POPULAIRE RUBIIEX
M DE HEIEN
DE MODE
IN DE
MIDDEL
EEUWEN.
Afbeelding van een zilveren bokaal in den
vorm varf een vingerhoed met insoriptie en ge
sloten door een deksel waarop een genius met
sohaar en naald.
Deze bokaal is een staal van zijvergraveer-
kunst uit de zestiende eeuw en wordt tot op dit
oogenblik nog bewaard in het Germaansohe Mu
seum te Neurenberg.
kwinkslagen oveb
De man: Werkelijk, vrouw, wat
jij in één seizoen uitgeeft aan ja
ponnetjes, omdat ieder oogenblik
die eeuwige - mode zoogenaamd
verandert, zou voldoende zijn, om
de jaarrekening van den kruide
nier te betalen.
De vrouw: Zoo zie je nu eens,
lieve man, hoe zuinig ik weet
huis te houden.
De directeur van een Hoogere
Burgerschool voor meisjes wend
de zich tot den directeur van een
ijzer- en staalgieterij In de buurt,
met het verzoek of de leerlingen
van de hoogste klasse eens voor
studie-doeleinden een bezoek zou
den mogen brengen aan de fa
briek.
Hij ontving het volgende ant
woord:
Weledelgeboren heer,
In beleefd antwoord op uw ver
zoek, deelen wij u mede, dat het
ons hoogst aangenaam zijn zoude
vergunning te geven tot het be
zoek aan onze gieterij. Eohter
achten wij een beeoek van uw
leerlingen aan de fabriek niet
gewensoht, vanwege de daar heer-
sdhende hooge temperatuur, die
begrijpelijkerwijs van zeor groo-
ten invloed is op de kloeding dor
werkende arbeiders. Zoodoende
zouden de meest belangrijke af-
deelingen moeten worden ge
mist.
Vriendelijkheid is maar alles.
Ben Abt uit de oudheid, wiens
wijze van leven alles behalve pas
send was voor een geestelijke,
ontmoette eens een1 weroldsohe
kennis van ham, die buitenge
woon prachtig goklood waa
„Welk een kleed voor zoo'n
iman," zei de Abt minachtend.
„Welk een man voor
kleed," kreeg hij tot antwoord,
zoo'n
We eQn door alle eeuwen
beeriüeeerd.
De eerste voorouders van ons, tegen
woordige bewoners van Midden-Europa,
droegen In den beginne niet veel anders
dan ruw bewerkte dierenvellen en grof
vlechtwerk van plantaardige voortbreng
selen.
Maar naarmate zij zt^lf hun leefwijze
eenigszins ontwikkelden en verfijnden,
terwijl de zeden en gewoonten der Ro
meinen van veel invloed op hun houding
was, werd de behoefte aan meer gemak
kelijke en sierlijke kleeding grooter, zoo
dat langzamerhand een bijzondere klee
derdracht ontstond.
Ofschoon ontstaan door vermenging
met de antieke vormen, week zij daarvan
in zeer belangrijke punten af. Onze noor
delijke stammen toch hadden, toen zij
eenig denkbeeld van geregelde kleeding
begonnen te krijgen, bij de antieke klee
dingstukken twee voorname elementen
ingevoerd. Voor de vrouw het keurslijf,
of liever, een sluitende bedekking van
het bovenlijf, en voor den man de „hozen"
een beenbekleeding die tegelijk de rol
van broek en van kousen vervulde.
Door die hozen werd nu eigenlijk de
oude tunica en stola overbodig, en in de
plaats van deze zou een soort wambuis
hebben kunnen volstaan. Maar déze ge
volgtrekking werd nog niet dadelijk ge
maakt. Eeuwen achtereen bedekten nog
de oude vormen de nieuwe: over de
nauwe bozen heen werd een van mouwen
voorziene en tot aan de knieën reikende
tunica gedragenen als kleedingstuk
van eer en waardigheid bleef de toga in
gebruik, niet, zooals bij de ouden, vrij
neervallend, maar met een knoop op de
borst vastgemaakt. Eerst later ging de
toga in een mantel over.
