VOOR DE KINDEREN WAT DE KEURIS C. DE BOER JR., i V o' M,; W- H. P.; F. P.; P. J- R-; J. S-; W. S.; J. v. <L S-; T. v. d. V.; L. V.; O. V.; O. de W.; A. M. v. W.; M. v. en denken" tot de volgende enormiteit: „Immers over ieder letterkundig werk kan natuurlijk maar één enkel juist oordeel be- Btaan, en zoo'n oordeel kan uitsluitend ge geven worden door hem die de letterkunde tot het hoofdstudievak van zijn ijyerigwer- kend leven maakte, en die bovendien onbe vooroordeeld tegenover alle meeningen en levensbeschouwingen» zoowel als tegenover alle personen weet te blijven staan". (Beide citaten zijn te vinden in de „N. Gids" Octo- ber 1923). Ziezoo, prof. Prinsen, Is. Querido, öarel Bcharten, Top Naeif, e. t q., gaat u nu maar naar huis. U heeft wel studie gemaakt van de letterkunde, maar u staat niet onbe vooroordeeld tegenover alle meeningen en levensbeschouwingen. De Meester heeft ge sproken, des Meesters naam zij geprezen. Nu is per saldo dit alles wel onschuldig; Kloos hindert met zijn kinderlijke (kmdsche „want" seniele) spelen niemand; en men kan zich met den daverenden onzin, dien hij maandelijks uitstrooit, nog eens amuseerenj Maar bedenkelijker worden verschijnselen als deze Stokvis, die dit alles voor zoete koek opeet. En wellicht is het goed' dezen Stokvis deswege eens murw te kloppen, opdat hij misschien, met uien en botersaus, straks wat genietbaar worde. Intusschen ziet de lezer hieruit alweer, dat in de republiek onzer hedendaagsche schoone letteren rare kostgangers rondloopen. J. Br. Lees Willem Kloos. ALS EB EEN OVER DEN DAM IS. Eet is een oudi spreekwoord. „Ais er één schaap over deni dam is, volgen er meer**, past men toe op vele gevallen, waarmee dan duidelijk wordt gedemonstreerd, dat er éen voorganger, éen leider, éen1 durver, éen zwakkeling, éen zwaluw, éen geep, éen ansjovis, ja wat niet al moet zijn, die terstond of na langer of korter tijd gevolgd zal worden door een ander, door meerdere, door massa's. En het spreekwoord mag dan misschien wat gewaagd worden aangehaald voor het geval, dat ik eigenlijk bedoel; er be staat, ook te dezen opzichte, een analoog geval en daarom schroom ik niet het aan te halen voor het door mij bedoelde geval. Zooals bekend, wordt er door onze Noordzeevisschers nu en dan één of een paar kreeften aangebracht, die van den Noordzeebodem zijn opgeviscbt. Vermoe delijk zijn dat verdwaalde kreeften, die van uit hun eigenlijk gebied, van tusschen de rotsachtige kusten van Noorwegen en Engeland, aan het zwerven zijn geraakt. Rotsachtige 'bodem schijnt voor de kreeften toch het gebied te zijn, waar ze zich bij voorkeur ophouden. Daar het een eigenschap der kreeft schijnt te zijn om zich te hechten aan zijn geboortegrond, zoo moeten er onder de kreeften misschien ook avonturiers ge vonden worden, die hun wereldje te klein is geworden en daarom aan het spazieren zijn gegaan. Zoo althans wordt eenigszins het aanwezig zijn op den Noordzeebodem van kreeften verklaard. Anders staat het met het voorkomen van kreeften in de Zeeuwsche stroomen, waarvan men beweert, dat de stamhou ders van die schaaldieren ontsnapte exemplaren zijn uit kreeftenputten bi; Zierikzee en Ierseke. Daar toch werden vroeger veel kreef ten uit Noorwegen aangevoerd en wan neer er in den loop der jaren een paartje elkaar had geschaakt en in de Zeeuwsche stroomen de wittebroodsweken heeft door gebracht, is het dus niet geheel onmoge lijk, dat de bakermat van de Zeeuwsdie