanschen krijg. Naar vroeger gebruik werd bij elk smeekschrift een paar handschoenen ge voegd, welke niet zelden met goud of zil ver gevuld waren. Handschoenen waren, zoowel als de ring, het teeken der verloving; ze worden nog heden ten dage in sommige streken die nooit meer geneest. En ga je met zoo'n zelfde naald een kleedingstuk maken voor iemand die leeft, dan zal het met zoo iqmand slecht afloopen Daarom is het maar het beste om zoo'n naald dadelijk door te breken en in de kachel te gooien, Zoo werd er in Amsterdam vroeger ver teld, dat wie veel van katten hield, beslist bij stormachtig weer zou dood gaan. En Amsterdam is er in den loop der jaren niet beter op geworden, want tegenwoor dig hechten we nog zeer aan het voortee ken, van, den brandenden lucifer. Wanneer iemand zoo onverstandig is een lucifer aan te strijken en aan dien lucifer drie imenschen te laten opsteken dan. gaat er een'van die drie naar het hiernamaals. En liefst hij, die de' snoode daad bedreef! En tot slot vertel ik u dan de legende van den „hekkenopenzetter". Wanneer een zwangere vrouw per on geluk door een kier van de schutting of een1 gaatje in den muur een üjkstatie voor bij zag gaan dan was het vast en zeker, dat haar kind later „hekken-openzetter" worden zou. En om zoo'n hekkenopemzettef te we- z enwas geen pleizier. Want dan had je je heele leven het ongeluk eenige dagen van te voren al te weten dat er iemand sterven zou. Je zag het soms midden in den nacht in je droom en het hielp dan niet of je moest uit bed en naar buiten en naar 't kerkhof.Zonder het zelf te weten1 zette je dan de hekken van het kerkhof open era op dat oogenblik zag je als in levenden lijve de heele lijkstoet van over 'n paar dagen aan je voorbij gaan. En mocht je nou per ongeluk zoo ver zijn gegaan om ook nog aanspreker of doodgraver van je ambacht te worden, dan was het heelemaal mis. Dan was je schier lederen nacht in touw. 'Zelfs in den Volksalmanak van het jaar 1874 wordt nog het verhaal gedaan van zulk een ongelukskind. Hij was ook als hekkenopenzetter ge boren doodgraver en lijkbezorger ge worden bovendien. En zoodoende was hij behept geraakt met de eigenschap van midden in den nacht als in 'n droom uit z n bed te moeten zich aan te kleeden en naar buiten te gaan. En dan deed hij alles wat tot het vak van den doodgraver en lijkbezorger be hoorde zoodra er maar in den omtrek een sterfgeval plaats hebben zou. En het verhaal vertelt hoe deze arme I. Epaminondas is een klein pikzwart ne gerjongetje, dat met zijn Moeder in een klein huisje woont op een dorp ergens in de Zuidelijke Staten van Noord^Amerika. Als Epaminondas' Moeder hem iets ver telt, tracht ze steeds, het hem zoo duidelijk mogelijk uit te leggen en Epaminondas luistert altijd met beide oortjes, om goed te begrijpen, wat Mammie bedoelt, maar hoe hij ook zijn best doet, om precies te deen wat Mammie gezegd heeft, doet hij vaak allerlei domme dingen. Op zekeren morgen moest Epaminon das' Moeder naar de markt en ze zei tot haaf lieven jongen: „Epaminondas ik moét vandaag naar de markt en jij moet op het huis passen en op Tommy. Hij is nog maar zoo'n erg klein hondje en hij weet nog niet, wat hij wel en wat hij niet mag. Zul je niet vergeten, hem zijn eten te geven en zul -je steeds opletten, waar hij blijft!" „Ja Mammie, ik zal hem zijn eten geven en ik zal opletten, waar hij blijft." Toen zette Epaminondas* Moeder haar hoed op, sloeg haar das om, kuste haar ventenian goeden dag, klom in het ezel- wagentje en reedl stadwaarts. En Epami nondas ging naar binnen om op et huis en het hondje te passen, zooala hijlamma beloofd had. Toen het etenstijd werd, warme Ep«. minondas het eten, dat Moeder klargeaet bad. Vóór hij zelf aan 't smullei ging maakte hij een lekker bordje klar VOot Tommy. En na 't eten speelde EpaaiooQ. das met Tommy in den tuin. Hij wst nu zeker, dat alles goed ging en dat higeea donune dingen deed. Mammie zou n wel tevreden over hdm zijn! H Maar daar holde Tommy het tuih©fc door en den weg op. Epaminondas za, het en hij lette op, waar het hondje heen jug. Hij zag Tommy den weg aftrippeüe: en bleef aan het tuinhek staan kijken, tot Tommy uit het gezicht verdween. I^n holde hij naar binnen en de trap op nar Moeders Blaapkamer. Daar keek hij uit het raam en daar zag hij Tonny een bel eind ver op den weg loopen. Tommy fep maar door, steeds denzelfden kant. it. Hij dacht niet aan terug keeren. En E^. minondas keek en keek en bleef oplettn tot hij ook hier Tommy uit het gezic* verloor. En toen bleef Epaminondas tig staan kijken om te zien of Tommy wu? terug kwam. Epaminondas* oogjes wartQ moe van het kijken. „Ik wou, dat Mammie thuis kwajj» zuchtte