Zoo trad,de mode dat lange en merk
waardige tijdvak in, dat men middel
eeuwen noemt. Ze spiegelde op een ver
rassend aanschouwelijke wijze het onge
regelde, avontuurlijke, fantastische ka
rakter van dien tijd af. Wij bespeuren
in de kleedij dier tijden barbaarsche
ruwheid naast kinderachtige pronkzucht,
wildep strijdlust en teugellooze uitspat
ting naast- teedere, ridderlijke vrouwen
verering; stijve hof-etiquette naast on
gedwongen degelijkheid in de midden
klasse vorstelijkheerschzucht naast vrije
ontwikkeling der burgerij. De kruistoch
ten, die Üe verbeeldingskracht der volken
opwekten en nieuwe denkbeelden in
Europa brachten, voerden omstreeks de
13e eeuw de bonte Oostersche kleeder
pracht in, en de Moorsche smaak^ gaf
aanleiding tot een weelde, die dikwijls in
Uitgelaten weelderigheid ontaardde. Daar
naast echter ontsproten uit den meer en
meer toenemenden bloei der geestelijk
heid een aantal sombere monniksdrach
ten, die zioh vooral tusBohen het kleurige
gewemel vertoonden.
De Kerk had door do Kruistochten den
smaak voor pracht en weelde uitgelokt,
en zij scheen het haar plicht te achten,
die neiging, waar zij zich te zeer gelden
deed, met alle macht te keer te gaan.
•Somtijds ging een vdrbod uit van het
wereldlijk gezag, dat allerlei wetten en
verordeningen tegen te hoog opgevoerde
weelde uitvaardigde, of wel -zich tegen
een ander uiterste kantte, zooals b.v. de
Raad van St. Gallen, die in 1503 afkon
digde, „dat het een iede^ verbo
den was zich geheel naakt iu
de straten of omstreken der
stad te vertoone n."
Maar nog ijveriger nam de geestelijkheid
de zaak ter harte. De in de 17e eeuw-
levende boetprediker Abraham van St.
Clara, die „hansworst onder de geeste
lijken" heeft reeds veel vroeger zijn wak
kere geest- en stijlverwanten gehad, die
zich nu eens uit het oogpunt van wel
voeglijkheid, dan weer van te hoog op
gevoerde kostbaarheid, tegen de heer-
schende kleederdrachten kantten. Onze
landgenoot Erasmus liet zich in diPopzicht
ook geenszins onbetuigd, maar de merk
waardigste staaltjes van dien aard zijn
toch van gene zijde van den Rijn tot ons
overgewaaid.
Wij herinneren ons o.a. uit een leerrede
die de prediker Geiler van Kajgerberg
in 1498 te Straatsburg hield, een teeken-
achtige philippica tegen de toen in de
mode zijnde gele\sluiers. Vooreerst be
weert hij, dat ze de saffraan duur maken,
omdat ze elke week geverfd moeten
worden. Daarna valt hij ze uit een aestetisch
oogpunt aan„de vrouwen die niet zeer
blank en schoon zijn" zegt hij, „zien er
in zoo'n sluier uit als een stuk rookvleesch
in gele bouillon".
Men ziet dat hij zelfs tegenover de
dames zich niet van krachtige vergelij
kingen onthield. Of ze veel gebaat hebben,
zwijgt de geschiedenis.
Soms echter hadden zulke predikatiën
de ernstigste gevolgen. De vrome broeden
Johan de Capistrano, die in het jaar 1461
te Ulm tegen „de onzinnige en onzede
lijke" vrouwenkleeding Jjverde, wist op
zekeren tijd de publieke opinie zóó voor
zqn zaak te winnen, dat drie vrouwen
die met zijn vermaningen den spot dre
ven, door de menigte op straat vermoord
en letterlijk verscheurd werden. Om her
halingen te voorkomen vond de Raad
goed den strengen ijveraar als een ge
vaarlijk personage uit de stad te jagen.
B.
Wij hebben in onze diagen dfen mond vol
van democratie, van socialisatie en van
egalisatie. Alle menschen moeten gelijk
zijn en gelijke rechten hebben.
