9 9 KLEEDING-NUM MER 1 Populair Bijvoegsel van de HELDERSC.HE COURANT, UNp."l25 OUD-HOLLANDSCHE OPSCHRIFTEN. van ZATERDAG 31 MEI 1924. VAN 'S LEVENS WIJSGEERIGEN KANT Zonderlinge lotgevallen In het Dagelijksch leven AUTEURSRECHTEN VOORBEHOUDEN. UIT DE OUDE DOOS. Rijmpjes op Luifels, Wagens, Glazen en Uithangborden# Overgesohreven door CAREL BRENSA. (Kleeding-Serie). Elk zal de zijne dragen, dat staat vast. Moeide ieder zich met de zijne, dan was 't best, Want elk heeft genoeg te dragen op 't lest. Dit gaat almee naar Rome: Die kleeren van doen heeft, belieft- maar hier te komen. een ezel-: Hier woont de meester-kleormaker Dirk van WezeL In 't koninklijke hof en lustplaats van Parijs, Maakt men ia mode kleeren naar iedereens eisch; Doch zoo de mensch nu ging, als eerst in Adams tijden, Werd ik soldaat, en had de drommel van het snijden. dood, Zijn schaar gaf hem zijn drank, zijn naald gaf hem zijn brood. Al was hij vrij begaafd met snijers-weten- echappen: Zijn afgesleten lijf, wist hij niet meer te lappen. Hier ligt een snijder, in de meetkunst hoog ervaren, Die door de oogen van zijn schaar, veel lappen kon vergaren. Was hij daarom een dief? Neon wat mon er van zegt, '1 Was slechts behendigheid, gepaard met overleg. Maar ach, de bittfre dood, die nimmer Is te paaien, Heeft hem van d' aard gerukt, in spijt van 't ijvrigst naaien. Hier ligt een kleermaker, prijzenswaardig, Doordien hij was geheel regtvaardig. Want wat meifrhem In handen gaf, Hfj hield maar 't minste deel daar af. Hier maakt men kleeren voor varende lui, Ook bultzakken en verder al de brui. Geen mensch men agt, Dies laat vrij brave kleeren maken, Wilt gij tot ampt of eer geraken. Lijsbetje Klerks, alias Bórdjjn, Houd naaimeisjes, groot en klein, Eh leert ze van alles naaien, Ook kousenstoppen en handschoenen braayen, Alsmede vlas en saayet te spinnen, Om met eere de kost te winnen. Hier in Achiiles, de dapp're held, Die Hector heeft terneer geveld, Verkoopt men lakens ende baayen, Ook Luiksche en Leidsche heeren-saayen. Hendrik Oom, mijn beste maat, In de lange Langestraat, Wonen, spijt al de benljdere: Nu niet min dan vijftig snijders. Mijn hart is getrouw Aan z]jn Koninklijke Majesteit den Prins van Nassau. ITem wensch ik toe uit al mijn verstand, Dat hfj moog' worden hertog van Gelderland, Daartoe een Graaf van Holland uitgelezen. Wie voor den drommel zou daartegen kunnen wezen? Hier verjongt men menscben door mooie kleeren: Koopt uw kleed bij mij, dan zul le deez* waarheid leeron. De Hodlandaohe kleermaker in vroeger eeuwen was volgens die hmrsohênde Gilde-voorschriften verplicht altijd zijm vak uit te oefenen in het.„voorhuyaP van zijn woning, teneinde altijd dioor die Orde-meesters te kunnen worden gecontroleerd. Voornamelijk op het stuk van werken „na bezetten tijd". Om deze reden had de oud-Bollandsche snijder meestal een zoodanige inrichting voor zijn huis, dait hij zoodra 't warm weer werdl, niet in ztn huis maar vóór z'n huia bon werken. Men noemde diat: „Werken onder den Luifel". Hierboven een afbeelding van dit werken ondier den luifel, gegraveerd naar een schilderij van den beroemden zedensohilder Van de Venne, en voorstellende in de open luciht werkende kleermakers, vermoedelijk in een Zuid-N ederiandaohe mwu DE KLEEREN MAKEN DEN MAN Hst Dienstmeisje als Lift jongen. De Schoonmaakster als Poütie-agent. Het Kamermeisje als Pioolo. Het werkmeisje als Buffetjuffrouw. De dichter-zanger Speenhoff zei eens In een artikel over vrouwen- en mannenklee- ren) het volgende: „Wanneer uwe welgedane werkster op een Maandagmorgen met de Eugelsch- leerenbroek van haren man aan, uwe trap pen kwam doen, of wanneer ge uwe tante ln de tram ontmoette met de streepjes pantalon van uwen- overleden oom om de beenen, dan zoudt ge verbaasder zijn dan wanneer ge hoordet dat uwe werkster of een baard hadden imiddel dan uwe tante plotse; gekregen door welk ook." „Evenzeer zoudt ge een kriebelende aandrang tot lachen kragen wanneer ge, 's middags op uw kantoor komende, uw bejaarden boekhouder in een paarsche ochtendjapon zaagt arbeiden aan de blad zijden van uw bemind grootboek, of uw Neef het Kamerlid in een jurk met moes jes belangen des Vaderlands hoordet ver dedigen.