hij. „Ik ben zoo moe van het op letobön Eindelijk zag hij Moeders ezelwagen^ terugkomen van de markt. Wat was Epv minondas blij. Al nader en nader kwam| Moeder.. Daar draaide ze het erf al op en daar zag ze Epaminondas boven voor het raam staan. „Hé Epaminondas," riep se, terwijl ze uit het wagentje klom. „Wat doe Je daar boven, mijn jongen?" (De volgende week zul je wel hooren hoe het afliep en wat Moeder tegen haar kleinen dommen jongen zei). Beer, heer, meer, peer teer, weer, zeer. A J. B.; H. L. H. v. B.; G en H. B.; T. en G. B.; M. B.; P. G. G. B.; C. M. B.; 0. B.; I. Met d ben ik een sierraad van den man, met n een plaatsnaam, met s een visch. Wat ben ik? stumper 's nachts soms graven groef, dan ijlings het kerkhof verliet en zich naar het veronderstelde huis van den doode begaf om vandaar dan plechtstatig zooals het een behoorlijk lijkbezorger be taamt voor de denkbeeldige üjkstatie uit naar het kerkhof te stappen. As hij eindelijk weer thuis kwam,— moe en bezweet, was het doorgaans tqd om voor zijn dageüjksoh werk op te staan. Zoo luiden de verhalen van vroeger dagen gezwegen nog van het ontstel lend aantal legenden en spookgeschiede nissen die om dood en begrafenis heen geweven zijn. En heel veel van die verhalen gaan er bij ons nog wel in. En wat meer zegt: ver schillende van de gbruiken zijn tot op vandaag den dag nog bij ons in gebruik gebleven. Bij den een wat minder en bij den ander wat meer of bij den een wat Zus en bij den ander wat zoo.Maar gebleven is het. B.v, het doods-malen. D.w.z. het eten en drinken bij een begrafenis min of meer ter eere of ter nagedachtenis van den doode. De middeleeuwsche Christenen deden nog precies zooals de heidenen gedaan hadden: Zij brandden vuren op de graven en offerden spijzen en drank jqm den doode en aten en dronken zelf ter zijner of harer eer soms drie dagen lang! Een Amisterdamsoh verbod een z.g „keur" uit het laatst dier 14e eeuw, bo gon eerst tegen te gaan om: „vuren of lichten te ontsteken op de graven en eten en drinken aan te brengen voor iemand die in de kerk of op het kerkhof lag om begraven' te worden.Het mocht toen alleen nog als.de Overheid tcostem- ming gaf. En dat toestemming geven be- teekende toen precies wat het tegenwoor dig ook nog beteekent: Betalen of niet betalen! Als je flink dokken wilde, dan mocht bet nog wel. Zoo niet dan was bet verboden. 'Hetgeen eveneens een bewijs is,dat de oude poorters er nog heel veel voor voelden anders hadden ze er geen aardi-ge duit voor over igchad om vergun- ning te krijgen. Zou u dat nu nog van de oude Amster dammers van 1400 verwacht hebben? Van die groote stdd, die een handelsverkeer -bezat van geweld en in dien tijd stukken uitstak boven elk beschaafd land in den omtrek? Toch gebeurden er nog wel meer rare dingen in dat oude Amsterdam. Zoo onder anderen hertrouwen op een graf. Het werd vaak door oude erflaters voorgeschreven. Zij beschikten dan een geldsom voor diegene, die op de plek waar zij (de erflaters) begraven lagen, ge trouwd wilde worden. De oorsprong ervan schijnt niet be kend. Vermoedelijk wilde de doode vat ceremonie en wat vreugde en wat bloe men en wat eerbetoon op zijn graf samen brengen. En die zucht hield lang voll Het laatste bekende geval is te vinden in het testa ment van den schilder Maarten van Heemskerk en zijn vrouw. Het was zeer serieus bedoeld en is ook zeer serieus uit gevoerd. Het testament is gemaakt op den 16edj April 1648. De erflaters ver maakten eenige landerijen aan de kerk, met de bepaling, dat de jaarüjksche op brengst moest strekken tot bruidschat voor twee jonge dochters, die op hun graf zouden willen trouwen. W ie de twee jonge dochters geweest zijn weet ik niet en hoeveel jaren het spel geduurd heeft weet ik ook niet. Maar wel begrijp ik, dat onze voor- ouders er op uit waren om den zwarten kant aan de begrafenis zooveel mogelijk te werken en er wat pleizierigs voor in de plaats te T>ren:gen. Ook voor griezeüge dooden of erg on- ploizierige begrafenissen voelde men af schuw. Vandaar dat nachtelijke begrafe nissen in vroeger eeuwen in Amsterdam schering en inslag waren. In de eerste plaats natuurlijk de misdadigersbegrafe- nissen. Die kwamen heelemaal niet in aanmerking voor een teraardebestelling op de gewone wijze en op klaarlichten dag. Daarnaast vreeselijke verminkten of op een of andere wijze afschuwwekkende lijken. Ook deze werden bij nacht be graven. Maar zelfs het begraven van onvoldra- gep. kinderen en z.g. kraamkindertjes ge- nadft V°lgenS 6611 aloud gebruik otf Tiet werd in 1661 te Amsterdam ver boden echter alweer:tenzij de (Miren van den Geregte er verlof toe gaven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 8