kreeften daar gestaan heeft. Ook vindt men het niet geheel onmo gelijk, dat er larven van de in de Noord zee zwervende kreeften zijn terecht ge komen in de Zeeuwsche stroomen, die daar tot ontwikkeling zijn gebracht Hoe het ook zij: feit is, dat thans van een bepaalde kreeftenvisscherij aldaar gesproken mag worden en dat er groote gebieden zijn» waar die met succes wordt uitgeoefend. Daarbij dient vooral te worden geoon- Btateerd en juist dat kan' ook misschien voor onze plaats blaken van groot be lang te zijn dat de meeste kreeften worden gevangen op of bij de steenbe- stortingen langs de dijken van Zeeland. Want al wordt er hier af en toe een kreeft gevangen in een fuik, San was dat een rara avis. Nu echter heeft men, bij het vissohén naar gul, ter plaatse der steenhestorting, langs onze zeewering, een1 dergelijk on- oogelijk monster met zijn krachtige nijp tangen, opgehaald. Dat gaf mij te denken, In verband met het visschen van kreeften in de Zeeuw sche stroomen juist daar, waar steenbe- storting is. En het vangen van dien eenen kreeft op dergelijke wijze, lijkt mij een verheu gend verschijnsel, waaraan de volle aan dacht wel mag worden geschonken. Want gaat het denzelfden kant op als in de Zeeuwsche stroomen, dan opent zich in dat opzicht voor onze gemeente een be moedigend verschiet. De kreeft toch is een vee! gevraagd luxe zeebanket, dat thans voor ongeveer een rijksdaalder per kilo wordt verhan deld. Hebben zich eenmaal hier de kreeften genesteld, dan schijnt het ons niet on mogelijk, dat de familie gestadig in aan tal zal toenemen. Het lijkt ons dan ook gewenscht, dat Sn van visscherszijde èn van anderen kant, behoorlijk aandacht wordt geschon ken aan deze aangelegenheid. Al is dan hier het terrein der steenstortingen niet zoo uitgebreid als in Zeeland, toch we ten we, dat elk jaar weer aan, groote hoeveelheden steen worden gestort ter beteugeling der zee. Ieder heeft wel gezien welke massa's er gestort worden bij Kaap hoofd, bij Oostbatterfj, bij batterij Vischmarkt enz. Ook aan den anderen kant van het Marsdiep, 'bij het Horntje, behoort steen storting tot de jaarlijks weerkeerende 'oeverbeschermingsmaatregelen. Het gebied van rotsbodem wordt dan ook bier en in den omtrek steeds grooter en nu blijkbaar het eene schaap (in dit geval da kreeft) zijn intocht heoft ge daan, is de veronderstelling niet ge waagd, dat hier sprake zal zijn van do meerdere die zullen volgen en dan is de kreeftenkolonie, door de eigenschap der kreeften gehecht te zijn aan den ge boortegrond gevestigd» Wat nu toevalligerwijze is geconsta teerd dient dus stelselmatig Je worden onderzocht, in het belang der visschers en dus in het belang der gemeente. In Zeeland is het eigenlijk precies het zelfde gegaan. In 1900 b.v. werden er in Zeeland 29 stuks kreeften gevangen. In 1901, 1902, 1903 waren de aantallen resp. 91, 59 en 114 stuks (raport kreeftenvis- seherij). Daarin lees ik ook bijv. dit: In 1904 stijgt dit aantal aanmerkelijk, ni. tot 890. Voor een deel moet deze snelle stijging waarschijnlijk worden toe geschreven' aan het feit, dat steeds meer aandacht aan deze vis- scherij werd geschonken. l) In dat jaar toch ging voor het eerst iemand zich speciaal hiermede bezig houden. Een nogal veel toegepaste methode bestond hierin dat men bij eb oude oesterkweek- bakken nabij de laagwaterlijn op den grond legde. Tijdens den vloed groef een kreeft dan soms een gang onder dezen bak, om zich