Dat blijkt dan ook. Want een ietwat
zichzelf respecteerend hiutbediende, die
na een volbrachte reis het schip verlaat
en in z'n beste bullen naar moeder do
vrouw terugkeert, ziet er ongeveer het
zelfde uit, als minister Buys de Beeren-
brouck, wanneer hij naar het Parlement
gaat.
Het zal aan weinig menschen bekend
zijn, dat die geweldige evolutie in de sa
menleving zich juist het allereerst heeft
uitgesproken in de kleeding. De aller
eerste vrijheid, gelijkheid en broederschap
kwam te voorschijn in die manier waarop
men zloh mocht kleeden.
Eqn trm die allereerste en meest-Inrhet-
oog-loopende gevolgen van de Fransohe
revolutie, was, de veranderde, vereenvou
digde eon alle rang- en- standsverschil uit-
wlsaohende kleeding.
Want toen lm die maand Mei van het be
roemde jaar 1780 eindelijk de Standen sa
menkwamen, sohreef de opperoereinonle-
meeeter Dreux de Brezé aan de deelne
mers der vergadering hun kleedU voor.
Het was een oostumeoring waaraan alle
kleur en alle opschik ontbrak.
Het was de eerste maatregel van de
nieuwe machthebbers welke In het publiek
werd waargenomen en zij benacht zooale
te doen gebruikelijk is een sterke ont-
sto4mJng en oen uiterst goprikkeldten toon
in de vergadering.
MLrabeau had eohter kort tevoren zfln
allereerste zoogenaamde donderrede ge
houden tegen de hoersohende ongelijkheid
der kleeding en één van de eerste daden
van do Nationale Vergadering was nu de
feestelijke afsohafflng van alle stands
onderscheid in de kleeding.
Hiermede was de evolutie van de revo
lutie begonnen en de eerste stap op den
weg naar vrijheid, gelijkheid en broeder
schap gedaan.
Van nu af moest dé edelman -- die zoo
graag mooie veeren, dure borduursels,
roode oplegsels en dergelijke als de voor
rechten van zijn stand beschouwde, zich
gelijk gekleed zien gaan als de eerste de
beste burger-schoenlapper.
Hij moest het annhooren, dat de in eens
zoo machtig geworden derde stand ver
klaarde, in de samenleving geen waarde
meer te heohten aan dergelijke opschik-
kerige vodderijen. En dat ze hoogstens
toestond deze pronkzuchtige versieringen
van goud en kleuren te doen blijven be
staan in de kleeding van de.lakeien.
Deze revolutionaire daad beteekende
voor den derden stand de zege over de ge-
heele linie. Het eerste voorrecht van de
gepriviligeerde klasse washiermee ver
vallen. De andere voorrechten volgden
kort na elkaar.
Van dit oogenblik af, raakte de praal,
de kleur en de zwier van de mannenklee-
ding in miscrediot. Zelfs' werd het lang
zamerhand beschouwd als ken teek en van
èen gehate klasse. Rn alle latere pogin
gen van den overigens zoo machtigen Na
poleon, om de vroegere glorie weer aan
zijn hof in te voeren, mislukten.
De hierboven genoemde opper-ceremo-
niemeester had de zwakte en van alle ver
sierselen ontdane kleetling aanvankelijk
uitgedacht als een soort hoon voor dé ge^
hate klasse van burgers. Maar het ging er
mee als met den scheldnaam „Geuzen"
het ontwikkelde zich langzamerhand tot
een 'eere-kleedij.
En zoo is heit dan de Fransche revolu
tie en de Fransche democratie geweest,
dié als eerste uiting van haar machtsbe
wustzijn ons heeft gelukkig gemaakt met
onze tegenwoordige simpele jas, breek en
vest
VARIA.
DE VERLIEFDE KLEERMAKER.
Brief van een Veluwschen
kleermakersgezel aan ztfn Hef.
Miekeliefl
Alttids bltift oew hart nog rechtevoort
tfigen mtt as stüf linnen.
Mennig kamezoolr boks en wammes van
de goeje luy heb ik bekant stik verrnlpt en
versniien, daor zat*, en mtin heuid oaver
oe tornde en pluusde.