® Om nu eens de proef op de som te ne men, geven wij bovenstaande serie plaat jes, gekuipt uit het tijdschrift „De Zwarto Kat". Het stelt wel niet voor een tante in een streepj ebrook of een kamerlid in een jurk met moesjes maar de hierboven genoemde werkster staat er in ieder ge val op.IB. EEN KWESTIE VAN SMAAK. Een echtgenoot bekijkt met critischen blik het 'moderne toilet waarin zijn vrouw zich gekleed heeft om met hem uit te gaan en daarna beziet hij zijn eigen eenvoudig pak. Ik kan het niet helpen liefste, maar ik vind' dat mijn smtak stukken beter is dan de jouwe. Dat zal waar zijn, antwoordt do vrouw gevat. Dat blijkt al direct uit het feit, dat jij iemand als mij tot vrouw en ik zoo iemand als jij tot man genomen heb. Jou smaak moet stukken beter zijn! DE BIECHT VAN EEN KLEERMAKER. „Is dat nu alles?"1 „Ja, Pastoor." „Gij zijt, gelijk ik van u hootn „Een kleedermaker, 'k Meen te weten# „Dat dit een ambacht wordt beschouwd, „Waarin verleiding moot mag heoten, „Verberg mij niets. Zoo gij u zolf mis- [trouwt, „Zal ik u bestaan naar vermogen, „Geen zelfljodrog verblinde uw oogen: Neemt gij als gij een jas of buis „Voor uwe klanten krijgt te maken, „Niet soms te ruim do maat van 't laken? „Houdt gij goen goed in .huis, waardoor [uw ziel Nicht in de Hel zou kunnen raken? „In huis, Pastoor? Geloof mijn eed, „Ik zou zoowaar niet bij u komen!! „Wel het 'k bij 't maken van een kleed „Uit zeker soort voorzichtigheid, „Een el of wat teveel genomen „Maar dit doet aan mijn ziel geen scha: „Weet dat.Tc die lappen steeds verkoop „Vóórdit ik bij u biechten ga." Huijjens schreef een spotdioht op de alle vormen verbergende vrouwenkleeding bij de zucht tot het dragen van allerlei valscbe versiersels. Hij zei: 's Morgens raekt men aen de waerheid, Wak het meisken voor gestel, Wft voor hair, en óf s'ook hair heit, Wit gedaente, vleesoh of vel. HOE ZIET DE W\ n EB 3 DIT? De kleermaker is op zfln gebied (op zijn, tafel) even goed een beeldhouwer, pis Mi- chel Angelo, pl kleedde die zijn Venus wel wat luchtig aan. Met schaar en draad en ellemaat bereikt hij even belangrijke kunst-doeleinden^ als Rodin met kiel en marmer. Een goed gebouwd stel kleeren, lang gedragen maar onderhouden en zonder soepvlefcken, zal een lieïhebber voor het één of ander baantje eer doen slagen, dan een slordig pakje met kreukels en vlezig heden. Stel u voor, dat uw oudste en veelbe lovende zoon. naar de opera ging in ge zelschap van een eveneens veel belo vende schoondochter, gekleed in pakjes die een half Jaar op de rails van den Hol- landsohen spoorweg hadden gelegen. Gij zoudt u de oogen bulten het hoofd soha- men, daardoor een ziekte oploopen of een kou vatten, J. H. Speenhoff. In onze gedegenereerde samenleving zegt een hy [ler-modern dichter bestaat huwelijksgeluk vöak uit niets anders meer, dan uit het zonder morren betalen van de rekeningen van modiste en oostuum-naal- ster. Wat van den gemiddelden man te ma ken zou zijn:.de geschiedenis leert ons watertanden. Langs de leede oogen van onzen geest zien wij hen trekken: de zil veren ridder, de fluweelen edelknaap, Hector mot hyacinth-kleuilgen vederbos. de witgekraagde, kant-gelubde, staartge- pruikte, véolet-gekuite minnaars der ver vlogen eeuwen. Geen man, die thans nog zooveel voor ons over heeft, in weerwil van alle moeite, die wij ons om zijnentwil getroosten. Zij zullen blijven volharden in de onuitsprekelijke grijsjes, hun gevoerd jacquet blijven dragen al vallen de mus- sohen van het dak, en de flodderige* broekspijp, waarin sleohts in het gunstlgo geval de knie geen afdruk liet, blijven vei* kiezen boven1 de natuurlijke kuit Tóp Naeff. Ben kind ln een vorstelijk gewaad met juweelen