daaronder te versohuilen. Bij het volgende laagwater kon deze dan, na oplichten van den bak, eenvoudig op geraapt worden. Exemplaren tot een ge wicht van 4 KG. werden op deze wijze gevangen.0 Zoo eenvoudig staat hier de zaak nu wel niet Doch daar het, vooral in de laat ste jaren1, gebleken is, dat de visschers steeds er op uit zijn, door veranderde vangwijzen te trachten de visohopbreng- sten zoo hoog mogelijk op te voeren, zoo zullen ze ook hier, bij de omstandigheden, afwijkende van die der Zeeuwsche stroo men, wel een middel weten te binden om tot resultaat de komen, zoo de kreeften zich inderdaad in grooter aantal beginnen te vertoonea. Dat ze daarbij dienen1 gesteund te wor den, hetzij door de economische commis sie, hetzij door het gemeentebestuur, hetzij van rijkswege, is vanzelfsprekend. Spatieering van mij. Ziezoo zeg je tegen jezelf met een zucht.Nu gauw wat tijd vrij gemaakt en dan als de wind aan het werk. RA BB EL U U itTJifl OVER MODE. Zomerjurken van katoenen crepe-stof. Och, natuurlijk: het zal vele meisjes en jonge vrouwen wel zoo ongeveer op ge lijke wijze vergaan. Nadat men zich aan het begin van den zomer heeft overtuigd eigenlijk.(eigenlijk ziet u) niets noo- dig te hebben, heeft men daarna het vaste besluit genomen verder geen notitie te nemen1 van wat er eventueel neuws en aanlokkelijks mocht verschijnen. Op het gelbied van mode wel te verstaan. Want het is juist de mode waarin theorie en practijk heilige voornemens en zwakke daden mijlen ver van elkander staan. Want ziet! Niettegenstaande al onze heilige voornemens en onze onwrikbare overtuiging komt daar op een onbewaakt oogenblik geen sterveling weet van waar en hoe de onweerstaanbare be hoefte aan een paar leuke frissche stuk jes er bij'. Hoogst vermoedelijk komt het heel dik wijls door het zien van allerlei fleurigs en kleurigs op de wandeling. Vaak ook wordt de gedachte opgewekt door wat we op een visite of op kantoor of desnoods Zondags in da kerk onze zusteren zien dragen. Hoe Let zij het is er mee als met de malaria-mug: Wanneer je eenmala gesto ken bent is de ziekte onvermijdelijk. En de ziekte in dit geval is dan, dat ons zoo stilletjes de wensch bekruipt om ook zoo'n gezellig kleurtje als Jansje of Pietje of Klaasje of ook zoo'n keurig modelletje als Geertruida, Marietje of Sophie te dragen. Ten overvloede wordt dan de kwaal nog verergerd, door het zien van al die pret tige, luchtige, kleurige frissche zomer stof j es, die tegen veel verminderde prij zen in de winkels geëtaleerd zijn. En. En dan' begint het. Zonder erg gaan1 we berekenen, en het duurt niet lang of we zeggen tegen ons zelf:.och, wat zou dat nou per slot van rekening heelemaal kunnen kosten als je het bovendien nog zelf maakt.'t Is haast niemendal, en die stof wordt zooveel gedragen tegen woordig. Het kleurt zoo aardig het kleedt zoo leuk. Wanneer je zoover gevorderd! ben zeg dan nog maar eens „nee" tegen jezelf. Het komt mij voor, dat op dit hoogtepunt je portemonaie als het ware als vanzelf in fe hand springt en tegen je zegt: „Koop het maar, koop het maar. En voor dat je eigenlijk goed en wel tot jezelf bent gekomen, ben je voor d'e zoete verleiding van Godin Mode bezweken! Op een onbewaakt oogenblik stap je een winkel binnen en na tien minuten ben je voor eenige guldens eigenares geworden van dat aardige lapje zomerstof, waar je nu al zes maanden achter elkaar, als je van kantoor kwam, vanachter da winkelruit hebt staan