Da 'k er oak heftig oaver epruust heb, en
er vinnig ziek af ewest bin, da's oe lekend,
en nao de leste krupsie bin 'k nog nie zoa
'k beur, want hoe 'k et wend of draai, weet
oan oe gin mouwen te passen.
Zeg et toch glad uut, wa je tfigen mtt het,
dat je mti as en olde. lappe op zü smüi. Bin
'k nie zoa goed btl de pinken as de besteveur
mtin brood?
De heele wake, van 's M,aondags tot Zao-
terdags, zit ik jummers stik staovast van
's nuirgens tot 's aovens bü baos Nol <p 'e
taofel: en veur -mün jannever-oenten lart de
waard ütit de Golden Ploege gien neie schiur
bü 't Mms zetten.
Zondag, da mis nie, zie je me altüds in de
predekaotie en 's aovens, nao koffitüd, bü
oew vaoder op den haerd, om te höören mor
't neis üüt de krant.
Dan doe 'k jummers puur alles, veur oe,
en 'k'maok e toe zoa handzaom, as in mnn
krankvermeugen is; en da naodje zol zoa
deurloapen asi ens mün vrouw waort, gin
enkele steeke zal er aon loegaon.
Maor 'k leuve, daor zit iun de kneupe nie.
't Is nog die figenste srmffle heerschop, die
klarke van onzen notaoris, die t um dunt.
Daorum gao je, oak deur den dag altüds zoa
mooi aon 'edaon, 'egold en ezilverd, bekant
of i nao de karke gaot.
Miekeliefl Miekeliefl waor dwaoten ouw
zinnen; hoe kan i zoa bot züTi? k Heb oe
zoa mennigmaol oaver dissen gepokkeneer-
den snoeshaon onder t pars-üzer ehad en
zint er nog de oide knepen me uut? Hoe kan
oe et hart toch zoa hooge staon, da je um dien
kwibus en goeien wfikman onder stel?
Meinde mit um te zullen fiten uut de kurf
zonder zërge? Nemaor, da's vlak de lappen
neffen 't 'gat. Da kiarken lait um maor wiend-
aiers; en zolt i de maot holden veur de juffer
van en notaoris al is 't ook op en plat dörpke?
Nemaor, daerne! daor ztü nie tae esnejen;
da zol de vugen as'en neie lap op en old
wammes; da stao nie en da holdt nie.
Da mot dissen verwierden heerschap oak
nie vremd1 zün, hoe zunig hi küken kan. maor
hi tentelt mit oe, um oew rooie wfingkes en
blaouwe eugkes. en as i oe in d' ellende hef
enbrocht, zal i oe handelen as en lapzniver;
waor veinde dan heul veur oew hartepün?
Daorum, Miekeliefl stel dissen springer
dut oew zin en hold oe lfifig bü 'e grond, dan
va! I nie hoog. Denk aon 't spreukske:
„Ongelükon aord, dient nie 'epaord".
Wij passen mekaor, waor Je 't beziet, um
saomen genuuglik te lfiven en onzen staot
te blüven vuren.
Kwik er ens mit oew olders, daor doe Je
braof aon, doe zullen et oe wel veurmfiten.
En as ik Zondag bü oe kom en i mü be-
duudt, da je met mü houwen wilt, zal mün
martelen en firmoeien t' ende zün, en van
kilnkloar plezier za Tt oe en heftig mooi lod-
derüns-deuske koopen veur en pressent, al
kost et oak en golden dekaot.
Hadee, Miekei
Tot Zundag.
(Uit „Ned. Volkenkunde", door
Dr. J. Sohrijnen. Deel II, blz. 80).
MEN MOET HET IJZER SMEDEN
ALS HET HEET IS.
Hij: Wat een pracht van eon dag! Wat
een heerlijk schoon zomerweer, zonder
wind en met volop zon. Zoo'n dag geeft je
levenslust en moed voor de schoonste on
derneming. Bovenal wanneer Je pas met
nieuwejaar verhooging hebt gekregen en
je positie veiliger geworden is dan ooit.
Zij: Ga je mee eens kijken? Het Is juist
uitverkoop en Ik heb zulke schattige ja
ponnetjes gezien.