snoeren om de hals, heeft geen plezier meer in het spel, want zijn Slee ding hindert hem WJ eiken stap. Uit angst van het te scheuren of te besmeren, durft het niet met een ander om te gaan- Het vreest zelfs zich te bewegen. Moeder, de ketenen van opschik zijn niet begeerlijk, als zo afhouden van de gaponde aarde, als ze berooven van het goddelijk recht tot het groote feest van menschelijk gemeenschapsleven. Rahindranath Tagore. Wij izfln practisoh en ons ooetuum is praotisch. W}j zijn strijders-ln-het-leven en ons modern oostuum is ons harnas. Wij kunnen! ons er in beter herbergen dan in een plooienden riddermantpl, en wij glip pen er mee, ongemerkt, door de menigte, waardoor wij ons weg banen met de elle bogenEn toch blijven wij er in, wie wij zijn: diplomaat of ober of dorpSburge- meester. Louis Couperus. Dat de kleeding naar onze toch wel waarlijk zeer (bekoorlijke damesmode er tegenwoordig nog toe zou dienen om de naaktheid schuchterlijk te verhullen, in stede van haar wèl overwogen juist te be lijnen, te aooentueeren en op 't verlok* kendst aan te duiden of te vervormen met wonderlijk geraffineerde fantasie Wie, die voor het ietwat hachelijke onderwerp gezet wordt, zou niet beginnen met dit vast te stellen? M. J. Brusse. Al waer het oog maas ziet, daar ziet het grootslgheden, De mensoh als in een paenw verandert binnentreden, Sijn ljjf is van smaragd, juweelen en fijn gout, Het schittert als de son, waar men het ooek aanschouwt Hot cadeau. Een heer komt in een dames-mode magazijn en vraagt aan de eerste de beste winkeljuffrouw: „Juffrouw geeft u mij een dames-blouse#" Verkoopster: „Van zijde, van crêpe de ohine, mijnheer, van foulard, of van Heer: „Komt er niet op aan..." Verkoopster: „In welke kleur wensoht u haar?" Heer: „Komt er niet op aan..." Verkoopster: „In welken prijs mag het ongeveer zijn Heer„Dat komt er niet op aan Verkoopster„Mag ik het nummer van de dame wetên?'' Heer: (In eens uitkomend) „Juffrouw, dat komt er allemaal niemendal op aan, want ik moet een blouse hebben als een cadeau voor mijn vrou^, die morgen Jarig ls. Maar u begrijpt, als ik dio zoo op mijn eigen houtje koop, zonder dat mijn vrouw er bil ls, dan kan het de mooiste blouse van de wereld wezen, van de fijnste zij en de nieuwste mode-kleur, tegen den billljksten prijs, en passend alsof le ge schilderd zit, maar dan deugt-ie toch niet. U begrijpt toch wel, dat mijn vrouw voor alles zelf de voorraad wit zien, en de blouse dio ze koopt rfan haar vrien dinnen wil laten zien, als haar eigen keus, en dat ze bovendien precies wil weten wat ze kost. Dus geeft u mij als 't u blieft het eerste het beste ding dat u vinden kunt! Want'zij komt ze, na haar verjaardag, töob ruilenB. „O, worm, o, mode-saek, o, sondigh aertsohe'lyl, O, graf-aes/zelfs niet waert dat ft' dient tot slecht geryf, t ge u zelf, wat siert ge u als paeuwen, Aen wie de wormen straks met graegte sullen knaeuwen..." 't Juffertje Op drlo snijders tn het huls van Jan Boet. Den tienden Juny waren hier l Drie snijders, makende goede sier. Hun keel was brandend en vol vonken, iZoodat ze haast een vaan leeg dronken. Voor een kleermakers- luifel te*Ütfeoht. Ziet, ik, Romein, drage mijn last, Op een uithangbord. Joseph vluchtte met Maria naar Egypte op Voor een snijdershuls te Breda. Grafschriften op kleermakers uh de 16e, 17e en 18e eeuw. Sta, vrinden, met verlof, hier ligt een snijer Op een kleermakerslulfd te Enkhulzen. BIJ een kleermaker te Enkhulzen. AIS om zijn dracht. Op een ulthangbordje van een naaister. Opschrift voor een laken- koopershuls. Nadat Jan Zoet de Langestraat te Amsterdam doörgeloopen was, schreef hl] het volgende aan ztjn oom: Voor een snljdersdeur te Arnhem. BIJ een kleermaker tn Vlaanderen. BIJ een kleermaker ie Amsterdam. Dit buis is met snijeren begonnen, jMaar met minnemoeren gewonnen. r Rijmpje op de BlefUJko kl^edtng. Oud-Hollandsch schimpdicht.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 7