gluren. Hierbij heb ik het genoegen u twee van zulke vrouwen, die der verleiding geen weerstand hebben kunnen bieden, voor te stellen. De zwartgelokte jongedame heeft een Sle lap zachte katoenen crepe gekocht, et nog een klein lapje kogelblauw er bij voor de gameerstukjes. En dat dit materiaal heeft zij nu boven staand eenvoudig, maar niettemin elegant model gefabriceerd. Nu zou ze evengoed geelbruin, met zwart als garneering, of licht lila, met douker-lila als garneering, hebben kun nen koopen. Want al deze drie verschil lende combinaties zouden het evengoed „gedaan" hebben. Onze juffrouw heeft nu de eerstgenoemde kleuren geprefereerd, maar dat is geheel bijzaak. De jongere en blonde zuster natuur lijk ook een beetje van de ziekte geïnfec teerd kwam onder de bedrijven in het bezit van aardbei-kleurige crepe. En zij vond uit, na verschillende geheime con ferenties met de vriendinnen natuurlijk, dat het 't fijnste was om hier nou niets anders op aan te brengen, dan een mooie gesp van groene steenen, die ze ook toe vallig voor een „reuzekoopje" had weten machtig te worden. En natuurlijk heeft ze een uitstekende smaak gehad', want om haar jonge slanke figuurtje zal bovenstaand model' met de lange kiel en het dubbele schootje heel lief kleeden. Op de zijkanten zijn in het lijfje een voudig splitten geknipt tot even onder de ceintuur. Het ovaal-vormig halsje is af gewerkt met een overeind staand colletje van wit organdie dit ooiletje op z'n beurt weer afgewerkt met een jade-groen batist. Behalve aardbei-kleurig, zijn voor zulk een blonde ook uitstekend de kleuren: jade-groen en koronblauw. Maar overigens laat ik die kleuren- kwestie graag voor wat ze ia Want welke jongedame weet tegenwoordig niet welke kleur „haar" kleur is. Middernachtllcht Geen eigenaardiger gewaarwording is er onder d'e vele merkwaardige, die het reizen in Lapland in u doet ontstaan, dan die gewekt door het licht, dat niet sterft. Het is een soort roes. Gij gevoelt u onvermoeibaar. Slaap is een overwonnen kwaad'. En wanneer dan de rede al eens een overwinning behaalt en gij voor de ramen de dikke, donkere lan caster-gordijnen nederhaalt, die den dag moeten buiten sluiten, dan duurt die over winning in den regel maar kort. De wind beweegt even het gordijn en daar stroomt een gulpende golf van licht naar binnen, de kamer is er vol van en in dit glorieuze schijn sel kunt gij met blijven doezelen, althans ik vermocht dat niet De eerste maal; dat ik déze sensatie sterk gevoeldé, was op een avond in Tornea. Ik zat te schrijven voor het raam van mijn hotel kamer, niet denkend om den tijd, immers dn het stille licht, dat over het water hing was niets, dat herinnerde aan tijd Te middernacht was het licht daar nog even sterk als uren VOOR EDELE METALEN IS DIT MONOGRAM VOOR UW DRUKWERK HET WAARBORGT U EEN PRIMA UITVOERING. KONINGSTRAAT - HELDER tevoren en achter het raam aan de andere zijde van de kamer was de dageraad; de kleu renschittering voor zonsopgangl Maar wat is de vreugde van een alleenge noten roes' tegenover die In gezelschap van een aantal anderen dn even orgiastische stemming! Daar in den trein, die zonder lichten om een uur of elf des avonds Boden verliet om den nacht in te stoomen, daar waren wij betrekkelijk velen in aantal en niet een, die zich ontrükken kon of wilde aan de inwerking van deze merkwaardige sen satie. Voor de vensters in de gang van den wagen verdrongen de menschen elkaar. Het licht