REKWEST VAN EEN
KLEERMAKER.
Aan Burgemeester en aan Raden,
De bloem en hoop van Schilda's vest.
Geef ik, Jan Grijphorst van der Maden.
Te kennen, door dit heusch rekwest:
Met de eerbied, onvoorwaard'lijk schuldig
Aan uw rijksdaalders, die ik huldi<'
Dat ik een arme snijder ben,
En dat, om uit het krijt te raken,
Progressen op mijn beurt te maken,
Ik een onfeilbaar middel ken
'k Verzoek dan, Edel Achtbre Heeren i
Permissie tot een grootsch bestaan,
Waardoor 'k mijn keel wat beter smeren
En, per parikei, uit kan gaan.
Permissie om wat goeds te stichten
Om zeker werktuig op te rigten,
Dat werk voor duizend handen doet,
Waarin het schaap, gefokt, geschoren,
De wol in laken wordt herboren,
Of zelfs in kleeren, als het moet.
Gij, Achtbren! zult er nut van trekken
Wanneer ik, even goed als snel
en wambuis zal verstrekken
Betrek lijk voor een bagatel
Ja, voor mijn nijv're schaargenooten,
Wordt dan een ruimer veld ontsloten.
Kn"™ t ?ut?n koestel dat hen droeg;
Ln wat de fondsen nioog' betreffen
Zal 'k die alleen bij zulkVheffen
lot geldfourneeren dom genoeg.
Dispositie.
Op last" van Schilda's Magistraten,
b Wetth,? .2?n' rekwestrant,
8 ®n]Jden vrijgelaten,
ot heil van stad en ommeland.
Maar aangezien er vrij wat magen,
Gestaeg om meer in Schllda vragen,
ruft j de Baad verkiest,
S' door tien soliede borgen,
v™* ii ^SUjksch onderhoud zal zorgen,
an elk, die t brood er door verliest.
(Uit den verzenbundel van
J. D. Lodeezen, part. uitgave).
De moderne Heeren-mode.
- HM- Dokter, ais ik m'n arm naar ach
teren'uitsteek en hem omhoog hef tot het
Doker Ja, mijn waarde heer, wie maakt
er ook zulke dwaze bewegingen?
Hjj: - Hoe moet ik dan anders mnn mo
dern getailleerde colbert aantrekken, dokterP
BABBELUURTJE OVER MODE.
DE HAARBAND VAN HET
SPORTIEVE MEISJE
Grijs haar favoriet.
De mode heeft zich met groot e beslistheid
vóór de'natuurlijke grijsheid verklaard. Dit
geldt zoowel voor mannen-als voor vrouwen,
Eerstgenoemden dragen in Frankrijk o. m.
sinds het einde van den oorlog hun in de
loopgraven opgedane grijze lokken als een
souvenir, de grijzende kop van Honri
Béraud ls even bekend geworden als do witte
haarstreep op den linkerslaap van Roland
Dorgelèa.
Maar ten aanzien van de vrouwen is de
grijshaar-mode nog Jopg.
Thans zieVmen in het Parijs der geverfde
haren, het Parijs waar de elegante vrouwen
sinds eenlge jaren bij voorkeur lokkon droe
gen, die varleerden van etrooblond tot koper
rood' en die óf ln ondulaties lagen, volgens
Marcel's onsterfelijke methode, óf kort op
krulden ln den hals, naar ooquet pagemodel;
blonde vrouwen, wier pony grijs doorschoten
is, gitzwarter wier laag gedragen chignon
blanke glanzen vertoont, rossige, wier korte
haren aan de slapen wit zien.
Op een onlangs in het Théatre des Ohamps
Elysées gegeven liefdadigheidsfeest versche
nen eenlge van Parijs' Jongste en bekoor
lijkste actrices, met kapsels, waarin de witte
haren met zekeren nadruk werden vertoond.