op de berkenbosschen daarbuiten, meenden ze, moest toch bleeker worden. Iets moest toch herinneren aan middernacht Maar niets geschiedde en toen in Gellivare de eerste Laplander aan den trein voor eeni ge oogenblikken de aandacht had afgeleid van het lichtwonder, toen scheen een stra lende zon ineens ons coupévenster binnen. De middernachtzon zelf was, althans de eerste maal toen ik die zag van den Luossa- vara, eenigszins een teleurstelling. Mijn ver wachtingen waren te hoog gespannen wel licht teen ik op den top van dezen bij Kiruna gelegen berg aankwam. Ik had' althans iets anders verwacht. De zon te middernacht is niet het vurige wonder van des middags, men kan er zonder bezwaar in staren» Ze staat daar boven den horizon, zelfs vrij ver daar boven, maar voor een klein uur althans was toen ik moet er bijvoegen, dat het de laat ste week was, dat de middernachtzon zicht baar was van dit punt de glorie van de zon wat getaand'. Niet in kleur, maar in kracht De middernachtzon maakt den indruk van een langdurigen zonsopgang in den herfst De hemel neemt de prachtige tinten aan van den morgen en de zon zelf is diep inkarnaat en goudgeel. De tweede maal genoot ik de vreugde van dezen stralenden dageraad dieper. Dat was van den Dundret bij Gellivare. Het was eerst vrij bewolkt geweest, maar tegen twaalven brak de zon door en nu doorvoelde ik de vreugde van een zonsopgang heel sterk. In den regel is het phenomeen zoo kort, dat men van de glorieuze kleuren daar aan den hemel nog niet lang genoeg heeft genoten, of daar is de zon zelf, die door het licht alles overstraalt. Hier duurde de dageraad een uur of anderhalf, voordat de kleuren weken voor het lichte blauw van den vroegen morgen. B. Goed voorbeeld doet goed volgen. De bezoeker van het restaurant had rijn rekening nagezien en beklaagde zich bij' de bedienende juffrouw, dat hem een gulden te veel in rekening was gebracht. Do juffrouw glimlachte. „Ja ziet u, de kassier wedde, dat u het niet zien zou en ik zei van wel. En nou heb ik de weddenschap gewonnen." De bezoeker glimlachte ook, schreef iets achter op de rekening, sloot die in de enveloppe en verzocht: dit eens even aan den kassier." Zij deed het. De kassier maakte de en veloppe open en las: „Ik wed om twee rijksdaalders, dat ik weg ben als de juf frouw terug komt." En hij won de weddenschap. Stekelig. Juffrouw van der Meer: „Papa geeft mil altijd een boek op mijn verjaardag." Juffrouw van der Minder: „Ja? Wat zal je dan al een prachtige bibliotheek bil elkaar hebben!" Slim. „Dokter, ik heb van u gehoord, dat u absoluut waarheidlievend bent. Zeg u mil soheeh"V^' Wat lk „Nou dan, vooruit," antwoordt de riiko dokter. „U mankeert totaal niets; u bent alleen maar verregaand angstig en lui" „Dank u dokter. Kunt u mij nu nog een wetensch appel ijken term voor die twee eigenschappen opnoemen. Ziet u, het U SaX™1™zaI moelei',reten' Arbeid moet betaald worden. te'Sbwr!"^6196 00 ei6ren? Veel ','To (Juu1r!' juffrouw? Maar bedenk eens, h^^?.6rdeillieeleuda^verkaan EPAMINONDAS ZET THEE. I Hier is nog eens een verhaal van Epa- minondas, het kleine negerjongetje, dat zoo graag zijn moeder hielp en altijd zulke domme dingen deed» Op zekeren dag was Epaminondas Moe der jarig. Epaminondas was erg opgewon den, want hij had voor Moeder een snoe- zig portretlijstje gemaakt en Moeder was er heel blij mee. Moeder was ook opgewoa. den; want al Epaminondas' ooms en tantes en neefjes en nichtjes zouden op theevisite komen. Epaminondas' Moeder bakte een heerlijke taart en koekjes voor bij de thee. En Epaminondas hielp het mooie theeservies klaar te zetten. Hij deed sub ker in de suikerpot en melk In het melk- kannetje en hij zette de schoteltjes kla» voor de taart en een schaal voor de koofcj J6S» Toen het tijd werd, dat de gasten zon. den komen, trok Epaminondas' Hoeden haar beste japon aan en Epanünondag" wiesch zijn gezicht en zijn handjes en Ixmv. stelde zijn zwarte kruliebol Toen zei Moe. der. „Alles is nu klaar gezet en het vaten staat op het vuur. We moeten nu jlleen nog maar theezetten, als de gasten ko men." „Ja Moeder," zei Epaminodas. „Als ik het nu druk heb met de tantes en nichtjes hun goed te helpen afdoen; zou jij dan thee kunnen zetten, mijn jon- gen?" vroeg Moeder. „Tk denk het wel Moeder," antwoordde Epaminondas. „Hoe moot ik het doeni** „Wei mijn jongen," -egde Moeder uit „Jo neemt de allergrootste theepot en daar doe je een beetje heet water in, waar je de pot mee omspoelt Don gooi Je dat wa ter weg door den gootsteen. Dan neem je het theebusje en doet twaalf theelepels vol thee in de pot, twaalf hoor, want er komen een heeleboei menschen 1" „Ja Moeder," antwoordde Epaminondas. „En dan kjk Je, of het water kookt: als er veel stoom uit de tuit van den ketel komt, dan giet je de theepot vol kokend water. Je doet het deksel op de pot en brengt haar in de kamer. Dat is allee. Denk je dat het goed onthouden kunt, Epami nondas?" „Ja Moeder," antwoordde Epaminon das. „Goed zoo, mijn Jongen. Ik denk, dat Ja Je nu niet kunt vergissen." Juist toen werd er op de voordeur ge klopt. Epaminondas ging open doen. Het was Obadjah. Klop, klop, klop! Weer opende Epaminondas de deur. Nu waren het tante Suzo met Topzy en Popzy. En nu kwamen de gasten achter el kaar. En Epaminondas* Moeder nam de gasten mee naar boven, waar ze hun man tels en hoeden in de slaapkamer konden neerleggen en Oom Obadjah bracht ze dan ln de kamer, waar alles voor de thea klaar stond en Epaminondas ging naar de keuken om thee te zetten. Epaminondas pakte de grootste theepot» Hij goot er een beetje water ln, schudde het door de pot goot het in den goot steen uit. Toen nam hij het theebusje en hij deed twaalf theelepels vol thee in de theepot. De stoom kwam ln wolken uit de tuit van den ketel. Epaminondas begreep dat het water kookte. Hjj schonk de thee pot dus vol en droeg haar voorzichtig naar de kamer, waar alle gasten al zaten te wachten. (Lees de volgende wee*, maar, wat een grappige vergissing Epaminondas ge maakt had). RAADSELS. Oplossingen der vorige raadsels. L locomotief oldebroek columbus obergum meloen ovaal teer iep el f i voor Obergum op- n ii Ö'dezijl, Oterdum, Opelnae, O. Pekela zullen ook de raadsels worden ^oedgerekend. (Een grappenmaker, zeker ,™n ll6t su<»es der Adelborsten, had op gegeven Ostende). Et. Graan, kraan, traan. °Ptos3ingen van beide raadsels ontvangen van: F Jw'V'ÜA,; GvA; M' B-'> F- G. D.; H- u Ae?TM- F,; M- G-; J. H.; G. H.; A. A 'w A T?,; A-H"; a K-> w- K-J G. K; A. K; J. K.; M. v. d. L.; P. L.; E. v. Nieuwe raadsels. L Wat staat hier? 2 ons (Ingezonden door W. O. de Bie). h^woriO?dVVg JXX><Xe jarig; MVVVn XXejaar en krijgt van vyvvr on Mv^XXXXl en van XXXXd. MXXXeX een hXXXXl- Eik kruisje moet een letter worden» (Ingezonden door Harry v. Vessem)- Hobinson. Mme Corry.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche Courant | 1924 | | pagina 18