En de vrouw, die ln vroeger tijd de eerste
witte haren nerveus uitrukte, of ijlings verf
de, begroet deze thans met vreugde. Alles kan
verkeerenl
Op het sportterrein, speciaal op het tennis
veld, is thans Suzanna Lenglen, de bekende
tennls-kampioen, de aangeefster der sport-
mode geworden, Suzanna speelt niet slechts
uitnemend het spel met racket en bal, ze wil
ook andere lauweren behalen. Van haar vin
ding is de breede haarband, di% langs voor
hoofd en slapen loopt. Deze houdt het haar
netjes, het hoofd knel.
Bij de beroemde tennismatches te Wlm-
bledon droeg Mlle. Lenglen zulk een bandeau
van bezonken groen, die haar, volgons En-
gelsche modekroniekschrtjfsters, zeer flat
teerde. Een geplooid crème tennisrokje, een
gladde jumper van dezelfde tint en een kort
jasje voltooiden haar eenvoudig tennistoilet,
dat het groote voordeel bezat, noch „uit de
plooi", noch „in de kreuk" te geraken, dank
zij de soepele stoffen.
Tennissende meisjes mogen daaraan in
het algemeen wel een voorbeeld nemen; het
ls vee! waard een Sportpakje .te bezitten,
waarmee men vrijwel even frisch van het
veld komt, als men het betrad. Maar vooral
het tenniskapsel baart de meeste zorg. Daar
om ls Suzanne Lenglën's bandeau zoozeer
aan te bevelen, ofschoon natuurlijk ook een
glad omgeknoopte bonte zakdoek, een zijden
gehaakt net of een klein kanten kapje la
Volendam zeer goede diensten bewijzen
kunnen.
RAADSELS.
Oplossingen der vorige raadsels.
Baars kaars laars paars vaars.
IL
Geen oogst zonder zaaien goot zoo
degen el zes traan.
Goede oplossingen van beide raadsels
ontvangen van:
n J 2' °- en S- B.; G. B.; O. M.
t*;T R; B-'> b-; T- en G-
1J. en G. D.; G. en J. D.; A. en H. D.; C.A.
en M. A. D.; G. D.; K. E; H. F. E.; M. F.;
J. F^ G. en J. v. F.; J. G.; W. G.; M. 8. de
G.; B. en T. G.; A. de G.; J. v. <L H.; J. H.;
A-en M. H.; A. H.; L de E; L. M.;
W. (X; M. 0.; F. G. v. P.; A. H. P.; J. en
J. v. R.; A. J. de R.; J. A. 8.; W. en J. 8.;
J- S O. H. en W. T.; J. v. T.; J. J. W.
en O. V.; S. en A. W.; E. W.; A. en O. de
W.; W. W.; A, IJ.
Nieuwe raadsels.
Met h roept men mij in gevaar, met t
ben ik een bloem, met w ben ik een vogeL
II.
Het geheel is een spreekwoord van
5 woorden of 85 lettera
8, 22, 18 is een lichaamsdeel.
26, 29, 21, 28, 82 is een muzdek-instru-
ment,
20, 19, 15, 7 is een dlrank,
ifi So oo' f4. «eMrt men bij wonden,
!a °°k een lichaamsdeel,
14 18 17 0611 Jjf Sensnaam,
ie, 17, 20 is een dier,
05, 88, 89, 28 is een vrouwelijk hert,
t?' ieen deel van een vliegmachine.
Enkele overblijvende letters kunt ge
zelf wel raden.
Ingezonden door O. G. van Meum
KLEEDING.
Zuinigheid.
Een kleeding kwestie.
Mlddeleeuwsohe Houtsnede van een Kleermaker.
EEN BROKJE KLEEDING-
GESCHIEDENIS.
Vrijheid, gelijkheid en broeder
schapin de kleedlng.
X Hef noe gans en goor gin fatsoen, da je
niün liefde zoo kold en zoo vervierd han
delen bltift. Hoe 'k et ook mit oe zuuk te
riigen en te plooien, ik krüg er maor nie
zoaak et gaerne ha.
Schotvers op de uitvinding
van de Naaimachine.
I
schouderblad en.dan met mijn hand kring
vormige bewegingen maak, dun kiyg ik al
tijd he\ ge-pijn tusschen mijn schouders.
Mme. Corry
k^Vheeft; 8d0et mmsonifl' alfl men